Historisch interieurtextiel - bescherming en herstel
Introductie
Hoewel het niet mogelijk is het proces van degradatie van historisch textiel te stoppen, kunnen beschermende maatregelen en herstelwerkzaamheden een wereld van verschil uitmaken. De levensduur van historische gordijnen, wandbekleding, vloertapijten en stoelbekleding kan gunstig worden beïnvloed. Dit artikel bevat aanwijzingen om dat op een verantwoorde wijze te doen.
Instructies
De juiste preventieve maatregelen en herstelwerkzaamheden zorgen ervoor dat de levensduur van interieurtextiel in monumenten en musea wordt verlengd. Dit artikel bevat instructies om dat op verantwoorde wijze te doen, met name voor degenen die verantwoordelijk of betrokken zijn bij het instandhouden van waardevol interieurtextiel. Het artikel gaat niet alleen in op het conserveren van schades, maar geeft ook specifieke tips voor de bescherming van textiele onderdelen van een monumentaal interieur, zoals wandbekleding, tapijten, stoffering en gordijnen.
Schadeveroorzakers
De belangrijkste schadeveroorzakers bij textiel komen overeen met die van ander kwetsbaar erfgoed: licht, water, een sterk wisselend binnenklimaat met hoge luchtvochtigheid, stof, vuil en gebruik. Al deze elementen laten hun sporen na op cultureel erfgoed, en zeker ook op historisch textiel.
Beschermende maatregelen voor textiel komen doorgaans ook andere kwetsbare interieurelementen en voorwerpen ten goede, zoals meubels en betimmeringen, behangsels, schilderijen, werken op papier, foto’s en allerlei andere voorwerpen met beschilderde en kwetsbare oppervlakken.
Preventieve maatregelen zijn van groot belang, maar het begint met de wil en de noodzaak om de waarde van historisch interieurtextiel te zien en te erkennen. Belangrijke preventieve maatregelen zijn een goed lichtbeleid, een zo constant mogelijk binnenklimaat en regelmatig onderhoud. Maar misschien wel het belangrijkst is dat men de ruimtes en interieuronderdelen met historisch textiel met respect voor dit materiaal gebruikt. Dit geldt voor alle vormen van gebruik. Maar denk ook aan catering en festiviteiten in historische ruimtes die net zoals andere vormen van verhuur in dienst staan van de historische, sfeervolle omgeving. Ze zorgen voor de vaak broodnodige financiën om dit erfgoed in stand te houden. Het blijft zaak ervoor te waken dat het niet andersom is.
Historische ontwikkeling
Zolang er tapijten worden geweven en daarmee wanden en vloeren worden bedekt is er sprake van onderhoud en reparaties. Open vuur en de walm van brandende kaarsen tastten het uiterlijk van het interieurtextiel aan, en dagelijks gebruik veroorzaakte slijtage. Reparaties die uitgevoerd zijn in een tijd dat het ambacht van wever of tapijtknoper nog tot in de puntjes werd beheerst, zijn vaak onzichtbaar voor een ongeoefend oog. Reparaties uit latere tijden, in het bijzonder die van na het midden van de 19de eeuw, vallen vaak op doordat het vakmanschap ontbreekt of de kleuren verschoten zijn. De lichtechtheid van de synthetische verfstoffen die vanaf circa 1860 in gebruik kwamen, was niet geweldig, waardoor restauraties zijn verschoten en nu storen door hun afwijkende kleuren.
Goede restauraties uit het huidige tijdvak kenmerken zich door terughoudende en reversibele ingrepen. Men is er steeds meer van doordrongen dat schade voorkomen moet worden door passende preventieve maatregelen. Anderzijds is er een groeiend besef dat bepaalde schade ook cultuurhistorische waarde kan hebben. Daarbij kan gedacht worden aan beschadigingen die wijzen op historische momenten, traditie of historische reparatietechnieken. In het besluitvormingsproces voor conserveringsingrepen zoekt men meer dan voorheen naar de juiste balans tussen deze cultuurhistorische waarden en probeert men de risico’s op vervolgschade zo veel mogelijk te beperken.
Preventieve conservering
Onder de algemene term ‘conservering’ verstaat men alle maatregelen en acties die gericht zijn op het behoud van tastbaar cultureel erfgoed voor huidige en komende generaties. Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie vormen van conservering die onderling verschillen in de mate van interventie: preventieve conservering, actieve conservering en restauratie.
Preventieve conservering verwijst naar alle maatregelen en acties die gericht zijn op het voorkomen en minimaliseren van toekomstige achteruitgang, schade of verlies. Deze maatregelen zijn meestal indirect. Ze worden uitgevoerd binnen de context of op de omgeving van een voorwerp, een groep voorwerpen of interieuronderdelen, en verstoren of veranderen de originele materialen en structuren van het erfgoed niet.
De volgende praktische tips ter voorkoming van schade zijn direct gekoppeld aan de veroorzakers van de schade.
Lichtschade voorkomen
Zoals vermeld in het artikel Historisch interieurtextiel - schade hebben objecten van textiel te maken met degradatie, zoals verkleuring en verzwakking onder invloed van licht. Schade door licht is ingrijpend en onomkeerbaar en dient daarom voorkomen te worden. Niet alleen zichtbaar licht veroorzaakt schade, maar zeker ook UV- en infraroodstraling tasten textiel aan.
Een doordacht lichtregime kan het proces van lichtschade aanzienlijk vertragen. Het is de uitdaging om een goede balans te vinden tussen het beperken van achteruitgaan van de conditie enerzijds en het gebruik of tonen anderzijds. Het begint met het zo veel mogelijk beperken van de schadelijke effecten van zowel dag- als kunstlicht. Dat kan op verschillende manieren. Denk aan de eenvoudige maar zeer effectieve benadering om - bij afwezigheid - (binnen)luiken zoveel mogelijk gesloten te houden.
