Isolatie van historische gevels
Introductie
Het isoleren van historische gevels vraagt om een zorgvuldige aanpak. Daarom is het belangrijk een passend isolatieontwerp op te stellen, waarbij je de plaatsing van de isolatie, het isolatiesysteem en het isolatiemateriaal bepaalt. Of er mogelijkheden zijn om te isoleren is afhankelijk van de cultuurhistorische waarde van het gebouw en de waarde die de gevels en gevelafwerkingen bevatten. Dit is de basis bij de keuze om de gevel wel of niet te isoleren.
In dit artikel komen de volgende plaatsingsmogelijkheden aan bod:
- Buitenzijde van de gevel.
- Binnenzijde van de gevel, de optie met spouw en zonder spouw.
- Spouwisolatie.
Buitenzijde van de gevel
Bij de meeste monumenten komt buitenisolatie niet in aanmerking vanwege de esthetische verstoring van het exterieur of gevelbeeld. Soms is de buitengevel gepleisterd. In dat geval is buitenisolatie met een pleisterwerk afwerking een optie (Afbeelding 1). De geveldikte neemt hierdoor toe, waardoor mogelijk aanpassingen nodig zijn van kozijn- en dakdetails. Bouwfysisch gezien is dit een goede oplossing.
Binnenzijde van de gevel
Binnenisolatie is alleen mogelijk bij gevels met voldoende dik metselwerk en/of een relatief geringe (slag)regenbelasting. In het algemeen is er geen probleem voor:
- Volle muren uit metselwerk met een dikte van twee steen of dikker.
- Volle muren uit 1½ steen metselwerk met een geringe regenbelasting.
- Volle muren uit betonblokken met gesloten structuur of gegoten beton.
- (On)geïsoleerde spouwmuren.
- Binnenmuren.
In het algemeen is binnenisolatie niet toepasbaar in gebouwen waar:
- De gevel uit niet-vorstbestendige materialen bestaat.
- De gevelafwerking dampdicht is, of uit dampdichte gevelstenen bestaat.
- De gevel aan een hoge vochtbelasting onderhevig is.
- Er sprake is van een zeer vochtig binnenklimaat.
Een goede beoordeling van de regenbelasting op de gevel is cruciaal om schade door vorst en vocht te voorkomen. Vochtproblemen, zoals optrekkend vocht, dienen eerst opgelost te worden.
Bij na-isolatie aan de binnenzijde veranderen tal van details. Let vooral op de dagkanten van vensters, aansluitingen van binnenwanden op vloeren en de overgang van de wand naar het dak. Deze vormen de zwakke plekken van het isolatiepakket. Zijn er originele wandafwerkingen, zoals wandschilderingen, textiele wandbespanningen, goudleerbehang of houten lambriseringen, dan zal binnenisolatie de cultuurhistorische waarden aantasten. Wandschilderingen zijn moeilijk te behouden vanwege de fysieke bevestiging van het isolatiepakket. Eventuele condensatie op de schildering is fnuikend voor het behoud. Aansluitingen op binnenwanden en vloeren zijn een punt van aandacht vanwege het ontstaan van koudebruggen. Het doorzetten of omzetten van de isolatielagen heeft hier de voorkeur. Voorzetwanden met spouw kunnen problemen geven wanneer de spouw met binnenlucht wordt geventileerd.
Ook opleggingen van houten balken in metselwerk, waarbij de houten balken een doorgang of onderbreking van de isolatielaag vormen, zijn kritisch. Het hout wordt bij koude opleggingen mogelijk blootgesteld aan een hoge relatieve luchtvochtigheid. Het houtvochtgehalte kan daardoor kritische grenzen bereiken (typisch > 20-22%) met alle gevolgen van dien. Bij balkopleggingen moet de dampremmende laag tot aan de balk aansluiten en goed luchtdicht worden aangebracht door deze bijvoorbeeld te verlijmen.
Binnenzijde met spouw
Niet alle wanden in historische gebouwen zijn even vlak. Om die reden wordt vaak gebruik gemaakt van een binnenzetwand of voorzetwand. De voorzetwand moet dan op spouw geplaatst worden, waarbij met buitenlucht geventileerd kan worden. Voor dat laatste moeten openingen in de buitengevel worden gemaakt. Bij historische gebouwen is dat problematisch en wordt ervoor gekozen de spouw niet te ventileren. Dat kan mits lucht vanuit de binnenruimte niet in de spouw kan dringen. Ventilatie met binnenlucht is uit den boze vanwege schimmelgroei.
Binnenzijde zonder spouw
Een spouw moet dus liefst worden voorkomen. Ook holtes zijn ongewenst. Dit omdat er lucht kan stromen in de spouw of holtes. Als lucht uit de binnenruimte de spouw indringt, koelt de lucht af en condenseert. Dat effect is groter naarmate het isolatiepakket dikker is, want dit wordt kouder dan in de ongeïsoleerde situatie. Een geïsoleerde binnenzetwand van metal stud is dan een goede oplossing, vooral wanneer de spouw nog met extra isolatie wordt dichtgezet (Afbeelding 3).
