Linoleum

Introductie

Linoleum werd in de tweede helft van de negentiende eeuw ontwikkeld tot een vloerafwerking op basis van een combinatie van natuurproducten. Het bood een alternatief voor tegels, natuursteen, hout, karpetten en geolied zeildoek. Hoewel linoleum nog altijd wordt gebruikt, zijn de vroegste vormen ervan nauwelijks meer in historische interieurs aanwezig. Door wijzigende modes of visuele gebreken is de oorspronkelijke diversiteit aan typen en dessins vervangen door nieuwere vormen of geheel andere soorten vloerbedekking. Dit artikel gaat over de geschiedenis, productie en toepassingen van linoleum, over het onderhoud, veel voorkomende schades en de mogelijke reparaties ervan.

Oud affiche uit 1918 met daarop een verkoper die twee dames linoleum laat zien
Affiche uit 1918 ontworpen door Willy Sluiter
foto van een stuk bedrukt linoleum
Voorbeeld van bedrukt linoleum uit het begin van de twintigste eeuw
Interieur met linoleum in parketstijl
Voorbeeld van een interieur met linoleum in een publicatie uit 1929
Reclamefoto uit 1970
Rond 1970 werd reclame gemaakt voor linoleum met kleurige interieurfoto's

Geschiedenis

De Engelse uitvinder Frederick Walton ontdekte in 1860 dat lijnolie afkomstig uit vlas, wanneer geoxideerd, een sterk product oplevert dat hij patenteerde als alternatief voor rubber. Hij ontwikkelde dit product verder tot een vloerbedekking die hij linoleum noemde en vroeg hier in 1863 patent op aan. De naam linoleum is een samentrekking van de Latijnse woorden linum (vlas) en oleum (olie). Linoleum is een natuurproduct, met naast de geoxideerde lijnzaadolie kurk of houtmeel, hars en pigmenten, en dit geheel wordt gewalst op een rug van jute.

In 1898 verkreeg P.H. Kaars Sijpesteijn uit Krommenie van Walton een licentie voor het maken van linoleum. Vanaf 1899 kon daardoor in Nederland linoleum geproduceerd worden door de N.V. Nederlandsche Linoleumfabriek in Krommenie (N.L.F.).

Begin twintigste eeuw onderkenden architecten en ontwerpers steeds meer de praktische kwaliteiten van linoleum. Rond 1910 noemde Hendrik Petrus Berlage in een lezing getiteld De moderne woning linoleum “de meest praktische en goedkope vloerafwerking”. Dit moet wel worden gezien in vergelijking met destijds duurdere traditionele vloerafwerkingen als parket en kamerbreed tapijt.

In de jaren twintig zien we in interieurs het gedessineerde linoleum, vaak bedrukt of als zogenaamd inlaid. De dessins werden daarbij afgestemd op de vaak kleurige en geornamenteerde stoffering van het interieur. De architecten van het Nieuwe Bouwen en De Stijl gaven de voorkeur aan effen linoleum, dat goed aansloot op hun sobere en lichte interieurs. Vanwege de oranje-bruine kleur van de geoxideerde lijnolie waren de kleuren in de beginperiode vooral donker en vaak wat bruinig. De N.L.F. te Krommenie begon met het produceren van heldere kleuren in de tweede helft van de jaren dertig, toen titaanwit als nieuw kunstmatig mineraal pigment uit de chemische industrie beschikbaar kwam.

Na verder experimenteren met verschillende temperaturen, snelheden en kleuren ontstonden andere patronen, waarvan de marmerstructuur het populairst is geworden. Marmoleum werd in 1930 op de markt gebracht en is nog steeds onder dezelfde naam te koop.

In publicaties over interieurs in de jaren dertig verkondigden moderne ontwerpers steeds meer de boodschap dat het imiteren van materialen als marmer, steen, hout en tapijt onwenselijk was. Effen varianten en de inlaid linoleums in abstract-geometrische patronen werden gezien als meer moderne seriematig geproduceerde materialen. Vanwege de grote vraag ernaar bleef de linoleumindustrie echter ook imitaties van andere vloertypen maken. Wel ging de fabriek in Krommenie het ontwerpen van nieuwe producten professionaliseren door zelfstandig gevestigde (binnenhuis-)architecten zoals Paul Bromberg in te huren.

