Stuwwal Oostelijke Veluwe

< Aardkundig erfgoed - inleiding


Overzicht aardkundig erfgoedKaart: Aardkundig Erfgoed

Samenvatting

Grootste stuwwal van Nederland tot ca. 100 meter hoog, ontstaan door het ijs in de voorlaatste ijstijd, het Laat-Saalien (ongeveer 150.000 jaar geleden). In aan de randen van de stuwwal zijn smeltwaterdalen ontstaan tijdens de laatste ijstijd (Weichselien 115.000-11.700 jaar geleden).

Aardkundig fenomeen (primair)

stuwwal

Overige aardkundige fenomenen

bron, landduin, sneeuwsmeltwaterdal, stuifzandduin

Periode(s)

  • Pleistoceen
  • Pleistoceen - Laat-Saalien
  • Pleistoceen - Weichselien
  • Holoceen

Gevormd door

landijs, mens, permafrost, smeltwater, wind

Kenmerkendheid

  • Grootste en hoogste stuwwal van Nederland (boven 100 m)
  • Uniek voorbeeld van een stuwwalboog, gevormd langs een diep glaciaal bekken
  • De stuwwal bevat veel goed zichtbare sneeuwsmeltwaterdalen
  • De oostflank kent veel sprengen, die grotendeels samenhangen met de sneeuwsmeltwaterdalen
Geomorfologische kaart met schaduwreliëf van het AHN-hoogtebeeld
Afb. 1. Fragment van de geomorfologische kaart met schaduwreliëf van het AHN-hoogtebeeld. Bovenop de stuwwal zijn de langgerekte noord-zuidgeoriënteerde ruggen te zien, ontstaan door verschil in erosiegevoeligheid van de bruine en witte zanden. Aan de flanken liggen enkele sneeuwsmeltwaterdalen (donker groen), in geel dekzand- en stuifzandduinen die vanuit het westen over de stuwwal heen zijn geblazen.
Door het ijs scheefgestelde lagen van Midden Pleistocene rivierafzettingen in de gemeentegroeve bij Hattem.
Afb. 2. Door het ijs scheefgestelde lagen van Vroeg en Midden Pleistocene rivierafzettingen in de gemeentegroeve bij Hattem. Bron: Floor (1986).
Foto van een grote zandverstuiving met verspreid staande bomen
Afb. 3. Grote zandverstuiving met verspreid staande bomen op de Veluwe. Foto: mijngelderland.nl

Ontstaansgeschiedenis

Opstuwing in de voorlaatste ijstijd

De stuwwal van de oostelijke Veluwe is gevormd door de aanwezigheid van een ijslob in het IJsseldal tijdens de voorlaatste ijstijd, het Laat-Saalien (150.000 jaar geleden). Hierbij werden aanwezige (vooral grofzandige) rivierafzettingen onder druk van het landijs opgestuwd.

De stuwwal bestaat overwegend uit grofzandige en grindrijke afzettingen van Rijn en Maas aangeduid met ‘bruine zanden’. Daarnaast komen met name in het noordelijke deel van de stuwwal veel ‘witte zanden’ voor, rivierafzettingen van oostelijke rivieren (Weser, Elbe en Oder). Door de stuwing zijn de bodemlagen scheefgesteld, geplooid en herhaaldelijk over elkaar heen geschoven (afb. 2). Dit komt tot uiting in het reliëf op de Veluwe: waar de bruine zanden aan het oppervlak liggen zijn langwerpige parallelle ruggen te zien (afb. 1). Ook bodemsamenstelling en gebruiksmogelijkheden hangen hiermee samen. Op de stuwwal liggen ook enkele kleine geïsoleerde smeltwaterheuvels (kames): (Klein Wildrust, Languedoc, Vuursteenberg). Dit zijn markante restanten van afzettingen in een smeltwatermeer, ontstaan doordat smeltwater tijdens de ijsbedekking niet altijd goed kon weglopen.

Dalen en duinen uit de laatste ijstijd

In de laatste ijstijd (het Weichselien, 115.0000-11.700 jaar geleden), bereikte het landijs Nederland niet, maar was het wel zeer koud. De vegetatie was spaarzaam (afwisselend toendra en poolklimaat). Tijdens smelt in het voorjaar en zomer gleed de bodem op hellingen langzaam af (solifluctie) en omdat smeltwater slecht afgevoerd kon worden door de ondoorlatende permafrost in de ondergrond, concentreerde de afvoer zich in geulen. Hierbij erodeerde de stuwwal en vormden sneeuwsmeltwaterdalen, met name aan de oostzijde van de Veluwe zijn deze goed ontwikkeld, bijvoorbeeld bij Hoevel Delle en Eerbeek. De monden uit in het IJsseldal, waar vaak een spoelzandwaaier vormde. Met het verdwijnen van de permafrost vanaf het Holoceen (vanaf 11.700 jaar geleden) kon het water infiltreren en verloren de meeste dalen hun afvoerende functie (het werden droogdalen), ook stopte vanaf toen de vorming van de spoelzandwaaiers.

