Bronnen en brondalen (beheermodel)

Introductie

Overzicht aardkundig erfgoed

Grondwaterbronnen ontstaan waar grondwater uit de bodem treedt. Dit gebeurt op plekken met een hoge kweldruk, vaak ook in combinatie met het voorkomen van een ondoorlatende laag waar het water op stagneert. Bijvoorbeeld in de stuwwallen van Twente of in de wanden van beekdalen in Zuid-Limburg. Bronnen vormen vaak het begin van een beekloop, die soms ook volledig kunstmatig aangelegd zijn zoals de sprengen op de Veluwe. Veel natuurlijke en aangelegde bronnen zijn in gebruik geweest voor het aandrijven van molens, bijvoorbeeld voor de papierindustrie. Zowel natuurlijke als aangelegde bronnen vormen ecologisch waardevolle plaatsen in het landschap.

Bronnen en brondalen in het kort

Kenmerkendheid

  • Bij een bron treedt het water meestal op één punt uit, er kan ook een plas of drassige plek in het landschap aanwezig zijn.
  • Dankzij de vaak bijzondere mineraalsamenstelling van het water leveren bronnen veelal unieke habitattypes op (bijv. bronbossen, kalktufbronnen).

Materiaal

Bronnen vormen vaak aan de flanken van reliëfrijke gebieden, vaak in combinatie met het voorkomen van een water ondoorlatende laag. De chemische samenstelling van bronwater hangt nauw samen met de geologische ondergrond en de verblijftijd van het water in de ondergrond en is van nature van goede kwaliteit en rijk aan mineralen. Uittredend bronwater wordt gekenmerkt door een vrij constant debiet en een temperatuur die meestal tussen de 7 en 12ºC ligt.

Huidige aardkundige processen

Waar reliëfrijke gebieden niet (al te sterk) verdroogd zijn kan nog steeds bronwater uittreden. Bronnen worden onder de huidige omstandigheden niet meer gevormd. In de hellingen van Zuid-Limburg komen soms kalktufbronnen voor, hier slaat kalk neer bij het uittreden van het grondwater.

Bron omgeven door veel groene planten, struiken en bomen.
Afb. 1. Putbergbron, een kalktufbron in Zuid-Limburg. Foto: Romaine, CC0 1.0, via Wikimedia Commons
Watergang die groen is van het kroos. Er gaat een brug overheen waar auto's op rijden. Aan weerszijden van het water staan bomen.
Afb. 2. Voormalige duinrel Haagse Beek in Den Haag. Foto: S.J. de Waard, CC BY 2.5, via Wikimedia Commons

Achtergrond

Ontstaan en voorkomen

Een bron is een plaats waar (periodiek) een geconcentreerde natuurlijke uitvloeiing van water optreedt. Dit is het geval indien het grondwater stagneert op een relatief ondoorlatende laag. Het water zoekt dan zijdelings een weg naar buiten. Bronnen vormen vaak het begin van een beek en kunnen worden aangetroffen in de reliëfrijke delen van Limburg (terras- en dekzandbronnen), de stuwwalgebieden (stuwwalbronnen) van het Rijk van Nijmegen, Montferland, de Veluwe en Overijssel (Twente) en sporadisch langs de binnenduinrand.

Bronnen kunnen behalve op natuurlijke wijze ook als gevolg van menselijk ingrijpen zijn ontstaan. Voorbeelden de sprengen aan de zuid en oostkant van de Veluwe waar waterlopen door bestaande droogdalen en in hellingen aangelegd zijn. Het water dat hierdoor aangetapt werd, werd gebruik om molens aan te drijven voor de papierindustrie. Ook in het Hollandse duingebied zijn kunstmatig bronnen aangelegd, deze worden duinrellen genoemd.

Bodems en waterhuishouding

De chemische samenstelling van bronwater hangt nauw samen met de geologische ondergrond en de verblijftijd van het water in de ondergrond. Bronwater is van nature van goede kwaliteit en rijk aan mineralen. In het algemeen geldt dat hoe langer de verblijftijd van het water in de ondergrond, hoe meer mineralen worden opgenomen. De verblijftijd van het water hangt op zijn beurt samen met de ligging van een bron; hoe hoger een bron, hoe korter de verblijftijd van het water.

