Panorama Landschap - Langstraat
Introductie
Deze regio bestaat uit een gesloten rij nederzettingen van Geertruidenberg tot ’s-Hertogenbosch en staat bekend om de voormalige schoenenindustrie. Het noordelijke deel is open. Waalwijk is de grootste nederzetting. De vestingstad Heusden neemt in het geheel een eigen plaats in.
Deze regiobeschrijving maakt deel uit van Panorama Landschap - Karakterisering van het Nederlandse landschap in 78 regio’s.
Op de interactieve kaart van Panorama Landschap zijn alle regio's terug te vinden.
Op de interactieve kaart van Panorama Landschap zijn alle regio's terug te vinden.
Karakteristiek
De Langstraat kenmerkt zich door een vrijwel aangesloten rij middelgrote nederzettingen die loopt van Geertruidenberg via Waalwijk naar Vlijmen richting ’s-Hertogenbosch. Tussen deze nederzettingen loopt de A59, die in het westen aansluit op de A27. Ten noorden hiervan ligt een overwegend open gebied.
Het westen daarvan bestaat uit veenontginningen, het oosten behoort tot het rivierengebied. De grens loopt over de Elshoutse Zeedijk. In het zuiden gaat het landschap over in het zandlandschap. Ten zuiden van Kaatsheuvel is die overgang geleidelijk; onder Waalwijk is de overgang naar de Loonse en Drunense duinen zeer abrupt.
Belangrijkste ruimtelijke dragers zijn de lintbebouwing van dorpen, de dijken en kades en de vaarten en kanalen in het gebied. Heusden neemt een heel eigen plaats in. Door de aanleg van de Bergsche Maas is het van het Land van Heusden en Altena afgesneden. Waalwijk is de grootste nederzetting. Het heeft een industriegebied dat tussen de bebouwing en de Bergsche Maas ligt. Bij Geertruidenberg ligt de Amercentrale, die de elektriciteit voor dit deel van Nederland opwekt en van waaruit tal van 150kV en 380kV hoogspanningsleidingen beginnen. Eromheen ligt een groot industriegebied.
Kaatsheuvel geniet landelijk bekendheid door de Efteling, dat tegenwoordig met alle bijhorende voorzieningen een gebied ter grootte van meer dan 100 hectare beslaat.
Ontstaan van het natuurlijke landschap
Pleistoceen
Tijdens de ijstijden bereikte het landijs de regio niet. Wel ontstond het zwakgolvende dekzandlandschap dat we ook nu nog op de zandgronden aantreffen. De dekzanden zijn in brede ruggen afgezet in westzuidwest-oostnoordoostelijke richting.
Ten noorden van de hogere dekzanden lag een brede riviervlakte van de Maas en de Rijn. Tijdens de ijstijden waren dit vlechtende rivieren die zich vertakten en weer bij elkaar kwamen.
De afzettingen van de rivieren bestonden vooral uit zand. In droge perioden kon het zand tot duinen worden opgewaaid. Soms werden deze zo hoog dat ze later niet meer werden bedekt. Dit zijn donken, die onder andere bij Geertruidenberg, Raamsdonk en Drunen liggen.
Holoceen
Ongeveer 10.000 jaar geleden kwam een einde aan de laatste ijstijd. De temperatuur steeg en de open, vrijwel boomloze vlakte veranderde in een gesloten bos. De Maas veranderde van een vlechtende rivier in een meanderende. Langs de oevers van de rivier ontstonden de wat hoger gelegen oeverwallen, verder bij de rivier vandaan lagen de komgebieden. Naar het westen toe was het zo nat dat er uitgestrekte moerassen ontstonden waarin veenlagen werden gevormd. Dit veenmoeras breidde zich in de loop der eeuwen ook uit over de zandgebieden ten zuiden van de Maas. Omstreeks het jaar 1000 was vrijwel de hele Langstraat bedekt met veen.
In de 12de eeuw verlegde de Maas haar loop vanaf Heusden in noordoostelijke richting, om halverwege de 13de eeuw, opnieuw te veranderen en zich bij Woudrichem met de Waal te verenigen tot de Merwede. Oude beddingen van de Maas (het Oude Maasje en de Alm) werden afgedamd toen de mens het gebied ging ontginnen. Door de overstromingen tijdens en na de St.-Elisabethsvloed is van de oude bedding van de Maas weinig meer terug te vinden.
