Dobben en poelen (cultuurhistorisch beheer)

Foto van een wiel in het landschap. Omringd door bomen en struiken.
Afb 1. Een bijzonder soort poel, namelijk een ‘wiel’, ergens langs de Maas.
Drinkpoel middenin een weiland omringd door hekken en bomen.
Afb 2. Drinkpoel nabij Twijzel, in de Friese Wouden. Deze nieuw gegraven poel ligt naast een pingoruïne, die na herstelwerkzaamheden niet meer als drinkpoel gebruikt mocht worden.
Foto van een pingoruïne. In het weiland rijdt een landbouwwerktuig en in de achtergrond is een bomenrij te zien met een waterplas.
Afb 3. Pingoruïne ‘De Wetze’ nabij Twijzel (Friese Wouden) is in eigendom en beheer bij Staats - bosbeheer. De pingoruïne is met groot materieel uitgegraven, op een klein ‘eilandje’ in het midden na.
Man die een poel handmatig aan het schoonmaken is. Eromheen staan struiken en bomen.
Afb 4. Handmatig schonen van een poel. Mooi maar zwaar werk.
Luchtfoto van dobben bij ferwert.
Afb 5. Buitendijkse drinkpoelen (‘dobben’) bij Ferwert in Friesland, in beheer bij ’t Fryske Gea als weidevogelgebied.
Foto van een turfdobbe middenin een bos.
Afb 6. Een turfdôbbe op Terschelling. Deze ‘poelen’ werden gegraven en volgegooid met turf, zodat het water beter kon worden vastgehouden, om daarmee de wortels van de naastgelegen bomen van voldoende water te kunnen voorzien.
Man die een poel handmatig aan het schoonmaken is. Eromheen staan struiken en bomen.
Afb 7. Handmatig schonen van een poel..
Foto van het overblijfsel van een eendenkooi. N de voorgrond is riet te zien en in de achtergrond een bomenrij.
Afb 8. Een bijzondere poel, namelijk een overblijfsel van de eendenkooi ‘De Kom’ bij Maarsbergen (Utrecht).

Definitie, ouderdom en verspreiding

Op veel plaatsen in Nederland komen kleine watertjes voor die een cultuurhistorische betekenis hebben. Een klein water heeft cultuurhistorische waarde wanneer een historisch gebruik bekend is, mogelijk met tastbare resten van dat gebruik. Gedacht kan worden aan het drenken of wassen van vee en toepassingen als bluswater of irrigatiewater. De termen ‘dobbe’ en ‘poel’, maar ook ‘ven’ worden in verschillende regio’s verschillend gebruikt. In dit hoofdstuk wordt bij de behandeling van het beheer meestal kortheidshalve van een ‘poel’ gesproken. Hier worden kleine geïsoleerd liggende watertjes behandeld, niet de lijnvormige.

Kleine wateren die zijn ontstaan ten gevolge van het smelten van landijs zijn erg oud: ongeveer 100.000 jaar. Die worden behandeld in het Handboek Natuur met (w)aarde van Landschapsbeheer Nederland. Andere natuurlijke plassen zijn ontstaan tussen 40.000 en 10.000 jaar geleden. De door de mens gegraven poelen of dobben dateren waarschijnlijk uit de begintijd van de bewoning, of anders de begintijd van de landbouw: een jaar of zesduizend geleden. In de periode van de jagers en verzamelaars ligt aanleg van een water niet erg voor de hand. In gebieden waar vrijwel alleen zout water voorkomt is het graven van een zoetwaterbron een eerste levensbehoefte geweest. De hollestellen die hieronder ter sprake komen kunnen dus ook al behoorlijk oud zijn. De kleine wateren geven kortom informatie over het ontstaan van het landschap en het vroege gebruik door de mens van dat landschap. Ze geven bijvoorbeeld aan waar al vroeg vormen van veeteelt voorkwamen. Mede daardoor zijn ze verbonden met elementen als oude graaslanden en oude bewoningsplaatsen, perceelscheidingen, wildwallen, veedriften en tuinwallen.

De landschappelijke waarde van kleine wateren is vaak groot. Ze zijn door hun vorm en de plaats waarop ze liggen een belangrijke factor voor de identiteit van een gebied. Denk bijvoorbeeld aan de talloze wielen in het rivierengebied, maar ook de ruim 200 kenmerkende ‘kolken’ op Texel, de ruim 1.000 poelen in Zeeland en de vennen van Noord-Brabant. Kleine wateren spreken erg tot de verbeelding, dat blijkt ook uit de vele sagen en legenden die bestaan over wielen en vennen.

