Motte (cultuurhistorisch beheer)

Een motte genaamd ‘’de Duivelsberg’’ van 8 meter hoog. Er loopt een pad naartoe en omhoog.
Afb 1. De 8 meter hoge motte 'De Duivelsberg' op de stuwwal bij Beek (Gelderland). Deze motte maakt samen met een kleinere motte (4 meter hoog) deel uit van een laatmiddeleeuwse versterking. Bij de werkzaamheden is het grondwerk van de heuvel en de gracht hersteld, zijn zichtassen vrijgemaakt en zijn beukenhagen aangelegd. Bovendien zijn er trappen en leuningen aangebracht, en is een oriëntatietafel en informatiepaneel geplaatst.
Een motte bij Grubbenvorst middenin een zeer groen begroeid gebied met bomen, struiken en planten.
Afb 2. De motte van de kasteelruïne van Grubbenvorst (Limburg). Dit kasteel is tot driemaal toe verwoest en wordt al eeuwen 'Het Gebroken Slot' genoemd. Er staan nog slechts enkele brokstukken op de motte, dicht langs de Maas.
Een ‘’kaalgemaakte’’ motte met een landbouwvoertuig en een man ervoor.
Afb 3. De vliedberg 'Het Paard van Troje' in Borssele (Zeeland). Tijdens de herstelwerkzaamheden is de motte geheel 'kaalgemaakt', is het talud hersteld en daarna weer ingezaaid met gras. De land -schappelijk zeer waardevolle knot -bomen zijn gespaard gebleven bij de werkzaamheden, al worden ze na verloop van tijd niet meer vervangen.
Motte met bovenop nieuw gras. In de achtergrond staat een huis.
Afb 4 De vliedberg 'Het Paardvan Troje' in Borssele (Zeeland),gemaakt tijdens de herstel -werkzaamheden. Naast de motte zelf is ook gewerkt aan het voorterrein, de plek van de vroegere 'voorhof' van het kasteel.
Stuk agrarische grond. Foto vanaf de grond genomen.
Afb 5. Een bijna geheel vlak geschoven vliedberg aan de Bieweg bij Veere (Zeeland). Cultuurhistorische objecten in agrarisch gebruik zijn extra kwetsbaar. Boeren ontvangen onvoldoende financiële vergoedingen om het verlies aan opbrengsten te compenseren. De naleving op de Monumentenwet is blijkbaar ook onvoldoende.
Topografische kaart van Nederland met daarop aangegeven waar de mottes en kasteelheuvels in het land zijn.
Afb 6. Mottes of kasteelheuvels zijn aarden heuvels waarop een verdedigingswerk of een kasteel heeft gestaan. In heel nederland komen deze monumenten voor maar de grootste concentratie is te vinden in het rivierengebied en in Zeeland. (Bron: Archis, RACM)

Definitie, ouderdom en verspreiding

De archeoloog Besteman definieert een motte als volgt: “Een motte is een geheel of gedeeltelijk kunstmatige heuvel met een regelmatige vorm en steile zijden, die gewoonlijk door een droge of natte gracht omgeven wordt. De constructie heeft tot doel de op zijn afgeplatte top staande versterkingen beter te verdedigen en de omgeving te beheersen. Vaak is er een lager gelegen voorburcht aan de motte toegevoegd.” Hij gaat daarbij uit van een minimale hoogte van drie meter.

De behoefte aan deze speciaal voor militaire doeleinden gebouwde versterkingen ontstond waarschijnlijk in de elfde of twaalfde eeuw. Voor die tijd bestonden al verdedigbare boerenhoeven met een ringgracht. Het is ook mogelijk dat de oudste mottes uit de tiende eeuw dateren. Vaak lagen ze langs belangrijke handelsroutes of bij belangrijke kruispunten. Als locatie werd een verdedigbare plaats gekozen, bijvoorbeeld een hoogte of een landpunt die aan twee kanten door rivierwater omgeven was of in een drassig gebeid lag. Mottes golden ook als een statussymbool.

