Tegels in de 20ste eeuw
Introductie
Bij verbouwingen, sloop en zelfs bij restauraties gaan historische tegels nog vaak verloren. Vooral voor de relatief jonge tegeltoepassingen uit de 20ste eeuw ontbreekt vaak zowel kennis over de herkomst als het besef van de cultuurhistorische waarde. In dit kennisartikel belichten we de grote verscheidenheid aan wand- en vloertegels uit de periode 1895-1965 om het bewustwordingsproces voor deze bijzondere producten van industrie en kunstnijverheid te bevorderen. Meer over vloertegels kunt u lezen in ons kennisartikel Keramische vloertegels uit de 20ste eeuw.
Tegels beeldbepalend onderdeel architectuur
Technische ontwikkelingen in de productie van tegels hebben er samen met stijlevoluties toe geleid dat wand- en vloertegels in de loop van de 19de eeuw meer dan voorheen een beeldbepalend onderdeel van de architectuur werden. Architecten en sierkunstenaars gebruikten vanaf omstreeks 1895 in toenemende mate tegels als ornamentdrager voor verfraaiing van interieurs en gevels van gebouwen. Nieuwe inzichten rond hygiëne leidden verder tot tegelrealisaties waarbij praktisch en stijlvol vaak samengaan. Bij de inrichting van openbare gebouwen en in de opkomende winkelarchitectuur voerde men ook puibekledingen en trappenhuizen uit in een combinatie van tegels en geglazuurde keramische bekledingselementen, bouwkeramiek genoemd. Gevelversieringen in tegels en tegelsculpturen bleven zelfs in de economisch moeilijke jaren dertig en in de periode van de wederopbouw veel toegepast, ook bij flatgebouwen. Bij stadsvernieuwing blijven dergelijke karakteristieke betegelingen helaas zelden behouden. Ze worden bij gebrek aan kennis en inzicht vaak onnodig vervangen. Met de toenemende belangstelling voor de jongere architectuur vraagt dit keramische erfgoed om aandacht, met oog op behoud en conservering.
Verwaarloosd erfgoed
Over antieke tegels is in de afgelopen vijftig jaar veel geschreven. Antieke Delftse tinglazuurtegels zijn immers allang gewilde verzamelobjecten. De toenemende belangstelling voor kunstnijverheidsproducten uit de periode 1880-1940 zorgde in de laatste decennia voor veel publicaties over de artistieke productie van sier- en gebruiksaardewerk van de Nederlandse plateelbakkerijen. Ook tegels en tegeltoepassingen kwamen daarmee in beeld, met name de gedecoreerde wandtegels, die als gebruiksgoed en woondecoratie veelvuldig toepassing vonden. Bij verzamelaars is inmiddels het besef gegroeid dat gedecoreerde tegels uit de 20ste eeuw een voorname plaats innemen.
Aan de minder verzamelbare niet-gedecoreerde tegels, die in een enorme verscheidenheid zijn toegepast, gaat men vaak volledig voorbij. Dit terwijl de gedecoreerde tegel al vóór de Eerste Wereldoorlog in de architectuur aan belang verliest en decoratieve patronen en kunstglazuren het architectonische beeld gaan bepalen. Met de chemische samenstelling van kunstglazuren worden gevlamde, gekristalliseerde en metaalglanseffecten bereikt, zoals die ook bij sieraardewerk voorkomen.
In dit kennisartikel behandelen we in kort bestek het hele scala van de toegepaste wand- en vloertegels, met inbegrip van de bouwkeramiek en de met tegels verwante bouwmaterialen van Nederlandse én buitenlandse herkomst.
Historische ontwikkeling
De Nederlandse tegelindustrie kent in het begin van de 17de eeuw een periode van bloei met de productie van tegels in karakteristiek blauw-wit tinglazuur, inspelend op het kostbare Chinese en Japanse porselein. Deze zogenoemde ‘Delftse’ tegels domineren tot het eind van de 19de eeuw het Nederlandse interieur. De muurtegels, evenals de vloertegels of estriken, werden in Friesland en Utrecht met de hand gevormd uit een plastische kleimassa in de zogenoemde fijnkeramische plateelbakkerijen. Daarnaast werden estriken, vloertegels of plavuizen als grofkeramische producten in formaten tussen 20 en 22 centimeter hoofdzakelijk in de baksteenindustrie geproduceerd.
