Heg en haag (cultuurhistorisch beheer)

Vlechtheg met bloeiende struik in grasveld.
Afb 1. Een nieuw aangelegde vlechtheg bij het bezoekerscentrum van de Vereniging NederlandsCultuurlandschap bij Beek (Gelderland)..
Geschoren heggen in Zuid-Limburg. Eromheen staat prikkeldraad
Afb 2. Geschoren heggen langs een holle weg in Zuid-Limburg..
Geklepelde heg bij Boxmeer. De takken zien er erg beschadigd uit.
Afb 3. Het klepelen van een heg brengt veel schade toe. Opname uit het Maasheggengebied bij Boxmeer (Noord-Brabant)..
Man staat heg te verzorgen. In het grasveld ervoor staan roze en witte bloemen te bloeien.
Afb 4. Eén van de weinig overgebleven heggen in het bloembollengebied rond Lisse. Opname in de buurt van de Pastoorslaan in Hillegom.
Meidoornhagen aan weerszijden van een rijweg.
Afb 5. Een karakteristiek beeld in grote delen van Zeeland: meidoornhagen langs weerszijden van de weg. Ze zijn na de Watersnoodramp van 1953 massaal aangeplant langs de Zeeuwse wegen..
Een strak geschoren heg rond een boomgaard.
Afb 6. Een strak geschoren heg rond een boomgaard.

Definitie, ouderdom en verspreiding

Heggen of hagen zijn lijnvormige afscheidingen die bestaan uit dicht naast elkaar geplante struiken. Het zijn groene lijnen, strak geschoren of hoog en weelderig uitgroeiend, die het landschap een bijzonder karakter kunnen geven. Vaak worden de termen ‘heg’ en ‘haag’ door elkaar gebruikt, regionaal kunnen ze echter verschillende betekenissen hebben. We gebruiken hier de term haag voor de minimaal een maal per jaar geschoren exemplaren en heg voor de vrij uitgroeiende elementen die hooguit een keer in de twee jaar worden geknipt en vaak nog minder frequent. In de algemene stukken wordt hieronder ‘heg’ gebruikt als verzamelterm voor ‘heggen en hagen’. Het beheer van de heggen wordt bepaald door de functie die de heg heeft, door regionale tradities en persoonlijke voorkeuren van de eigenaar of beheerder.

Dat heggen in Nederland voorkomen wordt al gemeld in de Romeinse tijd. Plaatsen waar ze staan zijn, zoals uit onderzoek van kaarten blijkt, vaak al honderden jaren lang dezelfde.

Heggen en hagen geven veel informatie over het historische gebruik van het gebied. Buiten de laaggelegen natte gebieden, waar sloten die functie hadden, waren ze veel toegepaste eigendoms- of perceelscheidingen. Het is daarom belangrijk dat ze behouden blijven. Als karakteristieke beeldelementen hebben heggen bovendien een grote waarde voor het landschap en voor de natuur.

Overal in Nederland worden heggen en hagen aangetroffen, vooral in de nabijheid van dorpen. Een aantal gebieden worden landschappelijk sterk bepaald door het voorkomen van heggen. Speciale aandacht verdienen de Maasheggen, speciaal gevlochten meidoornhagen (de stekels fungeren als prikkeldraad) en de scheerheggen van Zuid-Limburg, welke op een hoogte van een halve tot twee meter worden geknipt.

Langs de Gelderse IJssel komen ook enkele kleinere heggenlandschappen voor, zoals bij Voorst en Wilp. Kleinere relicten zijn aangetroffen in de Graafschap en in de Achterhoek.

In Zeeland vinden we op Zuid-Beveland ten zuiden van Goes en op Walcheren nog restanten van de vroegere heggenlandschappen.

Bijzonder is het heggenreservaat tussen Lelystad en Harderwijk, waar een aantal typisch Nederlandse heggen zijn aangelegd, zoals de Achterhoekse heg, de Maasheg en de Zeeuwse heg.

Aantastingen en bedreigingen

Wanneer heggen hun functie als perceelscheiding verliezen raken ze meestal in verval. Als een scheiding immers goedkoper en gemakkelijker te realiseren is met palen en prikkeldraad zal daar vaak voor gekozen worden. Het plaatsen van prikkeldraad binnen de haagafscheiding biedt geen bescherming aan de haag. Het vee kan dan immers toch van de struiken vreten, waardoor ook de natuurlijke verjonging wordt gefrustreerd. Ook veroorzaakt het vee schade door vertrappen, schuren en bemesten. De onderbegroeiing nivelleert daardoor.