Landschappenkaart
De regio behoort op de archeologische landschappenkaart tot de Jonge Zeeinbraken met daarbinnen kwelders en kreekruggen, het Hollands-Utrechts veengebied met veenvlakten, de Roerdalslenk met dekzandvlakten, de Rijn-Maasdelta met overstromingsvlakten en stroom- en crevasseruggen en ten slotte het Kempisch zandgebied met dekzandvlakten en droogdalbodems.
Bewoningsgeschiedenis
Prehistorie en Romeinse tijd
Op verschillende plaatsen in de Langstraat zijn prehistorische vondsten gedaan. In Dongen en Geertruidenberg bijvoorbeeld, zijn gebruiksvoorwerpen uit de jonge steentijd, de bronstijd en de Romeinse tijd gevonden. Alleen de oudste lijken samen te hangen met bewoning ter plaatse. Wellicht werd het daarna in grote delen van de regio zo nat dat permanente bewoning vrijwel nergens.
Middeleeuwen en nieuwe tijd
Na het jaar 1000 is het gebied ontgonnen en in gebruik genomen. De veengebieden van de Langstraat werden ingericht door eerst een ontginningsbasis aan te leggen, in dit geval de oeverwal van de Oude Maas. Loodrecht hierop kwamen lange strookvormige percelen te liggen, gescheiden door sloten, die het gebied ontwaterden. Aan het eind werd een kade aangelegd om het water uit het nog niet ontgonnen deel van het veen tegen te houden. Aan de zijkant van een ontginningsblok lag een zijkade of zijdwende om buurwater te keren. De ontginningen werden gestimuleerd door de Graaf van Holland, de toenmalige landsheer. Er ontstonden op deze manier zeer regelmatige verkavelingen, welke als cope-ontginningen kunnen worden aangemerkt. ’s-Gravenmoer dateert uit het einde van de 13de eeuw, Sprang is 14de-eeuws.
Direct na de ontginning startte een onomkeerbaar proces van klink en oxidatie van het veen. Door de ontwatering nam het volume van het veen af en ging het dalen. Dit werd verstrekt door oxidatie, het alsnog vergaan van de niet-verteerde plantenresten waar veen uit bestaat. Na verloop van tijd werd het zo nat dat de bewoners gedwongen werden om te verhuizen. Zo schoven hele dorpen naar het zuiden, maar behielden wel hun langgerekte vorm. Dit verschijnsel trad onder meer in Raamsdonk op, dat twee maal verschoof. In de 13de eeuw werden de boerderijen naar de Achterste Dijk verplaatst. Dit gebeurde nogmaals aan het einde van dezelfde eeuw. Het enige stenen gebouw in het dorp – de kerk – bleef toen op zijn oorspronkelijke plaats staan, met het kerkhof aan de Achterste Dijk. De kerk ligt nu bijna een kilometer ten noorden van het bebouwingslint Bergenstraat/Schansstraat.
Op oude kaarten zijn Baardwijk, Waalwijk, Sprang, Capelle, Waspik en Raamsdonk karakteristieke, smalle en kilometerslange bewoningslinten, met loodrecht daarop de smalle percelen. Ten noorden ervan was het land in gebruik als grasland, aan de zuidkant grasland of bouwland.
Dijkdoorbraken: de Grote Waard
Door de bodemdaling en toenemende invloed van de Maas waren dijken noodzakelijk. De eerste dijken dateren uit de 11de eeuw. Aanvankelijk werden de dijken per dorp aangelegd, maar na verloop van tijd kreeg de bedijking een bovenlokaal karakter De regio Langstraat ging deel uitmaken van de Grote of Zuid-Hollandse Waard. Deze strekte zich uit van Vlijmen en de Afgedamde Maas tot Strijen en Maasdam in het westen, een lengte van meer dan 40 kilometer. Op initiatief van de graven werd aan het begin van de 13de eeuw een dijkring aangelegd. Behalve rivierdijken werd in de Langstraat de Heidijk (of Hollandse dijk) van Vlijmen naar Geertruidenberg en de Gemenelandsdijk van Geertruidenberg naar Lage Zwaluwe aangelegd.
