Vloeiweide en vloeiveld (cultuurhistorisch beheer)

Vloeiweidesysteem met in de achtergrond een klein bruggetje. Eromheen staan bomen en struiken die net hun bladeren hebben verloren.
Afb 1. Hersteld vloeiweidesysteem van stuwen, dammen en sloten in de Vasser- of Onderbeek bij Vasse (Overijssel). Op de achtergrond is nog een 'bruggetje' te zien van grote Bentheimer zandsteenblokken die bij de herstelwerkzaamheden weer zijn aangebracht.
Drieluik van vloeiweiden in natuurgebied de Plateaux. In alle foto’s staan de bomen en weides in bloei.
Afb 2. Vloeiweiden 'de Pelterheggen' in het natuurgebied de Plateaux, in de gemeente Bergeijk (Noord-Brabant) en deels in de gemeente Lommel (België). Links vlak voor het maaien, rechts na het maaien en in het midden een stukje aquaduct dat hoort bij het vloeiweidesysteem.
Foto van een weiland met in de achtergrond een bomenrij en in de voorgrond een houten hek.
Afb 3. De Mandermaten werden vanuit de Mosbeek bevloeid en gebruikt als hooiland.
Een onder water gelopen stuk gras met bomen in de achtergrond.
Afb 4. Op het Overijsselse landgoed Het Lankheet in Haaksbergen zijn in samenwerking met de provincie Overijssel en het waterschap Rijn en IJssel vloeiweiden hersteld. Een middeleeuws systeem als instrument voor 21ste-eeuws waterbeheer, want het wordt ingezet in het kader van verdrogingbestrijding. Bovendien kunnen reguliere landbouw en natuurbeheer- en ontwikkeling in dit systeem gecombineerd worden.
kleine stuw in een vloeiweide. In de voorgrond een hek en in de achtergrond een weiland.
Afb 5. Stuwtje van de voormalige vloeiweide bij Nederweert (Limburg).

Definitie, ouderdom en verspreiding

Vloeiweiden zijn graslanden waarover gedurende een bepaalde periode van het jaar water uit een kanaal, beek of rivier wordt geleid. Dit gebeurt met behulp van technische voorzieningen, zoals een toevoerkanaal, sluisjes, greppels en lage walletjes. Gewoonlijk wordt de term alleen gebruikt voor terreinen waar dit gebeurt om de het grasland te bemesten met de dunne laag slib of klei die het water achterlaat. Hiermee wordt het natuurlijke proces nagebootst van de rivier die zijn stroomgebied vruchtbaar maakt en houdt dankzij periodieke overstromingen. Er was meer recent ook een andere reden om bevloeiing uit te voeren: de zuivering van afvalwater. Dat gebeurde bijvoorbeeld met het afvalwater van aardappelmeelfabrieken. Die laatste vorm wordt hieronder consequent aangeduid als vloeiveld, ter onderscheiding van de meer traditionele vloeiweiden.

Vloeiweiden kwamen al in de Vroege Middeleeuwen voor, ter vergroting van de hooiopbrengst op bij rivieren en beken gelegen percelen. Het principe is zelfs overgeleverd in teksten uit 300 voor Christus. Bij Haaksbergen lagen in de Middeleeuwen al vloeiweiden. In de 19e eeuw werd het nog veel toegepast ter bemesting van heidevelden. Na 1855 werd het systeem veel minder populair, het verloor zijn belang door de introductie van kunstmest aan het eind van de 19 eeuw. Van 1890- 1910 was er sprake van een opleving toen grootgrondbezitters ermee experimenteerden.

Het gebruiken van oppervlaktewater voor de bemesting van grasland ter vergroting van de hooiopbrengst komt al in de Middeleeuwen in beekdalen voor. Dat gaat dan om een meer primitieve manier van bevloeiing, waarbij de grens met natuurlijke overstromingen niet altijd duidelijk te trekken is. Het systeem kon bijvoorbeeld bestaan uit het plaatsen van obstakels in de bedding. In de 19e eeuw werd dit systeem uitgewerkt en het kreeg een meer intensief karakter, waarbij grote inspanningen werden gepleegd, bijvoorbeeld voor de aanleg van hellingen, aanvoerleidingen en aquaducten.

De variant waarbij het draaide om de reiniging van afvalwater kwam op aan het eind van de 19e eeuw. Bevloeiing wordt in verband hiermee ‘een van de eerste infiltratietechnieken’ genoemd. Deze variant wordt ook wel reinigingsveld genoemd.

