Verkavelingsvormen (cultuurhistorisch beheer)

Een strandvlakte gelegen tussen twee strandwallen. De vlakte is groen en bestaat uit stroken gras.
Afb 1. De strandvlakte bij Heemstede, één van de weinig nog gave strandvlaktes die we hebben, prachtig gelegen tuyssen twee parallel gelegen strandwallen.
Schematische tekening van de vorm van slootbochten met een stip die dient als aanduiding voor waar nu een huis staat.
Afb 2. Enkele voorbeelden van slootbochten die het bestaan van een voormalige huisplaats (als stip weergegeven) (kunnen) aangeven. De voorbeelden komen uit de omgeving van Purmerland, Ransdorp, Zuiderwoude en Zunderdorp (bron: J.M. Bos, Landinrichting en archeologie: het bodemarchoef van Waterland. ROB, 1988.)
Grasveld met in het midden een scheiding door middel van ijzerdraad en paaltjes. Aan de achterzijde wordt het grasveld begrenst met een houtwal.
Afb 3. Het door houtwallen omzoomde landschap van de Eerder Achterbroek in Overijssel.
Luchtfoto van een tuinbouwgebied. De percelen hebben de kleuren geel, groen en rood en daartussen ligt blauw water. In het midden van de percelen ligt een houtakker: , een perceel beplant met elzen die de bomen van de kwekerijen moest beschermen tegen de harde wind.
Afb 4. Het tuinbouwgebied bij Boskoop, met in het midden een restant van een 'houtakker', een perceel beplant met elzen die de bomen van de kwekerijen moest beschermen tegen de harde wind.
Akkerbouw in Flevoland. Rijen aarde met daaruit groeiend groene bladeren.
Afb 5. Uitgestrekte akkerbouwgebieden in Zuidelijk Flevoland, zeer karakteristiek voor de jonge droogmakerijen.
De Hargerpolder in Noord-Holland. In de polder liggen nog een ppaar boerderijen en een molen. Schapen staan te grazen naast de waterstromen die door de polder lopen.
Afb 6. De Hargerpolder achter de Hondsbossche Zeewering (Noord-Holland) bezit nog een prachtige bewaard gebleven onregelmatig blokvormig verkavelingspatroon.
Grasveld met schaarse heggen en in de achtergrond water. Aan de overkant staat bebouwing.
Afb 7. Slechts enkele fragmenten van heggen laten nog iets zien van het voormalige heggenlandschap langs de Maas bij Boxmeer (Noord-Brabant).

Definitie, ouderdom en verspreiding

Ontginning is het omzetten van ‘woeste gronden’ in landbouwgrond. Het opdelen en inrichten van die gronden gebeurde vaak volgens bepaalde patronen. Dat patroon waarmee de ontginning is onderverdeeld noemen we de verkavelingvorm. De belangrijkste criteria bij het onderscheiden van verschillende perceeltypen zijn de regelmaat, de vorm en de schaalgrootte.

De vorm en de schaal zijn vaak bepaald door natuurlijke, praktische en/of juridische omstandighedenin het gebied. Belangrijk is bijvoorbeeld het wel of niet bestaan van een afwateringsprobleem. Zowel kleine eenmansontginningen als grote centraal geleide ontginning kwamen voor. Hoe recenter een ontginning is, hoe grootschaliger die gewoonlijk zal zijn. De oudste ontginningen liggen in Nederland op de löss van Zuid-Limburg en in de diverse zandgebieden. Moderne verkavelingspatronen zijn die van de IJsselmeerpolders (Wieringermeer, Noordoostpolder en de Flevopolder). Naast de - vaak oude - onregelmatige ontginningen kennen we blokvormige verkavelingen, strookvormige en streepvormige. De verschillende typen worden hieronder besproken; de genese van de verschillende landschapstypen wordt elders in dit handboek besproken.

