Tiendweg, houtkade en landscheiding (cultuurhistorisch beheer)

Weg met knotwilgen erlangs. Links een water en weiland met aan de wal een hek. Rechts ook twee waterplassen.
Afb 1. De Gouderakse tiendweg ten noordoosten van Gouderak in de Krimpenerwaard.
Een water met in het midden een ophoging van aarde waar nieuwe knotwilgen worden aangeplant. Aan weerszijden van het water liggen weilanden.
Afb 2. Nieuwe aanplant van knotwilgen op de Tiendweg bij Oud-Alblas in de Alblasserwaard. Ook is er opnieuw grond aangebracht om verdere afslag van de kade tegen te gaan.
Tiendweg met daarop bloeiende knotwilgen. Aan beide kanten ligt een watertje met weiland ernaast.
Afb 3 Een fraai stukje tiendweg in de Alblasserwaard.
Een graafmachine staat op een vlot dat in het water naast de tiendweg ligt. Twee mannen in oranje kleding zijn bezig met herstelwerkzaamheden.
Afb 4. Herstelwerkzaamheden aan de Tiendweg ten noorden van Oud-Alblas in de Alblasserwaard.
Luchtfoto van de Gouderakse Landscheiding. Te zien zijn percelen met daardoorheen stroompjes water. In de verte staat bebouwing.
Afb 5. De Gouderakse Landscheiding in de Krimpenerwaard (Zuid-Holland .
Gekapte en ongekapte bomen naast aan de wal van een water.
Afb 6. Houtkade bij Breukelen.
Een tiendweg waarop gekapte boomtakken liggen.
Afb 7. Bij de herstelwerkzaamheden aan de Tiendweg Oud-Alblas zijn er takkenbossen (afkomstig van de afgezette knotwilgen) neergelegd, die vervolgens zijn aangestampt en met bagger overdekt.
Werkzaamheden bij een tiendweg. De graafmachine haalt bagger uit de sloot. Een man in oranje kleding begeleidt het proces.
Afb 8. De tiendweg aan de Kooiweg ten noorden van Giessenburg in de Alblassserwaard (Zuid-Holland).

Definitie, ouderdom en verspreiding

Een aantal historische landschapselementen heeft een functie als kade gehad in het afwateringssysteem van oude ontginningen in laag Nederland. Gewone dijken en kaden worden besproken in het hoofdstuk Dijktypen, maar hier is aandacht voor drie vrij veel voorkomende andere kaden: de houtkade, landscheiding en tiendweg. Ze hebben een aantal gemeenschappelijke eigenschappen en vergelijkbare vormen van beheer. Het gaat in alledrie de gevallen om lage kaden met meestal aan een of beide kanten een wetering. Ze liggen in ontginningen uit de late middeleeuwen, vaak in laagveengebied en hebben een functie bij het waterstaatkundig gescheiden houden van verschillende gebieden. Ze dateren uit de tijd van de ontginning of - in het geval van de tiendwegen – ontstonden niet lang daarna.

De landscheiding en de houtkade liggen daarbij aan de achterkant van een ontginning terwijl de tiendweg vrijwel altijd ongeveer halverwege een ontginning is aangelegd. Deze drie elementen geven belangrijke informatie over de geschiedenis van het landschap, met name de ontginningsgeschiedenis en het vroege gebruik. Door hun waterscheidende functie zijn ze sterk verbonden met landschapselementen als sloten, vlieten en de later aangelegde boezems en molens.

Kaden en landscheidingen komen vooral voor in het veenweidegebied van Holland en Utrecht. Andere namen die voorkomen zijn achterdichting, achterkade, achterrugge, houtkade, lansing, landseinde, wijzend, wuiver en zuwe.

Tiendwegen komen voor in de Lopikerwaard, Alblasserwaard, de Vijfherenlanden, de Krimpenerwaard en ten noorden van de Hollandse IJssel rond Gouda en Oudewater. Verder liggen er tiendwegen langs de Vecht, in het Kromme Rijngebied en langs de Maas bij Lith.

