Historische weg (cultuurhistorisch beheer)

Mountainbikers en wandelaars op een weg in het bos.
Afb 1. Multifunctioneel gebruik van een historische laan bij Rhenen.
Zandweg dat langs een weiland loopt. Aan de kant staan struiken en bomen in bloei.
Afb 2. Een eeuwenoude holle weg in het Zuid-Limburgse landschap.
Weg die door regen modderig is geworden middenin een bos.
Afb 3. Hessenweg bij Kootwijk (Veluwe).
Stuk land in een bos waar alleen gras groeit. Voorheen een Romeinse verbindingsweg.
Afb 4. Bij Swalmen (Limburg) ligt als een open strook in het bos deze Romeinse weg (1ste eeuw na Chr), een onderdeel van de oude verbindingsweg tussen Xanten- Heerlen-Aken.
Groen strook gras langs de IJssel. Onderaan loopt een weg die afbuigt naar links.
Afb 5. Het jaagpad langs de Hollandse IJssel.
Stroom water dat tussen de bomen en struiken in ligt.
Afb 6. Een voorde door de Geul bij Cottessen.
Weg op de Veluwe. Aan weerszijden staan lage struiken.
Afb 7. Koningsweg op de Veluwe bij Ermelo.

Definitie, ouderdom en verspreiding

Als historische wegen beschouwen we de wegen die zijn aangelegd of ontstaan vóór 1850. Lange tijd speelden landwegen voor het vervoer van goederen een ondergeschikte rol en vormden waterwegen de belangrijkste verbindingen tussen steden en regio's, althans in laag-Nederland. Voor personenverkeer waren landwegen wel belangrijk. Na 1850 komt een nieuwe belangrijke infrastructuur op: die van de spoorwegen. Historische wegen werden vaak aangelegd met een speciaal doel voor ogen, zoals Hessenwegen, koningswegen, postwegen en doodwegen. De functie was (mede) bepalend voor de vorm van de weg, zoals de breedte. Heel oude karrenpaden zijn bekend uit de IJzertijd. Veel andere wegen zijn waarschijnlijk in de Middeleeuwen aangelegd.

Wegen zijn altijd al verbonden geweest met veel andere elementen in het landschap. Ze geven daardoor ook informatie over de locatie van inmiddels verdwenen zaken, zoals een voorde in een beek, een oude administratieve grens of een afgebroken burcht.

Historische wegen van vóór 1900 komen in alle provincies voor, behalve in Flevoland.

Aantastingen en bedreigingen

Veel (onverharde) wegen zijn verdwenen bij ruilverkavelingen en herinrichtingen in de twintigste eeuw. En resten van karrensporen en andere historische wegen zijn verloren gegaan bij het ploegen en diepploegen ten behoeve van de aanleg van bossen tussen 1850 en 1920. Ook het afplaggen van heide leidt tot aantasting van het microreliëf, zoals dat bijvoorbeeld bestaat bij karrensporen. Bij het verbreden of verharden van oude wegen gaat het historische profiel verloren. Ook moet voorkomen worden dat het tracé wordt verlegd.

Beheeropties

Behoud en consolidatie

Het in stand houden van de weg of het pad als begaanbare route is wezenlijk voor het behoud van de weg. Onderbrekingen moeten dus opgevuld worden en obstakels moeten passeerbaar worden gemaakt. Hier hoort ook het maaien van de weg of de berm bij, om overlast door te hoge brandnetels en distels te voorkomen. Ook worden om de weg begaanbaar te houden overhangende takken weggehaald. Het draagvlak voor behoud kan vergroot worden door het plaatsten van bordjes die de geschiedenis of de oude naam van de weg bekend te maken.

Het is belangrijk om te weten of een weg nog openbaar is en of die nog voorkomt in de wegenlegger van de gemeente: dit heeft consequenties voor het onderhoud.