In het gebied werd veen gewonnen voor brandstof en zoutwinning. Dit verzwakte de dijken en bij de St.-Elisabethsvloed in 1421 braken deze op meerdere plekken door. Herstel liet lang op zich wachten door de Hoeksche en Kabeljauwse twisten, waarna er zulke diepe kreken en geulen waren uitgeschuurd dat een deel niet meer te redden was. Door de oorlogsomstandigheden en bestuurlijke onmacht liet het herstel van de dijken te lang op zich wachten. Dit deel ontwikkelde zich tot de Biesbosch. Het westelijke deel werd later bij de Hoeksche Waard getrokken. In het oosten werd een nieuwe dijk aangelegd en ontstond het Land van Heusden en Altena.
Van Raamsdonk en Waalwijk is bekend dat ze werden verwoest. De Achterste Dijk en de doorgaande dijk van Waspik naar Baardwijk fungeerden nadien als zeewering. Ten noorden hiervan lag een brede inbraakgeul, waarop klei werd afgezet en kwelders ontstonden. Deze slibden op en werden weer in gebruik genomen. Oude sloten werden uitgediept en de oude percelering werd hersteld.
Naast de ondergang van de Grote Waard, vonden er tal van andere dijkdoorbraken plaats. Vooral langs de Zeedijk van Doeveren naar Elshout zijn hiervan de gevolgen goed te zien. Dijkdoorbraken hebben daar wielen gevormd. De wielen waren vaak te diep om gedempt te worden, daarom werd de nieuwe dijk om het wiel heen gelegd. Buitengedijkte wielen werden opgevuld met klei en zand. Binnengedijkte wielen bleven als waterplassen achter en zijn goed herkenbaar in het landschap aanwezig.
Landbouw en bodemgebruik
Doordat de dorpen naar het zuiden opgeschoven, ontstond tussen de oude ontginningsas langs de Oude Maas en de nieuwe dorpslinten een gebied met lange, smalle kavels dat als weiland en hooiland werd gebruikt. Al vroeg was de landbouw in de Langstraat georiënteerd op de veehouderij. Dit is ook de reden dat de Langstraat zich ontwikkelde als centrum van leerlooierijen en schoenenindustrie.
Grote open akkercomplexen, zoals in de Baronie en de Meierij ontbreken in de Langstraat, met uitzondering van het akkercomplex van Drunen. De percelen op de flanken van de dekzanden werden ook als bouwlanden gebruikt. Hierop vond plaggenbemesting plaats en zijn enkeerdgronden ontstaan.
Kenmerkend voor het gebied waren de vaarten en weteringen die het water afvoerden. Bij Labbegat, Capelle en Waspik zijn de vaarten naar het zuiden doorgetrokken, waarna de bebouwingslinten van Willemkens Vaart, Nieuwe Vaart en Hooge Vaart ontstonden.
Naar het zuiden, aan weerskanten van de Donge, lagen uitgestrekte veengebieden die in de 16de eeuw zijn afgegraven. Via de Donge en de ’s-Gravenmoerse Vaart werd de turf afgevoerd. Een perceel werd in twee of drie stroken verdeeld. Van één van de stroken werden de kleilaag en de bovenste veenlaag weggegraven en op de strook ernaast gezet. Vervolgens werd alle bruikbare turf afgegraven, waarna eerder afgegraven grond werd teruggestort en het perceel weer voor landbouw gebruikt werd.
Baardwijkse Overlaat
Vanaf de late middeleeuwen werd de wateroverlast in het stroomgebied van de Maas een steeds groter probleem, vooral in stroomopwaarts gelegen delen van Brabant. Door de aanleg van de Beerse Overlaat, trachtte men bij piekafvoeren Maaswater af te voeren. Dit gebeurde vanaf Cuijk binnendijks over laaggelegen gronden tot ’s-Hertogenbosch, om daar via de Bokhovense Overlaat weer in de Maas terecht te komen. Als het water ook daar te hoog stond, liep ook het gebied bij ’s-Hertogenbosch onder.
In de 18deeeuw werd bij Heusden de Baardwijksche overlaat gerealiseerd, waarmee het water uiteindelijk via het Oude Maasje naar de Biesbosch werd afgevoerd. In het landschap zijn nog sporen te vinden van deze Overlaat. Denk aan een natuurgebied van Natuurmonumenten bij een spoelgat dat de overlaat vormde.
Rond 1900 werd het Afwateringskanaal ’s-Hertogenbosch-Drongelen gegraven, waardoor het water sneller naar de Bergsche Maas werd afgevoerd. Na de uitvoering van de Maaswerken aan het begin van de 20ste eeuw werd het gehele systeem in 1942 opgeheven.