Aantastingen en bedreigingen

Zoals bij veel elementen is het behoud alleen gewaarborgd zolang ze nog hun oorspronkelijke (of eventueel een latere) functie behouden. Voor zoet water is men nergens in Nederland nog afhankelijk van oppervlaktewater, de poelen verloren dus hun functie als drinkplaats voor het vee of reservoir van bluswater. Wanneer de poelen die functie verliezen ontstaat het gevaar dat ze verwaarloosd of zelfs gedempt worden. Bij verwaarlozing en het achterwege blijven van onderhoud zal een klein water als het vrij ondiep is al snel dichtgroeien en verlanden. Demping van het water kan daarnaast plaatsvinden bij egalisatie van het omringende land of door de stort van van buiten aangevoerde materialen, bijvoorbeeld afval. Uitdroging kan ook veroorzaakt worden door verlaging van het grondwaterpeil, door verbetering van de afwatering en door het lek raken van een bodem van een poel die boven het grondwaterpeil ligt. Een goed argument voor het behouden van poelen kan hun ecologische waarde zijn. Daarom wordt hieronder die ‘nieuwe’ functie van de kleine wateren benadrukt.

Beheeropties

Behoud en consolidatie

Om de kleine wateren in stand te houden is regelmatig opschonen en uitbaggeren noodzakelijk, anders zal het water vroeger of later verlanden. Het opschonen is het verwijderen van planten, plantenresten en dergelijke. Bij het uitbaggeren wordt er bagger van de bodem verwijderd.

Vroeger gebeurde het onderhoud van kleine wateren altijd in handkracht, waardoor de ingreep in de levensgemeenschap beperkt bleef. Er was zo gelegenheid voor dieren om te ontsnappen en (kleine) delen van de poel bleven altijd wel ongemoeid. Plantenmateriaal kon met de sloothaak verwijderd worden, baggeren gebeurde met de baggerbeugel. Dit traditionele onderhoud vindt nu vooral nog plaats door vrijwilligersgroepen. Moderne machinale methoden van opschoning en baggeren helpen wel het landschapselement in stand te houden, maar kunnen ten koste gaan van de natuurwaarde van het water.

Het verwijderen van de vegetatie is wenselijk wanneer ongeveer een derde van het oppervlakte bedekt is met water- en moerasplanten. Nu het opschonen en uitbaggeren gewoonlijk mechanisch gebeurt is het belangrijk dat dit gefaseerd plaats vindt. Dat betekent dat niet de hele poel of alle poelen in een terrein tegelijkertijd onderhanden worden genomen. Zo blijft er altijd een rest van de oorspronkelijke vegetatie of populatie aanwezig, die dan het gebied opnieuw kan koloniseren. Een recente ontwikkeling is dat bij poelen met grote natuurwaarden in het midden een damwand wordt gezet, waarna de helft wordt opgeschoond of uitgebaggerd.

Bij het uitbaggeren is het belangrijk dat dit niet te diep gebeurt: maak de poel niet dieper dan de traditionele diepte. Er mogen namelijk geen lagen verloren gaan die oude informatie bevatten, zoals stuifmeelkorrels die kennis verschaffen over de vegetatie vroeger. Meet dus vooraf de baggerdikte. De werkzaamheden kunnen het beste plaatsvinden in september. De meeste insecten hebben dan hun cyclus in het water voltooid. Grotere dieren zijn dan nog wakker genoeg om een goed heen - komen te vinden. Voer de werkzaamheden uit met een open bak. Pas op voor een te sterke lokale verdichting van de bodem rond het water. Beperk dat door het kiezen van een tijdstip waarop de bodem veel draagkracht heeft (dus niet te nat is) en door het inzetten van graafmateriaal met rupsbanden, of met een lange arm of het gebruik van rijplaten. De omgeving van de poel kan namelijk ook cultuurhistorische waarde hebben, en het is belangrijk daar zo weinig mogelijk te beschadigen of verdichten.

Stort het vrijkomende plantenmateriaal of de bagger niet op de rand van het water, omdat dit zal leiden tot een ongewenste groei van ruigtekruiden. Leg het materiaal liever enkele meters van de rand af. Of - nog liever - voer het na enige tijd af.

Restauratie

Bij veel vennen is vastgesteld dat er in de prehistorie sprake is geweest van tijdelijke bewoning of jachtkampjes op de randen. Bij het plannen van onderhoud en restauratie moet rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat daar resten van worden gevonden en moeten archeologische experts worden ingeschakeld zo gauw er een vondst verwacht wordt.