Mottes zijn overal in Europa gebouwd en dus niet kenmerkend voor Nederland. In ons land komen ze voor in de provincies Gelderland, Limburg, Zeeland, Zuid-Holland, Friesland en Overijssel. Mottes zijn belangrijk omdat ze verbonden zijn met oude grenzen, doorgaande routes en andere militaire elementen, zoals schansen en wallen. Langs grensgebieden van twee machtsinvloeden werden er waarschijnlijk meer aangelegd. Ze geven belangrijke in formatie over indeling van het land in de late Middeleeuwen in machtsgebieden en de ligging van belangrijke doorgaande routes. Ze zijn verbonden met voormalige bebouwde plaatsen, voorburchten, tolplaatsen en mogelijk bij het huis horende boerderijen.

Aantastingen en bedreigingen

De kunstmatig aangelegde heuvel kan eroderen door invloeden van de mens, door begrazing of natuurlijke processen. Het hoogteverschil zal daardoor minder worden, waarbij materiaal van de hoogte op de plaats van de (voormalige) ringsloot of gracht terecht komt. Verschillende mottes zijn nu alleen nog herkenbaar door een lichte verhoging in het landschap of zelfs een lichte ringvormige verlaging die een rest is van de ringsloot.

Gewoonlijk resteert nu van de motte alleen een onbebouwde ‘berg’, of zelfs nog minder dan dat: alleen de ringsloot of de resten van een ringsloot. Is dat laatste het geval, dan dreigt egalisering en totale verdwijning. Veel motteresten zijn dan vermoedelijk ook verdwenen door bouwwerk - zaamheden en agrarische activiteiten. Resten van de voorhof zijn vaak nog wel aanwezig, maar niet herkenbaar.

Beheeropties

Behoud en consolidatie

Voor het behoud van een motte is belangrijk dat de kruidenvegetatie op de heuvel zijn stevigheid behoudt, daarmee wordt een verdere achteruitgang door erosie te voorkomen. Een stevige, gesloten zode is daarvoor van belang. Dat kan bereikt worden door die regelmatig te maaien en af te ruimen. Voorkomen moet worden dat er bomen op de verhoging gaan groeien: die bedreigen het bodem - archief en kunnen ook de verhoging zelf beschadigen bij omwaaien of wegzakken van de boom.

De omringende sloot of gracht moet open en op diepte gehouden worden. Dat betekent dat bladeren en eventuele takken regelmatig wordt verwijderd, evenals te uitbundige waterplantengroei. Zo nu en dan zal de gracht weer gebaggerd moeten worden. Het is belangrijk dat daarbij niet te diep gegraven wordt: verstandiger is het om het wat vaker en minder diep te doen. Blijf daarbij altijd binnen de oorspronkelijke maten!

Staan er bomen op de helling van de motte, dan is het belangrijk dat regelmatig gecontroleerd wordt of die geen gevaar opleveren voor het behoud van de motte of voor bijvoorbeeld wandelaars. Mogelijk betekenen boomwortels ook een versteviging van de helling en wordt er erosie mee tegen gegaan. De voor- en nadelen moeten per geval bekeken worden. Worden er bomen gekapt, dan moeten de stobben in de bodem achterblijven om schade aan het bodemarchief te voorkomen, maar aan de andere kant kan dat wanneer de stronk begint weg te rotten ook een aantasting van de stabiliteit van de helling zijn. In alle gevallen, behalve bij het kappen van bomen, moet vooraf contact worden opgenomen met de RACM. Voor kapwerkzaamheden is bovendien gewoonlijk toestemming van de gemeente nodig en er moet rekening gehouden worden met de fauna- en florawet.