Daarnaast kunnen heggen verdwijnen door herinrichting van een gebied voor agrarische doeleinden, maar ook bijvoorbeeld bij herinrichting van een uiterwaard tot natuurgebied, waarbij ooit bestaande of nieuwe nevengeulen worden gegraven. Veel heggen in uiterwaarden zijn verdwenen door het afgraven van klei voor onder andere steenfabrieken. Herinrichting van een landschap uit agrarische motieven maakt een landschap gewoonlijk grootschaliger, waarbij kavelbegrenzingen verdwijnen. Ook de ontwikkeling van recreatiemogelijkheden kan ten koste van heggen gaan.

Achterstallig onderhoud is nu een van de grootste bedreigingen: heggen veranderen daardoor in singels of rijen met opgaande bomen. Natuurlijke verjonging is vaak niet meer mogelijk. Een extra bedreiging voor meidoornheggen is de angst voor besmetting van fruitbomen in de nabijheid van de heggen door bacterievuur (perenvuur). Fruitteeltgebieden grenzen vaak aan rivieren, en in dat rivierenlandschap komen juist veel meidoornheggen voor. Het regelmatig controleren (“zorgen voor een goede hygiëne”) van de heggen in de omgeving van boomgaarden is hier een probaat middel tegen. Onderzoek heeft aangetoond dat die angst zelden gefundeerd is, maar in fruitteeltgebieden wil men liever geen risico nemen.

Beheeropties

Behoud en consolidatie

Het traditionele beheer van heggen verschilt per type heg, per gebruiksfunctie en per regio. Zo zetten (vroeger) de Zeeuwse boeren de meidoornheggen eens in de vijf jaar in de winter af. Gaten in de heg werden dichtgemaakt door enkele niet al te dikke stammetjes in te kepen, in het gat te buigen en aan elkaar vast te maken. Het gat werd verder met snoeihout opgevuld. Binnen de regionale en lokale tradities ontstond nog weer variatie door persoonlijke voorkeuren van de beheerder, zoals we dat ook bij het beheer van houtkaden zien. Ruwweg bevonden struweelheggen zich op slootkanten, waar ze spontaan kiemden, en door de houtbehoeftige boeren als geriefhout werden benut. Bij deze hagen was de haag de veekering.

Een bijzondere vorm van beheer is het vlechten van heggen. Dit houdt in dat alle takken die de wei in groeien er af worden gehaald, waardoor de heg zijn smalle vorm krijgt. Daarna worden de nog staande takken en stammetjes laag bij de grond (bij sommige methodes ook halverwege en hoger) half ingehakt of half ingezaagd om ze buigzaam te maken en met elkaar te vervlechten. Afhankelijk van het type vee (bijvoorbeeld schapen of koeien) verschilden de vlechtmethodes en het uiteindelijke resultaat van vorm en hoogte. Men liet voor het vlechtonderhoud met name de verticale takken twee tot drie jaar doorgroeien. De techniek van het vlechten van heggen was wijd en zijd verspreid en werd toegepast in heggen die zelfstandig het vee moesten keren (zonder sloot). Vlechtsporen zijn gevonden in Zeeland, Brabant, Limburg, Gelderland, Overijssel, Drenthe en Friesland.

Huidig beheer

Heggen kunnen alleen blijven voortbestaan als ze regelmatig onderhouden worden. De afzonderlijke struiken groeien uit hun gesnoeide vorm. Omdat ze dicht op elkaar staan is er een sterke concurrentie en vallen er gaten. In de gaten woekeren brandnetels en bramen. De heg verbrokkelt tot afzonderlijke struiken. Natuurlijke verjonging is dan niet meer mogelijk en wanneer er geen aanplant plaatsvindt - zal de heg verdwijnen. Voorkom dus achterstallig onderhoud. Als er tussen het afzetten een te lange periode ligt, lopen de stobben niet meer uit. Door plotselinge toename van licht in het element (door uitval of sterke snoei) krijgen soorten als brandnetel, kleefkruid, hop en haagwinde de overhand. Nazorg in de vorm van onkruidbestrijding is nodig om er zeker van te zijn dat de stobben weer uitlopen. Bij achterstallig onderhoud moeten de te groot geworden struiken worden afgezet of geschoren.