Aantastingen en bedreigingen

Onverhard gebleven tiendwegen, houtkaden en landscheidingen zijn het meest oorspronkelijk, maar die worden ook vaak het sterkst bedreigd, want ze kunnen bij het land getrokken zijn of door verwaarlozing veel smaller zijn geworden of zijn doorgebroken. Soms zijn deze elementen door andere oorzaken verloren gegaan, bijvoorbeeld door turfafgraving. Andere wegen of kaden hebben een belangrijke verkeersfunctie gekregen en zijn geasfalteerd, of zijn door een recent aangelegde weg bedekt.

Agrarisch gebruik kan ook leiden tot aantasting van de weg of kade, bijvoorbeeld door vertrapping door vee. Ook kan het feit dat de weg bereikbaar is voor vee of zelfs gebruikt wordt voor begrazing een gevaar zijn voor de aanwezige aanplant, zeker als die jong is of recent afgezet.

Beheeropties

Behoud/consolidatie

Landscheidingen, achterkaden en tiendwegen (die hieronder samen kortweg worden aangeduid als ‘kaden’) kennen verschillende vormen. Er zijn onverharde, halfverharde en verharde, en er zijn kaden met hakhout, met knotbomen en met opgaand hout, terwijl andere alleen zijn begroeid met gras en kruiden. Andere varianten betreffen het wel of niet aanwezig zijn van een of twee weteringen. Als er één wetering langs de kade ligt is niet altijd duidelijk of dit een oorspronkelijk beeld weergeeft of dat de tweede wetering ooit gedempt is. Ook wil het naast elkaar liggen van een kade en een wetering niet zeggen dat ze tegelijkertijd zijn aangelegd.

Staan er knotbomen op of langs de kade zet die dan gefaseerd een keer in de drie á vier jaar af. Eventueel kunnen de bomen het eerste jaar na het knotten nog gestikt worden: op vijf tot elf staken na worden de nieuw gegroeide takken verwijderd. Staat er hakhout op de kade (dat zijn vaak elzen, maar essen komen ook voor, en struikvormers zoals vlier en roos), zet dat één keer in de ongeveer zes jaar af. Verder is er als de kade recreatief gebruikt wordt vaak onderhoud nodig aan hekken, overstapjes, bruggetjes en bewegwijzering. Om overlast door distels en brandnetels te voorkomen is aan maaiwerk is dan gewoonlijk twee keer per jaar het open maaien van het pad (tegen distels en brandnetels) voldoende. Het maaisel blijf nu meestal liggen, doordat de kade slecht berijdbaar is en vaak meerdere kilometers lang. Dit veroorzaakt verruiging. Als afruimen echt niet mogelijk is, kan de verruiging mogelijk beperkt worden door met een aantal broeihopen te maken. De oeverzone kan het best ongemoeid worden gelaten of alleen in het najaar een keer worden gemaaid. De sloot wordt gewoonlijk vanaf de aanliggende landbouwpercelen geschoond. Het is belangrijk dat er niet veel bagger op de kade of tiendweg wordt gestort.

Is de weg onverhard, probeer dat zo te houden. Dreigt de weg te verdwijnen door afslag of graafwerk van muskusratten, onderzoek dan de mogelijkheid van het aanleggen van een (wilgentenen) beschoeiing, liefst gecombineerd met vanginstallaties.

Opvallend is dat het beheer van het hout op zo’n kade vaak van boer tot boer verschilt. De een zet er essen op die laag worden afgezet, een ander kiest voor knotbomen of op kniehoogte afgezette wilgenstoven of elzen. Dit had uiteraard te maken met het doel dat de boer met het hout voor ogen had. Ook zijn er graskaden waar geen hout op staat. Dit is kenmerkend voor veel landscheidingen.