Restauratie

Bij restauratie zal het hooguit gaan om delen van het motte-stelsel. Bijvoorbeeld om herstel van alleen de voorburcht of van de gracht. Ook deze werkzaamheden kunnen alleen plaatsvinden in nauw overleg met de RACM. Gekozen kan worden voor het (gedeeltelijk) uitgraven van de opgevulde gracht.. Bij mottes was vaak sprake van een ophaalbrug op palen in de gracht. Houd rekening met de mogelijkheid dat daar bij het uitgraven resten van worden gevonden. Ook kunnen bij een restauratie beschadigingen van de heuvel hersteld worden.

Reconstructie

Wellicht zou in gebieden waar bijvoorbeeld de slootresten van een motte binnen een nieuwe wijk komen te liggen gekozen kunnen worden voor een alternatieve ‘reconstructie’ van de heuvel. Bijvoorbeeld met een glazen gebouw erop of een kleine expositie over de geschiedenis van die plek en de motte. De toppen van de meeste mottes hebben echter zo'n beperkt oppervlakte dat daar geen ruimte voor zal zijn. Voor er dergelijke plannen worden gemaakt is uitgebreid overleg met de RACM nodig. Het is waarschijnlijk dat het bij de terrein van een (voormalige) motte om een locatie gaat met een hoge archeologische status.

Behoud door ontwikkeling

De aanwezigheid van een motte kan belangrijk zijn voor de identiteit van een gebied. Een wijk kan geïnspireerd zijn op het feit dat er ooit een motte lag of nog steeds ligt. Steeds vaker worden historische thema’s als uitgangspunt genomen door planologen, ontwerpers en stedenbouwers. Door mottes als inspiratiebron te nemen wordt de historische basis breder dan alleen die van de zo vaak gebruikte Romeinse tijd, al is er uit de periode waarin de mottes ontstonden erg weinig met zekerheid bekend.

Een voorbeeld van reeds uitgevoerd beheer

“Wat wil je bereiken, waarom, hoe en voor wie?”

Marjo Montforts van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) is onder andere betrokken bij de inrichting en het beheer van terreinen van Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, en de Dienst Landelijk Gebied. Ze vertelt over een vliedberg of motte bij Borssele, die eigendom is van het Koninklijk Zeeuws Genootschap der Wetenschappen.

Om welk element gaat het?

De motte wordt lokaal ‘de berg van Troje’ genoemd. Hij ligt tegen de bebouwde kom van Borssele aan en maakt deel uit van het beschermd dorpsgezicht. Het was ooit een mottekasteel en op het terrein liggen behalve de kasteelberg zelf ook nog resten van de voorburcht en een gracht. Bovendien zijn er in de Tweede Wereldoorlog bunkers op het terrein aangelegd.

Welke andere partijen zijn erbij betrokken?

Het terrein is sinds 1974 in beheer bij het Zeeuwse Landschap. In 2003 is de motte gerestaureerd en een deel van de gracht opnieuw uitgegraven. De RACM en de Archeologische Monumenten Wacht (AMW) hebben de restauratie begeleid. Een lokale aannemer heeft de restauratie uitgevoerd.

Wie betaalt het?

Het Zeeuwse Landschap, dat vooral gefinancierd wordt door de provincie Zeeland.

Hoe kwam de historische informatie boven tafel?

Er was al veel over de geschiedenis van het terrein bekend, dankzij onderzoeken in 1946 en in 1958-60 door het Rijksmuseum voor Oudheden (Braat).

Welke uitgangspositie bestond er vóór de restauratie?

Het grondlichaam van de motte was uitgezakt en er zaten gaten in. De gracht was dichtgeschoven en op de motte stonden knotwilgen.

Wat is er daarna gedaan?

Het Zeeuwse Landschap heeft het initiatief genomen voor herstel van de motte. Omdat het een wettelijk beschermd archeologisch monument is, heeft de RACM hiervoor vergunning verleend. De Archeologische Monumentenwacht heeft het programma van eisen en het inrichtings- en beheerplan opgesteld. De RACM heeft in 2001 proefsleuven laten graven om de oorspronkelijke vorm van de gracht te kunnen vaststellen. Daarnaast hebben landmeters van de RACM met digitale metingen de oorspronkelijke vorm en hoogte van de motte berekend.