Open plekken worden opgevuld met nieuwe aanplant. Is de heg erg hoog of wijd uitgegroeid, dan kan deze het beste zo laag mogelijk worden afgezet en opnieuw regenereren. Oude stammen kunnen op veertig centimeter worden afgezet om verjonging te bereiken. De heg moet daarna zeker drie jaar lang beschermd worden tegen vee vraat. Hiervoor kan op ongeveer één meter afstand van de heg een afrastering geplaatst worden. Is het achterstallige onderhoud voldoende weggewerkt, dan kan de heg verder normaal worden bijgehouden. Dat wil zeggen een haag een of twee keer per jaar scheren, een heg een keer in de twee tot tien jaar knippen of afzetten, afhankelijk van de beoogde vorm en omvang.

Het snoeihout wordt afgevoerd. Dunne takken kunnen gebruikt worden voor takkenbossen, die verstookt kunnen worden. Een heg die enkele jaren niet meer afgezaagd is levert ook brand- en gebruikshout op.

  • Strak geschoren haag

De strak geschoren haag komt veel voor als afscheiding tussen tuinen en bij bebouwing. Midden tussen de landerijen wordt deze beheersvorm minder toegepast. Er zijn echter uitzonderingen. Zo is in Zuid-Limburg de strak geschoren meidoornhaag tegenwoordig een karakteristiek landschapselement, vaak in combinatie met hoogstamboomgaarden of restanten daarvan. Het smalle en strakke uiterlijk dat ze nu hebben is waarschijnlijk vrij recent ontstaan. Op oude foto’s is te zien dat ze 'karteliger' en robuuster waren in de tijd dat ze nog met een ‘heggenzwaard’ werden onderhouden. De Maasheggen die nu vaak vrijuit groeien waren daarentegen vroeger veel smaller: het waren vlechtheggen.

De windsingels langs boomgaarden zijn ook te beschouwen als strak geschoren hagen.

  • Vrij uitgroeiende heg

Struweelheggen hebben vanwege hun rijke bloesem en de overdaad aan vruchten meer te bieden aan vogels, insecten en zoogdieren. Het beheer van zo’n heg is in feite hakhoutbeheer: de struiken worden laag bij de grond afgezet, eens in de zes tot tien jaar. Tot overstaanders uitgegroeide bomen worden daarbij gespaard. Als er teveel overhangende takken zijn ontstaan, moet de heg aan de zijkant tussentijds wat worden bijgesnoeid. De kapcylus of omlooptijd kan sterk variëren en hangt onder meer af van de beschikbare ruimte en de in de heg staande soorten: van twee tot zo'n tien jaar. Aansluiting bij de omloopsnelheid en de vorm van beheer die regionaal wordt gehanteerd is belangrijk. Veel gebruikte soorten in deze heggen zijn meidoorn, sleedoorn, hazelaar, veldesdoorn, kornoelje, Gelderse roos en vlier.

Restauratie

Bij het opvullen van gaten die in de heg zijn gevallen worden de soorten geplant die al in de heg staan of anders soorten die in oude heggen in de directe omgeving voorkomen.

Aanvullen met andere soorten gebeurt ook, een argument kan daarbij bijvoorbeeld zijn dat een soort wordt gebruikt die beter tegen wegenzout bestand is.

Aanleg

Bij het plannen van aanvullende aanplant in een bestaande heg wordt aangesloten op de lokale tradities en gewoonten. Het onderscheid tussen strakke hagen en vrijer groeiende heggen is ook hier van belang. Voor brede en hoog uitgroeiende heggen is de daarvoor vereiste grondstrook zo'n vijf meter breed. De plantafstand van de struiken in de rij is ongeveer een meter. Er zijn organisaties die een assortiment van inheems plantmateriaal aanbieden. Door dat te gebruiken wordt ‘genetische vervuiling’ voorkomen.