Omstreeks 1840 ontwikkelde men in Engeland nieuwe productietechnieken om tegels machinaal te vormen. Als grondstof gebruikte men droog, fijn gemalen kleistof, dat tot tegels werd geperst, in plaats van plastische klei. Deze perstechniek werd overgenomen en verder ontwikkeld in belangrijke nieuwe centra van de tegelindustrie in Duitsland, België en Frankrijk. Met behulp van tegelpersen maakte men snel, efficiënt en maatvast zowel vlakke en geornamenteerde wand- en vloertegels, alsook alle mogelijke vormtegels. Door deze perstechniek veranderden ook de mogelijkheden voor het decoreren. Een scala aan nieuwe keramische tegelproducten, in de meest uiteenlopende stijlen, werd vanaf 1851 op de internationale nijverheidstentoonstellingen aan het brede publiek gepresenteerd.
Verscheidenheid van aanbod
De omvang van het aanbod van wand- en vloertegels is in de architectuur zichtbaar. Maar wat toepassingsmogelijkheden betreft wordt dit nog duidelijker bij bestudering van de verkoop- of handelscatalogi van tegelproducenten en handelaars in bouwmaterialen uit de periode tussen 1880 en 1960. Voor de betegelingen van interieurs en exterieurs hadden architecten, aannemers en bouwheren een enorme keuze aan tegels. De overwegend seriematige productie van machinaal geperste wand- en vloertegels, profieltegels, randen en strippen, en in het bijzonder gedecoreerde vloertegels, werd door de bouwmaterialenhandel op grote schaal geïmporteerd uit Engeland, Duitsland, België en Frankrijk. In die landen had de tegelindustrie wat mechanisatie en omvang betreft namelijk een enorme voorsprong.
In Nederland komt de mechanisatie van de tegelindustrie pas vrij laat van de grond. Omstreeks 1900 worden wandtegels nog steeds handmatig in tinglazuurtechniek gemaakt in Friesland door J. van Hulst en S. Tjallingii in Harlingen en bij de Gebrs. Tichelaar in Makkum; en in Utrecht bij de Gebrs. Ravesteijn en J.W. Mijnlieff. In Maastricht worden vloertegels machinaal geperst bij Alfred Regout en wandtegels bij Sphinx, Société Ceramique en Mosa. De productie van met de tegelpers vervaardigde wandtegels vindt verder op relatief beperkte schaal plaats bij de plateelbakkerijen van Rozenburg in Den Haag, J.W. Mijnlieff in Utrecht en bij De Porceleyne Fles in Delft. Ook Plateelbakkerij De Distel in Amsterdam bracht geperste tegels op de markt, maar betrok volgens de huidige stand van het onderzoek de halffabricaten in biscuit (slechts eenmaal gebakken aardewerk) van andere producenten. Deze producenten leverden tegeltableaus in maatwerk, met een hoge artistieke waarde, in de lijn van hun sieraardewerk. Het gaat om unieke tableaus en tegeltoepassingen die speciaal zijn ontworpen voor een bepaald gevelvlak of interieur. Daarnaast boden deze fabrikanten in hun modellenboeken en op patroonkaarten ook tegen vaste prijzen uit voorraad leverbaar cataloguswerk aan.
Verglaasde wandtegels voor het interieur
Voor interieurbekledingen past men in Nederland tussen 1900 en 1930 nog vaak Hollandse muurtegels toe. De maten van traditioneel handmatig gemaakte tinglazuurtegels zijn in Nederland overwegend circa 13 x 13 cm, of voor randjes het halfformaat 6,5 x 13 cm. In Engeland was van oudsher de standaardmaat voor vierkante wandtegels 6 inch. Dit werd op het Europese vasteland gaandeweg de basismaat. De machinaal met de tegelpers vervaardigde verglaasde wandtegels zijn ongeveer 15 x 15 cm en hebben rondom 1900 een dikte van ongeveer 10 mm. Ook het halfformaat 15 x 7,5 cm en het kwartformaat 7,5 x 7,5 cm stonden ter beschikking. Ze werden geleverd in effen kleuren in hoogglanzend loodglazuur, verhandeld onder de naam faience of majolicategels, en gecombineerd met in verschillende technieken gedecoreerde tegels.
Faience
De benaming ‘faiencetegels’ is historisch gezien nogal verwarrend. Van oorsprong is faience namelijk de naam voor aardewerk in tinglazuurtechniek. Omstreeks 1900 gebruikt men dit begrip ook voor tegels die zijn gefabriceerd met de tegelpers via de droge kleitechniek. Deze tegels hebben over het algemeen een witbakkende scherf, op basis van de samenstelling van de klei, en worden in tegenstelling tot tinglazuurtegels direct op de biscuitscherf gedecoreerd. Alvorens de biscuittegels voor de tweede keer te bakken worden ze met transparant bakkend loodglazuur behandeld. In Engeland gebruikte men voor deze ‘faiencetegels’ het begrip ‘majolica tiles’. Ook deze benaming werd in het Nederlandse handelsjargon overgenomen als ‘majolicategels’ of ‘verglaasde wandtegels’. Vlakke gedecoreerde tegels werden, evenals gedecoreerde strippen en randen, geleverd met voorstellingen aangebracht in transfer- of koper- druktechniek, sjabloontechniek en handschilderwerk.