Restauratie

Van kaden waarvan bekend is dat ze vijftig of honderd jaar geleden nog drie meter of meer breed waren zijn nu soms nog maar smalle delen over. Het komt voor dat delen zijn weggeslagen. Om meer schade te voorkomen is het belangrijk dat de openingen en de zwakke plekken worden opgevuld en aangevuld. Een complicatie is dat aan beide kanten van het weg of kadegedeelte gewoonlijk een (vrij) breed water ligt. Dat betekent dat het nieuwe kadelichaam beschoeid moet worden. Ook is het verstandig een voorziening te treffen om nieuwe beschadiging door bijvoorbeeld muskusratten te voorkomen. Dat kan door vangpijpen in het kadelichaam aan te brengen, die regelmatig gecontroleerd worden. Belangrijk is ook dat de waterweg waarlangs de ratten de kade bereiken wordt afgesloten met een stuk raster en vangkooien.

Bij restauratie van de aanplant is een probleem dat er zoveel verschillende vormen van aanplant en onderhoud bestaan. Bij de boeren zal wanneer het om kale kaden gaat vaak weerstand bestaan tegen het (opnieuw) beplanten van het element. Ook kan het uit oogpunt van weidevogelbescherming ongewenst zijn dat er hoog opgroeiend hout op de weg komt te staan. Om de historische lijn beter zichtbaar te maken in het landschap zou er Wanneer bekend is dat de kade in het verleden begroeid was met struiken of bomen zou gekozen kunnen worden voor de aanplant van struiken die niet al te hoog of breed worden. Daarmee wordt de historische lijn beter zichtbar in het landschap. Te denken valt aan soorten als vuilboom, gewone vlier, sleedoorn, Gelderse roos, grauwe wilg, bittere wilg en katwilg. Kies dan soorten die traditioneel voorkomen in de regio waar het landschapselement ligt.

Reconstructie

De reconstructie van deze kaden zal vaak een symbolisch karakter hebben. Het kan al heel betekenisvol zijn wanneer bijvoorbeeld een tiendweg die inmiddels anders is gaan heten opnieuw de naam tiendweg krijgt. Ook kan aan een pad dat wordt aangelegd in de buurt van een verdwenen kade de oude naam gegeven worden, om het landschap beter ‘leesbaar’ te maken. Wellicht is het ook mogelijk in nieuw in te richten gebieden de plaats waar eens een kade lag die locatie aan te geven door de aanleg van een pad, een groenzone of bijvoorbeeld een heg of sloot.

Behoud door ontwikkeling

Al is de natuurwaarde van deze kaden meestal niet erg groot, ze kunnen wel een functie krijgen in een nieuw te realiseren ecologische verbinding. Deze ontwikkeling vormt een basis voor het beheer en herstel van deze lijnvormige landschapselementen. Het meest kansrijk zijn de onverhard gebleven kaden. Dankzij hun bomen en struiken kunnen ze in een verder gewoonlijk kaal (geworden) veenweide landschap een link zijn tussen geïsoleerde terreinen met natuurwaarde. De combinatie van een kade met een of twee weteringen kan functioneren als zowel een natte als een droge verbindingszone. De oeverzone kan waardevol zijn voor insecten of vogels en bomen en struiken bieden dekking en voedsel voor migrerende dieren. Oude bomen en knotbomen kunnen een nest en rustplaats bieden aan uilen.

Een voorbeeld van reeds uitgevoerd beheer

“Zo min mogelijk aan- en afvoeren.”

Kees-Jan Boer is in dienst van het Waterschap Rivierenland. Hij werkt bij de afdeling wegen en is in die functie betrokken bij herstel en beheer van een tiendweg.

Om welk element gaat het?

Het gaat om een tiendweg van 2500 meter lang bij Oud-Alblas, in de polder Kooiwijk.

Wie is eigenaar en beheerder?

Het Waterschap rivierenland.

Welke partijen nemen verder nog deel aan het beheer?

De Natuur- en Vogelwacht Alblasserwaard en Vijfheerenlanden, en een aannemer die werk verricht in opdracht van het waterschap.

Wie financiert het?

Het waterschap is verplicht de weg te onderhouden omdat het een openbare weg is. Subsidies komen van de Stichting landschapsplan Alblasserwaard en uit Europa: POP-gelden.

Hoe kwam de historische informatie boven water?

Er is goed gekeken naar de delen van de tiendweg die nog wel intact waren. Duidelijk is wel dat de hoogte van de weg van eigenaar tot eigenaar verschilde: ze onderhielden vroeger elk hun eigen deel.