Bij strak geschoren hagen is de plantafstand veel kleiner, vaak ongeveer 25 centimeter. Het gebruik van meer dan één soort struik in een heg is geen probleem. Maar er kan ook gekozen worden voor de aanplant van één soort, waarbij in de loop van de tijd in die aanplant steeds meer andere soorten voor zullen komen: dat is een meer ‘natuurlijke’ ontwikkeling. Kies soorten die in de regio voorkomen in oude heggen of soorten waarvan bekend is dat ze er vroeger stonden. De keus hangt daarnaast af van de functie van de heg of haag en natuurlijk van de grondsoort. Voor de haag zijn beuk, meidoorn en veldesdoorn geschikt. Voor de heg komen vooral meidoorn, hazelaar, veldesdoorn en sleedoorn in aanmerking. Graaf voor het planten een sleuf, die diep en breed genoeg is om de wortels van het plantgoed er ruim in te leggen. Een goede afrastering op ongeveer één meter afstand moet de nieuwe aanplant ten minste tien jaar tegen vraat door vee beschermen. Lopen er schapen, dan is een afstand van een halve meter genoeg. De aanplant kan het beste direct na het planten worden teruggesnoeid tot op de helft of tweederde van de lengte. Dan ontwikkelt zich namelijk eerder een brede en vertakte struik.

Reconstructie

Op plaatsen waar heggen volledig zijn verdwenen kan gekozen worden voor reconstructie. Gebruik hiervoor soorten waarvan bekend is dat die in de verdwenen heg stonden. Dat kan afgeleid worden uit individuele exemplaren die zijn blijven staan en die dan vaak tot een boom zijn uitgegroeid, of uit soortgelijke aanplant in de onmiddellijke omgeving.

In de (binnen-)duin- en bollenstreek zijn vaak haagbeuk, els en beuk gebruikt. In Zeeland staan op dijken, maar vooral langs slootkanten, traditioneel meidoornheggen. In Zuid-Limburg staan rond boomgaarden, langs wegen en in erfbeplantingen ook vaak meidoorns. In de Friese Wouden staan nog heggen waarin inheemse liguster voorkomt. Er is hier geen uitputtende opsomming te geven van de verschillende regionale variaties. Veel oude heggen zijn overigens door de eeuwen heen gemengde heggen geworden, waarbij het melange soms bestaat uit meer dan tien soorten in één heg!

Behoud door ontwikkeling

Heggen verdienen behouden en beheerd te worden op basis van hun grote cultuurhistorische en landschappelijke betekenis. Maar ze kunnen ook profiteren van andere ontwikkelingen en extra waarden die ze zelf bezitten. Zo kan een inrichting van een ecologische verbindingszone een extra steun zijn voor het behoud van een heg of haag, evenals de aanleg van allerlei recreatieve routes. In beide gevallen moet wel voorkomen worden dat de heg ‘wegvalt’ in een grootschaliger beplanting. Verder zijn heggen en hagen erg geschikt om allerlei (vrijwel) verdwenen lijnen in het landschap opnieuw te accentueren, waardoor het landschap weer ‘beter leesbaar’ wordt, maar waardoor ook de biodiversiteit en de recreatieve aantrekkelijkheid wordt gediend. In prikkeldraad kun je niet broeden en er komt geen bloesem in. Natuurontwikkelingsprojecten zijn niet alleen een bedreiging voor heggen, maar kunnen ook tot de aanleg van nieuwe heggen leiden, bijvoorbeeld op locaties en lijnen waarvan bekend is dat daar vroeger dergelijke elementen voorkwamen.

Een voorbeeld van reeds uitgevoerd beheer

“De kosten van beheer lopen gigantisch uit de klauwen”

Ingrid van Westerlaak is bij Staatsbosbeheer al vanaf 1993 betrokken bij het beheer van het Maasheggengedeelte van het natuurreservaat ‘De Bergjes’ ' tussen Boxmeer en Vierlingsbeek (Noord Brabant) en overige Maasheggengebieden In 1987 kwam het gebied tussen Vierlingsbeek en Boxmeer bij Staatsbosbeheer. In dit gedeelte staan de meeste oude heggen. Er ligt op dit moment meer dan 30 kilometer heg in een gebied van totaal zo`n 300 hectare. De heggen liggen tussen de weilanden, langs wegen en paden en akkers van agrariërs in het gebied.

Wat troffen jullie in het begin aan?

Veel heggen waren verdwenen, het gebied bestond deels uit maïsakkers, deels uit weilanden met prikkeldraad ertussen.

Wat is er daarna gebeurd?