Vloeiweiden komen voor in de Kempen, de Achterhoek, Twente, Drenthe, de Veluwe en in de Gelderse Vallei. Volgens Baaijens zijn vloeiweiden veel ruimer verspreid geweest en komen ze ook in laag-Nederland voor. De argumentatie van Baaijens is niet altijd even overtuigend, waardoor aanvullend onderzoek naar dit fenomeen zeker noodzakelijk is. Zo wordt het voorbeeld aangehaald van het slibrijk water dat vanuit het IJ en het Wijkermeer in de wintermaanden over de aangrenzende veengebied werd gelaten. Feitelijk hebben we hier dan meer te maken met boezemlanden, dus gebieden die tijdelijk een waterbergende functie kregen toebedeeld.

Aantastingen en bedreigingen

Door de komst van de kunstmest hadden vloeiweiden geen functie meer en door het strenger worden van de wetgeving konden vloeivelden geen functie meer hebben als slibreiniging. De verschillende elementen die bij het bevloeiingssysteem horen zijn, nadat ze hun functie verloren hebben, obstakels bij een economische agrarische bedrijfsvoering. Als ergens nu nog de mogelijkheid tot bevloeiing met oppervlaktewater bestaat, is het feit dat dit water nu vaak vervuild is met onder meer zware metalen een complicerende factor.

Beheeropties

Behoud en consolidatie

Bij behoud gaat het om een perceel dat inderdaad nog een deel van het jaar onder water staat. Het in stand houden van de vloeiweide moet zich ook uitstrekken tot allerlei daarmee samenhangende elementen. Dijkjes en kaden worden daarom onderhouden en gemaaid. Voorkomen moet worden dat zich struweel of bos op de elementen ontwikkelt of dat op andere manieren het beeld verstoord wordt. Is de vegetatie van de vloeiweide relatief schraal, dan kan dat in stand gehouden worden door het water extra lang op de vloeiweide te laten staan, bijvoorbeeld tot in april. Het land moet dan ook niet meer bemest worden. Als de weide twee keer gemaaid, wordt, doe dit dan de eerste keer begin juli en de tweede keer in september. Is er lang water op het terrein blijven staan, dan zal een keer per jaar maaien de voorkeur verdienen, bijvoorbeeld in augustus. Liefst wordt er gemaaid en gehooid met licht materieel, of anders met dubbel lucht banden of korven, om beschadiging en verdichting van de zode te voorkomen. Laat het maaisel enkele dagen liggen en ruim het pas daarna af. Als dit niet mogelijk is, kies dan voor een gefaseerd maaibeheer, wat ook de vorm kan krijgen van het elk jaar niet maaien van een deel van het terrein. Er kan ook gekozen worden voor nabeweiding door schapen. Het is ook mogelijk voor alléén begrazing te kiezen. Gebruik daarvoor kleinvee, om beschadiging van taluds, dijken en dergelijke te voorkomen.

Restauratie

Belangrijk is dat er een goed beeld is van de uitgangssituatie. Beslis op grond daarvan over de te volgen weg. Ga na welke elementen in het systeem ontbreken en kijk waarvan restauratie mogelijk is en waar de prioriteiten liggen. Ga op zoek naar historische informatie over het gebied en over het vloeisysteem in het bijzonder.

De restauratie kan bestaan uit het opvullen van gaten in het systeem, bijvoorbeeld als dijkjes of greppels voor een deel verdwenen zijn. Is het systeem nog kompleet te maken, dan is wellicht herstel van de bevloeiing mogelijk. Dat heeft wel grote consequenties voor allerlei organismen in het gebied: het water zal nu vaak vervuild zijn. Inventariseer altijd vooraf de natuurwaarden en houd daarna de ontwikkeling daarvan ook bij. Wellicht kan een helofytenfilter in het traject waarlangs het water aangevoerd wordt hier (deels) uitkomst bieden.

Reconstructie

Reconstructie van een verdwenen vloeiweidesysteem ligt niet erg voor de hand. Maar misschien biedt het hieronder genoemde zoeken naar gebieden die gebruikt kunnen worden voor de tijdelijke opslag van overtollig water mogelijkheden. Als er toch land onder water gezet gaat worden, waarom dan niet kiezen voor een voormalige vloeiweide? Dit vraagt wel om zeer uitgebreid onderzoek - het stelsel is immers verdwenen - zowel in archieven als in het veld en de inschakeling van experts.

