Imitatieschilderingen - onderhoud en herstel
Introductie
Een beschadigde imitatieschildering wordt soms gerestaureerd, maar vaker vervangen door een nieuwe. Liever behouden we waardevolle historische exemplaren. Wanneer dit niet mogelijk is gaat de voorkeur uit naar het nauwkeurig kopiëren van de bestaande of aangetroffen toestand.
Plan van aanpak
Hoe is een bestaande imitatie het best te onderhouden en te herstellen? En hoe is een overschilderde imitatie bloot te leggen of te reconstrueren? Het begint met het herkennen van wat er wordt geïmiteerd en het dateren van de imitatie. Gevolgd door een waardering daarvan. Dat is niet altijd eenvoudig. Materiaaltechnisch onderzoek biedt hierbij uitkomst. De resultaten daarvan vormen de onderbouwing voor een restauratieplan en het maken van een werkbeschrijving voor de uitvoering. En dat alles vergt specifieke kennis, vaardigheden en ervaring, maar ook tijd. Dus start tijdig met het onderzoek. (Afb. 1) Raadpleeg specialisten die hun grenzen kennen, aangeven wat zij niet kunnen, anderen raadplegen, samenwerken, kennis delen en zichzelf blijven bijscholen. Uiteraard is het altijd belangrijk om bij schade aan de imitatie de oorzaken eerst op te lossen.
Materiaaltechnisch onderzoek
De opbouw van een imitatie biedt aanknopingspunten voor de waardering en de omgang. Een eerste stap is het duiden van de gebruikte materialen en technieken. Kortom, welke materialen zijn gebruikt voor de drager (ondergrond), het bindmiddel, de pigmenten en de soort afwerking (bijvoorbeeld vernis). Kleuronderzoek kan dat in kaart brengen. Daarnaast kan het nuttig zijn een conditieopname te laten maken om de staat van de schildering te bepalen. Zoals de oorspronkelijke verschijningsvorm en de mate van veroudering van de materialen (denk aan vergeeld vernis of verkleurd pigment). Dit is belangrijk om een verkeerde interpretatie te voorkomen. (Afb. 2 en 3) Al deze aanknopingspunten helpen om het gewenste eindresultaat van herstel of reconstructie te bepalen.
Kleurhistorisch onderzoek
Met het blote oog en onder vergroting zijn de laagopbouw en de schildertechniek te bestuderen. Een kleurentrapje, waarbij de verf laag voor laag in vakjes naast elkaar wordt weggeschraapt, geeft een indicatie van de gebruikte grondkleur, glacis of vernis. Maar een watersaus zal niet snel aan het licht komen. Een verfdwarsdoorsnede, een stukje ter grootte van een speldenknop dat alle lagen verf bevat waaruit de imitatie is opgebouwd, helpt pigmenten en bindmiddelen te identificeren. Het schraapsel van een van de verflagen geeft vervolgens meer informatie over het gebruikte bindmiddel of pigment in die laag. Verder kan het nuttig zijn oude geschreven schildersbronnen te vergelijken met de historische imitatie om beter te begrijpen hoe de opbouw tot stand is gebracht. Zij geven ook inzicht in de ontwikkeling van de gebruikte materialen en technieken voor dit ambacht. Soms benoemen de bronnen specifiek schildersgerei, zoals een varkensblaas of een veer, waarvan het gebruik soms zichtbaar is in de imitatie. (Afb. 4 en 5) Kennis hierover maakt het mogelijk de sporen te herkennen.
Verf
Imitaties kunnen zijn geschilderd met diverse verfrecepten, te verdunnen met vluchtige oplosmiddelen of water. Verschillende verfsoorten en ondergronden geven een andere resultaat. Een marmerimitatie met kalkwater op een poreuze gepleisterde ondergrond verschilt van een zelfde imitatie gemaakt met olieverf op een niet zuigende ondergrond. (Afb. 6 en 7) De technieken zorgen voor verschil in uiterlijk en in veroudering.
Ook lijmverf en azijn worden gebruikt. Karel van Mander schrijft over een Pieter Vlerick die ‘in ’t jaar 1568 of 1569’ naast schilderijen ook imitaties maakte: ‘Hij verguldde al wat verguld moest wezen en streek het ruwe hout met bruine oker of roet van lijmverf aan en maakte met den stek hierin strepen alsof het eenig vreemd houd ware geweest, wat gevernisd zeer wel stond’. Simis vertelt dat arabiën of wortelwerk voor 1740 werd uitgevoerd met gebrande omber in azijn. En hedendaagse imitaties zijn soms met acrylverf uitgevoerd. Het uiterlijk van imitaties geschilderd in bijvoorbeeld lijm-, olie of acrylverf verschillen wezenlijk in het oog van de kenner.