Allerlei weggevallen heggen zijn opnieuw aangeplant volgens de oude kaartbeelden. In 1986 kwam er een beheerplan op basis van De Maasheggen van Jan de Vrieze. Dit beheerplan is toegeschreven naar de situatie in de Bergjes, maar wordt in grote lijnen ook in de andere gebieden toegepast.

Waar kwam de historische informatie vandaan?

Van oude kaarten, uit historische publicaties en uit Oral history.

Wat wordt er nu gedaan aan het beheer?

Het beheer vindt gefaseerd plaats en door middel van verschillende beheervormen. Zo ligt er nu onder andere 2340 meter vlechtheg, Andere heggen, die langs paden en wegen liggen, en meestal mede-eigendom zijn van de gemeenten of van particuliere eigenaren, worden geklepeld door de gemeente. Een deel van de heggen wordt helemaal niet gesnoeid, andere ongeveer een keer in de 6 of 12 jaar. We streven naar biodiversiteit en grote natuurwaarde, maar op andere plekken staan weer cultuurhistorie of puur praktische belangen van agrariërs voorop.

Wat zijn de knelpunten in de praktijk?

De kosten van het beheer lopen gigantisch uit de klauwen. Veel snoeiwerk is nu uitbesteed aan aannemers die het machinaal doen, maar dat gebeurt met erg zware machines, die alleen ingezet kunnen worden op de paden of wanneer de grond goed berijdbaar is, bijvoorbeeld door bevriezing. Dat betekent óf veel achterstallig onderhoud, óf arbeidsintensief en duur handwerk. Gelukkig kan dat op een aantal plekken door in handwerk gespecialiseerde aannemers nog wel, maar dat is wel erg begrotelijk.

Een ander probleem is het dreigende verbod op het verbranden van het snoeihout in 2006. Komt er geen dispensatie voor deze elementen, dan wordt het beheerprobleem nog veel groter.

Zijn er andere complicaties?

Het optreden van bacterievuur in sommige heggen. Dat komt overigens met name voor in niet-inheems plantmateriaal (Italiaanse meidoorn bijvoorbeeld). We werken bij (her-)aanplant dan ook samen met een leverancier van inheems plantmateriaal.

Met uitzondering van de heggen in ‘De Bergjes’ zijn in het verleden bij de ruilverkavelingen ook te veel ongemengde meidoornheggen aangeplant, terwijl de oude heggen een menging kennen van onder andere meidoorn, sleedoorn, wegdoorn, hondsroos, vlier en hazelaar.

Was er nog een onverwachte of extra winst?

Bij de overdracht van de diverse gebieden aan Staatsbosbeheer zijn in deze Maas - heggenterreinen ook poelen aangelegd of hersteld. In ‘De Bergjes’ waren dat bijvoorbeeld 35 oude poelen die, omdat ze geen praktisch nut meer hadden, waren dichtgestort door de boeren.

Met wie wordt samengewerkt bij het beheer?

Met diverse gemeenten, aannemersbedrijven, aangrenzende boeren, de Stichting Heg en Landschap, cultuurhistorische organisaties, teveel om op te noemen bijna. Deze samenwerking heeft vorig jaar geleid tot het vlechten van grote stukken heg in de gemeente Boxmeer toen er daarvoor op projectbasis op korte termijn geld beschikbaar werd gesteld door de gemeente.

Heb je aanbevelingen?

Als je heggen vlecht, doe dat dan op de streekeigen manier. Het afgelopen jaar zijn veel heggen op een Engelse manier gelegd. Zeer praktisch langs wegen en paden, maar wat mij betreft heeft het een grotere waarde wanneer ook op een ‘Brabantse’ manier gevlochten wordt. Naar dit aspect is veel onderzoek gedaan, dat op 31 oktober 2005 bij de manifestatie ‘Ruimte voor herinnering’ in het Veerhuis in Oeffelt gepresenteerd is. Tijdens deze manifestatie is een convenant getekend met betrekking tot het beheer van - onder andere - het Maasheggenlandschap door een groot aantal samenwerkende organisaties.