Behoud door ontwikkeling

Er zijn verschillende manieren te bedenken waarop het zoeken van een nieuwe functie het behoud en zelfs restauratie van een vloeiweide- of vloeiveldsysteem kan ondersteunen. Hierboven is al verschillende keren gewezen op de ecologische potenties van een terrein dat een deel van het jaar onder water staat. Van die extra waarde kan geprofiteerd worden om een vloeiweidesysteem te behouden of te herstellen. Niet alleen de vegetatie is van belang, zo'n terrein kan ook erg waardevol zijn voor vogels.

Hetzelfde geldt voor recreatieve mogelijkheden: een terrein dat een groot deel van de winter onder water staat kan uitstekend als natuurijsbaan dienen. Ook bieden (herstelde) kaden en dijkjes wellicht mogelijkheden voor extensieve wandelrecreatie. Tenslotte kan een terrein als dit ook in beeld komen bij de zoektocht naar gebieden die kunnen dienen als berging voor overtollig (rivier-)water.

Een voorbeeld van reeds uitgevoerd beheer

“Hooi was de diesel van toen”

Wout Antonis werkt als boswachter al 23 jaar op een vloeiveldencomplex van Natuurmonumenten in de provincie Noord-Brabant.

Om welk element gaat het?

Het gaat om het vloeiweideterrein de Pelterheggen, 13 hectaren groot. Het ligt op het terrein De Plateaux, ten zuiden van Valkenswaard, bij de grens met België. Er wordt samengewerkt met het gebied Hageven in België, we hebben een gezamenlijk beheersplan.

Wie is eigenaar en beheerder?

Natuurmonumenten is allebei, sinds 1983. Toen is ook het kanaal aangekocht dat het water aanvoert en de water- of weteringsrechten. Dat kanaal overbrugt de 4 kilometer tot het Schelde-Maas kanaal.

Wie financiert het beheer en wie regelde de aanvraag van de financiering?

Natuurmonumenten financiert het, maar geld komt ook uit de Europese Interregregeling (omdat het een grensoverschrijdend terrein is). Voor de aanstaande restauratie komt geld uit de Europese Life III-regeling.

Hoe kwam de historische informatie boven tafel?

Er is over dit gebied gepubliceerd en er is een beschrijving uit de tijd van de aanleg (circa 1850). Een directeur van een keramiek-fabriek kocht het toen om het te gaan bevloeien. Zijn doel was een hogere hooi productie, dankzij de aanvoer van kalkrijk water. Veel werk werd in die tijd gedaan door paarden, hooi was de diesel van toen! De kanalen en vloeivelden zijn aangelegd in het kader van werkverschaffing.

Welke uitgangspositie is aangetroffen?

Het vloeiweidensysteem was nog intact, maar sterk aan verval onderhevig. Er lagen nog aquaducten, sluisjes, stuwen et cetera. Het terrein was beplant met populieren. In 1984 is een klein deel daarvan weggehaald. Op het kaalgekapte stuk wordt sindsdien een verschralingbeheer toegepast. De bodem bestaat uit schraal zand met veel grind.

Is er bij het beheer uitgegaan van de historische functie, of van een andere?

Er wordt nog steeds gehooid en voor dat hooi is er ook een afnemer. Daarnaast heeft het complex educatieve waarde. Er worden excursies georganiseerd. Verder is het niet toegankelijk, daarvoor is het gebeid te kwetsbaar.

Hoe verliep na aankoop het beheer, wat is er precies gedaan?

Een beheersplan is gemaakt in 1983. Ecologen wilden alle populieren direct kappen, maar dat was niet te financieren. Een déél is wel gekapt, inmiddels zo’n 6 hectare. Provisorisch zijn zo nu en dan wat elementen gerestaureerd. Een oude ‘zoevenschop’ is nagemaakt, een weggezakt aquaduct is hersteld.

Waaruit bestaat het beheer nu?

Er wordt twee keer per jaar gemaaid en afgeruimd: half juni ( als de orchideeën uitgebloeid zijn) en eind augustus. Behalve op plaatsen waar de duizenden exemplaren herfsttijloos staan. Daar wordt gemaaid vlak voordat die in bloei komen, om voor hen zo gunstig mogelijke omstandigheden te scheppen. Er worden ook wat populierenbosjes (met bijvoorbeeld broedende wielewaal) gespaard omdat ze een fase van de geschiedenis van het gebied weergeven. Destijds zijn ze geplant voor de houtproductie.