Reliëftegels
Een ware revolutie in de decoratie ontstond door het in reliëf persen van ornamenttegels. Hiermee kreeg de voorstelling dieptewerking, nog versterkt door het meerkleurig met glazuurverf invullen van de door het reliëf gescheiden ornamentvlakken. De verschillende maten van reliëftegels waren afgestemd op de effen majolicategels en werden gecombineerd verwerkt. Voor een mooie beëindiging van tegelvlakken met de vloer of de bovengelegen wand bestonden geprofileerde plinttegels, buiklijsttegels en randtegels. Voor de hoekafwerkingen werden kwartronde in- en omhoektegels gebruikt.
Bloktegels
Bloktegels of biseautétegels zijn de oorspronkelijke benamingen voor gefacetteerde tegels, in het algemeen bekend als metrotegels. Ze werden in verschillende facetbreedten geleverd, doorgaans in de maten 18 x 12, 15 x 15 en 15 x 7,5 cm. Zoals de naam bloktegel aangeeft, werd hiermee het effect van metselwerk in glad geprofileerde steen geïmiteerd.
‘Gekristalliseerde’ wandtegels
Omstreeks 1907 ontwikkelde De Porceleyne Fles uit Delft ook ‘gekristalliseerde’ wandtegels in het kleinere formaat van 10,4 x 10,4 cm, met een matglanzend, enigszins vlekkerig en gevlamd glazuur. Deze bijzondere tegelmaat is iets groter dan 4 inch en vond internationaal niet bij alle fabrikanten navolging. De uitwisselbaarheid en combinatiemogelijkheden met serieproducten van andere fabrikanten werd hiermee mogelijk doelbewust bemoeilijkt. Dit type tegels kon worden gecombineerd met bijpassende geornamenteerde randtegels, en reliëftegels van eigen fabricaat met de naam cloisonnétegels. In de lijn van het vernieuwende sieraardewerk leverde deze fabrikant ook tegels met metaalglanseffecten, onder de naam Reflèt metallique. De tegels vonden veel toepassing in betegelde lambriseringen, schoorsteenmantels en schouwtjes. De gekristalliseerde tegels werden in combinatie met bouwaardewerk in de luxueuzere inrichtingen en voor bekledingen van hallen, trappen, schoorsteenmantels en plafonds verwerkt.
Rechthoekige tegels
Begin jaren twintig kwamen naast vierkante ook rechthoekige tegels in de mode, in formaten 10,4 x 21 en 16 x 24 cm, die zowel liggend als staand verwerkt werden. Voor bovenplaten van schoorsteenmantels en vensterbanken ontwikkelde men vensterbanktegels. Daarnaast kwamen ook verglaasde wandtegels met een gespikkelde scherf op de markt, met namen als Porfier- of Vuurkleitegels en enigszins lijkend op kunstglazuren. Veel tegels vonden toepassing in de vorm van een lambrisering, met een hoogte van circa 130 cm, bedoeld ter bescherming van de lage muurvlakken tegen beschadiging en vervuiling. Dergelijke betegelde lambriseringen verdwenen met het veranderende beeld van woninginrichting in de jaren zestig.
Tegels in buitentoepassing
De toepassing van tegels in gevels komt in Nederland in het laatste kwart van de 19de eeuw in ontwikkeling door de beschikbaarheid van geperste vloertegels bestand tegen wisselende weersomstandigheden. Tegels worden in sierbanden en als toog- en friesvullingen verwerkt. Populair zijn hierbij de mozaïekvullingen met geometrische Engelse vloertegels in kleurschakeringen van rood, geel, zwart, grijs en blauw.