Op de stuwwal komen landduincomplexen voor. De grotere paraboolduinen vormden zich in de laatste ijstijd (bijv. Render- en Kamperklippen), de duinvelden met gilleriger reliëf zijn Holocene stuifzanden (bijvoorbeeld rondom de Schalterberg), veelal ontstaan door toedoen van de mens (afb. 3).

Huidige aardkundige processen

De aardkundige processen vonden met name in de voorlaatste en laatste ijstijd plaats. In droge dalen kan bij hevige neerslag tegenwoordig nog lokaal erosie optreden. Stuifzandvorming in open gebieden.

Bodems en waterhuishouding

In de gestuwde ‘bruine’ rivierzanden zijn moderpodzolgronden (bruine bosgronden), in de ‘witte’ zanden humuspodzolgronden. In de dekzandduinen zijn fijnzandige humuspodzolgronden tot ontwikkeling gekomen. De jonge stuifzanden behoren, door hun nog geringe bodemontwikkeling tot de duinvaaggronden. Rond dorpen komen enkele oude bouwlandgronden voor: enkeerdgronden. Hydrologisch gezien is de Oostelijke Veluwe een infiltratiegebied. Waar kleilagen ondiep zitten, kunnen lokaal hogere grondwaterstanden optreden. Door het grote volume aan grof zand is de Veluwe een belangrijk waterreservoir, dat zorgt voor kweldruk in de wijde omgeving.

Relatie met archeologie en cultuurhistorie

  • Het reliëf is belangrijk geweest voor de ligging van grafheuvels (Laat-Neolithicum, Bronstijd), die vaak op markante plekken in het landschap werden opgeworpen. Ten zuiden van Epe komen de bruine Rijnzanden vaker voor aan het oppervlak. Deze waren in de prehistorie vruchtbaar, hier werden akkercomplexen aangelegd (Celtic fields, raatakkers), bijvoorbeeld die bij Vaassen.
  • De schrale gronden waren geschikt voor heide (plaggensysteem). Lokaal vormde stuifzanden door te intensief landgebruik. In de nieuwe tijd werden steeds meer bossen buitenplaatsen (t’ Loo), en jachtgebieden aangelegd en werd recreatie steeds belangrijker.
  • Het grote verhang in reliëf en grondwaterstand, maakte de oostelijke flank van deze stuwwal geschikt voor de aanleg van sprengen, watermolens voor de papierindustrie vanaf de 16e eeuw. Hun positie in het landschap hangt vaak samen met de aanwezigheid van smeltwaterdalen. Bij de sprengenkoppen zijn soms vijvers aangelegd, waar een laag diatomeeën in is gevormd, zoals bij de Koppelsprengen ten ZW van Apeldoorn.
  • Leemkuilen (nat en bron voor leem), ijzerputjes (klapperstenen), grindputten liggen vaak in langgerekte structuren en in rijen, deze volgen geologische structuur van de stuwwal.

Verder lezen

  • Ancker, H. van den & Jungerius, P. (2007) Erfgoedwaarden van de Veluwe: Aardkunde, cultuurhistorie en ecologie, Uitgeverij Op lemen voeten, Amsterdam.
  • Bakker, M.A.J. (2006) The internal structure of pleistocene push moraines - a multidisciplinary approach with emphasis on ground-penetrating radar. Dissertatie University of London / TNO-GDN.
  • Floor, P. (1986). Een geologische fietsexcursie door het Kwartair bij Hattem (Gld.). Gea, 19(4), 97-104.
  • Gonggrijp, G. P. (1988). Gea-objecten van Gelderland. Leersum, Rijksinstituut voor natuurbeheer, RIN-rapport, 88, 64.
  • Hammen, T. van der, & Maarleveld, G. (1952). Genesis and dating of the periglacial deposits at the eastern fringe of the Veluwe. Geol. Mijnb, 14.
  • Maarleveld, G.C. (1981) The sequence of ice-pushing in the Central Netherlands, Mededelingen Rijks Geologische Dienst 34, p 2-4
  • Maarleveld, G. C. (1953) Standen van het landijs in Nederland, Boor en Spade 6: 95-105.
  • Neefjes, J. (2018) Landschapsbiografie van de Veluwe Landschapsbiografie van de Veluwe, Historisch-landschappelijke karakteristieken en hun ontstaan, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed / Staatsbosbeheer.
  • Zandstra, J.G. (1971) Geologisch onderzoek in de stuwwal van de oostelijke Veluwe bij Hattem en Wapenveld. Mededelingen Rijks Geologische Dienst Nieuwe Serie 22, p 215-259

Overlap met eerder benoemd aardkundig erfgoed

  • GEA-objecten: 33W1 Oostelijke Veluwe, 33W1a Vuursteenberg, 33W1b Leemkuil, 33W1c Groeve Hattem, 33W1d Render -en Kamerklippen, 33W1e Klein Wildrust, 33W1f Gortelsche Berg, 33W1g Languedoc, 33W1h Wiesel, 33W1i Koppelsprengen, 33W1j Schalterberg, 33W1lk Hoeve Delle, 33W1l Eerbeekse Beek, 33W1m Heideroos
  • Van Beusekom 2007: GL 26, Stuwwal van de Oostelijke Veluwe
Vragen, verbeteringen of opmerkingen?
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 9 apr 2024 om 03:01.