De Bergsche Maas
In de tweede helft van de 19de eeuw werden ingrijpende werken aan de grote rivieren ontworpen en uitgevoerd. Allereerst betrof dit normalisering van de rivieren en systematische verbetering van de rivierdijken. Ten tweede werden de samenvloeiingen van de Maas en Waal opgeheven en werden twee nieuwe riviertakken gegraven: de Nieuwe Merwede en de Bergsche Maas. Met de Bergsche Maas werd een nieuwe monding voor de Maas gegraven door een 24 kilometer lang kanaal te graven tussen Ammerzoden en Geertruidenberg. Via de genormaliseerde en verbrede Amer kon het Maaswater naar het Hollandsch Diep stromen. De oude loop van de Maas werd ten westen van Ammerzoden afgedamd.
De werkzaamheden duurden van 1887 tot 1904. De nieuwe rivier is van flauwe bochten voorzien, zodat de bedding minder snel verzandt. Daarnaast zijn er uiterwaarden aangelegd. Binnendijks liggen langs de winterdijken afwateringskanalen: aan de noordkant het Noorderafwateringskanaal en aan de zuidkant het Zuiderkanaal, dat uitkomt in het Oude Maasje. Het betekende ook dat de Overdiepsche Polder deel werd van de Langstraat en dat de Waarden, zuidelijk van het Oude Maasje, naar het Land van Heusden en Altena overging. Ook Heusden zelf maakt sindsdien deel uit van de Langstraat. In het kader van rijksprogramma Ruimte voor de Rivier, zijn meerdere ingrepen aan de Bergsche Maas gepland. Deze bestaan uit dijkverzwaringen en verruimingen van het rivierbed.
Recente ontwikkelingen
In het landschap van de Langstraat zijn in de loop van de 20ste eeuw grote veranderingen opgetreden. Samen met de betere regulering van de Maas zijn verbeteringen aangebracht in de afwatering van het gebied. De aanleg van nieuwe waterlopen en de bouw van gemalen hebben hieraan bijgedragen. Ter verbetering van de agrarische productieomstandigheden zijn diverse ruilverkavelingen uitgevoerd.
Ruilverkaveling | Oppervlak (ha) | Periode | % in regio |
---|---|---|---|
Amerkant | 3621 | 1961 - 1974 | 5,3% |
Kromgat | 748 | 1944 - 1956 | 14,6% |
Heusden-Vlijmen | 9383 | 1959 - 1977 | 79,8% |
Z.A.K.-Beneden Donge | 9454 | 1970 - 1994 | 81,1% |
Moersche Heide | 633 | 1988 - 1997 | 95,0% |
Raamsdonk | 1228 | 1960 - 1968 | 100,0% |
Buitendijksche Hooipolder | 325 | 1937 - 1942 | 100,0% |
Kleine Oude Straat, De | 310 | 1937 - 1943 | 100,0% |
Bovenkerk | 224 | 1938 - 1943 | 100,0% |
Overdiepsche Polders | 478 | 1946 - 1956 | 100,0% |
Eendennest, Het | 1001 | 1950 - 1959 | 100,0% |
Ten westen v.d. Capelse Vaart | 338 | 1955 - 1964 | 100,0% |
De grootste waren Heusden-Vlijmen en Z.A.K. (Zuiderafwateringskanaal)-Beneden-Donge. Die laatste betrof voor een groot deel een tweede ruilverkaveling in het gebied. De herkenbaarheid van het landschap is met de uitvoering van deze projecten flink verminderd.
De oude strokenverkaveling is verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor een veel grootschaligere blokverkaveling. Kleine delen zijn gespaard gebleven, onder meer ten noordwesten van Waspik en delen rondom ’s Gravenmoer. Tussen Waspik en Waalwijk is het natuurgebied De Langstraat aangewezen als Natura 2000-gebied. Een ander Natura 2000-gebied ligt westelijk van ’s-Hertogenbosch (Vlijmens Ven, Moerputten en Bossche Broek).