Bij het herstellen van de oorspronkelijke diepte van een water is het probleem dat er allerlei informatie verloren kan gaan. Dat gevaar is nog groter wanneer men niet weet wat de oorspronkelijke diepte was, en dit zal vaak het geval zijn. Raadpleging van oude kaarten kan in sommige gevallen wellicht voldoende informatie geven. Meet altijd vooraf de baggerdikte. Ook wat de locatie en de oppervlakte van een bijna verdwenen poel betreft is het raadplegen van kaarten die de oude situatie weergeven noodzakelijk. De vorm van de poel moet bovendien passen in het landschap. Allerlei kromme oevers passen bijvoorbeeld niet in een rechtlijnig ontginningsgebied.

Voor het graven van een poel heeft men in het algemeen een vergunning nodig van gemeente en/of provincie, en ook voor het eventueel afvoeren van de grond. Mogelijk moeten daarnaast instanties als waterschap of landinrichtingscommissie goedkeurig geven. Een Klic-melding is noodzakelijk om te voorkomen dat er kabels of leidingen in de grond worden beschadigd.

Reconstructie

Voor de reconstructie van een poel kan gekozen kunnen worden wanneer die de geschiedenis van het landschap meer aanschouwelijk maakt. Bijvoorbeeld wanneer oorspronkelijke poelen verloren zijn gegaan door infrastructurele werken of ruilverkavelingen. Ook kan op een brink de oude dobbe zijn verdwenen. Om opnieuw aan te geven dat poelen toch echt deel uitmaken van de geschiedenis en het historische gebruik van het landschap kan in zo’n situatie gekozen worden voor reconstructie van een poel. Raadpleeg kaarten voor de oorspronkelijke locatie en zie verder de waarschuwingen en adviezen onder restauratie.

Behoud door ontwikkeling

In de natuurwaarde ligt een belangrijke extra functie, ook voor wateren met een cultuurhistorische waarde. Een poel kan hersteld worden vanwege de realisering van een ecologische verbindingszone. Ook is er veel waardering voor de landschappelijke waarde van poelen. Bij het herstellen van poelen ten behoeve van de natuurwaarde kan het cultuurhistorisch belang meeprofiteren, als de restauratie of reconstructie volgens de hierboven geformuleerde richtlijnen plaatsvindt.

Een voorbeeld van reeds uitgevoerd beheer

“Zorg altijd voor vervolgbeheer”

Landschapsbeheer Drenthe heeft sinds 1982 zo'n 2000 poelen opgeknapt of aangelegd. Vanuit het kamsalamanderproject is Sibert Hoeksema bij een deel daarvan betrokken geweest.

Hij vertelt hieronder over een veedrinkpoel in Diever.

Wat troffen jullie aan bij de poel?

Een half dichtgegooide voormalige veedrinkpoel, in eigendom van een boer. De poel was nog hooguit 75 centimeter diep en hield alleen in de natste perioden water. De contouren waren nog wel zichtbaar.

Wat is er daarna gebeurd?

Allerlei opslag rond de poel is verwijderd en de oorspronkelijke omvang van de poel is hersteld: een doorsnede van 12 meter. De poel kreeg een diepte van 1 meter 75. De zonnehelling is weer zo geleidelijk mogelijk gemaakt, andere mogen steiler zijn.

Hoe gaat het verder?

Een keer in de zes jaar wordt de poel nu geschoond. En de afrastering wordt uiteraard onderhouden.

Wie was de trekker?

Landschapsbeheer Drenthe.

Wie financiert het en wie regelde de (aanvraag) financiering?

Het restaureren van de poel werd betaald uit het kamsalamander project, een project gefinancierd uit provinciale middelen voor soortenbeleid. Daarna is de poel voor het regulier onderhoud in de SOL-subsidieregeling gebracht. Dit gebied valt namelijk niet onder de SAN-regeling (Subsidie Agrarisch Natuurbeheer).

Hoe kwam de historische informatie boven tafel?

Uit gesprekken met buurtbewoners. De natuurwaarde van de poel was al eerder geïnventariseerd.

Welke functie kreeg de poel?

De poel heeft zelf geen veedrinkfunctie meer nu, maar het water uit de poel nog wel. Water uit de poel gaat naar een drinkbak toe, de poel zelf is uitgerasterd om vertrapping van de oever te voorkomen.

Waren er onverwachte ontwikkelingen of onverwachte winstpunten?