Nader signalement

In Nederland is een aantal regio’s aan te wijzen waar heggen of hagen meer dan gemiddeld bijdragen aan het landschapsbeeld. Dat is het geval waar hun ontstaan nauw samenhangt met de ontginningsgeschiedenis en de traditionele landbouwmethoden. Het meest bekend zijn de Maasheggen in Brabant en Limburg: de laatste heggenrestanten van enige omvang. Deze werden vroeger beheerd als vlechtheggen. Breed mocht de heg niet worden, want dat ging te veel ten koste van het grasland. Soortgelijke heggenlandschappen zijn ook langs de Gelderse IJssel te vinden. Vele kilometers meidoornhagen die jaarlijks geschoren worden liggen in Zuid-Limburg. Vaak omgeven ze daar oude hoogstamboomgaarden, maar ze begeleiden ook veel wegen.

In Zeeland staan de heggen vooral op Zuid-Beveland ten zuiden van Goes, op Walcheren en in West- Zeeuws-Vlaanderen (waar ze ook uit gevlochten braam bestaan). In Brabant staan in de Langstraat veel geschoren hagen van meidoorn, maar ook vrij uitgegroeide heggen van meidoorn, kornoelje en Gelderse roos. Verder kent Gelderland de Achterhoekse heg.

Oorspronkelijk dienden veel heggen als vee en wild kering. Om te voorkomen dat het vee uitbreekt en in de moestuin terechtkomt of in de boomgaard het fruit opeet, zijn afscheidingen nodig. Aangezien afrasteringen van ‘dood’ hout veel onderhoud vergden, schakelden veel boeren over op struiken. Door meidoorns te planten en de takken vervolgens door elkaar te vlechten creëerden ze een dichte en doornige heg. Bomen werden ertussen geplant om hout op te leveren. Andere soorten vestigden zich op eigen kracht in de heg. Hierdoor groeiden de heggen uit tot meer dan alleen een vee kering. Ze boden beschutting aan vee en gewas, ze zorgden, doordat de bomen werden geknot, voor gerief en brandhout en ze leverden vruchten als bramen en rozenbottels. Wanneer in 1880 de, tot dan toe gemeenschappelijke, akker- en weidegronden worden opgedeeld, vindt er een geweldige extra aanplant van heggen plaats, om de nieuw ontstane percelen van elkaar te scheiden. Hierdoor ontstaat in grote delen van Nederland een dicht heggennetwerk. Langs de rivieren dienen de heggen bovendien om de waterstroom bij overstromingen te remmen en te verdelen, zodat het vruchtbare slib kan bezinken.

Soorten heg en haag

Berceau

Een in boogvorm geknipte haag. Er ontstaat door het knippen - en dankzij een gewoonlijk voor de groei opgesteld raamwerk - een overkoepeling door de vegetatie. Berceaus worden in het algemeen erg intensief onderhouden, zodat ze erg dicht blijven en hun vorm goed zichtbaar blijft. Ze staan vaak op buitenplaatsen en landgoederen. Bekend is de berceau bij Oosterbeek en die van paleis ’t Loo.

Ze zijn een voorbeeld van de Franse landschapsstijl bij de landgoederen: het benadrukken van de macht van de mens over de natuur en van het grote verschil tussen ‘natuur’(buiten het landgoed) en de ‘cultuur’ op het landgoed.

Haag

Een minimaal eenmaal maar gewoonlijk tweemaal per jaar geschoren lijnvormige aanplant van dicht opeen geplaatste struiken. Vanwege het vrij intensieve beheer wordt een haag gewoonlijk vrij laag gehouden en groeit die zelden boven schouderhoogte.

Struweelheg

Een hooguit een keer in meerdere jaren geschoren of geknipte of afgezette lijnvormige aanplant van (vrij) dicht opeen geplaatste struiken. Heggen komen vooral vrijstaand in het landschap voor, bijvoorbeeld tussen akkers. Ze kunnen meerdere meters hoog en breed worden. In feite wordt er een soort hakhoutbeheer op uitgeoefend.

Tuunheg

Tuunheggen bestonden helemaal of voornamelijk uit dood hout, dat eens in de 3 tot 7 jaar dicht opeen in de grond of in een levende heg werd gestoken.

Vlechtheg

Een heg waarbij door het ineenvlechten van takken en het ‘afleggen’ een dichte heg wordt gevormd die geschikt is als vee scheiding en als middel om wild buiten de akker of het erf te houden.