Lichtintensiteit meten
Een veelgebruikte manier om lichtschade te beperken is te berekenen hoeveel licht een ruimte in een jaar mag ontvangen zonder dat er aantoonbare kleurverandering optreedt. Deze berekening wordt gemaakt op basis van de vaststelling van het acceptabele niveau van schade aan interieuronderdelen op de lange termijn enerzijds, en de blootstelling aan licht van het interieur anderzijds. Over het algemeen kunnen interieuronderdelen die kwetsbaar zijn voor lichtschade worden blootgesteld aan 480.000 lux-uren per jaar.[1] Dit klinkt veel, maar zonder beschermende maatregelen kan dit met direct zonlicht op een mooie onbewolkte dag (circa 25.000 lux/uur) al snel bereikt zijn. Om de lichtintensiteit ter plaatse te meten, kun je een luxmeter gebruiken. Er zijn handige elektronische dataloggers die naast temperatuur en relatieve luchtvochtigheid ook lichtintensiteit en UV-straling kunnen meten.
Luiken en folies
Binnen een lichtregime in een historische omgeving kun je diverse maatregelen nemen. Soms zijn deze al aanwezig in de vorm van binnen- of buitenluiken, of door op het glas aangebrachte folie die ultraviolette straling weert. Hoe waardevol deze beide maatregelen ook zijn, in de praktijk blijken ze vaak niet voldoende te zijn. Dat kan allerlei oorzaken hebben. De luiken zijn bijvoorbeeld op een stralende zomerse dag juist open, de ramen met UV-folie worden op een zomerse dag opengezet of de beschermende werking van de UV-folie is bijna op en had al vervangen moeten worden. Men dient er rekening mee te houden dat elke blootstelling aan licht cumulatieve schade aan interieuronderdelen zal veroorzaken. Als er eenmaal gaten en gleeën in het textiel zijn verschenen, is er al een langdurig afbraakproces aan voorafgegaan. Dure restauraties zijn op dat moment onvermijdelijk.
Bescherming aan de buitenzijde
Bescherming tegen de schadelijke effecten van daglicht kan beginnen aan de buitenzijde van een monument. Denk aan planten en bomen voor de vensters, zoals leilinden. Aan de buitenzijde van een monument kun je onder meer historische rolluiken, luiken, persiennes of markiezen gebruiken. Deze kunnen mechanisch tot volledig geautomatiseerd worden aangebracht.
Val- of rolgordijn
Een andere relatief simpele en goedkope methode om de lichtinval te temperen is het aanbrengen aan de binnenzijde van een lichtwerend val- of rolgordijn, al dan niet met UV-werende laag. Door deze geheel of deels te sluiten, of meervoudig aan te brengen, kun je de lichtinval aanzienlijk beperken.
Lichtbeleid
Het is dus belangrijk een lichtbeleid te hebben en dit met gepaste regelmaat te actualiseren en optimaliseren. Doorgaans bereik je op de lange termijn de beste resultaten door een combinatie van diverse beschermende maatregelen toe te passen. Op basis van de bovengenoemde berekenmethode is te bepalen of het nodig is het bestaande lichtbeleid aan te scherpen, of, wanneer dit er nog niet is, een lichtbeleid in te voeren. Het sluiten van gordijnen of luiken als de ruimte niet in gebruik is, moet een routinematige handeling worden, even vanzelfsprekend als het uitdoen van het licht bij het verlaten van de kamer. Dit laatste is bovendien belangrijk vanuit het oogpunt van duurzaamheid. Vervang alle lampen die warmte produceren en vermijd zo veel mogelijk dat lichtspots op een textiele wandbespanning worden gericht. Kunstverlichting zonder ultraviolette straling is tegenwoordig volop verkrijgbaar en ook betaalbaar. Daarnaast moet er vooral aandacht worden besteed aan het zoveel mogelijk wegfilteren van ultraviolette straling uit daglicht. Voorkom invallend zonlicht en plaats folie op de ramen of op de voorzetbeglazing die ultraviolette straling weert. Bovendien is het aan te bevelen om textiele objecten zo ver mogelijk van kunstmatige en natuurlijke lichtbronnen te plaatsen.
Bewegingsmelder
Een lichtbron met bewegingsmelder die alleen aan gaat als er bezoekers worden gedetecteerd, is daarnaast een zeer bruikbaar hulpmiddel dat zowel rekening houdt met het behoud van de textiele interieuronderdelen als met de bezoekerservaring.
Klimaatschade voorkomen
Organische materialen zoals textiel zijn gevoelig voor de fluctuatie in de luchtvochtigheid en temperatuur. Het is daarom belangrijk om deze fluctuaties waar mogelijk te minimaliseren. Met behulp van gecombineerde hygro- en temperatuurmeters is het eenvoudig om een beeld te krijgen van de actuele situatie. Naast handmeters kun je ook dataloggers gebruiken. Je kunt dergelijke dataloggers aansluiten op een computer, zodat je het binnenklimaat langdurig en zelfs op afstand kunt volgen en registreren en de fluctuaties in beeld krijgt. Op basis van de verzamelde data kun je tijdig ingrijpen als zich grote veranderingen of nijpende situaties voordoen. Blijf echter altijd vertrouwen op menselijke observatie met zicht, geur, gevoel en gehoor. Hiermee kun je acute problemen snel detecteren. Door deze observaties systematisch vast te leggen, kun je een beter inzicht opbouwen van het binnenklimaat op termijn.
Rigide klimaatplan voorkomen
In de praktijk blijkt een te rigide klimaatplan lastig haalbaar en is dit vanuit het behoud van het monument en uit oogpunt van duurzaamheid doorgaans onwenselijk. Voor de meest voorkomende situaties wordt een binnenklimaat geadviseerd dat de trage wisselingen van de seizoenen volgt. Dikke muren van historische gebouwen vlakken de pieken en dalen van de klimaatschommelingen af. Situaties met een relatieve luchtvochtigheid boven de 75 procent dien je echter altijd te vermijden, omdat er boven deze waarde schimmels kunnen ontstaan. In dit kader is een praktische tip om zo min mogelijk vocht bij het schoonmaken van een ruimte met historisch textiel te gebruiken. Dweil dus ook marmeren vloeren zo min mogelijk en zo droog mogelijk. Vermijd ook andere handelingen waarbij vocht vrijkomt. Plaats bijvoorbeeld geen rechauds met dampende pannen in een ruimte met historisch textiel. Bewaar op een regenachtige dag natte paraplu’s en jassen buiten interieurs met textiele bekleding. Ventileer met beleid, dus bijvoorbeeld niet als het buiten heel vochtig is. Uiteraard is een verstandig verwarmingsbeleid gepast, zowel omwille van preventieve conservering als duurzaamheid.
