Kunststof op vloeren en wanden

Introductie

Na de Tweede Wereldoorlog nam de productie van kunststoffen een hoge vlucht en werden steeds meer toepassingen bedacht. Ook in het interieur werden kunststoffen populair en dan met name op vloeren en wanden. Vooral de praktische voordelen werden aangeprezen, zoals hygiëne en slijtvastheid. Ook waren kunststof vloer- en wandbedekkingen gemakkelijk zelf te plaatsen en niet duur. Er kwam al gauw veel variëteit aan tegels en banen.

Interieur met zwart-wit geblokte vloer
Afb. 1 Reclame voor vinyl tegels uit de jaren zestig
Interieur badkamer met oranje wandtegels
Afb. 2 Reclame voor Colovinyl wandtegels
Zitkamer met rode vloerbedekking
Afb. 3 Interieur met vinyl vloerbedekking 1970
Interieur met lila vloerbedekking
Afb. 4 Reclame voor Novilon uit 1970

Tegels

Plastic tegelvloeren

Vanuit de Verenigde Staten werden na de Tweede Wereldoorlog asfalttegels in Nederland geïmporteerd. In de VS was tijdens de oorlogsjaren geëxperimenteerd met verschillende soorten plastic tegelvloeren. Door de grootschalige winning, en het goedkoper worden, van aardolie werd Amerika de bakermat van de kunststofindustrie. De asfalttegels waren goedkoop en makkelijk zelf te leggen, maar wel wat donker van kleur. Door de Nederlandse linoleumfabriek in Krommenie werden asfalttegels sinds 1950 geproduceerd onder de naam Colorite. Hiervoor werd de vloerzeilfabriek van R. Arends in Wijhe gebruikt, die in 1948 was aangekocht. Al snel werd de asfalt geheel of gedeeltelijk vervangen door een bruine hars, verkregen uit steenkoolteerolie, de zogenaamde cumaronhars. Daarnaast bestonden de tegels uit asbestvezels, minerale vulmiddelen en verfstoffen. Colorite was vooral geschikt voor betonnen vloeren.

In navolging van Colorite en vergelijkbare producten werden plastic-asbesttegels geproduceerd. Deze tegels werden gezien als een aanzienlijke verbetering. Naast asbest bestonden de tegels uit polyvinylchloride (pvc), de veelgebruikte plasticsoort eind jaren vijftig die de cumaronhars verving. De fabriek in Krommenie verkocht sinds 1952 deze tegels onder de naam Colovinyl (zie Afb.1). In de Wederopbouwperiode zijn veel sociale huurwoningen direct na de bouw van Colovinyltegels voorzien als permanente vloerafwerking.

Een derde type tegel was Coloflor, vanaf 1960 geproduceerd, en van homogene samenstelling met een hoog percentage bindmiddel. Deze tegels zijn tot 1977 geproduceerd, eerst in Wijhe, en daarna, toen de fabriek in Wijhe in 1968 sloot, weer in Krommenie. Voordeel was dat Coloflor ongevoelig was voor vocht en daarom werd aangeprezen voor keukens en badkamers.

Als laatste werden ook Colodal tegels geproduceerd, een type tegel die erg leek op Coloflor, maar die wat dunner was, en werd verkocht in de maat 33⅓ x 33⅓ cm. Omdat het streperige of gewolkte dessin van de verschillende soorten tegels erg op elkaar lijkt is het vaak lastig te zeggen of er sprake is van plastic asbesttegels, of tegels met een hoger plasticgehalte.

Naast de fabriek in Krommenie waren er ook andere aanbieders van pvc-tegels, zoals bijvoorbeeld de Amsterdamse Hygiënische Vloeren Mij., die veel soorten tegels uit het buitenland importeerde, zoals Accoflex uit de Verenigde Staten, Pegulan en Mipolam uit Duitsland, Durever uit Engeland en Holmshund uit Zweden. Ook werden er in Hardenberg pvc-tegels verkocht onder de naam Wavin.