Tegeltableaus
Pas met de opkomst van de vernieuwingsarchitectuur omstreeks 1895 ontstaat er een explosieve toename in de toepassing van geglazuurde gedecoreerde wandtegels in de gevel. Voor de plaatsing van veelkleurige tegeltableaus worden in de gevelontwerpen speciaal verdiepte muurvlakken opgenomen ter versiering. Daarnaast gebruikt men tegeltableaus ook voor het aangeven van bedrijfsnamen, vermeldingen van het bouwjaar, en zelfs voor reclameboodschappen. Op een tegeltableau of -paneel wordt een als één geheel ontworpen voorstelling over meerdere tegels afgebeeld. De maat van de tegels en fabricagetechniek zijn kenmerken van herkomst. Tegeltableaus samengesteld uit tegels van 13 x 13 cm zijn doorgaans op traditionele tinglazuurtegels geschilderd, vervaardigd bij één van de drie Friese fabrikanten en overwegend ongemerkt. Tegeltableaus samengesteld uit tegels van 15 x 15 of 20 x 20 cm zijn doorgaans opgebouwd uit machinaal geperste tegels, hebben een hoge glansgraad en worden meestal rechts onder in de voorstelling met de fabrieksnaam gemerkt. Sectieltegelwerk, waarbij de lijnen van de compositie de vorm van de tegels bepalen, werd in 1900 door De Porceleyne Fles commercieel ontwikkeld. Zo voorkwam men dat de tegelvoegen het tableau in storende vierkanten verdeelden. De glasharde, matte tegelscherf leende zich zeer goed voor buitentoepassingen.
Bij Rozenburg in Den Haag maakte men tegeltableaus in veelkleurig gres (dichtgesinterd aardewerk), dat eveneens goed tegen weersinvloeden bestand is. Hier zijn de tegels meestal in steensverband verwerkt.
Wandtegels zijn buiten veelal toegepast als wandbekleding in winkelportieken en toegangsportalen van woningen. De betegeling beslaat daarbij meestal het volledige muurvlak van plint tot plafond.
Winkelarchitectuur
Winkelpuibekledingen werden soms met bouwkeramiek uitgevoerd. Herkenbare voorbeelden zijn de kruidenierswinkels van P. de Gruyter & Zn. De tegels en bouwkeramiek in kunstglazuren werden vervaardigd door De Porceleyne Fles of bij de tegelfabriek Westraven in Utrecht. Ze werden in verschillende stijlen uitgevoerd. De invloeden van art deco overheersen daarbij.
Vanaf 1930 worden mat geglazuurde tegelstrips van 4 cm hoog en 25 cm lang toegepast. Voor hoekoplossingen zijn er doorlopende omhoeken van 7 cm lang. Deze vorm van gevelbekleding, die grote gelijkenis met geglazuurde baksteen vertoont, wordt in winkelarchitectuur tot ver in de jaren zestig toegepast.
Vloertegels
Het ruime aanbod van machinaal vervaardigde vloertegels in de bouwmaterialenhandel omstreeks 1900 is voornamelijk geïmporteerd uit Engeland, Frankrijk, Duitsland en België. Machinaal vervaardigde hardgebakken vloertegels werden in Nederland vanaf 1888 uitsluitend vervaardigd bij Alfred Regout in Maastricht. De tegelmaat is 16 x 16 cm. De vormen zijn vierkant, ruit, zeskant en achtkant met vierkante inlagen, ofwel kleinere tussentegeltjes. Ze waren verkrijgbaar in geel, rood, bruin, zwart en wit. Kleuren en legpatronen zijn ontwikkeld naar Engels voorbeeld, al boden de Engelse ‘geometrical’ en ‘encaustic tiles’ met ingelegd patroon wat kleur en decoratie betreft veel meer mogelijkheden. Ondanks de zeer grote keuze beheersten sobere legpatronen in twee of drie kleuren lange tijd de vloertegelmode in Nederland.
De meest toegepaste maat van effen vloertegels veranderde omstreeks de Eerste Wereldoorlog gaandeweg naar vierkantformaten van 10 x 10 en 15 x 15 cm. Van dan af werden ook kleinere tegels in de vorm van vijfhoeken en krakelingen toegepast. Krakelingen zijn kleine tegels in diabolovorm, waarmee je zeer sprekende mozaïekvloeren kunt samenstellen. Naast de effen gekleurde tegels was er een ruim aanbod van veelkleurige zogenoemde gepatroneerde ceramiekvloertegels in formaten wisselend tussen 14 x 14 en 16 x 16 cm met bijbehorende randtegels, waarmee ‘tegeltapijten’ konden worden gelegd. De patronen werden in verschillende neostijlen en florale of geometrische jugendstil geleverd.
Cementtegel
Keramische vloertegels waren vrij kostbaar. Een goedkoper alternatief waren geperste cementtegels. Deze werden in effen kleuren of met een patroon geleverd. De assortimentkeuze was vergelijkbaar met die van gedecoreerde keramiektegels. Met het veranderende modebeeld na de Eerste Wereldoorlog werd het aanbod van zowel keramische als cementvloertegels uitgebreid met structuren die marmer, houtparket en granito benaderden. Tegels met een granitostructuur worden ook terrazzotegels genoemd. Een voor die tijd modern product was de asbestgebonden cementtegel, geleverd in de formaten 17 x 17 en 20 x 20 cm.