Geleidelijke aanpassing
Wanneer je de temperatuur en daarmee samenhangend de relatieve luchtvochtigheid van een interieur moet aanpassen, dien je dat zo geleidelijk mogelijk te doen. Denk eraan dit ook toe te passen bij gestoffeerde en gefineerde meubels die in een andere ruimte worden geplaatst. Als je deze meubels van een niet-geklimatiseerde, vochtige ruimte naar een geklimatiseerde en drogere ruimte verplaatst, kunnen al snel krimpscheuren ontstaan. Ook direct invallend zonlicht kan dit effect op interieuronderdelen veroorzaken. Voorkom dat je dergelijke objecten te dicht bij een warmtebron plaatst.
Voorkom lage waarden
Naast een hoge relatieve luchtvochtigheid of grote schommelingen in luchtvochtigheid en temperatuur is het ook belangrijk om lage waarden, bijvoorbeeld onder de 25 procent, te voorkomen. Door zeer lage waarden kan eveneens schade ontstaan, bijvoorbeeld door spanningen in materialen of combinaties daarvan.
Constant binnenklimaat
In een oud gebouw is het relatief lastig om het binnenklimaat volledig te beheersen. Het is de vraag of dit ook wenselijk is. Grote klimaatinstallaties en luchtverversingssystemen verbruiken veel energie, zijn calamiteits- en onderhoudsgevoelig, vereisen veel aanpassingen en ingrepen in een gebouw, en zijn al na enkele decennia geheel verouderd. Het belangrijkste streven moet zijn het binnenklimaat op zo eenvoudig mogelijke wijze zo constant mogelijk te houden. Organische materialen zoals textiel passen zich aan langdurig heersende klimaatwaarden aan. Vaak treden er pas problemen op als men aan deze waarden gaat sleutelen, bijvoorbeeld door klimaatinstallaties of een nieuw luchtverversingssysteem te installeren.
Vermijd schommelingen
Algemeen advies is om grote schommelingen in temperatuur en luchtvochtigheid te vermijden. Houd het binnenklimaat in de gaten en tref maatregelen als er sprake is van plotseling veranderende waarden.
Gebruiksschade voorkomen
In historische ruimtes lopen textiele interieuronderdelen extra risico. Een oneffen vloer, het ontbreken van een ondertapijt of het langdurig verplaatsen van stoelen kan storende slijtplekken veroorzaken in het tapijt. Mensen schuren met stoelen of jassen langs kwetsbare wandbespanningen of gordijnen. Maar ook andere vormen van schade zijn denkbaar. Verschillende maatregelen kunnen deze schade beperken, zoals koorden om bezoekers op afstand van de objecten te houden en om te voorkomen dat ze op historisch meubilair plaatsnemen.
Vervuiling voorkomen en bestrijden
Preventie begint al bij de voordeur: straatvuil moet zo veel mogelijk buiten de deur gehouden worden. Plaats bij voorkeur buiten voor de voordeur een draadborstelmat en binnen achter de deur een kokosmat of katoenen droogloopmat. Geef de matten samen een lengte van minimaal drie meter. Deze schoonloopzone houdt 80 procent van het straatvuil buiten de deur, mits de matten goed gebruikt worden, regelmatig worden schoongemaakt en op tijd worden vervangen. Vergeet hierbij niet om ook de vloer onder de mat te reinigen. Het daaronder liggende zand werkt immers als een schuurmachine en kan zelfs stenen vloeren beschadigen.
Vervuiling kan ook vanuit het interieur zelf komen, bijvoorbeeld als stof of steengruis op de objecten valt en daar blijft liggen. Regelmatig stof verwijderen wordt aangeraden. Hoe langer stof op gestoffeerde oppervlakten blijft liggen, hoe lastiger het zich laat verwijderen (zie voor meer informatie over het afnemen van stof elders in dit artikel).
Bescherming van specifieke types objecten
Het is belangrijk om bezoekers te wijzen op de kwetsbaarheid van een monumentaal interieur en uit te leggen waarom beschermende maatregelen genomen moeten worden.
Bescherming van vloertapijten
Een onderkleed is onmisbaar bij een historisch vloerkleed. Het beschermt het tapijt tegen oneffenheden in de vloer. Het voorkomt dat een tapijt gaat schuiven en er plooien en vouwen ontstaan. Het textiel slijt eerder op een vouw of een oneffenheid in de onderliggende vloer. Het onderkleed draagt het tapijt, het vangt het gewicht van mensen en meubels op, en voorkomt een afdruk van de vloer in het tapijt.
Verschillende onderkleden
Er zijn verschillende vormen van onderkleden. Er is ondertapijt van synthetisch of natuurlijk naaldvilt en onderkleed op latexbasis. Elke soort heeft zijn beperkingen. Latextapijt geeft een goede bescherming tegen oneffenheden in de ondergrond en het verschuiven van het tapijt. Maar door zijn iets kleverige karakter houdt het vuil en zand vast, waardoor het moeilijk is schoon te houden. Naaldvilt van wol heeft dit laatste nadeel niet, maar is aantrekkelijk voor motten en tapijtkevers, terwijl synthetisch naaldvilt hard is en schade aan het tapijt kan veroorzaken. De keuze is afhankelijk van de situatie en de staat van het vloerkleed.
Extra matten en onderzetters
Het schuiven van stoelen of andere meubels op historische vloertapijten is taboe; deze moeten altijd getild worden. Ook meubels met wielen en bureaustoelen mag je niet over de waardevolle vloertapijten rollen. Plaatselijke slijtage kun je reduceren door het plaatsen van een extra mat, bijvoorbeeld onder een bureaustoel. Door onder de poten van zware meubels onderzetters te plaatsen met een groter oppervlak verhinder je blijvende schade in het vloerkleed. Simpele plaatjes bieden al veel bescherming. Met een inkeping erin voor het wiel voorkom je dat het meubelstuk ervan af rolt. Je kunt de plaatjes schilderen in kleuren en patronen die bij het meubilair of de vloerbedekking passen.
