Holle wegen (cultuurhistorisch beheer)

Weg met aan beide kanten oplopend land. Links is 2 tot 3 meter hoog en rechts is 2 keer zo hoog.
Afb 1. Holle weg in Limburg.
Schets van een middendoorsnede van een holle weg .
Afb 2. Doorsnede van holle weg met begroeide taluds (Bron: IKL)
Holle weg middenin een bos. Er lopen twee mensen in de verte.
Afb 3. Holle weg bij Wageningen. Holle wegen komen ook voor op (randen van) stuwwallen.
Vrijwilligers zijn bezig met het beher van taluds.
Afb 4. Beheer van taluds is noodzakelijk. Goed beheer stimuleert niet alleen de soortenrijkdom, maar ook de verkeersveiligheid.
Oude topografische kaart waarop de holle wegen goed te zien zijn.
Afb 5. Oude kaarten laten zien dat holle wegen de belangrijkste verbindingen vormden tussen de plateau’s en de dalen. (Bron: IKL)
Weiland met daarin struiken en bomen.
Afb 6 Graft bij Rhenen (Utrecht).
Dassenburcht heeft een talud beschadigd. Er liggen allemaal takken omheen.
Afb 7. Een dassenburcht is prachtig, maar geeft ook schade aan het talud.

Definitie, ouderdom en verspreiding

Een holle weg is een weg met aan beide zijden steile, al dan niet begroeide, taluds. Holle wegen zijn op twee manieren ontstaan; doordat bewoners bestaande afvoergeulen als verbindingsroute gebruikten, of doordat regenwater via aangelegde weggetjes afstroomde. Ze zijn vaak ontstaan op veelgebruikte routes tussen een dorp in het beekdal en de landbouwgebieden op het hoger gelegen plateau. Kenmerkend voor de steile taluds is een rijke kruiden- en grasvegetatie of een gevarieerde begroeiing met bomen en struiken.

Holle wegen zijn vooral in de volle middeleeuwen (1000-1300 na Chr.) ontstaan vanwege de bevolkingsgroei en de daarmee gepaard gaande ontginning van veel vruchtbare, hoger gelegen gebieden. Een Romeinse oorsprong is tot op heden nog niet aangetoond. Het proces heeft na de middeleeuwen niet stil gestaan. Ook in de afgelopen honderd jaar zijn nog holle wegen ontstaan.

Het Zuid-Limburgse heuvellandschap bezit verreweg de meeste holle wegen van Nederland. De vruchtbare lössgronden daar werden al vroeg bewoond en bewerkt. Lössgrond is echter ook erg erosiegevoelig. Vandaar dat juist daar veel wegen in de heuvel insleten. Buiten Zuid-Limburg komen ook holle wegen voor in de pleistocene zandgebieden in Twente, de Veluwe, op de terrassen van Midden-Limburg en bij Bergen op Zoom. Vaak liggen deze holle wegen langs veelgebruikte handelsroutes. Ook buiten Nederland worden holle wegen gevonden, voornamelijk in heuvellandschappen met lössbodems in aangrenzende delen van Limburg in België en Duitsland.

Aantastingen en bedreigingen

Op de taluds met bomen en struiken vindt hakhoutbeheer plaats, als ware het een houtwal op een schuin talud. Deze beheervorm staat onder druk en wordt lang niet overal meer toegepast. Grondeigenaren hebben nauwelijks nog tijd om het hakhout te snoeien. Bovendien kan brand- en geriefhout tegenwoordig veel gemakkelijker op een andere manier verkregen worden. Het hakhout heeft zijn functie verloren. Achterstallig hakhoutbeheer heeft consequenties voor de vegetatiesamenstelling. Het bladerdak van de bomen en struiken wordt dichter, waardoor grassen en kruiden nauwelijks meer tot groei komen. De vegetatiesamenstelling verarmt.

