Randmeerkust Arkemheen

< Aardkundig erfgoed - inleiding


Overzicht aardkundig erfgoedKaart: Aardkundig Erfgoed

Samenvatting

Randmeerkust langs de voormalige Zuiderzee. De ondergrond bestaat hier uit een veenpakket van maximaal twee meter dik gevormd tussen pakweg 5000 jaar geleden tot aan de ontginning in de middeleeuwen. Dit veenpakket wordt dunner naar het oosten toe en ligt op dekzand uit de laatste ijstijd. Langs de randmeren ligt een kleipakket op het veen, dat vooral tijdens stromen is afgezet vanuit de Zuiderzee. Bij Nijkerk ligt het dikte en meest uitgestrekte pakket zuiderzeeklei op het veen, hier liggen ook enkele nog slingerende beken (Kromme beek, Riesbeek).

Aardkundig fenomeen (primair)

dekzandrug, getijvlakte, kreekrug, veenrest

Periode(s)

  • Pleistoceen - Weichselien
  • Holoceen

Gevormd door

getij, veenvorming, wind

Kenmerkendheid

  • Grote diversiteit aan ondergrond en bodems doordat het gebied op de overgang van het zandgebied (dekzand) naar veen, naar klei-op-veen ligt.
  • Kronkelende beken
fragment van de bodemkaart van polder Arkemheen en omgeving. Te zien is de ligging van klei, veen en zandgronden.
Afb. 1. Fragment van de bodemkaart 1:50.000 (BRO, 2022). Veengronden komen vooral in het westelijk deel van het gebied voor (paars- en blauwtinten), ten noorden van Nijkerk ligt een breed kleiig Zuiderzeedek (met poldervaaggronden in groentinten). Zandgronden met podzolen zijn weergegeven in roze, in bruin de enkeerdgronden.
meertje (kolk) in een dijk in de polder Arkemheen bij Bunschoten
Afb. 2. Kolk (dijkdoorbraakgat) in de dijk bij Nekkeveld, op de achtergrond het veenweide gebied van de Polder Arkemheen, Foto: Tom Jutte, (flickr.com, CC BY-NC-ND 2.0).

Ontstaansgeschiedenis

Polder Arkemheen vormt de overgang van de Gelderse Vallei naar het Zuiderzeegebied, het landschap is ontstaan vanaf de voorlaatste ijstijd.

Glaciaal bekken na de voorlaatste ijstijd

Polder Arkemheen ligt in de noordelijke uitloper van het glaciale bekken van de Gelderse Vallei. Dit bekken is ontstaan tijdens de voorlaatste ijstijd (het Laat-Saalien, ca. 150.000 jaar geleden) door de aanwezigheid van een ijstong, die de ondergrond opstuwde tot de stuwwallen van de westelijke Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug. Polder Arkemheen ligt ter hoogte van het diepste deel van het tongbekken, waarvan de basis hier ruim 100 m diep ligt.

Na het terugtrekken van de ijskappen is dit bekken weer opgevuld met o.a. smeltwaterafzettingen en hellingafzettingen. Tijdens het warmere Eemien (130.000-115.000 jaar geleden) steeg de zeespiegel en kwam het gebied onder invloed van zee te liggen. Hierdoor zijn grote delen van de Gelderse Vallei bedekt geraakt met mariene en kustnabije afzettingen (zand en klei). Deze worden afgedekt door een veenlaag. De bovenkant van deze afzettingen ligt ca. 10-15 meter onder het huidige maaiveld.

Dekzandruggen uit de laatste ijstijd

In het zuidelijk deel ligt zand aan het oppervlak, dat onder het veengebied doorloopt. Dit zand is als dekzand afgezet tijdens de laatste ijstijd (het Weichselien 115.000-11.700 jaar geleden).

Tijdens de laatste ijstijd (het Weichselien, 115.000-11.700 jaar geleden) bereikte het landijs Nederland niet, maar het klimaat was koud en de vegetatie was spaarzaam (afwisselend toendra en poolklimaat). Vanaf de hogere zandgronden van de Veluwe spoelde hellingmateriaal af. Dit gebeurde vooral tijdens smelt van de bovenste laag van de bodem in het voorjaar en in de zomer (solifluctie). Dit materiaal is als afspoelwaaiers in de Gelderse Vallei afgezet, tijdens drogere periodes verwaaide dit materiaal werd het afgezet als dekzand.