De verkavelingvorm bepaalt in grote mate het aanzicht van een landschap, met name omdat er grote samenhang bestaat met allerlei punt- en lijnvormige landschapselementen. Als kavelgrenzen zijn in de laag-gelegen gebieden sloten gebruikt. Op de hoger gelegen gebieden gebruikte men veelal groene elementen als singels, houtwallen en heggen. In de verkaveling is veel informatie terug te vinden over de ontginning en de latere geschiedenis van het landschap. Veranderingen in bijvoorbeeld waterhuishouding en grondbezit laten namelijk hun sporen na in de verkaveling.

Ook bevolkingsgroei en het erfrecht drukten hun stempel op deze structuur. Het is erg belangrijk dat de variatie zoals die nu nog bestaat in stand wordt gehouden. En ook bij nieuwe ontwikkelingen zou men in kunnen spelen op de traditionele verkavelingstructuur van een gebied, zodat een klein deel hersteld kan worden van de vele kavelgrenzen die verdwenen zijn.

In veel oude laagveenontginningen, zoals Waterland ten noorden van Amsterdam, tonen kronkels in de sloten de ligging van voormalige boerderijplaatsen. Deze oude huisplaatsen laten zich ook vaak opsporen aan de hand van het aanwezige reliëf. De overblijfselen bevinden zich direct onder de grasmat en bestaan onder meer uit oude funderingen, ophogingslagen en afgedankt huisraad. Omdat deze een bijdrage leveren aan de bewoningsgeschiedenis van het gebied, wordt in principe behoud van dit terrein nagestreefd.

Aantastingen en bedreigingen

De grootste aantastingen van de historische kavelstructuur hebben de afgelopen eeuw plaatsge - vonden: grootschalige herinrichtingen en met name ruilverkavelingen, die tot een schaalvergroting leidden. Veel kavelbegrenzingen verdwenen en daarmee ook een groot deel van de identiteit van de streek. Natuurontwikkeling kan meer recent ook een bedreiging vormen, zoals het geplande recreatieve bosgebied Bentwoud in het veenweidegebied van Zuid-Holland.

Verder zijn er bedreigingen door de uitbreiding van bebouwing, bedrijventerreinen en infrastructuur, waarbij nog steeds te weinig rekening wordt gehouden met de historische opbouw van het landschap.

Beheeropties

Behoud en consolidatie

Het zal duidelijk zijn dat een verkaveling alleen zichtbaar blijft als de kavelgrenzen in stand worden gehouden. Dat kan gaan om heggen, houtwallen, bomen, sloten, maar ook stroken ruigte. Bij zo’n strook hoort een beheer dat afwijkt van het beheer van de kavel zelf. Hakhout wordt in hakhoutbeheer gehouden, knotbomen worden geknot, heggen geknipt, gezaagd of gevlochten. Het dempen van grenssloten moet zoveel mogelijk worden voorkomen.

Het kan ook zijn dat een kavelgrens nog wel bestaat, maar door achterstallig onderhoud of doordat er andere element omheen of tegenaan zijn gelegd onzichtbaar is geworden. In dat geval kan de mogelijkheid worden onderzocht om de grens te restaureren of opnieuw zichtbaar te maken.

Restauratie

Vaak zijn in het landschap nog wel resten te vinden van oude kavelgrenzen: enkele elzenstobben die ooit onderdeel vormden van een kavellange elzensingel, stukjes meidoornheg of losse struiken die aangeven waar ooit een lange meidoornheg lag. In dat geval kan gekozen worden voor het restaureren of reconstrueren van het oorspronkelijke element. Op oude kaarten is vaak nog te zien hoe lang het element vroeger was. Zo zijn zelfs heggen ingetekend op negentiende-eeuwse topografische kaarten, die oorspronkelijk als militaire stafkaarten dienden.

Kies daarbij de soorten zoals die oorspronkelijk in het gebied voorkwamen. Streef er ook naar streekeigen plantgoed te gebruiken.