Vaak zijn imitaties gevernist. Oude schildershandboeken besteden relatief veel aandacht aan geschikte vernissen voor het afwerken van de schilderingen. Voor witmarmer imitaties is het gebruikelijk een niet vergelende olie voor de verf te gebruiken, zoals papaverolie. Om vergeling verder tegen te gaan, blijft het vernissen van witmarmer in olieverf doorgaans achterwege, terwijl dit bij oudere technieken in waterige bindmiddelen wel gebeurt. Een ander manier om witmarmer af te werken is door deze te ‘slijpen’ of polijsten in water, waarna het met blanke bijenwas en lappen tot hoogglans wordt opgewreven. Om bij gekleurde marmers een hoge glans te bereiken en zo gepolijst marmer na te bootsen zijn er soms tientallen dunne laagjes vernis aangebracht. Hoe dunner het laagje, des te minder de vernis zal vergelen. Simis noemt oosterse barnsteenlak (amber) de hardste vernis en geschikt voor het aflakken van donkere houtingen. Huis de Dieu in Alkmaar is op dit moment de enige locatie waar bij kleuronderzoek barnsteen is geïdentificeerd als afwerking van een imitatie. Deze lak geeft ook een hoge glansgraad, die toegepast is voor hardhoutsoorten, maar doorgaans niet voor eiken- en grenen imitaties.
Schildertechnieken
De grote variëteit in schildertechnieken blijkt uit de diversiteit in geschreven handleidingen. Er zijn twee basistechnieken voor imitaties, die ook in combinatie voorkomen. De schilder kan de verf manipuleren door deze deels weg te nemen of laagsgewijs toe te voegen. Er is altijd sprake van een droge grondkleur in een dekkende kleur, aangepast aan de gewenste imitatie. Voor mahonie is bijvoorbeeld een fel roodoranje ondergrond gebruikelijk en voor esdoorn een crèmekleur. Voor vert de mer marmer is de grondkleur zwart tot donkergroen en voor witmarmer is dat wit tot lichtgrijs. Om de droge basiskleur geschikt te maken voor beschildering wordt deze ingestreken met een transparante verf, oliehoudend of verdunbaar met water, die nat-in-nat zo wordt gemanipuleerd dat het geheel op hout of marmer lijkt. Toch komt dekkende verf ook voor, met name bij vroege imitaties. De transparante verflaag kent vele benamingen, vroeger bijvoorbeeld lazuur, en tegenwoordig watersaus of olieglacis. Een traditionele watersaus voor houtimitaties bestaat bijvoorbeeld uit Kasselse aarde die twee weken ‘in de rot’ heeft gestaan om de aarde verwerkbaar te maken. Zetmeelrijk bier of melkbestanddelen kunnen als bindmiddel voor de Kasselse aarde dienen. Daarmee moet de schilder vlot werken, want de watersaus droogt snel, dit in tegenstelling tot olieglacis die een lange openwerktijd heeft. Inventieve decoratieschilders voegen soms een snufje zout toe aan het water om de droging te vertragen.
Net als bij de grondering is de kleur van de saus of de glacis aangepast aan het type hout of marmer dat geïmiteerd wordt. Zo vergen de imitaties van licht, midden en donker eiken elk een andere kleur voor de grondering en de saus of glacis.
Door geschilderde adertjes met een droge zachte kwast zachtjes te bewerken, vloeien ze over in de nog natte glacis of saus. Dit ‘verdassen’ of ‘slechten’ lukt alleen wanneer de basiskleur of weinig vloeit (taaie verf) of in een heel dun laagje is aangebracht.
Bij de opbouw van een imitatie zijn soms meerdere transparante verflagen over elkaar heen aangebracht, waarbij het bindmiddel per laag kan wisselen. Dit om diepte in de imitatietekening te bewerkstelligen en het schilderprocedé te versnellen.
Schildersgerei
Anders dan de huisschilder die werkt met standaardmethoden en -materialen, kan de decoratieschilder eenzelfde resultaat met verschillend schildersgerei bereiken. Naast de klassieke kwasten en penselen is alles geoorloofd mits het juiste effect wordt bewerkstelligd – tot aan blote voeten toe. Simis beschrijft hoe voor de techniek van het arabiën een varkensblaas in de opgebrachte saus wordt gerold en gedraaid. Terwijl hij voor notenhout een eendenveer of -vleugel aanbeveelt.