Het zichtbare reliëf van deze dekzandruggen stamt vooral van net na het koudste deel van de laatste deel van de laatste ijstijd. De ruggen zijn voornamelijk tijdens het laatste deel van het Laat Pleniglaciaal (vanaf 28.000 jaar geleden) en in het begin van het Laat-Glaciaal (rond 15.000 jaar geleden) gevormd. Door combinatie afspoeling en wind. Bij Diermen komen fraaie dekzandkopjes voor (Afb. 1).

Vernatting tijdens het Holoceen

Tijdens de zeespiegelstijging in het warmere Holoceen (11.700 jaar geleden tot nu) steeg in het binnenland eveneens de grondwaterstand, waardoor veengroei tot ontwikkeling kwam. Hierbij raakten de zandgronden overgroeid met veen, eerst op de lagere delen later ook hogerop. Rond 5000 jaar geleden was het grootste deel van Flevoland bedekt geraakt met veen, hierin lagen ook enkel grote meren, de Flevomeren. In die periode begon ook grootschalige veenvorming op te treden aan de rand van de Zuiderzee. In de polder Arkemheen vormde vooral (riet)zeggeveen, in de westhoek van het gebied raakte dit veenpakket nog bedekt met veenmosveen. Het meeste veen is inmiddels verdwenen door oxidatie na de ontginning van het gebied in de middeleeuwen, nu ligt op die plekken vaak (moerig)zand aan het oppervlak (Afb. 1).

Toename van de Zuiderzee

Het Flevomeer breidde zich door erosie door golfslag steeds verder uit tot het Almere, zo ontstond al voor de Romeinse tijd een verbinding met de Waddenzee. Uiteindelijk ontstond zo na de Middeleeuwen de Zuiderzee. Langs de rand werd tijdens storm klei op het veen afgezet. In Polder Arkemheen wordt die klei dunner naar het zuiden toe. Ook liggen er bij Nijkerk enkele goed bewaarde resten van kronkelende (getij?)kreken (Kromme Beek, Riesbeek en de 2e Kromme Beek). Richting Bunschoten is het kleidek dunner en reikt dit minder ver landinwaarts. Rond de 10e en 11e eeuw werden deze veengebieden in cultuur gebracht, de bodemdaling die dit teweeg heeft gebracht heeft de invloed van de Zuiderzee waarschijnlijk doen toenemen. Hierbij verdronk ook de nederzetting Ark, waar de polder naar vernoemd is. Mogelijk is een deel van het kleidek al van voor de ontginning. Langs het randmeer liggen nog enkele dijkdoorbraakgaten/wielen (bijv. Gat van Obbes, en bij Nekkeveld - Afb. 2), met daarachter kleiige overslaggronden op het veen. Het grootste overslagdek is te vinden bij Nekkeveld. Tot in de 20e eeuw kwamen hier nog overstromingen voor, daarom zijn er weinig bewoning en bomen in het gebied te vinden.

Huidige aardkundige processen

geen

Bodems en waterhuishouding

Langs het Nijkerker- en Nuldernauw liggen vooral drechtvaaagronden (klei op veen), landinwaarts overgang in poldervaaggronden en natte zandgronden (veldpodzolgronden, gooreerdgronden en moerige eerdgronden). In de omgeving van Diermen liggen enkele dekzandkopjes met enkeerdgronden (Afb. 1).

Relatie met archeologie en cultuurhistorie

  • Cultuurdek plaggenbodems bij Diermen
  • Ontginning veen- en zuiderzeekleideel heeft mogelijk bijgedragen aan toename invloed van de Zuiderzee.

Verder lezen

Overlap met eerder benoemd aardkundig erfgoed

  • GEA-objecten: Arkemheen, oude kreken
  • Van Beusekom 2007: GL 89 (onbenoemd)

Zie ook

Aardkundig erfgoed
ArtikelenHoort bij deze thema'sTrefwoorden
Zuiderzee, Arkemheen, Nijkerk
Specialist(en)
Vragen, verbeteringen of opmerkingen?
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 9 apr 2024 om 03:01.