Ook kun je overwegen om bezoekers pantoffels met zachte zolen te laten dragen.
Glasplaat
Op een aanzienlijk beschadigd en kwetsbaar tapijt kun je beter niet meer lopen. Als je het tapijt toch wil laten liggen om redenen van het behoud van de historische authenticiteit, kun je overwegen om een extra tapijt over de looprichting te plaatsen. In Museum Willet-Holthuysen in Amsterdam heeft men in de deuropening van de grote zaal gekozen voor een glasplaat op het tapijt. [afbeelding 5] Het fraaie vloerkleed wordt hierdoor beschermd en blijft toch zichtbaar. De plaat stelt de toeschouwers in staat om enkele stappen in de ruimte te maken, zodat ze de zaal in zijn eenheid kunnen bekijken. Bij het gebruik van een dergelijke plaat moet je er in het geval van een tapijt met een geknoopte pool wel mee rekening houden dat de pool door de druk van de plaat kan worden geplet.
Bescherming tegen morsen
Als de ruimte voor catering wordt gebruikt, dien je beschermende maatregelen te treffen tegen morsen en vlekken. Geen rode dranken schenken is een effectieve maatregel om lastige vlekken te voorkomen. Rode wijn of sap veroorzaken vlekken die bijna niet te verwijderen zijn. Met enige uitleg blijken gasten bereid dit soort beperkende maatregelen te accepteren, uit respect voor de historische omgeving.
Morskleden en lopers
Het gebruik van zogenoemde morskleden en speciale lopers voorkomt dat er dranken en voedselresten in het tapijt terechtkomen. Het dekkleed heeft bij voorkeur een gesloten rug, zodat vuil en vloeistoffen er niet doorheen kunnen zakken. Na het eten en drinken dien je de beschermende kleden direct te verwijderen om te voorkomen dat de pool van het historische tapijt blijvend geplet wordt. Ook vermijd je daardoor dat er een schadelijk microklimaat tussen de tapijten kan ontstaan.
Fotografische kopie
Een interessante ontwikkeling is een synthetische of canvas mat waarop een hoge resolutie foto is afgedrukt van een historische vloerafwerking, zoals tapijt, een houten vloer of een tegelvloer. Vaak is een goed gelijkende replica te produceren. De mat wordt bovenop de originele vloerbedekking gelegd waarvan de foto is gemaakt. De mat is vergelijkbaar met een morskleed, maar dan met een grote visuele gelijkenis met de originele vloerbedekking eronder. Tussen het originele vloerkleed en de mat kun je een inerte tussenlaag aanbrengen om de vorming van een microklimaat te voorkomen. De kosten van dergelijke matten kunnen echter een nadeel zijn. Een ander nadeel is dat de mat harder is dan een tapijt en dat er frictieschade kan ontstaan.
Bescherming van wandbespanningen
Een belangrijk schadeverschijnsel bij wandbekleding is vervuiling. Het voorkomen hiervan begint bij het uitvoeren van regelmatige inspectie, regelmatig onderhoud en het aanbrengen van een voering (zie ook Vervuiling voorkomen en bestrijden in dit artikel). Regelmatig komt het voor dat zich bouwstof, steengruis of stukjes pleisterwerk van de muur achter wandbespanningen onderaan ophopen. Ook kan extra vervuiling ontstaan door installaties, bijvoorbeeld bij aspiratiedetectie.
Barrières aanbrengen
Wandbespanningen hebben wat minder last van gebruiksschade, als de gebruikers tenminste rekening houden met de cultuurhistorische waarde ervan. Ze zouden geen foto’s en posters in de bespanning moeten prikken of er andere objecten aan moeten hangen; ze zouden er nooit stoelleuningen, een ladder, projectiescherm, etc. tegenaan moeten plaatsen of laten schuren; en ze zouden ook nooit nieuwe leidingen en stopcontacten door de bespanning moeten aanbrengen. Barrières zoals een tafel of paaltjes met een koord ertussen kunnen verhinderen dat bezoekers te dicht bij een wandbespanning komen, deze aanraken of ertegenaan leunen bij recepties, ontvangsten of andere gelegenheden.
Stoelenboord
Een zogenoemd stoelenboord, een brede plank van circa vijftien centimeter die plat op de grond tegen de plint is aangebracht, voorkomt in veel gevallen dat stoelen tegen een bespanning worden geschoven. Uitgevoerd in hetzelfde materiaal van de vloer of geschilderd in dezelfde kleur zal een dergelijke plank nauwelijks storen in een monumentaal interieur, terwijl de kans op schade aanmerkelijk afneemt. Dit is een beproefde methode die men al in de 18de eeuw toepaste.
Smetplaatje
Beschadigingen aan wandbespanningen die rondom en op deuren zijn genageld komen vaak voor. Vooral rondom deurknoppen, sleutelgaten en lichtschakelaars is het textiel vaak vervuild en gerafeld. Een smetplaatje van glas of plexiglas kan op die plaatsen voldoende bescherming bieden.
Sluitvoering
Naast regelmatig stof afnemen is het aan te raden om loshangende wandtapijten van een sluitvoering te voorzien. Een dergelijke voering voorkomt dat stof en vuil in het historische textiel terechtkomen en is bij slijtage of vervuiling eenvoudig te vervangen.
Bescherming van beklede meubels
Ook beklede en gestoffeerde meubels, met name stoelen en banken, vormen beeldbepalende onderdelen van een historisch interieur. Ouderdom en langdurig of intensief gebruik resulteren meestal in verkleuring, vervuiling, scheuren en materiaalverlies op de bekledingsstof van de zitting en arm- en rugleuning. Als het zitmeubilair een hoge cultuurhistorische waarde heeft, dient men te vermijden dat personen hierop gaan zitten, teneinde verdere fysieke schade te voorkomen.