De beplanting heeft ook als functie het vasthouden van de bodem van het talud en het tegengaan van erosie vanaf de bovenzijde van de helling. Slecht onderhoud van de vegetatie maakt taluds extra gevoelig voor erosie. Er ontstaan gaten in het talud.

Een andere aantasting is het wegploegen van de topkam (de bovenrand van de holle weg). Daardoor bereikt het regenwater sneller de bodem van de holle weg en neemt de uitspoeling toe.

Veel verkeer is ook een bedreiging voor holle wegen. Als trekkers en andere voertuigen naast het wegdek raken, zoals kan gebeuren tijdens het passeren van tegenliggers, ontstaat er gemakkelijk bermschade.

Tenslotte vormen meststoffen een bedreiging voor de karakteristieke taludvegetatie. Afspoeling en inwaaien van meststoffen van de akker naar het talud van de holle weg verarmt de daar aanwezige flora en fauna. Ruigtekruiden als brandnetel, bijvoet, hennepnetel, kleefkruid en grassoorten als kropaar, glanshaver en witbol krijgen daarbij de kans de oorspronkelijke vegetatie te verdringen.

De taluds van holle wegen werden tot de Tweede Wereldoorlog begraasd door vee. Begraasde holle wegen zijn bijna nergens meer aanwezig. Uit cultuurhistorisch en ecologisch oogpunt is deze variant erg interessant en verdient bewaard te blijven.

Beheeropties

Behoud en consolidatie

Er worden twee typen taluds onderscheiden: die met kruidenrijke grazige vegetatie en die met opgaande beplanting.

Om de grazige taluds van holle wegen open te houden is een regelmatig maaibeheer nodig. Maai daarbij het talud vanaf de weg om rijschade te vermijden. Voer het maaisel af om verruiging van de vegetatie te voorkomen.

Holle wegen met een opgaande beplanting moeten regelmatig gesnoeid en afgezet worden. Stel hiervoor een hakhoutbeheer in. De karakteristieken van deze holle weg blijven zo in stand en de weg is vrij van hinderlijke stammen en takken.

Het agrarisch gebruik van de bovenrand van de holle wegen verdient ook de volle aandacht voor het behoud van de holle weg. Door extensivering van het gebruik van de bovenrand is erosie tegen te gaan. Daarbij is het van belang om nieuwe beschadigen aan de rand te voorkomen. Door de aanleg van een topkam wordt voorkomen dat er te dicht langs de rand wordt geploegd. Een topkam is een opgehoogde randzone over de gehele lengte van de akker. De topkam voorkomt bovendien afstroming van met meststoffen verrijkt water naar het talud. Om directe inbreng van ongewenste mineralen op de voedselarme taluds te vermijden, is bij het strooien van kunstmest het gebruik van een kantstrooiplaat aan te bevelen.

Reconstructie

Holle wegen verdwijnen nauwelijks uit het landschap, reconstructie van deze elementen is daarom niet aan de orde. Reconstructie van een vroegere (beheer)situatie, zoals het herstel van taluds met een van oorsprong gras- en kruidenvegetatie, is vanuit cultuurhistorisch en ecologisch oogpunt wel wenselijk. Grasvegetatie zou je natuurgetrouw terug kunnen krijgen met begrazing door schapen. De schapen, bij voorkeur Mergellandschapen, houden de vegetatie kort zonder het talud te beschadigen en voeren het plantenmateriaal af waarmee ze verruiging voorkomen.

Behoud door ontwikkeling

Holle wegen hebben ook een recreatieve functie. Vaak zijn ze opgenomen in wandelroutes die ook aandacht schenken aan de geschiedenis en cultuurhistorie van de holle weg. Zo kan een wandelroute gelegenheid bieden om een holle weg onder de aandacht te brengen van een breed publiek en daarmee draagvlak creëren voor onderhoud of opknapbeurt.