Zorg dat het historische profiel van de weg behouden blijft: onderzoek wat de traditionele breedte was en zaken als de oude wegbeplanting en de aanwezigheid van sloten of andere hekken aan de zijkanten van de weg. Neem de berm indien mogelijk in verschralingbeheer, onderzoek de mogelijkheid om te maaien vanaf de weg: om verdichting van de berm te voorkomen. Een alternatief is faunavriendelijk beheer, waarbij het bieden van dekkingsmogelijkheid en voedsel aan de fauna centraal staat. Een probleem kan zijn dat indien de weg verhard is en intensief wordt gebruikt dit tot een groot aantal verkeersslachtoffers onder de dieren kan leiden en mogelijk verkeersonveilige situaties. Ook wanneer de vegetatie te hoog wordt kan dat problemen opleveren, bijvoorbeeld doordat dat ten koste gaat van het uitzicht vanaf op de weg uitkomende inritten.

Bij het behouden van het historisch profiel hoort ook aandacht voor de wegbegeleidende beplanting. Laanbomen moeten jaarlijks gecontroleerd worden en gesnoeid wanneer daar een reden voor is, bijvoorbeeld als gevolg van stormschade, dubbele koppen, schurende takken of plakoksels.

Restauratie

Streef ernaar delen van paden die nog aanwezig zijn maar geen onderdeel meer vormen van een doorgaande verbinding met elkaar verbinden. Of onderzoek de mogelijkheid om nieuwe niet historische wegen aan te leggen om de historische weg te ontsluiten. Maak dan wel duidelijk dat het in dit geval gaat om niet-historische wegen Verbeter delen van wegen en paden die onbegaanbaar zijn geworden zodat de weg zijn functie houdt.

Onderzoek de mogelijkheid om bewegwijzerde wandelroutes aan te leggen en breng die aanleg in de publiciteit: op die manier krijgen historische wegen weer een verkeersfunctie en worden ze extra onder de aandacht gebracht. Hou wel rekening met het feit dat gebruik of intensiever gebruik van het pad tot een vermindering van de ecologische waarde van de aanliggende berm of aanliggende terreinen kan gaan. Weeg deze factoren tegen elkaar af: betekent opnieuw openstellen van een door weilanden lopend kerkenpad niet tot ongewenste verstoring van de weidevogelpopulatie? Kies in zo’n situatie voor een tijdelijke afsluiting in het broedseizoen.

Reconstructie

Als er de mogelijkheid is een oude weg of (kerken)pad te herstellen, streef er dan naar dat langs een vroeger bestaand tracé te doen. Maak als dat niet mogelijk is oude tracés zichtbaar door afwijkingen in aanplant of onderhoud van het aangrenzende groen. Dit is wellicht ook mogelijk voor oude treinof trambanen, of smalspoortrajecten die zijn gebruikt voor het vervoer van onder andere delfstoffen.

Behoud door ontwikkeling

De toenemende populariteit van extensieve recreatie op het platteland biedt grote kansen voor in stand houding, herstel en wellicht reconstructie van delen van de historische infrastructuur. Hiermee kan ingespeeld worden op de behoefte aan ‘avontuurlijke’ wandelroutes, lange afstand wandelpaden en aan het maken van ‘ommetjes rond het dorp’. Ook groeit de belangstelling voor de geschiedenis van de eigen woonomgeving. De laatste decennia is er mede daardoor sprake van een sterke interesse voor historische wegen. Bovendien neemt het besef toe dat de historische infrastructuur een belangrijk deel uitmaakt van de identiteit van een gebied. Daardoor wordt er met meer waardering en aandacht gesproken over onder meer kerkenpaden.

Een voorbeeld van reeds uitgevoerd beheer

“Sommige vrijwilligergroepen moesten afgeremd worden”

De oude klinkerweg van Dokkum naar Holwerd is al tientallen jaren geleden vervangen door een rechte provinciale weg die dóór de dorpen loopt en niet meer buitenom. De klinkerweg raakte verwaarloosd. Landschapsbeheer Friesland werkt aan het opknappen van deze historische weg. Hans Beens is daarbij betrokken.

Hoe oud is die weg?

Hij is uit de 17e eeuw of nog ouder.