Maurotegel
Zeer vernieuwend, en zeldzaam in toepassing, waren de bij De Porceleyne Fles in de jaren twintig ontwikkelde Maurotegels. Deze vloertegels in reliëf zijn in de verdiepte oppervlakken geglazuurd. Met zes verschillende tegelvormen en verschillende glazuurcombinaties kon een eindeloze variatie aan decoratieve en veelkleurige patronen worden samengesteld.
Trottoirtegel
De goede materiaaleigenschappen maakten de meeste tegels zowel toepasbaar in het interieur als buiten. Voor terrassen, toegangspaden en stoepen werden vaak keramische ‘hardgebakken gele trottoirtegels’ toegepast. De verschillende reliëfpatronen waren tegelijkertijd decoratief en praktisch vanwege het antislipeffect.
Verwant en alternatief
Diverse producten boden op basis van materiaaleigenschappen of prijs goede alternatieven voor keramische wandtegels en bouwkeramiek. Met name de niet-keramische toepassingen zijn zeer zeldzaam.
Decoratiestenen met de naam Bricorna
Dit zijn witte verblendstenen waarop decoraties en voorstellingen in een matte glazuur zijn opgebracht. Ze werden zowel buiten als binnen verwerkt.
Glazuurstenen
Dit zijn meestal met hoogglanzende loodglazuren beklede gladde verblendstenen, die in koppenverband verwerkt grote gelijkenis vertonen met verglaasde wandtegels en bloktegels. Voor uitvoering van verglaasde gevel- en puibekledingen werden ook geprofileerde glazuurstenen gemaakt.
Badcelstenen
Ook plakstenen of duplextegels genoemd. Dit zijn dubbelzijdig verglaasde en geprofileerde stenen voor de bouw van scheidingswanden in toilet- en doucheruimten.
Glastegels
Deze zijn in maatvoering gelijk aan keramische wandtegels. Bloktegels en reliëftegels werden van persglas gemaakt. Gedecoreerde wandtegels van opaalglas, met voorstellingen in transfertechniek, bestaan in het formaat 15 x 15 cm met een dikte van 3 mm. Granivers zijn geperste glazen tegeltjes die omstreeks 1920 vervaardigd werden bij Glasfabriek Leerdam.
Blanke stalen wandtegels Utilitiles
Deze zijn gemaakt van roestvast staal in dezelfde maten als verglaasde wandtegels en ‘zijn praktisch gesproken niet te beschadigen’.
Emaillen tegels
Een wand- en plafondbekleding van geëmailleerde staalplaat die onder meer vanaf 1885 door de Belgische fabrikant Josz werd geleverd, is in aanzicht nagenoeg identiek aan effen of gedecoreerde verglaasde wandtegels.
Tegelbehang
Dit werd onder meer geproduceerd door Tekko. De dessins waren natuurgetrouwe kopieën van decoratief wandtegelwerk.
Toepassingen
Woningbouw
In de woningbouw gebruikte men tegels in het interieur als praktische wandbekleding voor toiletten, badkamers en keukens.
Boerderijen
Als vochtbuffer, ter decoratie, omwille van aanzien en omdat het eenvoudig schoon te houden is, hebben boerderijen in het woongedeelte vaak betegelingen over de volledige wand, met een betegelde schouw. Ook melkkamers werden soms zelfs decoratief betegeld.
Winkels
In slagerijen, viswinkels, melkwinkels, bakkerijen, kruidenierswinkels en apotheken, waar eisen werden gesteld aan hygiëne, is het volledige wandoppervlak uitgevoerd in gedecoreerd tegelwerk. Daarnaast vonden tegels toepassing als lambrisering in toegangsportieken en samen met bouwkeramiek in puibekledingen.
Publieksruimten
Gebouwen voor ontspanning en recreatie en voor publieksdiensten als café-interieurs, hotels en restaurants, theaters, bioscopen, overheidsgebouwen, bank- en verzekeringskantoren, postkantoren, tram- en treinstations en musea werden vaak van kwalitatief hoogwaardig maatwerk voorzien in de representatieve publieksruimten. Bouwkeramiek en tegelvloeren zijn er vaak beeldbepalend.
Gebouwen met specifieke eisen aan hygiëne
In andere gebouwen met speciale eisen aan hygiëne, zoals ziekenhuizen, laboratoria, zwembaden, badhuizen en scholen, is het tegelwerk, vooral van hallen, trappenhuizen en gangen, doorgaans met veel zorg uitgewerkt, al is het vaak functioneel en sober. Techniek- en machinekamers in bedrijfsgebouwen kennen vaak een gelijksoortige sobere, maar goed gedetailleerde wand- en vloerafwerking.