Wat troffen jullie aan?

Een weg die lange tijd in eigendom van de gemeente was geweest, tot ongeveer 1995. De breedte varieerde van 3 meter tot minder dan een meter, Aan beide kanten lagen parallel weteringen van 6 a 7 meter breed. Na de eigendomsoverdracht ging de weg verder achteruit en sloegen er zelfs stukken weg tot zo’n 15 meter lang. De beplanting was gevarieerd: knotwilgen, essenstobben en elzenhakhout. Er stonden geen struiken op.

Wat is er daarna gebeurd?

Er is een plan gemaakt en al heel snel daarna begon de uitvoering. Het uitgangspunt was: zo min mogelijk aan- en afvoeren. Wel zijn robiniapalen aangevoerd die langs de weg zijn gezet. Daarna zijn de bomen geknot en afgezet, en werden takkenbossen gemaakt die tussen de palen en de weg werden gestort. Nadat de takken stevig waren aangetrapt is er bagger overheen gestort, door een machine met lange arm die op het boerenland reed. Er is drie jaar aan de weg gewerkt, het herstel is in 2005 voltooid. De kruin is nu anderhalve meter breed en aan beide kanten ligt een talud van 70 cm breed. Er zijn zogenaamde ‘jageroverstapjes’ gemaakt voor wandelaars. Onverharde kaden zijn daarnaast erg in trek als wandelroute op verharde of semi-verharde wegen wordt veel gefietst. Voor deze recreatieve functie hebben is vaak wel enige intensivering van het beheer noodzakelijk.

Welke functie heeft het element nu?

Een natuurfunctie, en een cultuurhistorische functie. Daarnaast recreatie: het is onderdeel van een wandelroute geworden. Landschapsbeheer Zuid-Holland stelde vast dat er ook interessante vegetatie op staat. Helaas is het niet uitvoerbaar om het maaisel af te voeren van de tiendweg.

Wie was de trekker?

Het waterschap Rivierenland. Belangrijk was dat door het landschapplan de neuzen al dezelfde kant opstonden.

Waren er onverwachte winstpunten?

Het knotwerk werd door een vrijwilligersgroep gedaan. Die gingen de tiendweg echt als ‘hun pad’ beschouwen. Ze wisten ook allerlei andere clubs bij het beheer te betrekken, zoals de bond van plattelandsvouwen.

Waren er knelpunten in de samenwerking?

Enkele boeren waren ontevreden over het rijden op hun land voor het opbrengen van de bagger: ze staan dat toe in de verwachting dat de sloot dan ook goed geschoond wordt, maar nu gebeurde dat alleen op plaatsen waar ook bagger nodig was. Besloten is hen toch een vergoeding te geven voor het rijden op hun gras. Een probleem leverden ook de wandelaars op. Sommige boeren steken met vee de kade dwars over en soms werden hekken niet weer gesloten door de wandelaars. Daarom is later voor dichte hekken met overstapjes gekozen.

Waren er nog knelpunten in de financiering?

De EU-subsidies waren ‘een hele papierwinkel’, met veel werk vooraf en achteraf.

En nog complicaties met vergunningen?

De weg liep dood aan de oostkant, al was een strook land daar kadastraal nog openbaar. Een stuk boerenland is toegankelijk gemaakt om een rondwandeling mogelijk te maken. Gekozen is voor verkoop van die strook aan de boer, gekoppeld aan een recht van overpad.

Heb je aanbevelingen?

  • Communiceer zoveel mogelijk. Daarmee hadden we ontevredenheid over baggerwerk en wandelaars kunnen voorkomen.
  • Zoek vaak de publiciteit en zorg voor wervende foto’s.
  • Let op verjaring van het openbaar zijn van een pad. tiendweg, houtkade en landscheiding.