Een voorbeeld van reeds uitgevoerd beheer

“Holle wegen zijn nog altijd van belang…”

Zuid-Limburg is landschappelijk een buitenbeentje in Nederland. In het heuvelland komen landschapselementen voor die je in de rest van Nederland nauwelijks aantreft. De holle weg is zo’n element. Jan Bemelmans is als agrariër/vrijwilliger betrokken bij het beheer van de holle weg in Hulsberg.

Wie is de eigenaar en wie is de beheerder van deze holle weg?

De weg zelf plus één meter van de berm is eigendom van de gemeente, de rest van de taluds is van particuliere grondbezitters. Het beheer wordt uitgevoerd door de stichting Instandhouding Kleine Landschapselementen in Limburg (IKL). Zij nemen het beheer over in samenspraak met LLTB (de Limburgse Land- en Tuinbouwbond) en de gemeente. Daarnaast praat ook IVN en Wildbeheereenheid Beekdal mee in de verantwoordelijke commissie. De onlangs opgerichte agrarische coöperatieve vereniging Landschapsbeheer Mergelland voert tegen betaling met haar leden/eigen machines onderhoudswerken aan landschapselementen van derden uit.

Wie financieert het?

IKL zorgt voor financiering. Deze komt van de gemeenten, provincie en de EU. De bijdrage van de gemeente is best bepalend voor de mogelijkheden en hier in gemeente Nuth schijnt de toestand aardig te zijn. Desondanks moeten we jaarlijks keuzen maken, want het geld is ook voor onderhoud van boomgaarden, graften en dergelijke. Voor dit jaar staat hier nu één kant van de holle weg op het programma.

Welke uitgangspositie is aangetroffen?

30-35 jaar geleden ben ik begonnen met het onderhouden van de holle weg hier. Er was al jaren geen onderhoud gepleegd dus er stond erg veel zwaar en dood hout. Sinds de oorlog is het hout namelijk niet meer gebruikt als brandhout en dergelijke. Toen ben ik gaan snoeien. Want die wegen hebben natuurlijk nog altijd een functie, bijvoorbeeld voor wandelaars. De werkzaamheden trokken dan ook veel belangstelling van voorbijgangers. Een jaar later kon je al zien dat de holle weg er weer veel mooier en groener bij stond.

Wat zijn de precieze werkzaamheden?

In de winter snoeien we, waardoor nieuw groen een kans krijgt. Als je goed onderhoud pleegt, blijft de holle weg dicht en groen. Dat snoeien gebeurt eens in de 4-5 jaar. Dan gaat dood en te zwaar hout eruit. Soms planten we bomen bij. We willen meer eik en es en minder vlier, dus die halen we eruit. Kenmerkend voor sommige wegen zijn kopwilgen, dat zijn knotwilgen. In mijn begintijd heb ik nog wilgen gestekt, dat zijn nu dikke knotten.

Wat gebeurt er met het gesnoeide hout?

De dikke stammen verkopen we als brandhout. Met het dunnere hout kun je twee dingen doen: verbranden of versnipperen. Verbranden is een lange tijd moeilijk geweest hier. Met een vergunning mag het nu weer. Dat is beter dan de snippers in de berm te gooien. Hierdoor krijg je een enorme verruiging en verdwijnen allemaal mooie planten. Dit is jarenlang gedaan, en volgens mij is de vegetatie er nog steeds niet van hersteld. Op sommige andere plekken gebeurt het trouwens nog steeds, in het bijzonder langs wegen die bij de overheid in beheer zijn.

Zijn er nog onverwachte ontwikkelingen?

Sinds enkele jaren zitten er veel dassen in de holle weg. Dat is natuurlijk bijzonder. Helaas heeft het ook nadelen, want ze maken overal gaten en werken de grond om. Hierdoor spoelt er grond weg bij een regenbui. Ik denk dat ze ook invloed hebben op de vegetatie. Een bijkomend nadeel is dat we de geplande werkzaamheden aan de holle weg moesten uitstellen om de beesten niet te storen. Op zo’n moment is het lastig om de waarde van de soort af te wegen tegen de waarde van het landschapselement.