Kerkgebouwen, torenbekledingen, wijzerplaten
Kerkgebouwen zijn vaak voorzien van zeer hoogwaardige gedecoreerde tegelvloeren van toonaangevende fabrikanten. Torenbekledingen voerde men geregeld uit in bouwkeramiek. Wijzerplaten zijn in vele technieken uitgevoerd.
Stijlkenmerken en periode van toepassing
Gedecoreerde tegels zijn op basis van stilistische kenmerken vaak toe te schrijven aan een bepaalde stijlperiode. Voorzichtigheid rondom datering van tegeltoepassingen op deze basis is echter geboden, aangezien tegelproducten in een specifieke stijl aantoonbaar pas in een breed aanbod op de markt kwamen op het moment dat de stijl al over zijn hoogtepunt heen was.
Neostijlen: 1840-1930
De motieven waren aanvankelijk hoofdzakelijk tweekleurig en om de productie eenvoudig te houden vaak geometrisch van opbouw. Daarnaast kwamen ook vloertegels met eenvoudige bloemmotieven voor. Vanaf 1880, 1890 werd dit aanbod geleidelijk verruimd met veelkleurige en drukkere motieven. Wandtegels in neoclassicistische, neogotische, neorenaissance- en zelfs oriëntaalse motieven werden in een groot assortiment overwegend betrokken uit Engeland. De patronen in donkerbruin, blauw en groen op een wit of crème fond werden doorgaans uitgevoerd in transfer- en sjabloontechniek. De repeterende basispatronen waren traditioneel opgebouwd uit een meervoud van een dessin afgebeeld op één of vier tegels. Begin 1900 werden soortgelijke tegels ook vervaardigd bij Sphinx en Société Céramique in Maastricht. De toepassingen waren niet erg stijlgebonden. Ook in gebouwen met jugendstilornamentiek zijn ze veelvuldig toegepast. ‘Gepatroneerde’ vloertegels waren tot omstreeks 1905 overwegend beschikbaar in neostijlen.
Jugendstil: 1895-1930
Art nouveau, jugendstil en nieuwe kunst staan voor een zeer vernieuwende stijl, die zich omstreeks 1895 in snel tempo op verschillende plaatsen in Europa en Noord- en Zuid-Amerika ontwikkelde. De stijl wordt gekenmerkt door tot ornament gestileerde plant- en diervormen. De variant met zijn typische zweepslagornamentiek ontstond in België en Frankrijk. De meer strenggeometrische stilering vond zijn oorsprong in Wenen en Glasgow.
Het karakter van de tegelontwerpen werd gedomineerd door van de natuur afgeleide ornamenten met sierlijke ranken of bladeren. Naast de zwierige lijnvoering van wat doorgaans de florale art nouveau wordt genoemd, treffen we vanaf 1900 ook de veel strakkere variant met een sterke abstractie en geometrische motieven aan. Aan tegels met abstracte en geometrische motieven verbindt men vaak ten onrechte de naam art deco. Bij sommige ontwerpen is verder invloed van oudere stijlen als empire, biedermeier en rococo aan te wijzen.
Vroege toepassingen verschenen omstreeks 1896 als tegeltableaus in de gevel. Het meest in het oog springende kenmerk van tegels en tegeltableaus is het gebruik van heldere, vaak felle kleuren. Tegeltableaus werden bij Nederlandse plateelbakkerijen naar ontwerp van architecten of door de eigen artistieke afdeling als maatwerk vervaardigd. Om de verkoop te bevorderen trok men bekende sierkunstenaars aan. Door de goede naam van de kunstenaar aan het product te verbinden werd dit met goede smaak in verband gebracht.
Jugendstil-tegels zijn veel in lambriseringen toegepast. Het patroon is meestal twee tegels breed en negen tegels hoog, repeteert in de breedte en vertoont grote gelijkenis met behang. Nederlandse tegellambriseringen zijn zowel vervaardigd in traditionele tinglazuurtegels als in geperste faiencetegels. Naast deze patroontegels zijn er ook tegels met een op zichzelf staand motief in reliëf. Zulke reliëftegels werden op grote schaal in Duitsland, Engeland en België gemaakt. In Nederland zijn dergelijke reliëftegels, doorgaans gecombineerd met effen tegels, veel in tegellambriseringen toegepast.
