Attentielijst bedreigde wilde bomen en struiken - Drenthe
Introductie
Per provincie is een zogenoemde attentielijst gemaakt, met daarin alle soorten bedreigde wilde bomen en struiken van die provincie. Dit is de attentielijst voor Drenthe.
Inheemse soorten met wilde populaties in Drenthe
Opmerkelijk is dat in Drenthe enkele inheemse soorten ontbreken, of vrijwel ontbreken, die we in diverse provincies buiten Noord-Nederland veelal algemeen aantreffen, zoals rode kornoelje (Cornus sanguinea), winterlinde (Tilia cordata), wintereik (Quercus petraea) en haagbeuk (Carpinus betulus). De wintereik en de kale struweelroos en mogelijk de bosroos zijn recent in Drenthe uitgestorven. Enkele soorten als Gelderse roos, gewone vogelkers, wilde hazelaar, heggenroos ,zwarte bes en wilde kardinaalsmuts zijn niet bedreigd, maar steeds kwetsbaarder geworden door aanplant van niet-autochtoon plantgoed van deze soorten.
Attentielijst
Wetenschappelijke naam | Nederlandse naam |
---|---|
Crataegus laevigata | Tweestijlige meidoorn |
Crataegus x macrocarpa | Grootvruchtige meidoorn |
Crataegus x subsphaericea | Schijnkoraalmeidoorn |
Fagus sylvatica | Beuk |
Juniperus communis | Jeneverbes |
Malus sylvestris | Wilde appel |
Pyrus pyraster | Wilde peer |
Quercus petraea | Wintereik |
Quercus x rosacea | Basterdeik |
Rhamnus cathartica | Wegedoorn |
Rosa dumalis | Kale struweelroos |
Rosa rubiginosa | Egelantier |
Rosa x subcanina | Schijnhondsroos |
Rosa x suberectiformis | Schijnviltroos |
Rosa tomentosa | Viltroos |
Rosa tomentella | Beklierde heggenroos |
Salix pentandra | Laurierwilg |
Ulmus laevis | Fladderiep |
Ulmus minor | Gladde iep |
Soortbeschrijvingen
Meidoorns
Crataegus ssp.: tweestijlige meidoorn (Crataegus laevigata), grootvruchtige meidoorn (Crataegus x macrocarpa) en schijnkoraalmeidoorn (Crataegus x subsphaerica)
Kwetsbaar
tweestijlige meidoorn en grootvruchtige meidoorn
Ernstig bedreigd
schijnkoraalmeidoorn
Meidoorns hebben de tijd overleefd in oude heggen, houtwallen en struwelen. Ook komen wilde meidoorns voor in de struiklaag van lichte bossen en bosranden. De tweestijlige meidoorn kan schaduw verdragen en is meer een bossoort. De tweestijlige meidoorn is een soort van leemhoudende bodems in rivier- en beekdalen en in Zuid-Limburg op krijt- en lössbodems. Een derde meidoornsoort, de koraalmeidoorn (Cratageus rhipidophylla) is waarschijnlijk uitgestorven in Nederland, maar kruisingen met de tweestijlige meidoorn (grootvruchtige meidoorn) komt als gestabiliseerde hybride populatie nog voor. Om die reden worden deze hybriden als autochtone genenbronnen van belang gevonden. Ook met eenstijlige meidoorn kan de tweestijlige meidoorn hybridiseren (Basterdmeidoorn, Crataegus x media) en is dan vaak indicatief voor oude groeiplaatsen.
Ook de hybride schijnkoraalmeidoorn, eenstijlige meidoorn x koraalmeidoorn (Crataegus x subsphaerica), komt zeldzaam als gestabiliseerde hybride populatie voor, zoals in het potkleigebied van Roden en Norg. De grootvruchtige meidoorn komt in het areaal van de tweestijlige meidoorn voor, zij het aanzienlijk zeldzamer. De grootvruchtige meidoorn is tot nu verder alleen in het Drentse Aagebied waargenomen
Aanbevelingen
Meidoorns in heggen en houtsingels adequaat snoeien. Intensieve snoei is cultuurhistorisch van belang. Uitgegroeide bloeiende en vruchtdragende meidoorns zijn ecologisch waardevol. Een gevarieerd en cyclisch beheer heeft de voorkeur zodat er verschillende stadia naast elkaar voorkomen. in bossen dienen vrijgesteld te worden zodat de groeiplaats licht genoeg blijft. Vergroting van kleine populaties is vaak noodzakelijk, bij voorkeur door natuurlijke verjonging. Met het juiste beheer is dit zeker haalbaar voor meidoorns.
