Epe - Norelbosweg 8 - Gemeentelijke begraafplaats Norelbos

< Rijksmonumenten

(532216) monumentenregisterMonumentnummer: 532216

Introductie

Begraafplaats en aula.

Door een eenvoudig open hek is een plein te zien. Aan het einde daarvan ligt de aula, een laag modern bakstenen gebouw van 1 etage met platte daken.
Afb. 1. Aula van de begraafplaats, september 2012. Foto door Nanette de Jong, Beeldbank RCE CC BY-SA 3.0
Een breed recht asfalt pad, met links en rechts grasvelden waarin her en der graven te zien zijn. Er staan ook hoge bomen. Aan het einde van het pad zien we een deel van de aula.
Afb. 2. Een pad op de begraafplaats, september 2012. Foto door Nanette de Jong, Beeldbank RCE CC BY-SA 3.0

Kenmerken

  • Datering: 1965 (begraafplaats), 1974 (aula)
  • Architect: Wim C.J. Boer, Kristianus Meijer
  • Bouwstijl: Functionalistische tuinarchitectuur
  • Rijksmonument sinds: 24 oktober 2014

Omschrijving

De gemeente Epe beschikte sinds 1828 over een gemeentelijke begraafplaats aan de Tongerenseweg. Deze was aangelegd nadat per 1 januari 1829 niet meer gebruik gemaakt mocht worden van de kerk en het kerkhof als begraafplaats. Na de Tweede Wereldoorlog liep het aantal nog uit te geven graven drastisch terug doordat de bevolking van Epe tussen 1900 en 1950 meer dan verdubbeld was. De verwachting was dat de groei zou aanhouden. Op 19 februari 1959 nam de gemeenteraad het besluit om een nieuwe begraafplaats aan te leggen aan de Norelbosweg, ten noorden van Epe. Voor het ontwerp werd tuinarchitect Wim C.J. Boer (1922-1999) aangetrokken. Hij was geen onbekende voor de gemeente Epe, want hij had al verschillende projecten gerealiseerd in de gemeente, waaronder de reconstructie voor het burgemeester Sweerts de Landaspark.

Wim Boer ontwierp meerdere begraafplaatsen en was ook betrokken bij de uitbreiding van de begraafplaats Kranenburg in Zwolle. De begraafplaats in Epe is zeer sober vormgegeven en is typerend voor Boers opvattingen uit de jaren 1950 en 1960 over rustig, harmonieus vormgegeven begraafplaatsen. Boer streefde naar een eenvoudig verloop van de begrafenis, waarbij de route van de kist gevolgd door de rouwstoet niet werd onderbroken. De situering in het bos schermde de begraafplaats af van de buitenwereld. Boer situeerde vaak de aula bij de hoofdingang van de begraafplaats, opdat deze functioneerde als een overgang tussen binnen en buiten, tussen leven en dood. Het creëren van kamers, vergelijkbaar met de moduleaanpak (stempels) in de woningbouw, was een nieuw fenomeen. De strakke, functionele hoofdopzet van het entreegebied en de kamers, aangevuld met losse, schilderachtige detaillering in de vorm van plantperken is kenmerkend voor zijn ontwerpen uit deze periode.

De begraafplaats is een zogenaamde bosbegraafplaats. Op het terrein was oorspronkelijk een gemengd loof- en naaldhoutbos aanwezig. Dit bos is behouden in de opzet van de begraafplaats. De onderbeplanting werd verwijderd. Nieuwe beplanting is aangebracht om de ruimtes te definiëren en om accenten of oriëntatiepunten te creëren. De begraafplaats kent een eenvoudig hekwerk bij de ingang en verder bestaat de erfafscheiding uit een eenvoudig hekwerk met gaas, maar van een afstand lijkt het alsof de begraafplaats naadloos over gaat in de omringende bossen.

Het entree- en middengebied kent een bestrating van vierkante grindtegels in een blokvormig patroon. Hierin zijn rechthoekige plantvakken opgenomen die zijn afgezet met grind stoepranden en beplant met groenblijvende heesters en coniferen. Midden op dit bestrate gedeelte staat de aula. Vanuit het bestrate gedeelte loopt een hoofdontsluiting naar de achterzijde van het terrein. Aan weerszijden zijn de grafvelden gesitueerd. De hoofdpaden zijn geasfalteerd.

De grafvelden zijn vormgegeven als twee rijen van vier rechthoekige groene kamers die uit het bos zijn gespaard. De kamers aan de linkerzijde zijn onderling verschoven, waardoor de aswerking van de hoofdontsluiting wordt getemperd. Onverharde, rechte paden verbinden de kamers onderling. Langs de paden zijn de graven in twee of drie rijen gelegd. Enkele grove dennen en loofbomen zijn als solitairen tussen de graven bewaard. De kamers zijn omzoomd door lage taxushagen. Binnen het ontwerp zijn ook tussen de kamers rijen met graven gesitueerd.

De afmetingen van de kamers en de tussenruimtes zijn gebaseerd op een stramien, waardoor een afgewogen en rustgevend karakter is bereikt. De losse situering van de solitaire bomen en perken met struiken doorbreekt dit strenge patroon.

Het achterste veld aan de rechterzijde is speciaal voor katholieken gereserveerd. Een groot houten kruis markeert dit.