Knelpunten in de praktijk

Het komt voor dat de kaden nog in eigendom of beheer zijn van de boeren die land hebben dat grenst aan de kade. Doordat deze elementen gewoonlijk dwars op de kavelrichting liggen zijn er verschillende boeren bij betrokken en is het onderhoud versnipperd. Wellicht kan de situatie overzichtelijker worden in de gebieden waar de boeren zijn aangesloten bij een vereniging voor agrarisch natuurbeheer. De vereniging zorgt dan voor eenheid in het onderhoud. Ook komt het voor dat het beheer of eigendom bij een gemeente ligt of bij een waterschap of recreatieschap. Een complicatie kan zijn dat het beheer verricht wordt door instanties of personen die niet het eigendom hebben. Dit leidt nogal eens tot achterwege blijven van noodzakelijk onderhoud. Het toegankelijk maken van het pad kan op weerstand stuiten. Bijvoorbeeld omdat het boerenland daarmee ook te bereiken is, of doordat er sprake is van begrazing door schapen of groot vee.

Nader signalement

Houtkade, landscheiding en tiendweg

Hieronder volgt meer uitleg over een houtkade, landscheiding en tiendweg.

Houtkade

Een houtkade ligt aan de achterkant van een laagveenontginning. Het gaat gewoonlijk om een lage kade waarop bomen staan. Die bomen werden waarschijnlijk beheerd als hakhout. Er komen ook kale kaden voor, de zogenaamde graskaden. In hoeverre dat een meer oorspronkelijke vorm van de kade is, is niet duidelijk.

De kaden zijn aangelegd tijdens de ontginning, om de ontginning te scheiden van onontgonnen en meer natte gebieden. Dankzij de kade hoeft er geen water uit de ‘woeste’ gebieden afgevoerd te worden via de ontginning. De achterkaden zijn waarschijnlijk net zo oud als de ontginning en zullen dus gewoonlijk dateren uit de Late Middeleeuwen. Regelmatig vormden de kaden zelf de basis voor een nieuwe ontginning. Kwam die ontginning van een andere kant, dan werd soms een nieuwe achterkade tegen de al bestaande aangelegd. Zo ontstond een dubbele kade met een greppel of wetering in het midden. Op die manier kon elke ontginning zijn eigen kade onderhouden en hield men de controle in eigen hand: de watersystemen bleven gescheiden. Zo’n dubbele kade ligt tussen de ontginningen Ruige Weide en Westeinde van Waarder en tussen de polders Hoenkoop en Polsbroek.

Landscheiding

Landscheidingen geven ook de grens aan tussen twee (laagveen-)ontginningen. Ze fungeren daardoor in feite ook als waterscheidingen en werden de grens tussen waterschappen. De bekendste is waarschijnlijk wel de landscheiding tussen Delfland en Schieland. De landscheiding had vaak de vorm van een lage kade, waarop bomen groeiden. Uit oude gegevens blijkt dat er vroeger vaak conflicten waren over beweiding van dit soort scheidingen. Dat doet vermoeden dat er toen geen bomen op stonden, of mogelijk knotbomen. Landscheidingen geven de achtergrens van een ontginning aan en zullen net als de ontginning zelf daarom gewoonlijk uit de middeleeuwen stammen. Hun vorm is vergelijkbaar met die van de houtkade. De term landscheiding wordt ook wel eens gebruikt voor een juridische grens, dus zonder dat er sprake is van een kade in het landschap. De term ‘lansing’ is een verkorte vorm van het woord ‘landscheiding’.

Tiendweg

In het rivierengebied van Zuid-Holland, Utrecht en Gelderland (en een enkel geval in Noord-Brabant) komen tiendwegen voor. Ze liggen parallel aan een rivier (die als ontginningsbasis fungeerde) in onregelmatig gevormde ontginningen (vrijwel nooit in blokvormige cope-ontginningen) op ongeveer eenderde van de diepte van de ontginning. De meeste tiendwegen zijn een of meerdere kilometers lang. In enkele gevallen gaat het om wegen die wat verder van rivieren af op wat hogere gronden liggen, daar zijn ze meestal korter. Vermeldingen van tiendwegen uit de 12e en 14e eeuw zijn bekend, maar sommige zijn recenter aangelegd.