Wie is de eigenaar en beheerder?

Hij is deels particulier eigendom en was aan de openbaarheid onttrokken.

Welke partijen werkten mee aan het project?

De gemeente Dongeradeel, allerlei vrijwilligersgroepen, de provincie en Landschapsbeheer Friesland.

Wat troffen jullie aan?

Een heel slechte klinkerweg die niet meer in de wegenlegger zat. Hij was sterk beschadigd doordat hij werd gebruikt door zwaar landbouwverkeer.

Wat is er daarna gebeurd?

Er werd een startavond gehouden in 2003. Daarna is het wegdek opgeknapt, maar ook de bermen werden schoongemaakt en de bovenste laag - waarop jarenlang slootvuil was gedeponeerd - is afgegraven.

Ging het allemaal snel?

Dat verschilde per dorp. Sommige vrijwilligersgroepen moesten afgeremd worden, andere deden helemaal niet mee.

Wie was de trekker?

Landschapsbeheer Friesland. Het initiatief lag bij de provincie.

Hoe werd het gefinancierd?

Deels uit Leader, wat wel betekende dat het project een economische doelstelling moest hebben: vitalisering van het platteland, versterking van het toerisme. Verder geld van de provincie en uit de Subsidieregeling Gebiedsgericht Beleid. En er waren bijdragen van lokale Rabo-banken.

Waar kwam de historische informatie vandaan?

Aan mensen uit de dorpen en aan dorpshistorici is om gegevens gevraagd. Vooral aansprekende anekdotes zijn erg nuttig bij dit soort projecten: daardoor draagvlak en erkenning.

Zijn er onverwachte ontwikkelingen of winstpunten?

Je onderschat gauw de complexiteit van dit soort projecten. Het is mede daardoor iets voor de lange termijn, mede daardoor. Ingewikkeld is bijvoorbeeld het probleem van de aansprakelijkheid: van boer ten opzichte van recreant, van recreant ten opzichte van boer.

Waren er tegenvallers?

Sommige dorpen wilden niet meedoen en de medewerking van de boeren varieerde erg.

Heb je aanbevelingen?

Landschapsbeheer Friesland was nu tegelijkertijd trekker en opdrachtgever: dat is een onhandige combinatie. Als trekker kan beter een gemeente fungeren of een samenwerkingsverband van gemeenten.

Nader signalement

Historische wegen zijn verbonden met allerlei andere landschapselementen en vormen hiermee ensembles. Deze verbinding verhoogt de waarde van de afzonderlijke elementen. Te denken valt aan dijken, bruggen, voorden, veerpontlocaties, oude dorpen, tolhuizen en voormalige uitspanningen. Ook landschapselementen zoals poelen liggen vaak langs oude wegen (in dit geval bedoeld voor het drenken van paarden en ossen). Ook militaire versterkingen zoals landweren, schansen dienden vaak voor de verdediging van toegangswegen. Wegbegeleidend waren ook structuren als vee-, wildwallen en heggen. Daarnaast werden wegen in gebieden waar wateroverlast mogelijk was begeleid door sloten of greppels.

Specifieke functies

Historische wegen zijn vaak aangelegd met het oog op een specifieke functie. Dat blijkt onder andere uit de opsomming van een aantal typen wegen en paden hieronder.

Doodweg

Een doodweg is een weg tussen een dorp en het dichtstbijzijnde kerkhof. Ze worden ook lijkweg genoemd. Ze komen onder andere voor in de Duin- en Bollenstreek van Noord- en Zuid-Holland, het Gooi en op de Veluwe. Enkele geïsoleerde gevallen zijn te vinden in andere provincies zoals in Groningen (Oostum) en Overijssel (Onna). De doodweg was traditioneel 6 of 8 voet breed, een voet is ongeveer 30 centimeter.