Beuk
Fagus sylvatica
Ernstig bedreigd
De beuk is relatief laat na de laatste IJstijd naar het noorden gemigreerd, vanaf ca. 2000 v. Chr. Ofschoon de beuk door aanplant verre van zeldzaam is, zijn wilde populaties schaars. Alleen op de noordelijke Veluwe is de wilde beuk algemeen in de zogenaamde malenbossen (bossen vanaf de middeleeuwen beheerd door de dorpsgemeenschap). In Overijssel komt de wilde beuk voor in Twente en in het Vechtdal. In Drenthe is de wilde beuk nog alleen maar bekend van de omgeving van Emmen.
Aanbevelingen
De beuk komt voornamelijk voor als doorgegroeid hakhout en spaartelgen tussen doorgegroeid hakhout van winter- en zomereik. Hier ligt een taak om creatieve oplossingen te zoeken voor behoud van de drie boomsoorten, waarbij de eiken het meest kwetsbaar zijn. Toch verjongt de beuk zich niet altijd door gebrek aan open plekken in het bos. Soms wordt hakhoutbeheer weer gestart. Doordat de stammen inmiddels te dik zijn, loopt de stoof niet meer uit en sterft de boom. Er dient dus terughoudend omgegaan te worden met herstarten van hakhoutbeheer als dit al decennia lang achterwege is gebleven. Van belang is verder om bij aanplant van beuken in de nabijheid van oude opstanden autochtoon plantgoed toe te passen.
Jeneverbes
Juniperus communis
Kwetsbaar
De jeneverbes verscheen snel na de IJstijd en verdween daarna weer met uitzondering van het duingebied. Tenminste vanaf 3800 v. Chr. werd jeneverbes algemener. Jeneverbes komt nog steeds in diverse regio’s algemeen voor soms met grote populaties, vooral in Oost-Nederland en op de Veluwe. In Drenthe komt de jeneverbes op diverse plaatsen algemeen voor in heidelandschappen en soms in kleine aantallen. Curieus is zijn een paar jeneverbessen in een houtwal in het dal van het Scheebroekerloopje. De bessen werden in het verleden als specerij gebruikt. Uit de Steentijd is jeneverbes aangetroffen voor bogenhout en constructiehout van boerderijen.
Aanbevelingen
Op sommige plaatsen waar de jeneverbes algemeen is, neemt de soort toch af door weinig of geen verjonging en door verbossing van jeneverbesgroeiplaatsen waardoor de lichtvragende soort in de knel komt. Vrijstelling van de struiken is dan een effectief beheer.
Wilde appel
Malus sylvestris
Ernstig bedreigd
De wilde appel is bijzonder zeldzaam. De meeste groeiplaatsen liggen in Drenthe en de Achterhoek. Drenthe is wellicht de provincie met de meeste wilde appels in situ, al staan ze verspreid in kleine aantallen in de bossen en houtwallen. Uit schaarse archeobotanische vondsten blijkt dat de wilde appel tenminste vanaf ca. 7500 v. Chr. hier aanwezig is. Ongetwijfeld was de eetbare, zij het kleine, vrucht belangrijk als voedselbron. De afgelopen jaren zijn er op diverse plaatsen wilde appels uit de genenbank aangeplant in Drenthe. Meer aandacht is echter nodig voor waar deze het beste aangeplant kunnen worden.