Wat zijn de verwachtingen voor de toekomst?

Er vindt een ruilverkaveling plaats. De gehele topkam komt in eigendom van de gemeente. Dat vergemakkelijkt het beheer, omdat er minder eigenaren zijn. Je kunt voorkomen dat er te ver in de kam wordt geploegd. Ook kunnen we de erosie beter tegengegaan.

Nader signalement

Het huidige reliëf in het Zuid-Limburgse heuvellandschap is het resultaat van de natuurlijke dalvorming tijdens het pleistoceen. Door de eroderende of uitslijtende werking van het rivierwater ontstonden dalen in het landschap. De eerste bewoners van Zuid-Limburg bouwden hun nederzettingen in de beekdalen. Vanuit deze dorpjes trokken de boeren naar de hoger gelegen akkers op de plateaus. Meestentijds werden daarvoor als verbindingsweg de minst steile delen van de helling gebruikt. Op den duur ontstond hier een begaanbaar pad. Daarin verzamelde zich ook het regenwater. Het water nam op zijn weg naar beneden nogal wat erosiemateriaal mee. Dit erosieproces versnelde door het keer op keer omwoelen van de weg door de hoeven van het vee. In de middeleeuwen ontstonden op de plateaus dochternederzettingen van de dorpen in de dalen (vaak gekenmerkt door –rode en –rade namen). Door deze ontwikkeling werden de holle wegen in toenemende mate gebruikt en sleten ze steeds dieper uit ten opzichte van de hoger gelegen percelen. Gemiddeld twee centimeter per jaar. Bij een flinke onweersbui kon dit wel enkele tientallen centimeters bedragen. Uit oude kaarten blijkt dat zelfs de laatste honderd jaar nog holle wegen zijn ontstaan. De lengte en diepte van holle wegen varieert sterk. De totale lengte van holle wegen in Zuid- Limburg bedraagt ongeveer 160 kilometer. De diepte van de weg is afhankelijk van de hellingshoek, de lengte van de helling, de grondsoort, het onderhoud en de mate van gebruik. Er zijn holle wegen van een halve meter diep en twintig meter lang, maar er zijn er ook van tien meter diep en twee kilometer lang. De wegen zijn meestal komvormig met op de diepste delen zeer steile wanden die soms zelfs iets overhangen. De samenstelling van de bodemsoorten is eveneens gevarieerd. Bij veel holle wegen zit zand, grind of mergel onder het löss. Die bodemverschillen komen tot uiting in de samenstelling van de begroeiing.

In de middeleeuwen hadden de bestuurders al door dat het voortgaand proces van erosie niet uit de hand moest lopen. Zo vaardigde de Prinsbisschop van Luik in 1416 al richtlijnen uit voor het onderhoud van de holle wegen. Na een regenbui moesten de ontstane geulen weer worden opgevuld met materiaal uit het wegdek en dienden er naast de weg kleine afwateringssleuven aanwezig te zijn. Deze ingrepen konden desondanks niet voorkomen dat de uitholling doorging.

Over het vroegere beheer van het talud is niet veel bekend. Veel taluds waren begroeid met grassen, kruiden en struiken. Om niet te veel overlast te veroorzaken voor het verkeer werden de bermen en taluds van de holle wegen regelmatig afgegraasd door rondtrekkende schaapskudden. Dit graasbeheer met het Mergellandschaap vond tot aan de Tweede Wereldoorlog plaats.