Hessenweg

Er zijn maar vijf ‘officiële’ hessenwegen in Nederland. Ze werden aangelegd vanaf het begin van de 17e eeuw om de wagens die met koopwaar uit Hessen ( het huidige Rijnland-Westfalen) kwamen een eigen route te geven tot ver in Nederland. Die Hessische wagens waren namelijk breder dan de in Nederland gebruikte en hadden dus ten eerste een extra brede weg nodig om elkaar te kunnen passeren. Ze zouden bovendien de sporen van de andere karwegen door hun bredere spoor stuk rijden. De Hessenwegen liggen allemaal ten oosten van de stad Utrecht.

Holle weg

Holle wegen komen vooral voor in Zuid-Limburg (waar ze ook wel graat of greet heten). Toch treffen we ze ook in heuvelachtige zandlandschappen zoals Twente, de Veluwe en Midden-Limburg aan. Ze zijn in het algemeen ontstaan doordat mensen door afstromend water uitgesleten geulen gingen gebruiken als weg tussen de beekdalen en de omringende hoge delen, zoals plateaus.

Jaagpad

Jaagpaden zijn smalle paden langs vaarten, aangelegd voor mensen en paarden die schuiten moesten voorttrekken. In de zeventiende eeuw werd een stelsel van trekvaarten en jaagpaden aangelegd in laag Nederland. Het ging vooral om personenvervoer tussen de grote steden in het westen en het midden van het land. Met jaagpaden verbonden zijn rolpalen, waarlangs de treklijn liep, en paardentillen of kwakels, bruggetjes waarmee de paarden op een jaagpad aan de andere kant van het water of langs een afslaand water konden komen. Ook langs rivieren konden jaagpaden liggen, zo is langs de Maas bij Neer bij extreem laag water een stuk jaagpad zichtbaar.

Jachtweg of Koningsweg

In de 17e eeuw zijn door koning-stadhouder Willem III wegen aangelegd om zijn jachtgebieden op de Veluwe snel te kunnen bereiken. Deze jachtwegen of koningswegen lopen zowel vanuit zijn paleizen op de Veluwe als vanuit de residentie in Den Haag. Deze wegen waren breed en indrukwekkend, mede door de laanbeplanting en de voetpaden die vaak naast de weg liepen.

Karrenspoor

Een karrenspoor is een spoor waarover een kar met paard zich verplaatste. Ze liggen op veel plaatsten als een insporing of smalle geul die door paardenhoeven is gemaakt in losse of modderige grond. Het spoor van de kar is gewoonlijk minder goed herkenbaar: twee parallelle afdrukken van de wielen, een meter uit elkaar. Er zijn brede complexen ontstaan van naast elkaar en over elkaar liggende karrensporen, waarbij steeds werd gezocht naar het op dat moment het best begaanbaar spoor. De sporen zijn nog herkenbaar aan verkleuringen in de bodem en door het micoreliëf. Ze worden nog steeds ontdekt doordat bijvoorbeeld een stuk heide wordt afgeplagd. Ze zijn vaak middeleeuws maar sommige dateren uit de Bronstijd en IJzertijd. Bundels karrensporen liggen bijvoorbeeld bij de Ginkelse heide en op het Balloërveld. De laatste dateert uit de IJzertijd. Een karrenspoor kan tot bijna een kilometer breed worden doordat naast een bestaand spoor werd gereden nadat het door water of verstuiving onbruikbaar was geworden. Verbonden met karrensporen zijn markante punten in het landschap waarop voerlieden zich oriënteerden (grafheuvels, torens, markante bomen) en doorwaadbare plaatsen.

Kerkenpad

Een smal voetpad tussen de landerijen dat werd aangelegd om bewoners van het platteland de mogelijkheid te geven via een zo kort mogelijke route naar de dichtstbijzijnde kerk - of de dichtstbijzijnde kerk van hun keuze - te lopen.

Napoleonsweg

Napoleonswegen zijn aangelegd in of kort na de Bataafse en Franse tijd in Nederland (1795-1813). Deze wegen zijn onderdeel van een plan van Napoleon Bonaparte om de uiteinden van zijn rijk door brede wegen met Parijs te verbinden. Via die wegen zouden legers snel verplaatst kunnen worden. In ons land was een weg tot aan Den Helder gepland, terwijl een weg naar Bremen ook gedeeltelijk door het huidige Nederland liep. Voor 1813 werden slechts kleine delen van die tracés verwezenlijkt. Het bekendste voorbeeld is de Napoleonsbaan (N271) op de rechter Maasoever.