Waren er onverwachte ontwikkelingen of onverwachte winstpunten?

Een meevaller was dat er nog tot 1960 daadwerkelijk bevloeid is, ook nog onder de aangeplante populieren.

Waar is het succes aan af te meten?

Dit blijkt uit het enorme resultaat van verschraling. Honderden brede orchissen staan er, er is sprake van een toename van de bronlibel en er staat ook witte munt.

Was er nog sprake van knelpunten in financiering, samenwerking of op het gebied van vergunningen?

  • Het onderhoud is heel duur en arbeidsintensief.
  • Na het weghalen van de populieren is Natuurmonumenten verplicht tot herplant, in het kader van de boswet.

Hebt u aanbevelingen voor beheerders van dit soort complexen?

  • Je moet heel goed beseffen waar je aan begint. En je moet sterk betrokken zijn bij het gebied, er eigenlijk mee vergroeid zijn. Het beheer moet afgestemd worden op de aangetroffen natuurwaarden.
  • Praat ook met oudere mensen uit het gebied, die zich het element en beheer nog van vroeger herinneren.
  • Werk met extra licht materiaal, ook al heeft de bodem hier vrij veel draagkracht en is die gemakkelijk te ontwateren.

Nader signalement

Landschapselementen die een relatie hebben met vloeiweiden zijn houtwallen (op dijkjes tussen percelen), aanvoerkanalen, sluisjes, stuwen, kolken (daar werd het water in gestuwd), dijken of brede houtwallen, stuwkolken en uiteraard greppels en sloten. In de Peel werd het aanvoerkanaal ook gebruikt voor het afvoeren van hooi, daarom werd er een draaikom bij gegraven. De aanwezigheid van driehoekige percelen kan ook op een bevloeiingssysteem wijzen evenals het voorkomen van speciale bruggen, gecombineerd met een verhoogd liggende weg.

In Twente en de Achterhoek liggen houtwalbeken. Dat zijn beken met aan weerszijden aan aarden wal (met hakhout) die water aan voerden naar de vloeiweiden.

Ecologische waarden en potenties

Doordat de terreinen een deel van het jaar onder water staan vertonen vloeiweiden een afwijkende vegetatie. Alleen al door de aanwezigheid van het water, maar ook door de stoffen die in het water waren opgelost. Zoals hierboven is uitgelegd vond bevloeiing onder andere plaats vanwege de bemestende werking.

Als water lang op het land blijft staan leidt het tot een vertraging in de groei van de vegetatie (die dan immers minder vroeg op gang kan komen). Vochtig land warmt immers minder snel op dan droge percelen. Daardoor kunnen zich tussen het gras kruiden handhaven die kunnen in een snel en vroeg groeiend grasland geen kans krijgen. Alleen in erg strenge en late winters kan het omgekeerde effect optreden, doordat de grond onder het water veel minder diep is bevroren dan droog liggende grond: dan ontwikkelt de vegetatie zich net snéller. Voor het uitvoeren van maatregelen moet er een goed beeld bestaan van de bestaande natuurwaarden, en de ontwikkeling van flora en fauna moet daarna goed in de gaten worden gehouden.

Voor vogels zijn de drassige percelen interessant, bijvoorbeeld in de trektijd wanneer die locaties foerageergebied zijn voor het vertrek naar het zuiden. Ook worden die drassige locaties in het voorjaar massaal bezocht door bijvoorbeeld grutto's, watersnippen en tureluurs, voor ze naar hun broedgebieden vertrekken.

Literatuur

  • Baaijens, G.J., F.H. Everts en A.P. Grootjans (2001), Traditionele bevloeiing van grasland. Een studie naar vroegere bevloeiing van reservaten in Pleistoceen Nederland, alsmede enkele boezemlanden. Ministerie van LNV, Wageningen (OBN-rapport 18).
  • Burny, J., (1999), Bijdrage tot de historische ecologie van de Limburgse Kempen. Maastricht.
  • Thissen, P.H.M. en M. Meijer (1991), Rug- en hangbouwbevloeiing in Nederland; een negentiendeeeuwse cultuurtechnische innovatie die niet doorzette. Landinrichting 31, nr. 4, pp. 16-22.
  • Vloeiweiden, waterbeheer van de 21e eeuw op Landgoed het Lankheet (DVD).
Vragen, verbeteringen of opmerkingen?
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 24 aug 2023 om 03:02.