Beschermhoes
Nieuwe lichtschade kun je voorkomen met een doordacht lichtbeleid. Een beschermhoes is een effectieve maatregel om schade door zowel gebruik als licht te voorkomen. Deze hoezen kunnen voor elk meubel op maat worden gemaakt. Een nadeel daarvan kan zijn dat de werkelijke objecten dan niet of slechts ten dele zichtbaar zijn, maar het voordeel dat het meubel hierdoor beter beschermd wordt en langer bewaard kan blijven, weegt zwaarder. Door de kleur en het decoratieve patroon van de beschermhoes aan te passen aan het oorspronkelijke ontwerp van de bekleding wordt de integriteit van het interieur gerespecteerd.
Calamiteiten
De preventieve maatregelen mogen nog zo goed genomen zijn, er kan altijd iets misgaan. Wat te doen bij calamiteiten en andere vormen van onvoorziene schade?
Brand
Textiel is over het algemeen licht ontvlambaar materiaal. Dat geldt in het bijzonder voor oud, bros geworden en enigszins vervuild weefsel. Behalve door de brand zelf, kan textiel ook beschadigd worden door blusmiddelen, rook en roet. In de meeste gevallen bevatten monumentale interieurs veel brandbare materialen en is het om uiteenlopende redenen een uitdaging om ze tegen brand te beschermen. Dit vraagt om maatwerk. Soms worden sprinklers gewantrouwd vanwege de waterschade die kan ontstaan. Maar de schade die ze kunnen veroorzaken is meestal minder dan die van brandblussers of de brand zelf.
Nieuw textiel in openbare ruimtes moet voldoen aan bepaalde brandveiligheidseisen. Dergelijk textiel wordt vaak geïmpregneerd met brandvertragende zouten. Deze zouten zijn opgelost in een vloeistof die over het textieloppervlak wordt verneveld. Het vocht en de daarin opgeloste chemicaliën zijn niet goed voor historisch textiel. Er kan krimp optreden, kleuren kunnen aangetast worden, er ontstaan vaak vlekken en kringen, en de algehele staat van de textielvezel wordt erdoor aangetast; schades die stuk voor stuk allemaal onomkeerbaar zijn. Om al deze redenen wordt historisch textiel nooit geïmpregneerd. Andere vormen van brandpreventie zijn daarom belangrijk. Vanzelfsprekend is het ook met klem af te raden om te roken en om kaarsen of waxinelichtjes te branden in ruimtes met historisch textiel, ook vanwege de vervuilende werking van tabaksrook en kaarsenwalm.
Na een brand is het belangrijk om het door bluswater nat geworden textiel vlak en zo veel mogelijk in de oorspronkelijke vorm uit te spreiden. Vermijd hierbij vouwen en dubbele lagen textiel, omdat er een risico bestaat dat kleuren gaan uitlopen die daarbij onuitwasbare vlekken veroorzaken. Zorg dat er binnen 48 uur een restaurator aanwezig is om de schade op te nemen en maatregelen te nemen. Afhankelijk van het soort schade zal het textiel meteen en snel gedroogd moeten worden, of juist langzaam onder gecontroleerde omstandigheden.
Waterschade
Interne oorzaken van waterschade kun je meestal voorkomen door regelmatige inspecties van daken, goten en leidingen. Noodsituaties zoals overstromingen zijn lastiger te voorzien.
Het komt helaas regelmatig voor dat wateroverlast in een bovenliggende ruimte als gevolg van een lekkage - bijvoorbeeld in een badkamer of toilet, een kapotte (af)wasmachine, lekkende onderdelen van (CV-)installaties, een bevroren leiding, een gebroken dakpan of lei, een verstopte goot - waterschade veroorzaakt. In dat geval is het belangrijk om snel te reageren en een textielrestaurator de textiele onderdelen te laten behandelen. De kans is namelijk groot dat er moeilijk verwijderbare kringen en schimmels in de bespanning en het andere nat geworden textiel komen. Schimmel tast textiel diep in de structuur van de vezel aan en laat daar niet te verwijderen vlekken achter. Bij waterschade is er bovendien altijd in meer of mindere mate sprake van vuil- of kleurtransport, waardoor er kringen kunnen ontstaan.
Let er op dat je na een calamiteit nat textiel niet op elkaar stapelt. Omdat het textiel door het opgenomen vocht veel zwaarder is geworden, is een goede ondersteuning bij het verplaatsen en hanteren essentieel. Door het extra gewicht is het textiel ook veel kwetsbaarder en zwakker, dus vatbaarder voor schade en deformaties.
Er is geen algemene werkwijze te geven voor de beste reddingsmethode bij waterschade, maar mogelijke opties zijn spoelen, invriezen en droogvriezen. De juiste actie is sterk afhankelijk van de materialen en de toestand van het textiel. Het is daarom belangrijk om bij waterschade zo snel mogelijk, binnen 48 uur, professionele hulp in te roepen om blijvende schade te voorkomen.
Verbouwingen bij renovatie en onderhoud van historische huizen
Verbouwingen kunnen een ware ramp voor interieurtextiel zijn. Bij breek- en timmerwerkzaamheden komt er immers veel fijn bouwstof en gruis vrij. Dit kan diep in de textielvezel doordringen en is moeilijk te verwijderen. Vooral alkalisch stof, zoals van gipsplaat, kan onder invloed van vocht verharden en het afbraakproces van textiel versnellen.
Het is dus noodzakelijk om wandbespanningen en vaste vloerbedekkingen voorafgaande aan verbouwingswerkzaamheden in de ruimte zelf, maar ook bij verbouwingen in een aangrenzende ruimte, af te dekken met stofdicht, inert materiaal, zoals een ongeweven polyethyleendoek. Gordijnen en gestoffeerde meubels kun je gedurende de verbouwing het beste op een veilige, stofdichte, niet-vochtige plek opbergen.