Van minstens zo grote betekenis voor het landschapsbeeld is de groei van de steden en dorpen na de Tweede Wereldoorlog. De dorpen waren alle langgerekte linten en zijn na de Tweede Wereldoorlog zo uitgebreid dat ze nu een langgerekte stedelijke gordel vormen die zich van Geertruidenberg tot ‘s-Hertogenbosch uitstrekt en bijna 100.000 inwoners heeft. Als Kaatsheuvel en Dongen eraan worden toegevoegd zelfs bijna 140.000. Door de groei is de oorspronkelijke lintstructuur van de nederzettingen gewijzigd in kommen. De oude bebouwingsas is te herkennen omdat hier de oudste gebouwen staan.
Oostelijk van Vlijmen ligt het Engelermeer, een oude stroomgeul van de Beerse overlaat, welke werd vergroot toen op grote schaal zand werd gewonnen voor de uitbreidingen van ’s-Hertogenbosch. Tegenwoordig is het een recreatiegebied. Een deel is in bezit van Staatsbosbeheer.
De belangrijkste verbindingsweg is tegenwoordig de A59, die in 1969 werd geopend. Ter hoogte van Waalwijk takte de A261 aan, die tegenwoordig als dubbelbaanse provinciale weg N261 bekendstaat. De N267 dateert uit de jaren 1980.
Bij Kaatsheuvel opende in 1952 attractiepark de Efteling. In de loop der jaren is het uitgegroeid tot een van de populairste dagjes uit van ons land, dat jaarlijks vier tot vijf miljoen bezoekers ontvangt. De Wereld van Efteling omvat naast het park een golfbaan, theater, hotel en vakantiepark.
Ten behoeve van de groeiende vraag naar energie, werd aan de Amer in 1952 de grote Amercentrale geopend. Al in 1919 was de Dongecentrale geopend, iets ten zuiden van Geertruidenberg, maar een nieuwe centrale was nodig na de oorlog. De Amercentrale levert voor een groot deel van Zuid-Nederland elektriciteit. Het complex is in de loop der jaren vernieuwd en uitgebreid. De schoorstenen die 85 meter hoog zijn, zijn vanuit de wijde omgeving te zien. Als koeling wordt water uit de Amer/ Bergsche Maas gebruikt. Restwarmte wordt aan kassen in de omgeving geleverd.
Ten behoeve van de industrialisatie van Oosterhout en Tilburg is het Wilhelminakanaal gegraven. Voor de regio Langstraat is het kanaal niet direct van grote betekenis, hoewel bij Geertruidenberg een industriegebied ligt tussen de Donge en de snelweg A27. Om de Donge te ontlasten is in 1993 de Amertak geopend, die westelijk om Geertruidenberg loopt.
Specifieke thema’s
Nederzettingen
Waalwijk (29.000 inwoners) is een voorbeeld van een in de middeleeuwen verplaatste lintnederzetting. De stedelijke ontwikkeling bleef beperkt tot in de 20ste eeuw. Door industrialisatie (leerlooierijen) verdichtte het bewoningslint zich en werden enkele nieuwe assen tussen kerk en station bebouwd. Vanaf de jaren 1950 is Waalwijk sterk uitgebreid naar het zuiden en heeft komvorming plaatsgevonden. Wijken als Zanddonk, Bloemenoord en de Hoef werden aangelegd. Naar het noorden vond industriële ontwikkeling plaats, tussen de A59 en de Bergsche Maas, langs de Waalwijkse Haven.
Dongen (25.000 inwoners) is een groot dorp, gelegen tussen Oosterhout en Tilburg. Het is in de middeleeuwen ontstaan aan de rivier de Donge op enkele rivierduinen (donken). Het dorp ligt op het zand en is geen lintnederzetting geweest, maar werd gekenmerkt door vanuit het centrum uitwaaierende wegen, waarlangs de bebouwing stond. Over de rivier kon men handel drijven met onder meer Holland en Zeeland, waarmee een markt ontstond voor leerlooierijen. Deze tak van industrie werd in de 19de eeuw heel belangrijk in het dorp. Tot na de Tweede Wereldoorlog bleef de groei bescheiden en vond vooral verdichting plaats. Vanaf de jaren 1960 zette een groei in en werden nieuwe wijken gebouwd. De groei was aanvankelijk naar het zuiden, richting het Wilhelminakanaal, later volgden uitbreidingen naar het westen (West) en noorden (Hoge akker).