Gedurende de oorlog lagen de ontwikkelingen stil, maar mede dankzij een nieuwe afdeling Publiciteit bij Linoleum Krommenie leefde de linoleumproductie in de jaren vijftig op. Contacten met stichtingen die de moderne wooncultuur voor brede lagen van de bevolking bevorderen, zoals 'Goed Wonen' en 'Mens en Huis', zorgden voor meer naamsbekendheid en een beter imago. Om de kosten te drukken zocht men ook naar andere productiemethoden en materialen. Zo werd na de Tweede Wereldoorlog Linofelt op de markt gebracht als goedkoper alternatief. Als ondergrond voor de linoleummassa werd in plaats van jute asfaltpapier gebruikt. De toplaag bleef daarbij dezelfde eigenschappen behouden als het duurdere origineel.

Vooruitstrevende ontwerpers roemden behalve de uitstraling ook andere eigenschappen van linoleum: het was waterdicht, isolerend, geluiddempend, duurzaam, hygiënisch en onderhoudsvriendelijk. Daardoor werd het steeds vanzelfsprekender dat, ondanks de hoge kosten ten opzichte van alternatieven als vloer- en viltzeil, linoleum niet alleen in particuliere woonhuizen maar ook in sociale woningbouw werd toegepast. De vloerafwerking werd met name gebruikt voor verkeersruimten, keukens, badkamers en kinder- en slaapkamers. De variant kurklinoleum, waar extra kurk aan toe was gevoegd, werd veel gebruikt in sportzalen vanwege de verende werking.

In de jaren zestig kreeg linoleum veel concurrentie van diverse toepassingen van kunststof vloeren, zoals plastic asbesttegels en vinyl in banen. Maar ook tapijt werd een steeds grotere concurrent. Rond 1970 leek het er dan ook op dat de productie van linoleum zou stoppen in Nederland, maar er is toch een doorstart gemaakt en vanaf de jaren tachtig trok het gebruik weer aan.

Andere toepassingen van linoleum

Naast vloerafwerking kent linoleum ook andere toepassingen. Walton ontwikkelde in 1877 een variant voor op de muur, ‘Lincrusta’, dat onder deze naam nog steeds wordt geproduceerd. Het linoleum is meestal voorzien van een patroon in laagreliëf en lijkt na applicatie en beschildering sterk op stucwerk, goudleer of keramische tegels. In plaats van jute is de drager hier papier.

Vanaf eind jaren vijftig werd ook glad effen linoleum vervaardigd speciaal voor op muren en deuren. Dit product werd in 14 verschillende kleuren op geïmpregneerd papier geperst en in 21 verschillende kleuren op jute. Deze typen linoleum waren dunner dan de linoleum bedoeld als vloerbedekking. Het werd gepromoot als zeer praktisch aangezien het makkelijk afwasbaar was met water en zeep en zelfs met krijt beschrijfbaar. Het werd nog geproduceerd tot in de jaren zeventig.

Kurklinoleum werd ook gebruikt voor muren, maar dan vooral als prikbord of als hele 'prikwand'. Later, vanaf 1970, kreeg dat de naam Bulletin Board. Dit kon in de vorm van panelen, maar ook compleet wandvullend worden aangebracht. Het werd vooral gebruikt in vergaderzalen, congrescentra en scholen.

Naast gebruik als wand- en deurbekleding werd linoleum ook gebruikt als tafel- of bureaublad, in de jaren tachtig desktop linoleum genaamd. Door het gebruik als afwerking van kasten en tafelbladen, veelal in combinatie met een bijpassende vloerafwerking om de diverse oppervlakte-afwerkingen met elkaar te verbinden, kon er één geheel worden gecreëerd. Een voorbeeld hiervan is de inrichting van de perskamer van het UNESCO-gebouw in Parijs door Gerrit Rietveld uit 1958.

Kunst

Linoleum bleek ook heel geschikt om te gebruiken in de grafische technieken voor het maken van linosnedes. Hierbij wordt een afbeelding uitgesneden uit het linoleum waarna de met verf bedekte linoleum op papier wordt gedrukt.