Na het verdwijnen van deze vorm van taludbeheer, raakten veel holle wegen begroeid met bomen en struiken zoals de hazelaar, rode kornoelje, vlier, sleedoorn, wilg en zoete kers. Op andere taluds was men overgegaan tot de aanplant van populier, esdoorn, iep en acacia. Deze bomen werden regelmatig afgezet en het vrijkomende hout gebruikt als brand- en geriefhout. Deze wijze van beheer kwam in grote lijnen overeen met het hakhoutbeheer van de hellingbossen en is ook zeker zo oud. De bomen en struiken werden selectief gekapt. Hier en daar spaarden men een zogenaamde ‘overstaander’. Zo werkte iedere beheerder naar eigen inzicht en behoefte volgens een eigen hak-, snoei- en knotcyclus. Zo ontstond een grote variatie tussen deze ‘kleine’ landschapselementen.

Buiten Zuid-Limburg komen holle wegen minder veelvuldig voor, aangezien de hellingen minder steil zijn en de ondergrond niet uit het fijne löss bestaat, maar uit zwaardere deeltjes zoals zand. Daardoor vindt er minder erosie plaats. Veel holle wegen buiten het Limburgse Heuvelland liggen daarom op zeer oude routes, die lang en intensief zijn gebruikt, en aan de rand van essen. Over het beheer van deze wegen en de taluds is weinig bekend en is waarschijnlijk afhankelijk van de locatie. Oude kaarten of beschrijvingen kunnen wellicht daarover kennis verschaffen.

In Zuid-Limburg (en op enkele plaatsen daarbuiten) komen ook aan holle wegen verwante landschapselementen voor, namelijk graften, grubben en gatsen. Hieronder volgt een korte beschrijving van deze elementen.

Enkele veelgebruikte termen

Graften

Graften zijn met bomen en struiken dicht begroeide steilranden. Het Limburgse heuvelland heeft op de meeste plaatsen een zeer vruchtbare lössbodem. Löss spoelt makkelijk weg als de bodem niet bedekt is met planten. Bij de akkers op hellingen bestaat dan ook een groot gevaar van erosie. Om die erosie te voorkomen, komen al in de middeleeuwen op hellingen dichte hagen van sleedoorn en meidoorn voor. Over de oorsprong daarvan bestaan twee verklaringen. De eerste is dat de hagen zijn geplant langs de hoogtelijn van de akker. Materiaal dat van de helling afspoelde, werd door die haag tegengehouden, terwijl juist aan de onderzijde grond kon wegspoelen. Zo zouden op een hellend vlak terrassen zijn ontstaan, die van elkaar waren gescheiden door een begroeide steilrand, de graft. Anderzijds blijkt uit recent onderzoek, dat juist de terrassen zijn aangelegd. Daarbij zou tijdens de strooksgewijze ontginning van de helling restanten van de oorspronkelijke bosbegroeiing bij de overgang van de ene naar het andere terras gespaard gebleven zijn. Samen met de spontaan ontkiemde bomen en struiken zou zo de graft zijn ontstaan. Hoe dan ook, de ontstaansgeschiedenis van de graft heeft geen invloed op het beheer (zie ook het beheermodel Geriefhout en ander hakhout). In Zuid-Limburg vormen graften met de holle wegen, meidoornhagen en hoogstamboomgaarden dé karakteristieke elementen van het heuvellandschap. Buiten Zuid-Limburg zijn graften te vinden op een enkele plek in Nederland, zoals op de stuwwallen bij Nijmegen en Rhenen en in de aangrenzende delen van België en Duitsland.

Grubben of grachten

In het oostelijke gedeelte van het Limburgse heuvelland liggen diepe V-vormige dalen, grubben genaamd. Deze zijn een gevolg van de in het verleden sterk uitschurende werking van regen en dooiwater. In het noordoostelijke deel van het Geulrandgebied dragen deze grubben de benaming grachten. Soms kan in een grubbe een weg lopen en is er dus sprake van een holle weg. Het onderscheid tussen een grubbe en een holle weg is dan lastig te maken.