Ondanks een veranderend modebeeld bleven deze jugendstil-tegels tot omstreeks 1930 in handelscatalogi van de tegelhandel opgenomen, zij het beperkt. Vloertegels met jugendstilmotieven zijn vrij zeldzaam in toepassing.
Art deco: 1920-1950
Na de Eerste Wereldoorlog ontstond internationaal het klimaat voor de ontwikkeling van de art deco. Deze internationale verzamelnaam, waaronder soms ook stromingen als het expressionisme van de Amsterdamse School, De Stijl, modernisme of nieuwe zakelijkheid worden begrepen, omvat de vele uitingen van architectuur en toegepaste kunst ontstaan tussen de twee wereldoorlogen, ofwel de periode 1920-1940.
De toepassing van ornamenttegels nam snel af door een verdere versobering in abstractie en geometrie. Contrasten in kleurgebruik namen toe. Vanaf 1930 werden de tegelcomposities nagenoeg volledig opgebouwd uit vlakken of mozaïeken in effen tegels in heldere primaire kleuren, overwegend uitgevoerd in tegels van circa 10 x 10 cm met kunstglazuren, matglazuren en gekristalliseerde glazuren. Een scala van mogelijkheden in de formaten 10 x 10, 15 x 15 en 10 x 20 cm verdrong de effen hoogglanstegels.
De patronen voor vloeren werden overwegend uitgevoerd in tegels van 10 x 10 en 15 x 15 cm, met asymmetrische vlakvullingen. Onder invloed van de Amsterdamse School werden mozaïekvloeren in krakelingen en vijfhoeken als ware tegeltapijten uitgevoerd. Vanaf 1930 nam de toepassing van tegels in rechthoekige formaten toe. Deze tegels werden zowel liggend als staand strokend toegepast. Voor gevelbekledingen, winkelpuien en ronde kolommen paste men smalle tegelstrips toe. Het lijnenspel van de tegelvoegen werd nog versterkt door grotere voegbreedtes en voegkleuren.
De snelle stijlveranderingen kwamen in de woningbouw, tot ver na de Tweede Wereldoorlog, tot uitdrukking in tegelschouwtjes van kunstglazuurtegels en vestibulebetegelingen.
Wederopbouw: 1945-1965
Begin jaren vijftig kwam er meer variatie in het aanbod van tegels. Mozaïekvloeren, samengesteld uit keramische tegeltjes van 2 x 2 of 5 x 5 cm kwamen in de mode. Ze werden zowel toegepast in badkamers en keukens, als in vloeren van winkels en andere gebouwen. Deze vloeren werden niet in patroon gelegd, maar wel voorzien van contrasterende ‘strooitegels’ die zonder regelmaat in het effen vloerveld werden ingevoegd. Met name gevlamde en porfiervloertegels in de maat 10 x 10 cm werden vaak toegepast. De vormgeving was speelser. In portiekbetegelingen van flats werden wandtegelcomposities met wisselend smalle en brede voegen met kleurige voegspecie aangebracht. Boven ingangsportieken werden tegelsculpturen opgenomen. De monumentale kunst, gestimuleerd door de percentageregeling, waarbij meestal één procent van de bouwsom aan beeldende kunst mag worden besteed, leidde in overheidsgebouwen en scholenbouw tot kunstvolle tegelreliëfs, mozaïeken en keramische plastieken.
Ontwerpers
Onderzoek en publicaties hebben de laatste jaren veel gegevens opgeleverd over herkomst en toonaangevende ontwerpers van gedecoreerde tegels uit de 20ste eeuw. Onderzoek naar architecten en vormgevers die vanaf de jaren twintig de soberdere tegelcomposities en bouwkeramiek hebben vormgegeven, is nog gaande. Voorzichtigheid is in deze dan ook geboden.
Behoud en conserveren
Loodglazuren worden tegenwoordig door veranderde arbeidsinzichten industrieel allang niet meer toegepast. Gekristalliseerde glazuren en kunstglazuren zijn met moderne technieken moeilijk na te bootsen. Gedecoreerde vloertegels kunnen zonder hoge kosten niet meer worden gemaakt. Reproductie van wand- en vloertegels uit de 20ste eeuw is hiermee een zeer lastige opgave geworden. Het is dan ook van groot belang zorgvuldig om te gaan met de waardevolle keramische erfenis van wand- en vloertegels uit deze periode.
Het uitgangspunt bij de restauratie van wand- en vloertegels moet dan ook zijn: maximaal behoud van het oorspronkelijke materiaal. Wat niet vervangen hoeft te worden blijft intact. Dit impliceert dat men tijdig en zorgvuldig dient af te wegen welke ingrepen noodzakelijk zijn.