Daarnaast zijn er wel zogenaamde intarsia’s van linoleum gemaakt, waarbij er met verschillende kleuren linoleum inlegwerk is gemaakt.

Linoleum werd ook toegepast als drager voor kunstwerken van verf of collages met diverse materialen. Een bijzonder vroeg voorbeeld hiervan is de Eerste Bossche Wand (1884-1891) in het stadhuis van Den Bosch door A.J. Derkinderen.

Schade

Schades in historische linoleumvloeren zijn mogelijk al ontstaan voordat de vloer was gelegd. Door onzorgvuldige opslag en transport van de linoleumrollen kunnen in het materiaal kleine haarscheurtjes ontstaan, die in de loop der tijd groter worden waardoor stof en vocht makkelijker kunnen binnendringen. Een vergelijkbaar schadepatroon kan ontstaan door het indringen van vocht vanuit de ondervloer, via naden of slijtageplekken. Het gevolg kan zijn dat de jute onderlaag losraakt van de linoleummassa en - ernstiger - dat het kurk- en houtmeel in het linoleum opzwelt en vergaat. Linoleum dient daarom te worden aangebracht op een harde, vlakke en droge ondervloer.

Linoleum is niet goed bestand tegen basische producten in bepaalde schoonmaakmiddelen. Behalve normale slijtage kan mechanische beschadiging optreden, bijvoorbeeld door schuivende stoelpoten, naaldhakken of het inlopen van scherpe deeltjes. Dit kan leiden tot putten, deuken of uitstulpingen in de toplaag of scheuren tot in de jute drager.

Onderhoud en preventie

Het nemen van preventieve maatregelen is belangrijk om schade aan historisch linoleum te voorkomen of te beperken. Om het verspreiden van vuil te verminderen kan bij de entree buiten een schoonloopmat en binnen een droogloopmat worden geplaatst. Daarnaast is het regelmatig en op de juiste wijze onderhouden van de vloer belangrijk voor een lange levensduur; vloeren hebben meer te lijden van verkeerd onderhoud met te agressieve middelen dan van het reguliere gebruik.

Voor het behandelen van vervuiling onderscheiden we het verwijderen van vuil op de toplaag en het volledig verwijderen van de beschermende waslaag. In de meeste gevallen is het raadzaam het linoleum eerst met een droge katoenen doek schoon te maken. Bij het droogreinigen kan ook, nadat los stof is verwijderd, een Akapad spons worden gebruikt. Bij oud materiaal is de kans groot dat kleine haarscheurtjes aanwezig zijn, waardoor bij reiniging met water vocht diep kan indringen. Indien toch water met reinigingsmiddelen wordt gebruikt, moet het toepassen van sterk basische middelen met een PH-waarde boven de 9 worden vermeden. Dit kan leiden tot verzeping van de bindmiddelen in het linoleum, met een verweking van de toplaag als gevolg. Leng reinigingsmiddelen daarom ruim aan met water. Ervaring heeft geleerd dat met slechts 0,4% van de oppervlakte actieve stof Marlipal 1618/25 vuil voorzichtig met een microspons kan worden verwijderd, waarna de toplaag met gedemineraliseerd water kan worden gereinigd.

Alleen indien het reinigen onvoldoende resultaat oplevert kan worden overwogen de waslaag door een restaurator met een daarvoor geschikt of op maat gemaakt reinigingsmiddel te laten verwijderen. Dit kan als neveneffect hebben dat het linoleum een paar tinten lichter wordt. Vervolgens kan een nieuwe waslaag, bijvoorbeeld een microkristallijne was, worden aangebracht die aansluit op het karakter en de uitstraling van het oorspronkelijke product.

Herstel

Voor het repareren van modern linoleum bestaan bruikbare praktijkervaringen. In hoofdlijnen komen deze neer op het schoonmaken van gaten en krassen met een zachte katoenen doek en een schoonmaakmiddel met een neutrale pH-waarde. Een restant vloerbedekking kan vervolgens dienen als donormateriaal: schraap de toplaag eraf en verlijm het poeder in laagjes in het gat of de scheuren, waarbij de laagjes telkens goed worden aangeklopt met een hamer. Schuur tot slot de plek af met schuurpapier 120 en breng een linoleum vloerfinish in een 1 op 1 verdunning met water aan.