Een vert de mer aderpartij kan aangelegd worden met een natuurspons, eendenveer of chiqueteurkwast. De laatste is een voorbeeld van specifiek gereedschap dat is ontwikkeld om de juiste effecten te bereiken, net als de tikroller en de klopkwast voor bepaalde hout-effecten Het is een hele uitdaging om bij historische imitaties te achterhalen welk schildersgereedschap is toegepast. Lukt dit, dan is het waardevolle informatie voor bijvoorbeeld het maken van een reconstructie.
Besluitvorming
De onderzoeksresultaten helpen bij het maken van een plan van aanpak. De aanpak kan variëren van onderhoud, vrijleggen, herstellen tot reconstrueren, waarbij behoud en herstel van de historische imitatie de voorkeur genieten boven een reconstructie (nieuw schilderwerk). Houd ook rekening met wat het object nodig heeft: wat is de betekenis van de imitatie binnen het originele én het huidige ontwerp en de andere interieuronderdelen. Plan voldoende tijd voor proefstukken in, om de aanpak te toetsen en eventueel bij te stellen. Dit geeft ook meer duidelijkheid over de te verwachten kosten.
Onderhoud
Voorkom schade aan een historisch imitatie in het interieur door preventieve maatregelen te treffen zoals een stabiel binnenklimaat. Omdat imitaties op verschillende ondergronden zijn aangebracht en omdat deze mogelijk een andere aanpak vragen, verwijzen we voor advies over onderhoud (en ook restauratie) naar gerelateerde artikelen op de kennisbank die schilderingen op diverse ondergronden behandelen, zoals schilderingen op hout en stuc.
Blootleggen
Er zijn twee redenen om te kiezen voor het vrijleggen van een later overschilderde imitatie. Namelijk het weer geheel in het zicht brengen ervan of om informatie te krijgen voor een reconstructie. Een mooi voorbeeld is het altaar op de kerkzolder van Museum Amstelkring in Amsterdam. Kleuronderzoek leidde tot een historische imitatie die dateert uit een periode waarin de kerk in een dodekop-roze kleur werd geschilderd. Deze imitatie is voor de helft vrijgelegd en voor de andere helft gereconstrueerd over de bestaande verflagen heen. Zo is een deel van het historische verflagenpakket, inclusief andere imitaties uit opeenvolgende perioden, behouden (Afb. 8 en 9).
Herstel
Handelingen om de conditie van een bestaande imitatie technisch te verbeteren zijn het vastzetten van een losse ondergrond of losse verf, het verwijderen van oppervlaktevuil en opvullen van ontbrekende delen. Andere handelingen zijn niet direct noodzakelijk voor het voortbestaan van de imitatie, maar esthetisch. Denk aan het verwijderen van vergeeld vernis en het retoucheren van ontbrekende delen in de schildering. Schakel voor herstelwerk een restaurator in die weet hoe hij/zij de imitatie zo mild mogelijk kan reinigen, consolideren of retoucheren. Een goede restaurator voorkomt dat er (in de toekomst) schade ontstaat door te kiezen voor inerte en compatibele materialen die geen schade geven aan het origineel. De belangrijkste voorwaarden die bepalen of een hersteld stuk niet opvalt of dat in de toekomst gaat doen zijn: stabiele verfmaterialen die niet verkleuren en die qua glans en structuur gelijk zijn aan het origineel. (Afb. 10 a-d)
Reconstructie
Een reconstructie vergt inzicht in de aard van de historische imitatie. En die wordt bepaald door de kenmerkende penseelstreek, het gebruikte gereedschap en materiaal. Als de historische imitatie aan het zicht is onttrokken door een latere overschildering, is het nodig grote vensters vrij te leggen om te zien hoe de imitatie er uitzag. Pigment- en bindmiddelanalyse helpen om te bepalen welke materialen gebruikt zijn, en proefstukken helpen om het resultaat te toetsen. Een nauwe samenwerking tussen de kleuronderzoeker en de schilder leidt daarbij tot een beter resultaat. (Afb.11 a-d)
Samenspel tussen onderzoeker, restaurator en schilder
Omdat er diverse technieken zijn om bepaalde typen imitaties te schilderen, is het goed opletten. Bij een reconstructie geschilderd vanuit een hedendaagse tijdsgeest, die geen rekening houdt met de traditie waaruit het oorspronkelijke werk voortkomt, gaan betekenis en context verloren. Dat levert een ethisch en esthetisch onbevredigend resultaat op. Dit is te voorkomen met specifieke kennis en vaardigheden, die essentieel is voor het uitvoeren van reconstructies. Zowel het geïmiteerde materiaal, de drager, het bindmiddel en pigmenten van de verf, schildersgerei en technieken, als de afwerking van een imitatie speelt een belangrijke rol bij het verkrijgen van verschillende visuele kenmerken op het platte vlak. Dit is informatie die de kleuronderzoeker of onderzoeker-restaurator verzamelt en overdraagt aan de decoratieschilder.