Paardenpaadje

Een paardenpadje is een smal pad gemaakt van klinkers, waar een paard over kan lopen. De wielen van de wagen lopen naast de verharding. De benen van het paard zouden wegzakken in het mulle zand van de duinen. Dankzij de grip die het kreeg op de klinkers trok het paard de kar wél door het zand. In de regio's midden en zuid van Staatsbosbeheer ligt nog zo'n 135 kilometer paardenpad.

Postweg

Postwegen maakten onderdeel uit van het wegennetwerk van de Koninklijke Nederlandse Paardenposterijen, een vervoersorganisatie die tijdens de Franse bezetting in het leven was geroepen. Deze wegen mochten alleen gebruikt worden door de koetsen voor personen- en goederenvervoer van de Paardenposterij en de Estafettepost die het brieventransport verzorgde.

Romeinse weg

Romeinse wegen zijn verharde wegen die zijn aangelegd in de Romeinse tijd. Dat gebeurde in de eerste plaats voor militaire en bestuurlijke doeleinden, maar ze zullen ook de handel hebben vergemakkelijkt. Ze zijn doorgaans verhard met puin of grind en voorzien van een of twee bermgreppel(s). Vaak hebben ze een opvallend recht verloop, maar op die regel komen ook uitzonderingen voor. Een voorbeeld is de Romeinse weg bij Swalmen en de Limesweg bij Vleuten-De Meern.

Tiendweg

Een tiendweg bestaat uit een weg of lage kade tussen twee watergangen. De wegen komen vrijwel alleen voor in Laag-Nederland in het gebied van de grote rivieren. De oorspronkelijke functie van dit stelsel van een weg plus twee weteringen is niet met zekerheid bekend. Omdat het waarschijnlijk een waterstaatkundige functie was worden tiendwegen behandeld in het hoofdstuk Tiendwegen, houtkaden, landscheidingen.

Veedrift

Een veedrift is een weg waarover dagelijks vee werd gedreven van de schaapskooi of stallen in of bij het dorp naar de weidegronden. Als het om schapen gaat wordt de weg vaak schapendrift genoemd. Vaak heten ze ook koeweg, veeweg, veestraat of schaapssteeg.

Een andere naam voor een veedrift is een heerdgang (‘heerd’ betekent dan kudde, vergelijk het Engelse ‘herd’). Op enige afstand van de weg liggen veewallen, die voorkomen dat het vee de drift verlaat. Veedriften kunnen tientallen meters breed zijn.

Voorde

Op plaatsen waar wegen beken over rivieren kruisden, bereikte men de overkant via zogenaamde voorden: natuurlijke ondiepten in de rivier. In sommige gevallen werden voorden met steen verhard, de zogenaamde steenvoorden. De aanwezigheid van een vroegere voorde klinkt nog terug in vele plaatsnamen: Lichtenvoorde, Coevorden, Amersfoort. Voorden komen nog (sporadisch) voor in Zuid-Limburg, in de Geul, de Mechelerbeek, de Selzerbeek en in de Gulp. In de zandgebieden liggen er ook nog enkele. De meeste zijn echter vervangen door bruggen of pontveren.

Ecologische waarden en potenties

De wegen zelf hebben gewoonlijk weinig of geen ecologische waarde, maar de bermen van wegen wel. Die kan nog toenemen door langs de weg staande bomen, of langs de weg liggend water. Een uitzondering geldt voor sommige onverharde wegen. Zandwegen kunnen van belang zijn voor insecten als kevers en sluipwespen, kleiwegen voor zwaluwen en andere vogels die dat gebruiken bij de bouw van hun nest. Waterplassen op wegen zijn interessant voor vogels en andere dieren. Diepe sporen waarin water blijft staan zijn waardevol voor sommige salamanders en andere amfibieën. Holle wegen hebben een eigen microklimaat, waardoor ze wat natuurwaarden betreft een specifieke plaats innemen.