Aanbevelingen
Uit recente herijkingen blijkt de wilde appel in situ sterk achteruit te gaan. De redenen daarvan zijn niet helemaal opgehelderd. De lichtsituatie, wilddruk en verzuring van de bodem zijn waarschijnlijk belangrijke oorzaken. Aanbevolen wordt de resterende exemplaren vrij te stellen en exoten te bestrijden. Het maken van exclosures waar wilde appels binnen het raster kunnen verjongen laten positieve resultaten zien voor bescherming tegen vraat.
Wilde peer
Pyrus pyraster
Ernstig bedreigd
De wilde peer komt mogelijk, in het Drentse Aa-gebied, nog met een enkel exemplaar voor. Inventarisatie en morfologisch onderzoek naar de soort in Drenthe is aan te bevelen.
Wintereik en Basterdeik
Quercus petraea en Quercus x rosacea
Ernstig bedreigd
De wintereik is een soort van de stuwwallen van de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug, Nijmegen en Salland. De wintereik lijkt in Nederland zijn areaalgrens in Overijssel (Sallandse heuvelrug bereikt te hebben. Enkele exemplaren van de basterdeik komen nog in Oost-Drenthe voor. In het recent verleden is de laatste populatie van wintereiken in Drenthe verloren gegaan, door functieverandering van de locatie. De beide eiken komen sedert 8000 v. Chr. voor in onze contreien en zijn via de migratieroutes vanuit Spanje en Italië naar Noordwest-Europa gekomen. Beide herkomsten zijn middels DNA technieken traceerbaar. Eiken zijn van ouds bijzonder belangrijk geweest voor velerlei doeleinden zoals bouwhout, botenhout, brandhout, houtskool, looistof en veevoer. Daarnaast dienden de zetmeelrijke eikels waarschijnlijk ook de mens tot (nood)voedsel.
Aanbevelingen
Eiken zijn als lichtvragende bomen kwetsbaar bij donker wordende bossen. Om die reden zijn de wintereiken tenminste met 50% afgenomen sedert ca. 1950. Vrijstelling van wintereiken in beukenbossen is daarom noodzakelijk voor behoud van de soort. De wintereik kan in Drenthe alleen door herintroductie weer terugkomen. Daarbij dient vooraf zorgvuldig onderzoek plaats te vinden en een plan te worden opgesteld waarin de voors- en tegens van herintroductie van autochtoon plantmateriaal worden afgewogen.
Wegedoorn
Rhamnus cathartica
Ernstig bedreigd
Wegedoorn is vanaf ca. 6500 v. Chr. vastgesteld door archeobotanici. Het hout werd voor allerlei doeleinden benut. Thans komt de wegedoorn op vrij veel plaatsen voor in het land, maar voornamelijk in kleine tot zeer kleine aantallen. In Drenthe is de wegedoorn zeldzaam en komt in het potkleigebied van Roden en Norg voor en verder verspreid in kleine aantallen voor op leemhoudende bodems in de beekdalen.
Aanbevelingen
Vanwege de kleine populaties is wegedoorn op diverse groeiplaatsen kwetsbaar. Als lichtminnende soort is vrijstelling en vergroting van kleine populaties van belang, bij voorkeur door natuurlijke verjonging.
Wilde rozen
Rosa ssp. Veel wilde rozensoorten zijn in Drenthe ernstig bedreigd. Slechts de hondsroos is algemeen. Een aantal soorten wilde rozen zal al kort na de IJstijd onze streken bereikt hebben, tenminste vanaf 8000 v. Chr. Diverse rozentaxa kunnen waarschijnlijk als gestabiliseerde hybriden worden opgevat.
Ernstig bedreigd
egelantier (Rosa rubiginosa), schijnhondsroos (Rosa x subcanina), viltroos (Rosa tomentosa), beklierde heggenroos (Rosa tomentella) en schijnviltroos (Rosa x suberectiformis).
De kale struweelroos (Rosa vosagiaca) is waarschijnlijk recent uitgestorven in Drenthe. Een waarneming van de bosroos (Rosa arvensis) is opmerkelijk, ooit door V. Westhoff vastgesteld en verzameld en later in 1997 bij het onderzoek naar de wilde bomen en struiken opnieuw waargenomen. In de afgelopen jaren is deze soort echter niet meer gezien op de betreffende groeiplaats. De Bosroos groeit hier ver buiten het bekende areaal, maar de autochtoniteit is niet geheel uit te sluiten, maar ook floravervalsing niet.