Reconstructie

Veel begroeiingen langs kavelgrenzen zijn verdwenen zonder een spoor na te laten. Bij inrichting van een agrarisch gebied voor recreatie of natuurontwikkeling zou ervoor gekozen kunnen worden die begroeiing te herstellen. Zo wordt nu in de duin en bollenstreek van Zuid-Holland veel aandacht besteed aan het herstellen van de oude heggenstructuren die ooit een belangrijk element van het landschap uitmaakten. Bij het afgraven van zand ten behoeve van onder andere de zandsteenindustrie is daar vanaf de 19e eeuw veel van de bomenvegetatie op kavelgrenzen verdwenen. Ter afscheiding van de verschillende percelen is daarna vaak gekozen voor de aanleg van heggen. Deze heggen moesten ook een bescherming bieden tegen de zeewind en stuivend zand tegen houden. Die heggen zijn in middels ook al weer voor een groot deel verdwenen.

Dat gebeurde onder andere door schaalvergroting, verbreding van wegen en de aanleg van fietspaden. Op oude topografische kaarten zijn de heggenstructuren ingetekend, wat een basis biedt voor reconstructie.

Door afwijkend maaibeheer kan ook een oude kavelindeling gevisualiseerd worden. Door op een smalle strook hogere vegetatie te laten staan, bijvoorbeeld doordat die strook maar een keer per jaar gemaaid wordt.

Behoud door ontwikkeling

Bij de inrichting van recreatieterreinen of natuurgebieden zou de oude structuur van het landschap de inspiratiebron en leidraad moeten zijn. Is bekend dat een strokenverkaveling door ruilverkaveling en herinrichting is vervangen door een rationele grootschalige blokverkaveling, dan zou men bij het aanbrengen van groenstructuren die kleinschaligheid opnieuw aan kunnen geven en daarmee visualiseren. Dit reconstrueren kan ook op een min of meer symbolische manier, waarbij bijvoorbeeld alleen hoekpunten of kruispunten worden ‘geaccentueerd’.

Een voorbeeld van reeds uitgevoerd beheer

“Takkensloten op Terschelling”

Op Terschelling heeft twee keer een ruilverkaveling plaatsgevonden. Kleine delen van het cultuurlandschap op het eiland zijn daar echter buiten gebleven en hebben nu nog hun oude kleinschalige karakter. Zo liggen er ten oosten van Oosterend nog smalle percelen met elzensingels ertussen. Freek Zwart van Staatsbosbeheer vertelt daarover.

Om welk element gaat het?

Het zijn elzensingels die langs sloten staan tussen kleine percelen. Ze liggen in de binnenduinrand als een smalle band over de hele lengte van het eiland. Ten oosten van Oosterend zijn er nog delen intact, zowel binnen als buiten de Dwarsdijk.

Wie is eigenaar en beheerder?

Staatsbosbeheer is eigenaar van een aanzienlijk deel van de elzensingels, en de akkertjes die er tussen liggen. Vroeger waren dat bouwlandjes voor rogge, haver, bonen en aardappels. Een eiland als dit moest zo veel mogelijk zelfvoorzienend zijn. Zo werden ze in het kader van het Oerol (het overalweiderecht) nadat de oogst binnen was begraasd. Staatsbosbeheer heeft in 1910, toen het duingebied in beheer kreeg en er bos aangelegd moest worden, dit Oerol afgeschaft.

Welke partijen nemen deel aan het beheer?

Staatsbosbeheer en de eigenaren van het grasland. Ook de gemeente en de stichting Ons Schellingerland tonen zich betrokken bij het behoud van de singels. Wie financiert het en wie regelde de aanvraag van de financiering.

De singels vallen niet onder het Programma Beheer, want dit geldt als een zeekleigebied en daarop komen volgens die regeling elzensingels niet voor. Er is daarom door Staatsbosbeheer heel veel tijd gestoken in een aanvraag bij de provincie. Die is gehonoreerd, maar de administratieve voorwaarden waren dusdanig dat de uitvoering niet haalbaar was .

Hoe kwam de historische informatie boven tafel?

Twee stagiaires hebben in 2001 een verslag geschreven over deze singels. Ze werkten met oude topografische kaarten. Hun conclusie is dat sinds 1932 30 tot 75 % van de elzensingels is verdwenen.