Interieur
In het interieur is schade aan tegels meestal het gevolg van mechanische belastingen. Gebroken en beschadigde tegels hoeven meestal niet vervangen te worden, maar kunnen met de juiste technieken vergaand onzichtbaar gelijmd en hersteld worden.
Exterieur
In een buitenopstelling is schade aan tegelwerk vaak een indirect gevolg van milieu- en weersinvloeden op de constructie van het gebouw. Tegeltableaus, inmiddels doorgaans meer dan honderd jaar oud, zijn meestal op grote hoogte in de gevel aangebracht en daardoor lastig bereikbaar voor onderhoud en inspectie. Op afstand lijkt het tegelwerk vaak nog redelijk intact. De tegels zijn echter meestal op traditionele wijze vervaardigd, dat wil zeggen door de poreuze scherf, oftewel de samenstelling van de klei, minder goed bestand tegen snel wisselende weersomstandigheden. Wateropname in combinatie met vorst, en zouttransport zijn de belangrijkste oorzaken van verval. Gebreken in de constructie van een gebouw dragen hier in belangrijke mate aan bij. Bij tegelrestauraties is het noodzakelijk eerst de oorzaak van het verval weg te nemen.
Duurzaam en reversibel
Restauratiemethodieken en montagetechnieken dienen verder duurzaam en reversibel te zijn. Demontage, herstel en herplaatsen van tegels in gevels is specialistisch werk, en vraagt vooraf om een gedetailleerd specifiek plan van aanpak. Vanuit het oogpunt van monumentenzorg kan dit wenselijk of zelfs noodzakelijk zijn.
Tegels in situ
Architectuurwandelingen langs jugendstil en art deco geven een goed beeld van de wijze waarop tegels uit de 20ste eeuw zijn toegepast. Het internet levert veel informatie over deze wandelingen. Een blik naar boven in winkelstraten verrassende beelden op. In het bijzonder zijn in Amsterdam aan de Admiraal de Ruijterweg veel tegels in de ingangsportalen van woningen geplaatst. De verscheidenheid aan toepassingen is als het ware de monsterkamer van een tegelhandelaar in de open lucht.
Nuttige adressen: collecties
Tegels en tegeltoepassingen uit de 20ste eeuw zijn in Nederland te bezichtigen in:
- Nederlands Tegelmuseum, Eikenzoom 12, Otterlo: www.nederlandstegelmuseum.nl
- Museum Het Princessehof, Nederlands Keramiekmuseum, Grote Kerkstraat 11, Leeuwarden: www.princessehof.nl
- Rijksmuseum, Stadhouderskade 42, Amsterdam: www.rijksmuseum.nl
- Museum De Lakenhal, Oude Singel 32, Leiden: www.lakenhal.nl
- Museum Het Hannemahuis, Voorstraat 56, Harlingen: www.hannemahuis.nl
- Zuiderzeemuseum, Wierdijk 18, Enkhuizen: www.zuiderzeemuseum.nl
Vergunning en subsidie
Voor restauratie (werkzaamheden die het normale onderhoud te boven gaan en noodzakelijk zijn voor herstel) van beschermde monumenten is een omgevingsvergunning vereist. Voor normaal onderhoud (noodzakelijke reguliere werkzaamheden die gericht zijn op het behoud van monumentale waarde) is niet altijd een vergunning vereist. Voor gemeentelijke monumenten of provinciale monumenten kunt u contact opnemen met de gemeente. Voor werkzaamheden ten behoeve van de instandhouding van een rijksmonument kan de eigenaar in veel gevallen subsidie aanvragen.
Literatuur
- Baeck, M., Hamburg, U., Kamermans, J. e.a. (2004). Industriële tegels, industrial tiles, Boizenburg, Hasselt, Otterlo.
- Baeck, M., Verbrugge, B. (1996). De Belgische Art Nouveau en Art Deco wandtegels 1880-1940, Brussel.
- Helsenfeld, M., Nijenhuis, H.M. (2006). De Collectie Holland, Leeuwarden, Zwolle.
- Nijenhuis, H.M. (2008). Keramische vloertegels in de twintigste eeuw: methoden van aanpak en conservering in de praktijk. In Over de vloer: met voeten getreden erfgoed, Zwolle, Zeist.
- Pluis, J. (2008). Nederlandse tegels 1900-2000, Leiden.
Tekst: Henk Nijenhuis. Alle foto’s zijn gemaakt door Henk Nijenhuis. Alle afbeeldingen (catalogi en documentatie) zijn afkomstig uit de verzameling van Henk Nijenhuis
Zie ook
ArtikelenHoort bij deze thema'sSpecialist(en)
Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 15 okt 2024 om 20:02.