Capillair actieve isolatiematerialen
Ook capillair actieve isolatiematerialen zijn geschikt voor gevelisolatie. Deze materialen bezitten een iets hoger warmtegeleidingscoëfficiënt dan de traditionele isolatiematerialen. Hierdoor is de thermische prestatie wat lager. De vochttechnische eigenschappen zijn juist wat gunstiger. Ze zijn relatief dampopen en de wateropnamecapaciteit is groot. Doordat dergelijke materialen in capillaire verbinding staan met de ondergrond, zal vocht in de lijmlaag tussen de ondergrond en het isolatiemateriaal condenseren. Door de gunstige vochttechnische eigenschappen neemt het isolatiemateriaal dit vocht op. Het vocht verspreidt zich in het materiaal en zal op een gunstig moment (zomer) weer verdampen. Voorwaarde is wel dat het isolatiemateriaal volledig verlijmd tegen de ondergrond worden aangebracht. De lijm zorgt voor een hydraulisch contact dat vochttransport faciliteert. De ondergrond moet voldoende vlak zijn en mag geen hydrofobe afwerklaag hebben. Soms moet de ondergrond voorbewerkt worden. Zijn er bijzondere afwerklagen aanwezig, dan gaan deze verloren en is de methode niet geschikt.
Spouwisolatie
In sommige monumenten, veelal na 1900, komt een spouwmuur voor. Er is veel onderzoek gedaan naar isolatie van spouwmuren. Met name de drogende effecten van een spouwmuur werden vaak overschat. Isolatie van spouwen met een materiaal dat geen vochtbrug vormt en niet krimpt, is te overwegen. Controleer de spouw vooraf op onvolkomenheden, zoals vochtbruggen in de vorm van speciebaarden. Ook hier is een toets op vorstgevoeligheid noodzakelijk. Het isoleren van spouwen blijkt in de nieuwbouwpraktijk niet of nauwelijks meer tot schade te leiden. Bij spouwmuurconstructies in monumentale gebouwen is isolatie risicovoller vanwege de (on)diepte, (gebrek aan) homogeniteit enzovoorts. Pas na onderzoek van de spouw is spouwmuurisolatie te overwegen.
Oude spouwmuren zijn namelijk niet gebouwd om geïsoleerd te worden. De spouw is niet overal even breed en schoon opgeleverd. Bij een te ondiepe spouw kan het isolatiemateriaal zich niet goed verdelen. Isoleren kan aantrekkelijk zijn in verband met lagere stookkosten, maar bij een monument kan de ingreep verkeerd uitpakken. Er zijn diverse oorzaken die het beoogde doel teniet kunnen doen. Uit onderzoek blijkt echter dat er geen fundamenteel bezwaar is tegen het vullen van spouwen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden.
- De muren verkeren in goede staat. Door na te isoleren neemt de kans op vorstschade en scheurvorming toe. Isoleer muren met vorstschade of vochtdoorslag liever niet na. Door na-isolatie is het buitenblad onderhevig aan grotere temperatuurschommelingen en neemt het temperatuurverschil tussen het binnen- en het buitenblad toe. Dit vergroot de kans op scheurvorming.
- De buitenzijde is niet dampremmend afgewerkt. Buitenbladen van geglazuurde steen of verblendsteen kunnen schade oplopen door het na-isoleren van de spouw. Bij een verflaag aan de buitenzijde kan hetzelfde gebeuren.
- De spouwvulling wordt adequaat aangebracht. Van belang is dat het vulpatroon voldoende dicht is.
- Het vulmateriaal is niet capillair en vormt een dichtgepakte homogene laag zonder scheuren of holtes. Schuimvormige materialen mogen na verloop van tijd geen scheuren vertonen. Materialen in bulkvorm worden voldoende dichtgepakt in de spouw aangebracht. Extra eis is dat het isolatiemateriaal een lage λ-waarde behoudt wanneer het toch een geringe hoeveelheid water zou opnemen.
Wordt aan een van deze voorwaarden niet voldaan, dan is schade onvermijdelijk. Een inspectie vooraf door een deskundig bedrijf met ervaring in het vullen van historische spouwmuren is aan te raden.
Isolatie en ventilatie
Isoleren noopt tot ventileren. Door het isoleren van de gebouwschil wordt de ventilatie beperkt. Als vuistregel kan voor historische gebouwen een ventilatievoud van 0,8 tot 1,0 worden aangehouden. Dat is globaal twee keer de hoeveelheid ventilatie die voor moderne gebouwen wordt geadviseerd. Voor gebouwen (nieuwe en bestaande) houdt het Bouwbesluit een minimum ventilatie aan van 7 dm3/s, en voor badkamers 14 dm3/s. In het algemeen is het ventilatievoud van historische gebouwen groter. Enige reductie van de infiltratie is dus toegestaan en levert soms een aanzienlijke bijdrage aan de energiebesparing. Voor de instandhouding van het gebouw is het echter zaak de infiltratie niet al te veel te verminderen. Anders zijn aanvullende ventilatievoorzieningen noodzakelijk. En die hebben gevolgen voor het gebouw en de cultuurhistorische waarden daarvan.
Deze drie instructievideo's helpen bij het maken van een zorgvuldige afweging voor vensterisolatie, bij het kiezen van een ontwerp en bij de uitvoering daarvan:
Zie ook
ArtikelenHoort bij deze thema's BegrippenSpecialist(en)Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 20 aug 2024 om 09:09.