De elzensingels hadden vroeger een houtleverende en windkerende functie. Door lange perioden met droge oostenwind waren de akkertjes verstuivinggevoelig. Hout was een kostbaar goed op het eiland: er lagen toen nog geen bossen. Voor de bouw van huizen werd trouwens vaak aangespoeld hout gebruikt. We zien nu nog huizen met scheepsmasten of eikenhouten scheepsspanten in de bouwconstructie.

Tussen de twee rijen elzen lag altijd een sloot, vooral om water af te voeren. Het element heet op Terschelling dan ook ‘Takkensloot’. Er was namelijk sprake van een kwelsituatie en er liep water af vanaf de duinen, dat stagneerde op ongeveer 0 meter NAP. Pas bij de eerste ruilverkaveling (1950) is de afvoer van het water naar de Waddenzee goed geregeld. Nu zijn de sloten tussen de elzen vaak verdwenen of bijna verland.

Is er uitgegaan van de historische functie of van een nieuwe?

Destijds waren dit bouwlandjes, dus de sloot had geen functie als veekering. Nu is het vaak grasland, maar de schapen en paarden worden gekeerd door afrastering. Voor het hout hoeven de singels niet meer onderhouden te worden. Als windkering hebben ze nog wel een functie. Verder hebben ze nu een cultuurhistorische en landschappelijke waarde, waar Staatsbosbeheer zich ook sterk voor maakt. En vaak onttrekken ze tegenwoordig verblijfsrecreatieterreinen aan het oog. Omdat de grond hier erg schraal was werden juist in deze zone dergelijke terreinen aangelegd.

Wat is er precies gedaan?

Nu het bij de subsidieaanvraag horende plan voor aanpak van achterstallig onderhoud is gestrand zal Staatsbosbeheer in overleg met de pachters van de tussenliggende percelen de singels op eigen terrein gaan beheren. In het kader van ruilverkaveling zijn ook singels aangeplant. Helaas zijn daar ook streekvreemde soorten als lijsterbes, meidoorn en zelfs witte els bij gebruikt.

Zijn er onverwachte ontwikkelingen?

Het afwijzen van de subsidieaanvraag was een grote tegenvaller. Daarin was ook een vergoeding voor de particulieren geregeld, waarmee zij enthousiaster zouden worden voor het in standhouden en zelf beheren van de singels. Een meevaller is het draagvlak bij een groot deel van de bevolking en bij de gemeente voor het behoud van de takkensloten. Ze staan ook in het landschapsontwikkelingsplan van de gemeente.

We zien ze nu op allerlei plaatsten waar ze in particulier bezit zijn nog steeds achteruit gaan.

Op locaties zoals in de Kooibosjes waar Staatsbosbeheer het hele gebied in eigendom heeft is het achterstallig onderhoud weggewerkt (er stond hout van 40 jaar oud!) en wordt het hout nu in een cyclus van ongeveer 15 jaar afgezet.

Wat gaat er nu gebeuren?

Waar nodig wordt tegelijk met het afzetten van het hout de sloot hersteld, zodat de afwatering beter wordt. Daarnaast worden er nieuwe elzen geplant. Het is een arbeidsintensief karwei, want overal moeten eerst de oude rasters weggehaald worden, en vervolgens herplaatst.

Wat zijn de knelpunten in de praktijk?

Er moet veel overlegd worden.

De eigenaar van de percelen komt hier voor kosten te staan waarvoor geen vergoedingsregeling bestaat. Er moet ook een regeling komen voor de subsidiering van rasters. We zien nu toch op veel plaatsen de elzensingels achteruit gaan door verwaarlozing en vraat van bijvoorbeeld paarden. Soms blijft ook de nazorg van afgezette singels en van nieuwe aanplant achterwege.

Deze elzensingels, die ook internationaal uniek zijn voor waddeneilanden, passen niet in de subsidieregelingen. Dat is niet goed uit te leggen en zou moeten veranderen.

Heb je aanbevelingen?