Actieve conservering: omgaan met bestaande schade
Soms zijn preventieve maatregelen niet voldoende omdat er al sprake van schade is. Het komt ook regelmatig voor - bijvoorbeeld als een historisch huis een culturele instelling wordt - dat de textiele objecten al sporen van slijtage vertonen, omdat ze in het dagelijks leven van de vorige eigenaren dienstdeden. In dergelijke gevallen kan de bestaande schade zo ernstig zijn dat je maatregelen aan het interieurtextiel zelf moet nemen om te voorkomen dat deze schade nog erger wordt. In dat geval spreken we van actieve conservering. Actieve conserveringsbehandelingen aan één of meerdere interieuronderdelen worden door een (textiel)restaurator uitgevoerd. Het doel van actieve conservering is reeds aanwezige schadeprocessen te vertragen, de structuur van de interieuronderdelen te versterken en schade te camoufleren.
Eerdere reparatie
Het repareren van textiele interieurobjecten is een lange traditie, waaronder lapjes opnaaien, stoppen, verknippen en hergebruik van materiaal vallen. Veel reparatiewerkzaamheden zijn met zorg uitgevoerd. Ze kunnen worden beschouwd als historisch waardevol en als integraal onderdeel van het object. Op basis van dergelijke waarden kunnen ze op hun plaats worden gelaten.
Schade die ontstaan is door de tand des tijds is vaak met kennis van zaken te herstellen en te camoufleren. Schade die ontstaan is door de hand van enthousiaste maar onervaren en niet ter zake kundige handwerkers is dat vaak niet. Willekeurige textiellijmen en plakband kunnen onherstelbare schade veroorzaken, omdat ze bruin verkleuren, vlekken veroorzaken en verharden.[2] Slecht uitgevoerde reparaties scheuren een paar centimeter verder weer uit en naaimachinestiksels veroorzaken onherstelbare littekens in historisch materiaal. Herstel van historisch textiel, ongeacht of het nu om Deventer tapijten, wandbespanningen en -tapijten, zijden of katoenen gordijnen of meubelstoffering gaat, is daarom het werk van een professionele, goed opgeleide textielrestaurator. Het vergt kennis en ervaring om de staat van het textiel vast te stellen en de juiste behandelingsmethode te bepalen. Onderhoud zoals stof afnemen is daarentegen wel vaak uit te voeren door de niet-specialist. Het verdient dan wel de voorkeur om vooraf een textielrestaurator een instructietraining te laten geven.
Reinigen
Eenmaal verschoten textiel zal zijn kleur door restauratie of actieve conservering niet kunnen terugkrijgen. Ook is het meestal niet mogelijk om sterk vervuild textiel goed schoon te maken, omdat vuil in veel gevallen de kleuren onherstelbaar aantast en vlekken na verloop van tijd niet meer te verwijderen zijn. Er zijn grofweg drie manieren om historisch textiel te reinigen, te weten mechanisch (droog), wassen met water en chemisch.
Mechanisch stof en vuil verwijderen
Mechanisch stof afnemen kan in veel gevallen door goed geïnstrueerde medewerkers zelfstandig worden uitgevoerd. Let daarbij op de volgende aanwijzingen. Voordat men gaat stofzuigen is het nodig om de staat van het textiel vast te stellen om onnodige schade en slijtage te voorkomen. Zo is de pool van oud fluweel bijzonder kwetsbaar en kunnen er beschadigingen in satijn worden getrokken door de mond van de stofzuiger.
Loszittend stof en vuil in tapijten en wandbespanningen worden in de regel verwijderd met kwasten en een stofzuiger met HEPA-filter en regelbare zuigkracht. Een HEPA-filter verwijdert ten minste 99 procent van alle door de lucht meegevoerde deeltjes groter dan 0,3 micrometer in diameter. Er bestaan tegenwoordig verschillende modellen (huishoud)stofzuigers met een HEPA-filter. Deze zijn echter alleen bruikbaar als de zuigkracht te regelen is. De zogenoemde ‘museumstofzuiger’ heeft die mogelijkheid, naast een HEPA-filter. Het voordeel van de museumstofzuiger is dat hij klein is en gemakkelijk draagbaar, wat handig is als je op steigers en ladders moet werken.
Dek de mond van de stofzuiger af met een gaasje of nylonkous en met een elastiekje om te kunnen controleren wat er wordt opgezogen: stof, vuil of vezels. Als je veel vezelmateriaal van de bespanning opzuigt, kan dit een teken zijn dat de zuigkracht te hard staat of dat het textiele materiaal erg gedegradeerd is. In dat geval is deze manier van stof verwijderen niet geschikt. Het opgezogen stof van een bespanningoppervlak van één vierkante meter kun je in een minigripzakje bewaren als referentie voor een volgende onderhoudsbeurt. Op basis van de verzamelde informatie kan je vaststellen hoe regelmatig je stof moet afnemen.
Werk met schone kwasten. Ook hulpstukken, zoals de zogenoemde meubelborstel, die standaard bij stofzuigers geleverd worden, zijn soms geschikt, tenzij de haren van de borstels te stijf of te hard zijn. Een brede marterharen kwast - zonder scherpe randen - heeft daarnaast de voorkeur. Je werkt van boven naar beneden, waarbij je de kwast regelmatig en rustig beweegt, en het opgeborstelde stof door de stofzuiger wordt afgevoerd. Deze wijze van stof verwijderen is ook geschikt voor gestoffeerde meubels en gordijnen, tenzij er sprake is van gedegradeerd materiaal, dat te herkennen is aan gleeën en losliggende draden.
Wassen
Bij interieurtextiel zoals een wandbespanning dat nooit eerder gewassen is, kan wassen een vervorming van het oorspronkelijke uiterlijk veroorzaken. Kleuren kunnen bloeden, de stof kan krimpen waardoor deze niet meer binnen de omlijsting past, en gedegradeerd materiaal kan in water uit elkaar vallen. Voor wassen zal het textiel gedemonteerd moeten worden. Wassen is een onomkeerbare handeling en moet zo veel mogelijk vermeden worden. Wassen in water kan oud en futloos textiel echter ook weer iets van zijn oorspronkelijke souplesse en ruimtelijkheid teruggeven. De algehele staat van de textiele vezels kan er bovendien door verbeteren. Wassen kan verdere degradatie van textiel voorkomen door degradatieproducten uit te spoelen. Bovendien kan gespecialiseerde apparatuur het uitlopen van kleuren minimaliseren. Wassen is dan ook altijd een behandeling die door een professionele restaurator beoordeeld en uitgevoerd moet worden.