Het grondlichaam van de motte en een deel van de gracht zijn vervolgens hersteld. De bunkers die in de motte waren ingraven zijn dicht gemaakt. De slechte en dode knotwilgen zijn verwijderd, waarbij de stobbe in de grond bleef. Als er nu nog knotwilgen afsterven worden die niet meer vervangen. De inrichtingswerkzaamheden zijn uitgevoerd in 2003. Er is gewerkt met een begroting van ongeveer € 75.000.-

Wie was de trekker?

Het Zeeuwse Landschap. Zij wilden de gracht weer uitgraven en de natuurwaarden op het terrein van de motte vergroten.

Waren er onverwacht ontwikkelingen?

Aanvankelijk was het de bedoeling om de twee bunkers die in de motte zijn ingegraven in te richten voor vleermuizen. Uiteindelijk bleek dit niet haalbaar en zijn de bunkers uit veiligheidsoverwegingen dichtgezet.

Welke functie heeft de motte nu?

De cultuurhistorische functie is uiteraard belangrijk. Het terrein is een tastbare verwijzing naar het (verre) verleden van Borssele. De motte zelf stamt uit de Middeleeuwen en de bunkers verwijzen naar gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog.De motte is niet openbaar toegankelijk. Wel is de motte nu duidelijk zichtbaar vanaf de weg en staat er een informatiebord voor het publiek.

Waren er knelpunten?

Bij de restauratie waren er geen knelpunten. Een probleem is wel dat er op rijks - niveau totnogtoe geen financiële regeling is voor het reguliere onderhoud en beheer van archeologische monumenten in tegenstelling tot de gebouwde monumenten. Het terrein wordt begraasd door schapen en af en toe gemaaid. De knotbomen die nog goed waren zijn blijven staan en moeten nu onderhouden worden.

Zijn er nieuwe inzichten?

Er is bij de restauratie gewerkt met een programma van eisen, een inrichtings- en beheersplan en een goede rapportage achteraf. Dat laatste is ook heel belangrijk: zorg dat herstel en beheer goed worden gedocumenteerd zodat je altijd kan nagaan wat er gedaan is en hoe.

Heb je aanbevelingen?

  • Denk vooraf goed na over wat je precies wilt met een inrichting: Wat wil je bereiken, waarom, hoe en voor wie?
  • Hou behalve met de cultuurhistorische waarden ook rekening met natuurwaarden, en met de verschillende ‘tijdslagen’ in een terrein.
  • Betrek de omgeving erbij: hou rekening met andere cultuurhistorische objecten in de buurt en overleg tijdig met de gemeente en met omwonenden.

Nader signalement

Mottes kunnen kunstmatig zijn aangelegd in gebieden waar geen natuurlijke hoogten aanwezig zijn: op de opgeworpen hoogte werd daarna een houten of stenen toren of huis gebouwd. De oppervlakte van de top van een motte was vaak heel beperkt. Rond de top van een motte stond een palissade. De onderzijde van sommige mottes waren voorzien van een grondkerende muur om verzakking tegen te gaan. Daarnaast bestaan de zogenaamde abschnittsmottes, waarbij door het vrijgarven van een heuvel uit een natuurlijke hoogte een verdedigbare locatie ontstond. Het huis dat op mottes gebouwd werd was in eerste instantie niet meer dan een houten toren, later werden de bouwsels mogelijk van steen en werden ze, als daar ruimtevoor was op de top, meer complex. Gewoonlijk werd om die hoogte een gracht aangelegd. De hoeve of hof op de motte kon uitgebreid worden met een zogenaamde voorhof, waar opnieuw een gracht omheen lag.