  • Zorg ervoor dat meer mensen doordrongen worden van het historisch belang van kavelgrenzen als deze. Maar bijvoorbeeld ook de hakhoutbosjes, zoals die bij de Kooibosjes en het Lergerbos staan.
  • Overtuig de mensen ervan dat coniferenhagen hier niet passen.
  • Er moet een duurzame vergoeding komen voor zowel herstel als onderhoud van deze bijzondere landschapselementen.

Nader signalement

Onregelmatig verkavelde gebieden vinden we op plaatsen waar ze in oude ontginningen bewaard zijn gebleven, zoals delen van het terpenlandschap van de zeekleigebieden van Friesland en Groningen, en het rivierengebied. De verkaveling noemen we onregelmatig omdat er geen basis kavelvorm is aan te wijzen; er komen naast elkaar allerlei verschillende vormen voor. De onregelmatige vorm treffen we daarnaast aan bij bijvoorbeeld de essen en kampen op de hogere zandgronden van Nederland. In de beekdalen liggen daar vaak besloten kleinschalige verkavelingen, terwijl de essen grootschalig zijn, zonder zichtbare eigendomsscheidingen. Buiten de landbouwgrond liggen daar de niet ontgonnen woeste gronden, zoals heidevelden. Dat de geschiedenis van een gebied vol verrassingen kan zitten bleek vrij recent bij een onderzoek van het Spreulder en Sprielderbos. Daar er relatief kleine (heide-)ontginningen in het bos voorkomen was al bekend, maar dankzij de nieuwste technieken werden ook resten van celtic fields gevonden; een landbouwmethode uit de IJzertijd. Op de zandgronden komt soms ook een strokenverkaveling voor. In Zuid-Limburg komen oude ontginningen voor met grote open plateaus op hoger gelegen delen. Op veel daarvan ligt een laag löss over zandige en stenige gronden. Gebieden in de buurt van beekdalen zijn het eerst ontgonnen. Later werden de hogere delen ontgonnen, op de meest onvruchtbare of steile na. Zolang de grond als bouwland werd gebruikt bleef het landschap open. Na de overschakeling naar veehouderij kwamen ook de heggen en werd het landschap meer besloten.

Patronen

Binnen de regelmatige patronen zijn te onderscheiden:

Blokvorm

Het onderscheid kan gemaakt worden tussen regelmatig blokvormig (minstens twee van de zijden lopen parallel) en onregelmatig blokvormig. Onregelmatig blokvormige verkavelingen komen in verschillende delen van Nederland voor, bijvoorbeeld in gebieden met stroomruggen (rivierengebied) en in de zeekleipolders van Zuidwest- en Noord-Nederland. Door meer recente herinrichtingen van het landschap is dit type wel steeds zeldzamer geworden. Regelmatig blokvormige verkavelingen zijn te vinden in meer recente verkavelingen, zoals in de 17e-eeuwse droogmakerijen in Holland en in latere droogmakerijen (IJsselmeerpolders) en inpolderingen op zeeklei (bijvoorbeeld in de Kop van Noord-Holland).

Onregelmatige blokvormige verkavelingen bevinden zich ook op de iets hoger gelegen zandgronden. Moderne verkavelingpatronen zijn grootschaliger dan oude vormen, erg regelmatig en gewoonlijk vierkant of rechthoekig. Onder rationeel ‘modern’ valt dan ook de inrichting van bijvoorbeeld de Beemster en de Purmer, verder uiteraard de verkaveling in nieuwe polders (te beginnen met de Haarlemmermeer). Modern verkaveld zijn ook de nieuwste delen van het zeekleigebied in Groningen, Friesland, Zeeland en Zuid-Holland. Verder geldt dit voor de kop van Noord-Holland, de veenkoloniën in Groningen, Drenthe, Overijssel en Noord-Brabant (De Peel). In veel van de oude landbouwgebieden is de verkaveling door ruilverkaveling en herinrichting echter ook vaak uniform en grootschalig geworden.