Het restaureren van historische linoleumvloeren is een stuk moeilijker, doordat het materiaal verouderd is en het vaak zijn elasticiteit verloren heeft. Hiervoor bestaan geen eenduidige oplossingen. Doordat vaak wordt gekozen voor het vervangen van het historische materiaal in plaats van behoud in situ, is op dit gebied weinig onderzoek gedaan. Omdat oude linoleumvloeren steeds zeldzamer worden, heeft het de voorkeur altijd te onderzoeken of nog aanwezig historisch materiaal kan worden behouden en de levensduur ervan kan worden verlengd. Bij het opstellen van een restauratieplan is relevant in hoeverre de aanwezige patina of beschadiging onderdeel van de geschiedenis van het betreffende linoleum is.

Kleine schades kunnen worden hersteld volgens een methode overeenkomstig de praktijkervaringen met nieuw linoleum. Een op kleur gebrachte linoleumkit of pasta, die goed hecht en over dezelfde elasticiteit als het originele materiaal moet beschikken, kan in kleine beschadigingen en scheurtjes worden aangebracht. Als bindmiddel kan hiervoor een polyvinylacetaatdispersie worden gebruikt waaraan circa 60% vulstoffen zoals linoleummeel en pigment worden toegevoegd. Deze dient als surrogaat voor natuurlijke hars en lijnolie. Voor het vullen van grotere gaten kan ook het thermoplastische materiaal Beva 371 worden gebruikt.

Bij het vaststellen van de oorspronkelijke kleur van te repareren linoleum moet niet alleen rekening worden gehouden met eventuele vervuiling, maar ook met vergeling en verdonkering van de geoxideerde lijnolie. Dit is vaak het geval op donkere of afgedekte plaatsen. Enkele dagen blootstelling aan UV-straling - daglicht of TL- verlichting - kan de originele kleur al naar boven halen. Lichte en middelzware kleuren kunnen hierdoor enkele tinten lichter worden.

Indien het linoleum niet ter plekke kan worden behandeld, dient dit naar een geschikte locatie te worden vervoerd. Het loshalen van historisch linoleum moet voorzichtig gebeuren, omdat het materiaal door veroudering vaak bros is geworden. Soms is het linoleum aan de ondervloer gelijmd. In het verleden gebruikte men hiervoor onder meer lijmen gebaseerd op een mengsel van hars, lijnzaadolie en alcohol. Eventueel aanwezige scheuren en andere schades kunnen met Japans papier tijdelijk worden gefixeerd om verdere aantasting tijdens het transport te voorkomen. Het heeft daarbij sterk de voorkeur het materiaal liggend in delen te vervoeren, omdat de elasticiteit van oud linoleum gering is en dit niet meer kan worden opgerold zonder verdere schade te veroorzaken.

Een restaurator kan scheuren en kleine loslatende gedeelten injecteren met een lijmproduct op basis van polyvinylacetaatdispersies, waarna de vloerbedekking voorzichtig kan worden verzwaard met voorverwarmde (niet te heet!) gewichten tot de lijm is uitgehard. Bij opkrullende randen en blazen moet het linoleum eerst langdurig worden verwarmd om het voldoende soepel te maken. Het is ook mogelijk uitstulpend linoleum op een voorverwarmde vacuümtafel af te dekken met een PE-folie. Wanneer dit vervolgens op onderdruk wordt gebracht kunnen de randen een dusdanige vorm krijgen dat het lijmen ervan op de oorspronkelijke of een nieuwe drager mogelijk is.