Literatuur

  • Baas, H. en E. Deelen (z.j.), Historische infrastructuur. Landschapsbeheer Nederland en Nationaal Contact Monumenten. Utrecht/Amsterdam.
  • Dijkhuizen, S. e.a. (1976), Ontdek de Veluwe (serie Nederlandse landschappen). Hilversum.
  • Fockema Andreae, S.J. (1957), Hessenwegen. Mededelingen Kon. Ned. Akedemie van Wetenschappen, Afd. Letterkunde, Nieuwe Reeks.
  • Goor, L. van (2006), Infrastructuur. RDMZ info Architectur & Stedebouw 7. Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist (brochure).
  • Hendrikx, J.A. (1981), Over het recht van voorpoting op de kanten der openbare wegen in de voormalige Meierij van 's-Hertogenbosch. Nederlands Bosbouwtijdschrift 53, pp. 139-141.
  • Heslinga, M.W. (1952), De landweg in het verleden, sociaal-geografisch belicht. Tijdschrift K.N.A.G. 69, pp. 159-177.
  • Horsten, F.H. (2006), Doorgaande wegen in Nederland, 16e tot 19e eeuw. Een historische wegenatlas. Aksant, Amsterdam.
  • Koen, D.T. & J. Renes (2003), Wegwijzer; gids voor historisch onderzoek naar verkeer en vervoer in de provincie Utrecht. Het Utrechts Archief / Stichting Stichtse Geschiedenis, Utrecht (Trajecten door Utrecht 7).
  • Leyden, F. (1937), Een kaart der postroutes van het voormalige Koninkrijk Holland in 1810. Tijdschrift KNAG 54, pp. 551-569.
  • Leyden, F. (1940), Oude wegen op de Veluwe. Bijdragen en Mededelingen Gelre 43, pp. 93-152.
  • Ministerie van Verkeer en Waterstaat (2005), Het Verleden Onderweg Bewaard. Raakpunten tussen infrastructuur en cultuurhistorie. Uitgave van de Dienst Weg- en Waterbouwkunde van Rijkswaterstaat.
  • Strootman, B.G.M. et al. (1990), Oude rijkswegen; ontstaan, oorspronkelijk en huidig beeld van de oude rijkswegen in Nederland. BLB, Utrecht (Studiereeks Bouwen aan een Levend Landschap 18).

Websites en organisaties

  • Centrum voor Industrieel en Mobiel Erfgoed (CIME), www.cime.nl
  • Nederlandse Bruggenstichting, www.bruggenstichting.nl

Koesteeg delft onderspit

De Koesteeg is de best bewaarde Drentse schapendrift en van groot cultuurhistorisch belang. Langs de drift staan aan beide zijden vijf tot zeven rijen monumentale eiken. De gemeente en Rijkswaterstaat willen daarvan ongeveer negentig bomen langs de drift kappen om een nabijgelegen kruispunt van de N34 veiliger te maken. Hoewel er goede alternatieven zijn, mag de kap van de rechter doorgaan. Een belangrijk argument daarvoor is, dat het plan van Rijkswaterstaat past in het bestemmingsplan. Heemschut Drenthe en de andere tegenstanders van de bomenkap langs de Koesteeg bij Borger hebben hiermee ongelijk gekregen van de rechter.

Hoger beroep is mogelijk, maar Heemschut Drenthe ziet daar van af, omdat de kansen op succes gering zijn. Via gesprekken met de gemeente zal de Commissie proberen het tij alsnog te keren. De argumenten daarvoor zijn nog even goed als voorafgaand de rechterlijke uitspraak en misschien zelfs wel beter. Nu er plannen zijn om het verkeer op de N34 minder druk te maken en de maximumsnelheid te verlagen, zal de kap nog overbodiger worden dan ze al was.


Vragen, verbeteringen of opmerkingen?
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 24 aug 2023 om 03:03.