Chemisch
Chemisch reinigen kan ter plaatse worden gedaan. Er wordt gebruikgemaakt van een zogenoemde sproei-extractiemethode, waarbij het reinigingsmiddel op het doek wordt gespoten en er direct weer van af wordt gezogen. De methode is onder meer geschikt voor bespanningen die zijn vervuild door kaarswalm en rook. In plaats van met een reinigingsmiddel kun je bij de sproei-extractiemethode ook reinigen met demiwater al dan niet met een conserveringsdetergent afhankelijk van het type textiel en de wasechtheid van de kleuren. Geadviseerd wordt te allen tijde na te reinigen met demiwater om restanten van toegepaste producten te verwijderen. Men past de sproei-extractiemethode ook toe bij het reinigen van nagelvast bevestigde en grote, niet te verplaatsen vloertapijten. Ook hierbij geldt dat de behandeling moet worden uitgevoerd door of onder begeleiding van een ervaren textielrestaurator.
De behandeling van vlekken
Hoe langer een vlek in textiel zit, hoe moeilijker deze te verwijderen is. Het vuil zal altijd op de een of andere manier het textiel aantasten, vooral op de buitenste rand van de vlek waar zich het meeste vuil heeft opgehoopt. Daar zal zich op den duur een bruine rand aftekenen, die veroorzaakt wordt door afbreuk van textielvezels. Gedegradeerd textiel is bruin van kleur.
Het is belangrijk het gemorste vocht direct op te deppen met een droge of iets vochtige doek om vlekken te voorkomen. Ga nooit poetsen en boenen. Daar kunnen allerlei vormen van schade door ontstaan, ook bij niet-gedegradeerd textiel. Als de bespanning niet wrijf- en kleurecht is, zal zich bijvoorbeeld een lichte plek aftekenen.
Met water of een oplosmiddel sterk vervuild textiel of een bespanning waar veel vuil achter vastzit te lijf gaan, is vragen om problemen. Een niet goed gekozen oplosmiddel kan de chemische samenstelling van de vlek veranderen, waardoor deze nog moeilijker te verwijderen is. Vlekverwijderaars kunnen kleurveranderingen en in het slechtste geval degradatie veroorzaken.
Het weghalen van de vlek zal in al deze gevallen alleen maar nog meer schade aanrichten. Het is vaak beter niet zelf in te grijpen en de vlek te accepteren of daar waar de schade aanzienlijk of zeer storend is advies aan een textielrestaurator te vragen.
Restaureren
Restauraties aan interieurtextiel dienen te worden uitgevoerd door een ter zake kundige textielrestaurator. De restaurator heeft verschillende mogelijkheden tot zijn beschikking om oud en gedegradeerd textiel te stabiliseren en behandelen. Als een behandeling wordt overwogen, moet worden nagedacht of historische informatie behouden blijft. Gebruikssporen kunnen immers het verhaal van de oorspronkelijke bewoning van historische huizen illustreren.
Wandbespanningen
Bij wandbespanningen maakt men onderscheid tussen naai- en lijmtechnieken. Soms is er sprake van een combinatie. In de meeste gevallen bevestigt de restaurator het fragiele en gedegradeerde textiel op een steunlaag. De gekozen methode wordt bepaald door de materialen en de omstandigheden waarin de wandbespanning hangt. Wandtapijten worden vrijwel zonder uitzondering met een naaimethode geconserveerd, terwijl een zijden wandbespanning vaak met een lijmmethode wordt behandeld. Geschikte conserveringslijmen worden bij voorkeur alleen gebruikt als er sprake is van een redelijk stabiel, niet te vochtig klimaat. Gaten kunnen in de meeste gevallen gecamoufleerd worden. Fotografische reconstructies bieden goede mogelijkheden wanneer er sprake is van grote gaten of ontbrekende delen.
Als tijdens de behandeling een wandbespanning van de muur is losgehaald, kiest men vaak voor een andere manier van ophangen. De oorspronkelijke nagelvaste bevestiging heeft vaak schade veroorzaakt. Denk aan roestende spijkers. Een demontabele manier van ophangen biedt voordelen bij calamiteiten en onderhoud. In de regel kiest men voor een bevestiging met klittenband, dat in diverse kleuren en breedtes verkrijgbaar is. De zachte kant van de band wordt eerst op een katoenen band genaaid om vervolgens met de hand aan de bespanning genaaid te worden. De harde kant wordt aan de muur bevestigd.
Om doorstoffen te voorkomen is het raadzaam de muur achter de bespanning af te dekken. De voorkeur gaat hierbij uit naar een ademend materiaal, zoals geruwde katoen, om vochtproblemen te voorkomen.
Bij bevestiging met klittenband en het afdekken van de muur erachter dient men wel op te letten niet en passant de juridische status van de wandbespanning te wijzigen. Als de onafgewerkte wand achter de wandbespanning wordt afgewerkt of afgedekt, is er een risico dat de wandbespanning niet langer als wandafwerking wordt aangemerkt. Dat zou kunnen betekenen dat de wandbespanning niet meer als bestanddeel van het pand geldt. Of dit ook daadwerkelijk zo zou zijn, hangt van de specifieke omstandigheden af, bijvoorbeeld van de vraag of er naast de hechte verbinding nog sprake is van andere onderlinge afstemming tussen het pand (de ruimte) en de bespanning. Om ongewenste gevolgen voor de subsidiemogelijkheden en de vergunningplicht te vermijden, is het raadzaam hier vooraf bij stil te staan. Een eventuele bewerking van de muur of een afdeklaag zou zo uitgevoerd moeten worden dat dit een evidente beschermende tussenlaag is, en niet als de eigenlijke wandafwerking kan worden geïnterpreteerd.