Ecologische waarden en potenties

Heggen en hagen zijn vaak al honderden jaren oud en zijn daarom van onvervangbare waarde voor planten en dieren. Hoe ouder de heg, hoe gevarieerder gewoonlijk de plantensamenstelling. Er komt in heggen een grote rijkdom aan zaden en vruchten voor. De natuurwaarde is vaak nog groter doordat op geschikte plaatsen opgaande bomen of knotbomen in de heg zijn opgenomen. Heggen en hagen vormen een schuilplaats voor veel dieren. Daarnaast bieden ze voedsel, nestgelegenheid, overwinteringsgelegenheid. En ze fungeren als verbindingslijnen tussen andere landschapselementen. Van die verbindingsmogelijkheid maken bijvoorbeeld egels en padden gebruik. Voor voedsel en dekking zijn heggen en hagen belangrijk voor vogels en insecten. In verband met de ecologische waarde is een gefaseerd onderhouden van heggen en hagen gewenst. Daarmee wordt ervoor gezorgd dat in een bepaald gebied naast de kort gesnoeide of geknipte ook nog brede en hoge heggen voorkomen. Voorkom daarbij snoeiwerk midden in het broedseizoen. De onderstaande tabel geeft een, lang niet volledige, indruk van de rijkdom aan planten en dieren in en bij een heg.

Dieren Planten
merel, heggenmus, geelgors, putter, kneu, braamsluiper, groenling, vos, boomkikker, adder, hazelworm, diverse vlinders, kevers, slakken, muizen aronskelk, sleutelbloem, grootbloemige muur, helmkruid, duivekervel, dagkoekoeksbloem, koninginnekruid, fluitenkruid, look-zonder-look, diverse varens

Literatuur

  • Alleijn, W.F. (1980), Houtwallen in het boerenland. Ontstaan en onderhoud van houtwallen, -singels en -kaden, heggen en graften. Stichting Natuur en Milieu, Utrecht.
  • Bosch, J.W. (1987), Landschapsbouw op Walcheren. In: Walacria. Een kroniek van Walcheren, pp. 82-95. Uitgave Heemkundige Kring van Walcheren.
  • Burm, P. en A. Haartsen (2004), Boerenland als natuur. Verhalen over historisch landschapsbeheer. Landschapsbeheer Nederland, Utrecht.
  • Dirkmaat, J. (2005), Nederland weer mooi. Op weg naar een natuurrijk en idyllisch landschap. ANWB, Den Haag.
  • Dirkx, G.H.P. e.a (1993), Typologie van lijnvormige beplantingen in Nederland.Wageningen.
  • Herman, Sj. (2000), Meidoornhagen en knotbomen, het onderhoud omstreeks 1930 in het land van Cadzand. De boom in, nr 3, pp. 16-18.
  • Locht, B. (1991), Hegke in Limburg. Groenwerk, pp. 2-4.
  • Natuurwetenschappelijke Commissie van de Natuurbeschermingsraad (1980), Advies betreffende de ruilverkaveling Yerseke Moer. Utrecht.
  • Natuurwetenschappelijke Commissie van de Natuurbeschermingsraad (1987), Landinrichting West Zeeuws-Vlaanderen. Raamadvies natuur, landschap en cultuurhistorie. Utrecht.
  • Schmitz, H. (1993), Houtwallen, heggen en singels. Lijnvormige houtopstanden in Nederland. LONL, Utrecht.
  • Staatsbosbeheer (1979), De heggen in Mergelland. Proefgebied Nationaal Landschapspark.
  • Tielbeek, L., (z.j.), Meidoornheggen. N.J. Driessen (red). Praktijkgids ‘Natuurontwikkeling in cultuurlandschap’. Natuur en milieufederatie Overijssel, Zwolle.
  • Vrieze, J. de (z.j.), De Maasheggen. Studiegroep Maasheggen, Nijmegen.

Websites en organisaties

  • Veel informatie over heggen en hagen is in te winnen bij de provinciale organisaties Landschapsbeheer, www.landschapsbeheer.nl
  • Stichting Heg en Landschap, www.heg-en-landschap.info.
  • Vereniging Nederlands Cultuurlandschap, www.nederlandscultuurlandschap.nl.
  • Stichting wAarde, www.heggen.nl.
  • Firma Heggen, www.heggen.nu.
Vragen, verbeteringen of opmerkingen?
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 24 aug 2023 om 03:03.