De snelle kolonisering door de kamsalamander en het goede voortplantingsresultaat. Lastig was dat er wat wisselingen van eigenaar plaatsvonden. Eén daarvan was niet erg betrokken bij het project, onderhield het raster niet en stortte mest vlakbij de poel.

Wat zijn knelpunten in de praktijk?

Let erop dat je weet wat er in de poel gestort is. Dat kan compicaties opleveren!

Waren er onverwachte complicaties of tegenvallers?

Nu is er door het dichterbij komen van de bebouwde kom veel verstoring en waarschijnlijk komen er ook salamandervangers.

Heb je aanbevelingen?

  • Zorg altijd voor vervolgbeheer, ook omdat daar mogelijkheden in zitten voor een vergoeding die interessant is voor bijvoorbeeld boeren. Probeer dan een overeenkomst af te sluiten waarin ook allerlei andere elementen zitten, zodat het subsidiebedrag hoger wordt .
  • Zorg altijd dat je vooraf de natuurwaarde kent!

Nader signalement

Kleine waters die zijn ontstaan door winning van delfstoffen worden behandeld in het hoofdstuk over delfstofwinning. Hieronder worden van een aantal andere kleine wateren met cultuurhistorische waarde omschrijvingen gegeven.

Kleine wateren met cultuurhistorische waarde

Dobbe

Dobbes kunnen gegraven zijn, maar ze kunnen ook op een natuurlijke wijze zijn ontstaan. Ze staan in contact met grondwater. Ze liggen op hogere zandgronden van ons land en worden gebruikt om er vee uit te laten drinken of om er bluswater uit te halen. De term ‘dobbe’ is een vooral in Drenthe gebruikte benaming. In Dwingelo komen we de naam weijert tegen, in het zuidelijk deel van de Hondsrug staan dobben als pallert (poel) bekend. Verspreid komen we namen tegen als branddobbe, was-, of schapendobbe, poepedobbe of moldobbe. Een waterdobbe die op een terp ligt heet fething of fait.

Hollestelle

Een hollestelle bestaat uit een verhoging (stelberg of ‘stelle’) waarbij op de top een drinkpoel voor het vee is gegraven. De verhoging fungeert als een dijk rondom het zoete water in de poel. fi Buitendijkse drinkpoelen (‘dobben’) bij Ferwert in Friesland, in beheer bij ’t Fryske Gea als weidevogelgebied.

Hollestelles lagen namelijk buitendijks in aan zee grenzende gebieden. Hollestellen worden voor - namelijk in Zeeland aangetroffen. In Friesland zijn de buitendijks gelegen ringdobbes enigszins vergelijkbaar.

Kolk

De naam kolk wordt regionaal gebruikt voor allerlei soorten kleine (gegraven) wateren. Bij Maarsbergen liggen 'De Kolkjes', die ooit dienden om stoomlocomotieven van water te voorzien.

Pingoruïne

Pingoruïnes zijn omwalde laagten waarvan de laagte meestal gevuld is met water. De diameter varieert van enkele tientallen tot enkele honderden meters. Ze zijn ontstaan in de laatste ijstijd, op plaatsen waar een ijslens is gesmolten. Pingoruïnes worden behandeld in het handboek aardkundige waarden (Baas e.a., 2004), omdat ze een gevolg zijn van natuurlijke processen. Wel moet men bedacht zijn op de aanwezigheid van archeologische sporen.

Grote concentraties pingoruïnes en uitblazingsgaten kan men aantreffen in Groningen, Friesland en Drenthe, bijvoorbeeld op de Duurswoldse heide. Ook in Zuid-Nederland zijn exemplaren bekend.

Poel

Deze term word gewoonlijk gereserveerd voor gegraven kleine watertjes buiten de hoge zandgronden. Ze zijn gegraven ten behoeve van de drinkwatervoorziening van het vee. Ook worden zij gebruikt als voorraadbassin voor bluswater. Bekend is ook het gebruik als visvijver. Een poel is ook belangrijk als biotoop voor amfibieën en bepaalde vogelsoorten.

Ven

Een ven is een natuurlijk water, dat wordt gevoed door regen. Vennen liggen gewoonlijk ver boven het grondwater en danken hun bestaan aan een ondoorlatende grondlaag of ‘bank’. Zo'n bank kan ontstaan door organisch materiaal, wat deze vennen erg kwetsbaar maakt. Vennen komen voor in de zandgebieden en staan ook bekend als vlaas, flaas, fles, vlas, vlies en floss.

Wasmeer

Een wasmeer is een gewoonlijk natuurlijk ven op de hei, dat werd gebruikt om de wol van schapen te wassen voordat ze geschoren werden.