Gatsen

De holle wegverbinding tussen een hoger gelegen deel naar een iets lager plateau kreeg de naam gats. Bij deze gatsen is de waterafvloeiing in het algemeen veel geringer dan bij een grubbe of gracht. Het hoger gelegen deel vormde weliswaar een verzamelbekken voor het water, maar dit water bleef niet lang staan. Vandaar de term droogdal. Voorbeelden van gatsen zijn De gats in Mingersborg bij Ubachsberg en De Felisgats in Hulsberg.

Ecologische waarden en potenties

De taluds van holle wegen kunnen een belangrijke ecologische waarde hebben. Een holle weg kent vele gradiënten in lichtinval, expositie, vochthuishouding en bodemsamenstelling. Daardoor komen er veel diverse soorten planten voor, zoals zon- en schaduwminnende soorten. In diepe holle wegen met veel opgaande begroeiing kan een microklimaat ontstaan dat wat lijkt op een bos. Door een regelmatig beheer blijven verschillende ontwikkelingsstadia elkaar opvolgen. De hier voorkomende struiken zijn onder andere hazelaar, vlier en sleedoorn. Vaak ook staan er bomen als populier, esdoorn, zoete kers, iep en wilg. Er komen veel beschermde soorten in de kruidlaag voor, zoals lancetbladige basterdwederik, rechte driehoeksvaren, wolfskers, hartgespan en nachtsilene.

Als gevolg van de grote variatie van kruiden herbergen deze holle wegen vaak ook een rijke fauna. Vele soorten vogels en zoogdieren vinden hier hun vlucht- en nestelplaats. Maar ook amfibieën en reptielen voelen zich in de taluds van de holle wegen thuis. De das is om diverse redenen afhankelijk van de holle weg. Behalve als een geschikte gelegenheid om er zijn holen te graven, gebruikt hij de begroeiing van deze wegen als beschutting bij zijn nachtelijke voedseltochten. Daar waar dassen voorkomen is eveneens een groot aantal prooidieren zoals slakken en wormen voorhanden.

Marterachtigen zoals de hermelijn, bunzing en steenmarter vinden hier eveneens hun woonplaats. De dichte, gemêleerde begroeiing is voor veel vogels als de zanglijster, appelvink en grauwe vliegenvanger een ideale broedplaats. De nachtegaal, braamsluiper, fitis, groenling en tuinfluiter vinden een goede broedplaats in het dichte struikgewas.

Literatuur

  • Dirkmaat, J. (2005), Nederland weer mooi – Op weg naar een natuurlijk en idyllisch landschap. ANWB, Den Haag. pp. 190-196.
  • Grooten, P. & S. Kengen (1992), Grubben, Grachten, Gatsen en Holle wegen. Geulrand 37. pp. 44-47.
  • Provincie Limburg / Wageningen Universiteit (2008), Landschapsvisie Zuid-Limburg. Maastricht/Wageningen.
  • Renes, J. (1988), De geschiedenis van het Zuid-Limburgse cultuurlandschap. Maaslandse Monografieën 6.
  • Schepers F. & R. Schols (1985), Ecologie en beheer van holle wegen in Zuid-Limburg. IKL, Roermond.
  • Stevens, J. (red.) (1987), Holle wegen in Limburg. Provinciaal Natuurcentrum.
  • Stichting Instandhouding Kleine Landschapselementen Limburg (IKL) (z.j.), Holle wegen, onderduiken in het landschap. (folder), IKL Roermond
  • Willems, J. & T. Lemaire (1984), Holle wegen in het Leudal. Rondom het Leudal 33. pp 4-9.

Websites en organisaties

  • Stichting Instandhouding Kleine Landschapselementen Limburg, www.ikl-limburg.nl
  • Coöperatieve Vereniging Landschapsbeheer Mergelland B.A., De la Margellelaan 20, 6245 AR Eijsden.
Vragen, verbeteringen of opmerkingen?
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 24 aug 2023 om 03:03.