Kunststof wandtegels

Zoals er sinds de Tweede Wereldoorlog veel soorten plastic tegels voor op de vloer werden geproduceerd, werd er ook voor op de wanden gebruik gemaakt van de verschillende soorten tegels. Om te beginnen kwamen er hard-plastic tegels op de markt onder de naam ‘Krommenie’. Deze werden vervaardigd van polystyreen en waren verkrijgbaar in zeven kleuren.

Daarna werden ook merknamen als Colovinyl gebruikt voor wandtegels (zie Afb.2). De materialen waren hetzelfde als de variant voor de vloer, namelijk pvc, asbestvezels, minerale vulstoffen en kleurstoffen. Alleen vorm en grootte verschilden. De Colovinyl wandtegel was 12,5 x 25 cm groot en 1,3 mm dik. Daarmee waren ze lichter dan keramische tegels, een eigenschap waarmee werd geadverteerd. Zoals bij alle harde wandafwerkingen werd met name de hygiëne in promotiemateriaal genoemd: de ‘reinheid van oppervlak’. De tegels werden vooral toegepast in keuken, badkamer en toilet.

Banen

Banen vinyl op de vloer

Er werd steeds meer geëxperimenteerd met plastic vloerbedekkingen, zoals polyvinylchloride op een onderlaag van jute, kurk, jutevilt of polyestervilt, in banen van 2 meter breed (zie Afb.3). De bovenlaag kon gekalanderd (gewalst), gestreken, of geschuimd zijn, of in diepdruk zijn aangebracht. Bij gestreken vinyl werd een structuur verkregen door twee of meer kleuren vinyl over elkaar uit te strijken, waarbij structuurwalsen voor het dessin zorgden.

Krommenie Vinyl kwam in 1964 op de markt. Bestseller was het vinyl op jutevilt onder de naam Fiësta, met goudsnippers verwerkt in het oppervlak. Een nieuwe variant hierop in de jaren zeventig was Fiësta op polyestervilt, bestaande uit kunstvezels. Daarnaast waren merknamen te koop als Conchita, een gewalst vinyl met een ton-sur-ton dessin, en Bèltex met een tapijtstructuur. Ook Coloflor werd in banen geleverd, gekalanderd en 110 cm breed. Dit werd veel gebruikt in ziekenhuizen, bejaardentehuizen, warenhuizen en kantoren, en is te herkennen aan het lineaire design.

De fabriek in Huizen die verantwoordelijk was voor het bekende viltzeil onder de naam Balatum kwam eveneens met vloerbedekkingen die op pvc-basis waren, namelijk de veerkrachtige vloerbedekking Balatred en de meer slijtvaste Balaflex.

Plastic behang in banen

Door een laag van polyvinylchloride op veredeld papier te drukken werden plastic behangsels in banen gecreëerd. Deze kwamen vanaf de jaren vijftig op de markt.

De firma in Huizen kwam met vinyl behangsels op de markt, zoals Balarex en Balacuir. In 1959 werd aan het assortiment Balamur toegevoegd als wandbekleding op pvc-basis. Die collectie bevatte ook varianten in een tegelpatroon voor badkamers. Behangselfabrikant Rath & Doodeheefver had ook een eigen pvc-behang, genaamd Radovinyl.

Vanuit Frankrijk kwam vanaf 1969 Somvyl op de markt, van fabrikant Sommer Allibert. Dit werd gemaakt van elastisch schuimvinyl van 2,5 mm dik dat bijvoorbeeld toegepast werd in badkamers. Het was goedkoop en makkelijk schoon te maken. Ook de fabriek in Huizen produceerde in navolging van Sommer in de jaren zeventig schuimvinylbehang, maar vanaf de jaren tachtig richtte het bedrijf zich op vinyl projectwandbekleding op papierbasis onder de naam Durafort. Ook produceert men fotobehang dat al sinds de jaren zeventig vele kinderkamers siert.