Er liggen in de regio voorts nog twee historische stadjes. De eerste is Geertruidenberg, dat als grensstad tot 1814 bij Holland hoorde. De stad verloor aan betekenis door de ondergang van de Grote Waard en door de concurrentie van Dordrecht. Het werd in de 16de eeuw een vestingstad. Na de afscheiding van België kreeg de stad opnieuw strategische betekenis en maakte het als garnizoensstad een nieuwe bloeiperiode mee. De stad verloor zijn vestingstatus in 1919. Het is tegenwoordig aan Raamsdonkveer vastgegroeid. Door de gunstige ligging aan diep water en snelwegen, hebben zich er veel bedrijven gevestigd. Het centrum is beschermd stadsgezicht.
Heusden ontstond rond een 12de-eeuws kasteel, waarna in de 13de eeuw stadsrechten volgden. Als vesting ging Heusden functioneren eind 16de eeuw. De vestingwerken werden toen gemoderniseerd. Er werden onder meer acht bastions en zes ravelijnen aangelegd. Stad en omgeving maakten als stelling van Heusden deel uit van de Zuider Waterlinie die in de loop van de 18de eeuw werd ontstond. Van die linie is naast Heusden zelf alleen fort Hedikhuizen overgebleven. De vesting werd in 1816 opgeheven, waarbij verscheidene onderdelen in de loop van de tijd verdwenen (gedempt, gesloopt). Restauratie volgde tussen 1968 en 1974 waarbij verloren gegane vestingwerken werden teruggebracht. Deze actie werd uitgevoerd met het doel recreatie en toerisme te bevorderen en een nieuwe inkomstenbron voor de stad te genereren, zoals dat in die tijd ook in Orvelte en Bourtange gebeurde. De vesting wordt niet omringd door latere stadsuitbreidingen maar ligt vrij. Op enige afstand liggen de nieuwbouwwijken. De oude stad is beschermd stadsgezicht.
Leerlooierijen en schoenfabrieken
Na het opschuiven van de dorpen naar het zuiden, onderging het verlaten gebied een transformatie tot grasland. Akkerbouw was door de lage ligging niet mogelijk. Het vormde het begin van een specialisatie op de veeteelt. Het was ook de reden waarom juist de Langstraat zich ontwikkelde tot het centrum van leerlooierijen en schoenenindustrie, te meer omdat de bossen en houtwallen in het zuiden van de regio het eikenhakhout leverden. Hiervan werd de run (gemalen eikenschors) gemaakt, een belangrijke grondstof voor de leerlooierij. Ten gevolge van de chemische inwerking van de run veranderde de huid in leer. Vanaf het einde van de 19de eeuw kwamen er kunstmatige middelen op de markt die het looiproces aanzienlijk versnelden en het gebruik van eikenhout overbodig maakte.
Tot het einde van de 19de eeuw was het looien een nevenactiviteit van de boeren, waarna de huisnijverheid in een industriële activiteit veranderde en de regio landelijke bekendheid kreeg om zijn schoenfabrieken, zoals de Van Harenfabrieken in Baardwijk.
Voor een goede afzet van de producten zorgde de spoorlijn (in delen geopend tussen 1886 en 1890) tussen Lage Zwaluwe en ’s-Hertogenbosch, in de volksmond het ‘Halvezolenlijntje’ genoemd. Treinen rijden er inmiddels niet meer, maar het tracé is op veel plaatsen te zien.
Eendenkooien
In de regio liggen verschillende eendenkooien, namelijk in de hooibroeken bij Heusden – in het bezit van Natuurmonumenten – en in het Engelermeer bij ’s-Hertogenbosch. Een eendenkooi is een vorm van lokjacht, waarbij de kooiker – samen met een kooikerhond en tamme eenden – wilde eenden naar de vangpijpen lokt en vangt. Een kooi bestaat uit een plas water met bos eromheen. Rondom de kooiplas liggen vier tot zes vangpijpen. Omdat de kooien veelal in open graslandpolders liggen zijn de kooibossen opvallende en karakteristieke elementen. Eendenkooien zijn zeldzaam en herbergen hoge ecologische waarden.
Literatuurlijst
- Eerenbeemt, H. van den (red.), 1996, Geschiedenis van NoordBrabant, 3 delen, Boom, Amsterdam
- Henderikx, P.A., 1987. De beneden-delta van Rijn en Maas. Landschap en bewoning van de Romeinse tijd tot ca. 1000. Hollandse Studiën 19.