Deze schilder heeft de competenties om de visuele kenmerken en de materiële opbouw van waaruit die kenmerken voortkomen, te begrijpen. Bij een historische reconstructie gebruikt de schilder zijn ambachtelijke vaardigheden om de visuele kenmerken na te bootsen en daarbij zijn eigen handschrift aan de kant te zetten. Ieder imitatie is namelijk uniek door zijn materiaaltechnische opbouw én het handschrift van de oorspronkelijke schilder.
Zelf schilderen naar oude recepten is onmisbaar om de historische imitatietechnieken te kunnen begrijpen en duiden. Deze kennis is van belang voor zowel de kleuronderzoeker als de decoratieschilder.
Vergunningen en subsidies
Historische imitatieschilderingen kunnen belangrijk bijdragen aan de monumentale waarde van een pand, en ondeskundige reparaties en ingrepen kunnen tot onherstelbare schade leiden. Voor herstelwerk is dan ook een omgevingsvergunning vereist.
Ga in een vroeg stadium aan tafel met de gemeente. Die kan aangeven of er inderdaad een omgevingsvergunning nodig is en beslist uiteindelijk ook over de toekenning. Het onderzoek naar en het onderhoud van imitatieschilderingen komen in aanmerking voor subsidie in het kader van de instandhoudingsregeling. Reconstructie, nieuwe imitaties of roerende zaken vallen daar normaal gesproken buiten.
Tekst: Bernice Crijns. Redactie: Ben Kooij, Mariël Polman, Leonieke Polman, Jan Berghuis, Michiel Verweij, Karin van der Lem
Lees verder
- Berghuis, J. jr. & H. Janse (1992). Grondig onderwys in de Schilder- en Verw-kunst. Restauratievademecum bijdrage 13. Zeist/Den Haag: Rijksdienst voor de Monumentenzorg/Sdu.
- Bristow, I.C. (1996). Interior House-painting Colours and Technology 1615-1840. New Haven/Londen: Yale University Press.
- Møller, Berit (2017). Marble, tortoiseshell, wood and other materials created in paint and lacquer during the Baroque period in Denmark. Material imitation and imitation materials in furniture and conservation. Stichting Ebenist: 19-32.
- Crijns, B. (2000). Net echt. Het imiteren van kostbare materialen, I. Marmer. kM: vakinformatie voor beeldend kunstenaars en restauratoren 34: 28-31.
- Crijns, B. (2017). Identifying and repainting historical graining techniques in interiors dated before 1800. In Material imitation and imitation materials in furniture and conservation. Stichting Ebenist: 7-18.
- Crijns, B. (2000) Inzicht door imitaties in zicht, II. Hout. kM: vakinformatie voor beeldend kunstenaars en restauratoren 35: 40-46.
- Crijns, B. (2016). Kenmerken van Stucco-lustro. kM: vakinformatie voor beeldend kunstenaars en restauratoren 97: 34-35.
- Crijns, B. (2000). Oogbedriegend. Het imiteren van kostbare materialen, III. Steen. kM: vakinformatie voor beeldend kunstenaars en restauratoren 36: 44.
- Crijns, B. (2001). Veelkleurige schildpadimitaties, IV. Schildpad. kM: vakinformatie voor beeldend kunstenaars en restauratoren 37: 32-34.
- Piena, H. (2003). Mahoniegehoute witwerken: imitaties van materiaal, constuctie en functie. Cr, 4 (2): 48-69.
- Uitvoeringsrichtlijn 2004 Kleurhistorisch Onderzoek, Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumenten, 2016.
Zie ook
Artikelen- Geschilderde afwerkingen - de juiste specialist
- Interieurschilderingen - betekenis van het fragment
- Interieurschilderingen - inleiding
Specialist(en)
Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 11 okt 2024 om 20:50.