Suwide tenslotte was een behangsel van vinyl op stof dat is ontwikkeld door de Helmondse Textiel Maatschappij, vanaf 1930 Hatéma genoemd. Suwide is al voor de Tweede Wereldoorlog ontstaan, maar werd daarna een populair materiaal dat werd gebruikt als meubel- en wandbekleding.

Novilon

In de jaren zestig werd door de eigenaren van de Zaanse fabriek in de Verenigde Staten het patent gekocht voor het maken van Novilon, een vinyl op een verend schuim. Dit kwam in 1968 op de markt (zie Afb.4). In hetzelfde jaar ging de fabriek in Krommenie onderdeel uitmaken van het Zwitserse Forbo-concern, waar het nog steeds deel van uitmaakt. In Coevorden werd een fabriek opgericht voor de productie van vinyl en vooral Novilon. Forbo Novilon werd uiteindelijk een zelfstandig onderdeel van het grotere concern.

Novilon werd als geluiddempend, sterk, stroef en makkelijk schoon te houden in de markt gezet. Vooral vanwege dat laatste kreeg Novilon het Gouden Keurmerk van de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen. Het bestond uit pvc-pasta op een drager van asbestpapier (Aquanon), steenwolpapier of glasvlies. Aquanon was vochtwerend en daarom ook heel geschikt om op vocht doorlatend beton gelegd te worden. Het asbestpapier werd nog zeker tot de jaren tachtig gebruikt, waarna het als schadelijk werd herkend en met name door glasvlies werd vervangen. De wat viltachtige onderlaag is een indicatie dat dit asbest kan zijn.

Rubber

Rubber is strikt genomen geen kunststof maar een natuurproduct. Maar qua samenstelling lijkt het op kunststof en daarnaast is er door de grote vraag naar rubber ook synthetisch rubber ontwikkeld. Al in de negentiende eeuw werd een mengsel van rubber, latex en kurkmeel, genaamd kamptulicon, gebruikt als vloerbedekking. Het was vooral dit materiaal dat de aanleiding was voor de Brit Frederick Walton om een alternatief materiaal te vinden, wat zou leiden tot de uitvinding van linoleum. Rubber was namelijk duur, en kamptulicon was niet makkelijk op een drager te rollen vanwege de stroefheid van het materiaal.

In het begin van de twintigste eeuw waren er echter wel voorbeelden te vinden van rubber als toepassing voor vloerbedekking, vooral op trappen. Na de Tweede Wereldoorlog steeg het gebruik van rubber vloerbedekkingen, en in de jaren vijftig werd rubber veel gebruikt op schepen, in ziekenhuizen, kantoren en woningen vanwege de lange levensduur. Daarbij was de duurste soort een homogene laag natuurrubber. Daarnaast werd rubber gebruikt voor schoonloopmatten, gemaakt van rubberen ringen.

Rubber werd ook geproduceerd in de vorm van tegels, bijvoorbeeld de Atopic rubber vloertegel van Vredestein, de fabriek die vooral bekend is van de autobanden. De tegel werd aangeprezen als modern, geluiddempend, hygiënisch en makkelijk in onderhoud. Ze konden in twaalf verschillende kleuren worden geleverd waardoor combinaties mogelijk waren.

Lees verder

  • Bentum, P.J. van, Vloeren, wanden en plafonds: Materiaalkeuze, onderhoud, Amsterdam 1959.
  • Piet Bot, Vademecum historische bouwmaterialen, installaties en infrastructuur, Alphen a/d Maas 2009.
  • J. Huisman e.a., Honderd jaar wonen in Nederland 1900-2000, Rotterdam 2000.
  • Koldeweij, E. e.a., Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed, Zwolle 2008.
  • Niegeman, Johan (red.) Ik kan wonen. Geïllustreerd handboek voor allen, die hun huis goed willen inrichten en bewonen, Leiden 1960.

Zie ook

ArtikelenHoort bij deze thema's

Specialist(en)

Vragen, verbeteringen of opmerkingen?
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 8 mrt 2024 om 04:01.