Wiel

Een waal (of waai of weel) is een restant van een dijkdoorbraak. Wielen worden behandeld in het handboek aardkundige waarden (Baas e.a., 2004), omdat ze een gevolg zijn van natuurlijke processen. Wielen zijn daarom hier niet uitvoerig besproken. De in dit hoofdstuk geformuleerde uitgangspunten zijn in grote lijnen echter eveneens van toepassing op wielen, alleen zijn wielen vaak groter en dieper.

Ecologische waarden en potenties

Steeds vaker wordt bij het opknappen, restaureren en reconstrueren van poelen niet gewerkt aan een afzonderlijke poel, maar ligt een poelenplan ten grondslag aan de werkzaamheden.

Een onderdeel van zo’n plan is vaak de verbindende functie die poelen hebben. Ze zijn stepping stones tussen het ene water en het andere, of ze vormen zelfs samen een ‘route’ voor allerlei dieren en planten. Het eerste poelenplan in Nederland was dat van het Mergelland, in Zuid-Limburg.

De ecologische waarde van kleine wateren zoals dobben en poelen is erg groot. Ze vergemakkelijken de verplaatsing van plant- en diersoorten van de ene (grotere) biotoop naar de andere. Hun grote natuurwaarde danken ze daarnaast aan hun geïsoleerde ligging: daardoor bevatten ze vaak relatief schoon water, met soms ook nog andere waardevolle eigenschappen. Ze kunnen bijvoorbeeld kwelwater bevatten, dat gewoonlijk mineraalhoudend is. Vennen en poelen zijn landschapselementen waarbij het van belang kan zijn dat er sprake is van een isolement. Maar de stepping stone functie geeft aan dat ook relatief geïsoleerde elementen een verbindende functie kunnen hebben.

Het storten van afval bedreigt ook de natuurwaarde van het water, doordat het vervuiling veroorzaakt. Hetzelfde gebeurt wanneer mest in het water terecht komt, inspoelende meststoffen of mest van dieren die gebruik maken van het landschapselementen, zoals vee of vogels. Betreding door vee kan daarnaast leiden tot vertrapping van de oever, al kan dat ecologisch ook interessant zijn. Op vertrapte plaatsen groeien namelijk bijzondere plantensoorten. Nadelig voor de natuurwaarde is het tot stand komen van een verbinding met ander en meer voedselrijk of vervuild water en te intensief recreatief gebruik. Deze factoren kunnen tot een dramatische achteruitgang van de natuurwaarden van het water leiden. De natuurwaarden lopen bovendien gevaar door het uitzetten van exotische dieren (en planten).

Bijzonder waardevol zijn allerlei poelen en andere kleine wateren, zoals verzonken drinkbakken. In Zuid-Limburg leven amfibieën die verder nergens in Nederland voorkomen, zoals vroedmeesterpad en geelbuikpad.

Literatuur

  • Asmussen, P.S.G. (2003), Pingoruïnes in het Landinrichtingsproject Twijzel-Buitenpost: gemeente Achtkarspelen: een archeologisch onderzoek. RAAP, Amsterdam (R.A.A.P.-rapport 927).
  • Baas, H.G. e.a. (2004), Natuur met (w)aarde. Handboek aardkundig landschapsbeheer. Landschapsbeheer Nederland.
  • Barentsen, W. (1959), Terpen, stelbergen, vluchtheuvels. O.T.A.R. 43, nr. 8-11.
  • Berkel, C.J.M. van en I.A. Steinhauer (1988), Drinkpoelen en sloten in het boerenland, LONL, Utrecht.
  • Dobben in Friesland; een inventarisatie, en een selectie van pingoruïnes voor functietoekenning. Grontmij, Leeuwarden, 1992.
  • Hanekamp, G. (2004), Poelen en andere kleine wateren. Landschapsbeheer Nederland, Utrecht.
  • Mars, A. (2000), De archeologische waarden van pingoruïnes, dobben en veentjes. Vakblad Natuurbeheer 39, nr. 7, pp. 107-110.
  • Veer, P. van der, B. van de Wetering en W. Zijlstra (2000), Poelen, dobben en petgaten in Gorecht, een plan op basis van een inventarisatie. Landschapsbeheer Groningen.

Websites en organisaties

  • Veel informatie over poelen, dobben en pingoruïnes is in te winnen bij de provinciale organisaties Landschapsbeheer, www.landschapsbeheer.nl.
Vragen, verbeteringen of opmerkingen?
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 24 aug 2023 om 03:02.