- Koopmanschap, H., 2015. Grensgebied tussen zand en veen. Archeologisch perspectief op de middeleeuwse ontginnings- en bewoningsgeschiedenis van de Langstraat en het aangrenzende zandlandschap van Noord-Brabant. Hilversum.
- Leenders, K.A.H.W., 1982-1. Landen water tussen de Bergen. Bijdrage tot de landschapsgeschiedenis van het gebied tussen Geertruidenberg en Zevenbergen. Holland, 14, 149-160.
- Leenders, K.A.H.W., 1996. Van Turnhoutervoorde tot Strienemonde; ontginnings- en nederzettingsgeschiedenis van het noordwesten van het Maas-Schelde-Demergebied (400-1350). Zutphen.
- Smits, B., D. Bekius en A. Hesselink, 2003. Cultuurhistorie en aardkunde van het Benedenrivierengebied. Inventarisatie en waardering van het oostelijke deel. RIZA rapport 2003.025.
Structuurdragers
Landschapsvormende functie | Elementen en structuren in het huidige landschap - Meierij |
---|---|
Algemeen | Strokenverkaveling, contrast linten – polders plaatselijk herkenbaar |
Onderscheid open noordelijk deel (veen en rivierklei) en besloten zuidelijk (zand) | |
Landbouw en natuur | Resten strokenverkaveling veen-/copeontginningen omgeving Waspik-’s-Gravenmoer-Sprang-Waspik - [NB: grootschalige blokverkaveling na RVK is geen drager!] |
N2000 Langstraat, Vlijmens Ven en Moerputten | |
Wonen | Oude lintbebouwing Geertruidenberg-Vlijmen, deels langs oude dijk. - Na 1970 komvorming |
Opgeschoven bewoningsas agv bodemdaling, bv Raamsdonk/Achterste Dijk | |
Waalwijk | |
Geertruidenberg historisch centrum | |
Vesting Heusden | |
Lint Sprang | |
Archeologie: donken bij Dongen, Geertruidenberg, Raamsdonk | |
Waterstaat | Vaarten en havens in dorpen vanuit de Maas |
Vaarten, weteringen, dijken en kades | |
Baardwijkse Overlaat met bijhorende werken | |
Restanten van ’t Oude Maasje | |
Bergsche Maas met bakenbomen (zie ook verkeer) | |
Elshoutse Zeedijk met wielen | |
Achterste Dijk (restant dijk Groote Waard) | |
Heidijk | |
Afwateringskanaal Den Bosch-Drongelen | |
Overdiepse Polder: rivierverruiming, nieuwe terpen | |
Defensie | Vesting Heusden en Fort Hedikhuizen (Zuider Waterlinie) |
Bedrijvigheid | Amercentrale |
Bedrijventerrein o.a. Waalwijk, ‘sprong naar de Maas’ | |
Delfstofwinning | Veenontginning, turfwinning, afvoer via Donge en ’s Gravenmoerse Vaart |
Verkeer | Resten Halvezolenlijntje, ten dele nu A59 - Moerputtenbrug |
Bergsche Maas (zie ook waterstaat) | |
A59 | |
A/N261 | |
Recreatie en sport | Efteling |
Over Panorama Landschap
Panorama Landschap beschrijft het karakter van het Nederlandse landschap in 78 regio’s en biedt hiermee inspiratie voor ruimtelijke ontwikkelingen. Panorama Landschap geeft voor heel Nederland -in 78 regio’s en een apart artikel over de grote wateren- een korte karakterschets van de geschiedenis van het landschap, vanuit het perspectief van eeuwenlange veranderingen. Deze landschapskarakteriseringen bevatten geen waardering voor het landschappelijke erfgoed, of een uitputtende inventarisatie van allerlei elementen en patronen. Het zijn kleine biografieën, gericht op de genese (wordingsgeschiedenis) van het landschap: van de prehistorie tot het heden.
Tekst: Edwin Raap. Foto’s: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, tenzij anders vermeld.
Aan dit artikel kunnen geen rechten worden ontleend.
- Printversie (pdf)
Zie ook
Artikelen- Panorama Landschap - Biesbosch
- Panorama Landschap - Bommelerwaard
- Panorama Landschap - Land van Heusden en Altena
- Panorama Landschap - Maaskant
- Panorama Landschap - Meierij
Specialist(en)
Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 9 apr 2024 om 03:02.