Alleen de hondsroos, de beklierde hondsroos en de heggenroos komen vrij algemeen voor in Drenthe.
Aanbevelingen
Behalve de hondsroos, de beklierde hondsroos en de heggenroos zijn alle wilde rozensoorten zeldzaam tot zeer zeldzaam. Rozen zijn lichtminners die bij donker wordende milieus in bossen en struwelen in de knel komen. Natuurontwikkelingsprojecten kunnen zowel gunstig als ongunstig zijn afhankelijk van de mate waarin er rekening met de rozen wordt gehouden. Bosrandprojecten leiden vaak tot verslechtering van rozengroeiplaatsen. Een goede registratie van rozengroeiplaatsen en integratie ervan bij het beheer is hier geboden.
Wilgen
Salix ssp.: laurierwilg (Salix pentandra)
Kwetsbaar
Wilgen worden al eeuwenlang gekweekt en aangeplant voor velerlei doeleinden. Dat heeft vele hybriden en cultivars opgeleverd met eigen kwaliteiten met name voor de griendteelt. Wilgenhout is waardevol voor manden, visfuiken, wannen, bindmateriaal, zinkstukken, hoepels, klompen, huizenbouw enz. Wilgen zijn ook belangrijke nectarplanten voor bijen en de bladeren en twijgen waren ooit belangrijk veevoer. Wilgenhout is vanaf 5500 v.Chr. aangetoond, maar ongetwijfeld waren er al ver daarvoor wilgensoorten aanwezig. Nu de griendteelt zijn economisch belang nagenoeg heeft verloren groeien de voormalige grienden uit tot bossen en bosjes.
De laurierwilg is in ons land een noordelijke soort van de Waddeneilanden, Drenthe en Overijssel. Plaatselijk komt de soort nog vrij veel voor in Drentse beekdalen.
Aanbevelingen
De laurierwilg is in Drenthe niet bedreigd, maar toch kwetsbaar. Belangrijk is dat de authentieke groeiplaatsen goed bekend zijn bij de terreinbeheerders.
Fladderiep
Ulmus laevis
Ernstig bedreigd
De fladderiep is in het hele land een zeldzame iepensoort met kleine populaties. In Drenthe is de fladderiep op slechts één groeiplaats aangetroffen in het beekdalbosje Hulzedink met drie enorme exemplaren. De iepen hebben een verleden als hakhoutbomen. De fladderiep is in het veld vrijwel ongevoelig voor de iepziekte. Het hout van iepen is vanaf de Midden-Steentijd bekend, maar het hout van de diverse iepensoorten is niet van elkaar te onderscheiden. Iepenhout was (met name vóór het verschijnen van taxus) bij uitstek geschikt voor bogen en speren. Het loof was waardevol veevoer.
Aanbevelingen
Fladderiep wordt niet altijd herkend door beheerders, waardoor ze bij dunningen in bosranden en houtwallen nog wel eens sneuvelen. Vanwege de grote zeldzaamheid is extra aandacht voor de fladderiep noodzakelijk.
Gladde iep
Ulmus minor
Kwetsbaar
De gladde iep komt op enkele plaatsen voor in de beekdalen, met name in het Drentse Aa-gebied. Ofschoon deze iepensoort met de iepenziekte te maken krijgt, heeft die er weinig of geen last van. Door middel van wortel- en stamvoetuitlopers zien we steeds weer kleinere bomen en struiken opkomen.
Aanbevelingen
Bekendheid met de soort is voor beheerders van belang. Voor beekbegeleidende vegetaties is de soort kenmerkend.
Tekst: Lodewijk van Kemenade en Bert Maes. Meer informatie: wildebomen.nl.
Zie ook
Artikelen- Attentielijst bedreigde wilde bomen en struiken
- Bedreigde wilde bomen en struiken - soortbeschrijvingen
Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 31 jul 2024 om 23:15.