Vloertapijten
Bij de behandeling van vloertapijten maakt men onderscheid tussen restauratie en conservering. Restauratie past men toe als er sprake is van geringe schade, een klein gat of een scheur. Een conserverende behandeling is geëigend wanneer de pool van het geknoopte tapijt tot op de knoop versleten is. In deze staat is het vloerkleed het kwetsbaarst. De behandeling bestaat er dan uit de knoop te bedekken met nieuw materiaal. Dit geeft een optisch bevredigend resultaat, zonder dat er oud materiaal verwijderd hoeft te worden, wat bij restauratie meestal wel het geval is. Het wordt afgeraden om een geconserveerd vloertapijt te belopen.
Behouden of vervangen?
Het behoud en beheer van historisch textiel is vaak een lastige en vooral arbeidsintensieve zaak. Soms zal men moeten erkennen dat het textiel dermate versleten is dat er afbreuk gedaan wordt aan de uitstraling van de ruimte. De vraag is dan hoe het historische textiel behouden kan blijven en daarnaast ook de gebruikswaarde van de ruimte intact blijft. In die context is het van belang de waarde van het historische textiel te bepalen in de ruimte waarin het is aangebracht. Is er bijvoorbeeld sprake van onvervangbaar cultureel erfgoed, of gaat het om materiaal dat te vervangen is door vergelijkbare stoffering of door nieuw geweven stoffen met gereconstrueerde patronen en kleuren? Het laten maken naar oorspronkelijke ontwerpen is doorgaans een kostbare aangelegenheid. Steeds vaker wordt ook geadviseerd om historisch interieurtextiel, bijvoorbeeld oude bespanningen of meubelstoffering, in situ te laten en er voor het visuele aspect een nieuwe laag vóór te plaatsen.
Het gebruik van andere oude tapijten in plaats van het originele tapijt is niet altijd mogelijk. Kamerbrede Deventer tapijten met grote patronen zijn een zeldzaamheid geworden. Hierdoor is het moeilijk een vervanger met dezelfde allure en kwaliteit te vinden. De vaardigheid om oude technieken te reproduceren verdwijnt in rap tempo, evenals de daarvoor benodigde machines.
In het buitenland zet men in historische huizen in toenemende mate replica’s in. Een voorbeeld is het Strong-Howard House, Connecticut (USA). Dankzij de replica’s kunnen bezoekers de objecten aanraken, het meubilair gebruiken en zich in de historische ruimte onderdompelen.[3] Bezoekers kunnen echter teleurgesteld zijn wanneer er sprake is van veel replica’s en reconstructies, waardoor ze het historische huis niet langer authentiek vinden.
Met deze obstakels in het achterhoofd is het de vraag of het vervangen van een op maat gemaakte oorspronkelijke stoffering wel een goede optie is. Het is zaak ervoor te zorgen dat het historische textiel niet vervangen hoeft te worden. Een goede verzorging en voldoende preventieve maatregelen zijn daarbij de eerste stappen. Het blijft echter zonder meer een evenwichtsoefening om historisch meubilair en interieurtextiel aan het publiek te tonen en het te bewaren in veilige omstandigheden. Goed onderhoud door kundige handen is daarbij van onmisbaar belang.
Vergunning en subsidie
Voor restauratie (werkzaamheden die het normale onderhoud te boven gaan en noodzakelijk zijn voor herstel) van beschermde monumenten is een omgevingsvergunning vereist. Voor normaal onderhoud (noodzakelijke reguliere werkzaamheden die gericht zijn op het behoud van monumentale waarde) is niet altijd een vergunning vereist. Voor gemeentelijke monumenten of provinciale monumenten kunt u contact opnemen met de gemeente. Voor werkzaamheden ten behoeve van de instandhouding van een rijksmonument kan de eigenaar in veel gevallen subsidie aanvragen.
Onderhoud, inspectie, onderzoek en analyse van interieurtextiel ter voorbereiding van het herstel ervan worden, voor zover het vaste interieuronderdelen van monumentale waarde betreft, in beginsel aangemerkt als subsidiabele werkzaamheden. Hierbij kan gedacht worden aan wandbespanningen en behang. Losse interieuronderdelen zoals gordijnen, meubilair en tapijten, en de werkzaamheden daaraan, zijn niet subsidiabel.
Lees verder
Literatuur
- Boersma, F. e.a. (2000). Op de keper beschouwd, Stichting Textielcommissie Nederland: Amsterdam.
- Boersma, F. e.a. (2013). Unravelling Textiles: A Handbook for the Preservation of Textile Collections, Archetype Books, London.
- Brokerhof, A., B. Ankersmit en F. Ligterink. Risk Management for Collections. Amersfoort: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2016. Risicomanagement. Veilig erfgoed. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
- The National Trust (2011). Manual of Housekeeping. Care and conservation of collections in historic houses. London: Pavilion books.
- Schuit, H. (2013). Behoud van binnen. Preventieve conservering van interieurs. Zwolle: WBooks.
Websites
- CCI Textile lab. “Textiles and the Environment.” Canadian Conservation Institute.
- Dancause, Renée, Janet Wagner, and Jan Vuori. “Caring for textiles and costumes.” CCI Preventive Conservation Guidelines, 2018.
- Lauder, D., en D. Pinniger. English Heritage Guideline for Insect Pest Management in English Heritage Historic Properties, 2015,
- Querner, P. DOI: 10.3390/insects6020595 Insect Pests and Integrated Pest Management in Museums, Libraries and Historic Buildings, 2015.
Tekst: René Lugtigheid en textielstudenten van het Advanced Professional Programme van de studierichting Conservation and Restoration of Cultural Heritage van de Universiteit van Amsterdam: Willemijn Bolderman, Danicia van Glanen Weijgel, Charlotte Fenton en Mengying Zhang.
Zie ook
ArtikelenSpecialist(en)
- ↑ Een handige manier om de hoeveelheid lichtschade te berekenen is de volgende vermenigvuldiging: schade = lichtsterkte x duur van de blootstelling. De uitkomst bepaalt het aantal lux-uren. Boersma, F. e.a.(2007), Unravelling textiles, Archetype Publications, Londen, p. 48.
- ↑ National Trust Manual of Housekeeping, p.411.
- ↑ Strong-Howard House Reinterpretation Project, American Association for State and Local History, geraadpleegd op 3 oktober 2021
Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 10 jan 2023 om 09:39.