De lange tiendwegen hebben vrijwel altijd aan beide kanten een wetering. Een dwars wetering loopt dan naar een rivier toe. Deze stelsels van een weg met twee weteringen zullen een functie in de afwatering hebben gehad. De tiendweg zelf had waarschijnlijk een kadefunctie: die maakte het mogelijk dat er verschil in waterniveau bestond tussen het water ‘binnen’ en ‘buiten’ de tiendweg. Dat kan een tijdelijk niveauverschil zijn geweest, bijvoorbeeld wanneer men in het voorjaar eerst de voorste delen van de percelen ontwaterde en pas later de verder naar achteren gelegen delen. Op die voorste delen kwamen namelijk de meest kwetsbare gewassen te staan, die door de vroege ontwatering bovendien eerder geplant konden worden. Er is weinig met zekerheid bekend over de oorspronkelijke functie van tiendwegen en ook maar in enkele gevallen nauwkeurige informatie over het tijdstip van ontstaan. Van sommige tiendwegen is bekend dat ze later zijn aangelegd, bijvoorbeeld in de 18e eeuw. Waar de naam ‘tiendweg’ vandaan komt is nog niet met zekerheid vastgesteld. Veel tiendwegen en weteringen kregen later een andere functie. Vaak zijn ze nog wel verbonden met een afwateringssysteem. Op tiendwegen kwamen vanaf ongeveer 1400 vaak molens te staan en de weteringen waren dan verbonden met boezems.

Ecologische waarden en potenties

Doordat de wegen op de kaden nu voor recreatie en landbouw vaak nogal intensief gebruikt worden is de ecologische waarde niet erg groot. De ecologische waarden zit in de ouderdom, het niet bemesten en eeuwenoude beheer. Tiendkaden bevatten wel bijzondere mosvegetaties en zijn refugia in het open landschap. Daarnaast kunnen ze een ecologische verbinding vormen, mede dankzij het langs de weg lopende water, de oevervegetatie, en de bomen. Deze kaden hadden waarschijnlijk vanouds een groen karakter, in verschillende gevallen is een tiendweg later ‘groene weg’ gaan heten. Of ze vanaf het begin begroeid waren met bomen is niet duidelijk. Meldingen over hakhoutstobben op tiendwegen en begrazing door beesten zijn bekend uit de 17e eeuw. Op kaden is wel eens vastgesteld dat de floristische waarde zich het snelst herstelt of het grootst is op die plekken die ook nog recent begraasd werden. Blijkbaar heeft de begrazing daar geleid tot een grotere variatie in de vegetatie of een relatieve verarming van de bodem. Staan er knotbomen op de weg, dan kunnen die broedgelegenheid bieden aan verschillende in holen broedende vogelsoorten.

Literatuur

  • Burm, P. en A. Haartsen (2003), Boerenland als natuur. Verhalen over historisch landschapsbeheer. Matrijs i.s.m. Landschapsbeheer Nederland, Utrecht.
  • Gouw, J.L. van der (1987). De landscheidingen tussen Delfland, Rijnland en Schieland. Hilversum.
  • Minkjan, P. (2005), Tiendwegen in Nederland. Inventarisatie en analyse. Historisch-geografisch Tijdschrift 23, nr. 2, pp. 53-61.
  • Provinciale Waterstaat van Utrecht, afdeling Ecologie (1980), Houtkaden en hun beheer. Utrecht.
  • Schmitz, H. (1993), Houtwallen, heggen en singels. Lijnvormige houtopstanden in Nederland. Utrecht.
  • Teeuwisse, J.J.T. (red) (1984), Geriefhoutbosjes. Utrecht.
  • Voo, E.E. van der (1968), Landscheidingen, polder- of houtkaden in de Stichts-Hollandse waarden en polders. De Levende Natuur, jrg. 71, pp. 73-82.

Websites en organisaties

  • Landschapsbeheer Zuid-Holland, www.landschapsbeheerzuidholland.nl.
  • Landschapsbeheer Utrecht, www.landschapsbeheerutrecht.nl.
Vragen, verbeteringen of opmerkingen?
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 24 aug 2023 om 03:02.