Op 1 juni 1965 was opperwachtmeester J. Kammeyer (47) de eerste die begraven werd op de begraafplaats. De oudste grafstenen vertonen de grote mate van uniformiteit zoals Boer dat had gewenst. Al in de jaren tachtig werd dat concept losgelaten en is er een meer gemengde grafcultuur tot stand gekomen. Bij een onderzoek naar de cultuurhistorische waarden in 2016 kreeg de gemeente het advies om een aantal van de oudste grafstenen als voorbeeld onder gemeentelijke bescherming te stellen. Sommige graven van bekende personen bleken ondertussen geruimd, zoals dat van beeldend kunstenaar Frans Slot (1909-1974).

Aula

De aula heeft gevels van baksteen, een houten gevelafwerking, houten kozijnen en een plat dak. De vloer is van grindtegels, de wanden van schoon metselwerk, houten kozijnen en deuren, pilaren met hout omkleed, plafond van houten schrootjes. Voor deze aula had Boer in 1963 de architect ir. H.P. Ahrens uit Oosterbeek aangedragen. Het definitieve ontwerp is echter van de hand van gemeentearchitect Kristianus Meijer (1907-1991). Meijer werd bij het uitwerken van de tekeningen geassisteerd door Jan Gerard en Immanuel Kamphuis, beiden bouwkundig tekenaar bij de dienst Gemeentewerken van Epe. Boer en Meijer hadden contact over het ontwerp van de aula en de locatie. Boer wilde aan het eind van het grote plateau een blikvanger in de zichtlijn. Meijer oriënteerde zich voor het ontwerp door de begraafplaatsen in Ede, Wageningen, Meppel en Emmeloord te bezoeken. Vreemd genoeg is de zichtas door de bouw van de aula in 1973-1974 toch onderbroken. Meijer moet zich hier wel bewust van zijn geweest. Gezien vanaf de ingang staat het gebouw nu feitelijk te veel naar rechts. Boer heeft zelf nog geprotesteerd tegen de uitvoering maar kreeg geen gehoor. Meijer is in 1974 gestopt met zijn werk bij de gemeente Epe. Het bewaard gebleven schetsontwerp van de aula dateert van 25 mei 1971. De totstandkoming van aula en bergplaats werd gestimuleerd met een rijkssubsidie in verband met werkgelegenheid. De tekeningen van de bergplaats werden gemaakt door Jan Gerard.

Monumentale waarde

De begraafplaats is een voorbeeld van een gemeentelijke begraafplaats met aula en een ruime opzet, een type dat na de Tweede Wereldoorlog opkwam en niet altijd meer gescheiden was op basis van religie. Hier was dat wel het geval door de katholieken een eigen veld toe te wijzen.

De aanleg van de begraafplaats is een voorbeeld van de naoorlogse functionalistische tuinarchitectuur. Kenmerkend hiervoor is de rol van het reeds aanwezige landschap in het ontwerp. Zo zijn vele bomen van het oorspronkelijke gemengde bos behouden, waardoor de begraafplaats een bosachtig karakter heeft. Nieuwe beplanting werd gebruikt om de ruimte verder te definiëren en om accenten of oriëntatiepunten te creëren. Kenmerkend voor deze stroming is ook de geometrische vormentaal, zoals de rechte paden, rechthoekige kamers met de zerken in rechte rijen, vierkante plantvakken en rechte hagen.

Het ensemble van de graftekens is van kunsthistorisch belang en geeft een beeld van de veranderingen in de vormgeving van graftekens. Met name op de oudste vakken is nog iets van de bedoelde grafcultuur te vinden, maar elders is dat niet meer te vinden.

De begraafplaats is een voorbeeld van een naoorlogse begraafplaats binnen het oeuvre van de tuinarchitect/docent Wim C.J. Boer. Boer neemt een bijzondere plaats in tussen de naoorlogse landschapsarchitecten. Hij nam zowel de ontwerpopvattingen als de maatschappelijke visie van het Nieuwe Bouwen over. Tuinarchitectuur zag hij, als een van de eersten, los van de plantenkwekerij. Hij verwerkte maatschappelijke veranderingen (zoals het naoorlogse optimisme, de gemeenschapszin en het welvaartsdenken) sneller in zijn ontwerpopvattingen dan collega’s. Daardoor is hij van grote betekenis voor zijn vakgebied. De begraafplaats is hier een uitdrukking van, bijvoorbeeld in de functionalistische vormgeving.

De begraafplaats gaat door de vele bomen en een schijnbaar afwezige erfafscheiding op in het omringende bos en het bos is onderdeel van de begraafplaats. Deze integratie van de begraafplaats en het bos is onderdeel van het ontwerp. Bij het ontwerp van de begraafplaats is Boer dan ook uitgegaan van het reeds aanwezige landschap. Zo zijn vele bomen van het oorspronkelijke gemengde bos behouden. Hagen, paden en zerken bepalen de indeling van het terrein. De begraafplaats heeft hierdoor een sterk bosachtig karakter.


Deze pagina is tot stand gekomen in samenwerking met stichting Dodenakkers.

Bronnen en verwijzingen

Meer informatie
Meer over het monumentenregister en de pagina's in deze kennisbank is te vinden in Monumenten - Rijksmonumentenregister.
Meer over wat er is beschermd is te vinden in de leeswijzer.

Vragen, verbeteringen of opmerkingen?
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 4 apr 2024 om 03:02.