Strook- of Streepvorm

Wanneer de lengte van een kavel minstens twee maal zo groot is als de breedte wordt van strookvormige kavels gesproken.

Stréépvormig worden vervolgens kavels genoemd waarvan de lengte minstens vijf maal zo groot is als de breedte. De strookvorm kan regelmatig zijn, met parallel lopende zijkanten, maar er kan ook sprake zijn van een min of meer gérend patroon: de zijkanten van de kavels lopen in een punt uit.

Streepvormige verkavelingen komen voor in laagveenontginningen en in delen van het komkleigebied in de grote rivieren. De strokenverkaveling treffen we aan op veenontginningen in Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Utrecht, Noord- en Zuid-Holland en een gebied in het noorden van Noord- Brabant, bij de Biesbos. Het gérend verlopen van kavelgrenzen kan onopvallend zijn, waarbij het mogelijk wijst op onvoldoende technische vaardigheid. In andere gevallen is het gérende karakter van de ontginning zo nadrukkelijk dat duidelijk is dat dit van meet af aan de bedoeling is geweest. Dat is bijvoorbeeld het geval bij ontginningen waarbij de ontginningsbasis niet lijnvormig was, maar puntvormig. In die punt begonnen alle kavels, die van daaruit steeds breder werden.

Opvallend voorbeelden liggen bij Ouderkerk aan de Amstel, Zegveld, Wognum en bij Nieuw- Loosdrecht. Het startpunt van een ontginning kon ook een (hoger gelegen) veenkoepel zijn, daarop zijn dan de sloten gericht. Gerende percelen komen ook voor in zogenaamde restontginningen. Een voorbeeld ligt bij Teckop. Bij sommige wierden (terpen) op het Groningse land komt ook zo’n gerende of beter gezegd radiaire verkaveling voor. Strokenverkaveling vinden we ook op zand- en lössgronden.

Ecologische waarden en potenties

Voor de ecologie zijn met name de begrenzingen van de kavels van belang. Dat kan gaan om begroeiingen met bomen of struiken, bijvoorbeeld elzensingels. De ecologische waarde is te vergelijken met die van andere randen en houtopstanden in die gebieden, zoals geriefbosjes, houtkaden en grienden. Een grote waarde hebben heggen- en hagenlandschappen langs de Maas en in Zuid- Limburg. In laag Nederland worden de grenzen van de kavels gewoonlijk gevormd door sloten. Zowel de sloten zelf als de oevervegetatie kunnen in een verder grotendeels kaal landschap een grote betekenis hebben voor planten en dieren.

Literatuur

  • Baas, H.G. e.a. (red.) (2001), Ontgonnen verleden. Inzoomen op de historisch-geografische ontwikkeling van het Nederlandse landschap. Landview/Ministerie van LNV, Hoorn.
  • Barends, S. e.a. (red.) (1988), Het landschap van Nederland. Bij de 50e druk van de Bosatlas. Historisch-Geografisch Tijdschrift 6, nr. 1.
  • Barends, S. (1989), Percelen in Nederland; veranderingen in de percelering tussen 1900 en nu. Wageningen (Landschapsstudies 14)
  • Barends, S., et al. (red.) (2000), Het Nederlandse landschap; een historisch-geografische benadering. Matrijs, Utrecht (8e, herziene druk).
  • Berendsen, H.J.A. (1997), Landschappelijk Nederland. Assen.
  • Bont, Chr. De, en J. Renes (1988), De historisch-landschappelijke kaart van Nederland, schaal 1:50.000.Wageningen.
  • Hendrikx, J.A. (1998), De ontginning van Nederland. Utrecht.
  • Renes, J. (1982), Typologieën van bewonings- en perceelsvormen. Een overzicht van bestaand werk in Nederland en buurlanden. Reeks landschapsstudies. Pudoc, Wageningen.
  • Vervloet, J.A.J. (1986), Inleiding in de historische geografie van de Nederlandse cultuurlandschappen. Wageningen.
Vragen, verbeteringen of opmerkingen?
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 24 aug 2023 om 03:03.