Het vervangen van grotere stukken linoleum is niet eenvoudig. Men kan de ontbrekende gedeelten ontstoren en opvullen met een bijpassende, effen kleur. Indien er een substituut voorhanden is, wordt in de restauratiepraktijk vaak gekozen voor het inleggen uit een gelijksoortige restpartij. Vaak is toch sprake van kleurverschil of is het linoleum na een aantal jaren opslag bros geworden. Hierdoor is het aanbrengen van de vloerbedekking technisch gezien lastig en kan de kwaliteit van het eindresultaat onvoldoende blijken te zijn. Voor bijzondere oude patronen en dessins is het vervangen van materiaal nog moeilijker. Men kan dan overwegen het originele patroon met acrylverf of sjabloneertechnieken over te nemen op een nieuwe bijpassende effen drager, maar de vraag is of dit op termijn een bevredigend resultaat oplevert. Wellicht dat de huidige digitale snij-, kopieer- en printtechnieken uitkomst kunnen bieden om ingewikkelde patronen en inlaids na te maken.

Lees verder

  • Bentum, P.J. van, Vloeren, wanden en plafonds: Materiaalkeuze, onderhoud, Amsterdam 1959.
  • Blitterswijk Jr., J.J. van, Materialen en grondstoffen gebezigd bij inrichting van het interieur, Amsterdam 1934 (4de herziene druk), hoofdstuk VI Linoleum p. 225-248.
  • Bromberg, Paul, Hoe met weinig kosten een interieur om te tooveren, z.p. z.j. [Krommenie 1935]
  • Carlisle, A.M., ‘Historic linoleum: analysis, cleaning systems, recommendations for preservation’, in: APT Bulletin 28 (1997) nr 2-3, p. 37-43.
  • Elffers, Dick en Vriend, J.J., De grond waarop wij staan, Krommenie z.j. [1955/1956]
  • Förster, G., Josef E. en Buchholz, U., Linoleum. De vloerbedekking van natuurlijke grondstoffen, Landsberg/Lech 1996.
  • Hemelrijk, Liesbeth, Van Kandinsky tot Corneille. Linoleum in de kunst van de twintigste eeuw, Amsterdam/Amstelveen 1999.
  • Jonge, W. de, ‘Een speurtocht naar het historisch linoleum’, in: Monumenten 25 (2004) nr. 9, p. 25-29.
  • Kaldewei, G. (red.), Linoleum, Geschichte, Design, Architektur 1882-2000, Ostfildern-Ruit 2000.
  • Kingma, V., ‘Licht, lucht, linoleum!’, in: Met stoom nr. 34 (1999),p. 10-12.
  • Koldeweij, E. e.a., Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed, Zwolle 2008.
  • Koning, E. ‘Honderd jaar linoleumindustrie’, in: Krommenieër Kroniek nr. 13 (1999), p. 2-9.
  • Kun, J., ‘Filling losses in granite linoleum with Beva 371’, in: Ebenist 2016 p. 149-164.
  • Niegeman, Johan (red.) Ik kan wonen. Geïllustreerd handboek voor allen, die hun huis goed willen inrichten en bewonen, Leiden 1960.
  • Parks, B.W., ‘The history and technology of floorcloths’, in: APT Bulletin 21 (1989) nr. 3-4, p. 44-54.
  • Simons, Ep, Vloerbedekking. Tips voor alle soorten vloeren, Wageningen 1965.
  • Simpson, P. H., Cheap, Quick, and Easy. Imitative Architectural Materials, 1870 – 1930, Knoxville 1999.
  • Simpson, Pamela H., ‘Comfortable, durable and decorative: linoleum’s rise and fall from grace’, in: APT Bulletin 30 (1999) nr. 2-3, p. 17-24.
  • Tauss, S., Problematik der Erhaltung von Linoleumbelägen in situ – Am Beispiel Warenhaus ‘Cheesmeyer’ in Sissach (afstudeerscriptie), Bern 2007.
  • Verdenius, Martie en Lamoth, A.P., Kleur bekennen, Krommenie 1959.
  • Walton, F., The Infancy and Development of Linoleum Floorcloth, Krommenie 1966

Zie ook

Artikelen
  • UNESCO perskamer van Gerrit Rietveld (1958) - linoleum (Let op: pagina bestaat niet.)
Hoort bij deze thema's Begrippen

linoleum (vloerbedekking)

Specialist(en)
Vragen, verbeteringen of opmerkingen?
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 27 feb 2024 om 04:00.