De grootste motte van Nederland ligt in het Montferland. De gracht is daar 4 tot 5 meter diep en ongeveer 12 meter breed. Daar buiten liggen twee brede aarden wallen Bij de aanleg van de motte is gebruik gemaakt van een natuurlijke hoogte, die met minstens zeven meter is opgehoogd tot de huidige heuvel van een meter of 15.

Als er bovengrondse resten zijn van een bouwwerk, dan zijn die beschermd door Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Is er alleen een kale ‘berg’ over, dan is de motte vaak een archeologisch monument, waarbij ongestoord laten van het bodemarchief de voorkeur verdient. De daar aanwezige informatie wordt daarmee geconserveerd en blijft beschikbaar voor toekomstig onderzoek met meer geavanceerde methoden en technieken. Sommige mottes worden eveneens of alleen beschermd door de Rijksdienst voor de Monumenten zorg. Door de fusie van beide rijksdiensten zal het beschermingsregiem naar verwachting worden vereenvoudigd.

Van de vliedbergen in Zeeland werd lange tijd aangenomen dat ze een vluchtmogelijkheid boden voor mens en dier in tijden van overstromingen, maar tegenwoordig wordt er van uit gegaan dat het hier in feite om mottes gaat en dat op die verhogingen ooit ook een versterking heeft gestaan. De basis voor die mottes zijn lage woonterpen geweest, die dateren uit de 11e eeuw. In de 12e en 13e eeuw zijn die opgehoogd tot hun huidige hoogte van ongeveer 10 meter en zijn er grachten omheen gegraven. Resten van die grachten zijn bij sommige vliedbergen nog te vinden. Vliedbergen komen alleen in Zeeland voor. Vroeger telde Zeeland ongeveer 135 vliedbergen, waarvan er nu nog 36 bewaard zijn gebleven. De meeste liggen op Walcheren en Zuid-Beveland. Een enkele is nog te vinden op Schouwen-Duiveland, Tholen en Zeeuws-Vlaanderen.

Andere woorden voor een motte is bolberg (Limburg) of kasteelberg. In Friesland komen de termen hege wier en stinswier voor.

Ecologische waarden en potenties

De ecologische waarde van een motte zal sterk afhangen van het nog aanwezig zijn van de helling en de ringgracht. Ook speelt een rol of bij de aanleg wel of niet een natuurlijke hoogte is gebruikt. Bij abschnittsmottes is namelijk de oude vegetatie deels bewaard gebleven en hier staan ook vaak bomen op.

Is er van de motte nog een heuvel bewaard gebleven, dan levert de helling extra natuurwaarden op. Ligt er alleen nog een sloot, dan is de natuurwaarde in het algemeen te vergelijken met die van een ‘normale’ sloot of gracht. Mottes bieden weinig mogelijkheden tot vergroting van de natuurwaarden van een gebied.

Literatuur

  • Besteman, J.C. e.a. (red.) (1990), Medieval archeology in the Netherlands. Studies presented to H.H. van Regteren Altena. Assen/Maastricht.
  • Bos, K. en B. Oele (1986), Vliedbergen; tekens van tijd in het Zeeuwse landschap, Middelburg.
  • Ginkel, E. van en K. Steehouwer (1998), ANWB Archeologieboek Nederland. Monumenten van het verleden. ANWB i.s.m. ROB, Den Haag.
  • Klerk, A.P. de, Th. van der Meulen en J.A.J. Vervloet (1969), De vliedbergen in het kustgebied van Vlaanderen, Zeeland en Zuid-Holland. VU Amsterdam.
  • Schut, P.A.C., ‘De Montferlandsche berg, het sieraad der tusschen IJssel en Rijn gelegene landen’ De motte Montferland (gemeente Bergh) en een overzicht van motteversterkingen in Gelderland (ROB, Amersfoort 2003).

Websites en organisaties

  • Stichting Archeologische Monumentenwacht, www.archeomw.nl.
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 24 aug 2023 om 03:03.