Relaties met landschappelijke waarden

Cultuurhistorie en archeologie

Natuurlijke bronnen in beekdalen zijn en waren drassig/vochtig. Daardoor waren ze landbouwkundig minder bruikbaar en vaak in gebruik als gras-/hooiland. Brongebieden werden in het verleden soms ingedijkt. De kweldruk zorgde er dan voor dat het ingedijkte gebied vol liep met water. Dergelijke ‘bronvijvers’ werden bijvoorbeeld gebruikt om vlas te roten. Ten behoeve van de papierindustrie werden op de Veluwe sprengen gegraven (“sprengbeken”). Nabij de sprengen kan men nu vaak nog (restanten van) papiermolens aantreffen.

Ecologie en biodiversiteit

Bronnen vormen hebben vaak een hoge ecologische waarde. Afhankelijk van de samenstelling van het bronwater (kalkgehalte), de lichtinval en de daarmee samenhangende schommelingen in temperatuur komen diverse habitattypen voor. Zo komen bronbossen voor, bestaande uit vochtminnende soorten. Ook kan men waardevolle weidevegetaties aantreffen of bijzondere typen veen.

Beheer

Aantastingen en bedreigingen

Bronnen zijn vrij kwetsbaar en hebben snel last van verdroging of vervuiling. De verdroging is het gevolg van te sterke ontwatering of grondwaterwinning in het achterliggende voedingsgebied. Daarnaast vormt onderbreking van de grondwaterstroom door wegenaanleg in de diepte en ontgrondingen een bedreiging. Eventuele veenontwikkeling kan hierdoor ten einde zijn gekomen. Ook kan verzuring en eutrofiëring optreden voor vervuiling van het grondwater dat de bron voedt. Soms zijn ook de bronnen zelf aangetast doordat ze bijvoorbeeld zijn volgestort met puin of afval. Betreding door mens en dier kan tot aantasting (van waardevolle bronvegetaties) leiden.

Beheeropties

Herstel en instandhouding ervan richt zich vooral op het grondwatersysteem dat ten grondslag ligt aan de bron. Bij het beheer van bronnen kunnen verschillende strategieën worden toegepast:

Behoud

De werkzaamheden kunnen bestaan uit:

  • Niets doen indien het een onaangetaste bron betreft;
  • Het tegengaan van afvalstort;
  • Het beschermen van het brongebied tegen betreding door middel van het plaatsen van rasters;
  • Het voorkomen van beschadiging van ondoorlatende bodemlagen (zoals bijvoorbeeld de 'kleischotten' op de Veluwe);

Herstel

De beheerwerkzaamheden kunnen bestaan uit:

  • Het opheffen van wateronttrekkende en drainerende activiteiten in het voedingsgebied. Goed functionerende bronnen zijn echter niet alleen afhankelijk van een goed functionerend voedingsgebied maar tevens van de snelheid waarmee het water uit de bronnen verdwijnt. Daarom kan het soms noodzakelijk zijn (tevens) benedenstrooms beeklopen te herstellen zodat de afvoer van water minder snel plaatsvindt.
  • Het opheffen van directe instroom / lozingen, oppervlakkige afstroom en ondiepe toevoer van milieubelastende stoffen;
  • Het beperken van meststoffengift en het gebruik van bestrijdingsmiddelen in het inzijggebied.
  • Vanuit aardkundig oogpunt wordt het ontraden het maaiveld van de bron te verlagen ten behoeve van vernatting. Dit leidt namelijk tot aantasting van het bodemarchief en doet een onnatuurlijk reliëf ontstaan;
  • Het verwijderen van puin. Verwijder dit puin handmatig of met behulp van een kleine machine die niet te veel druk uitoefent op de onderliggende bodem;
  • Het bevorderen van bosgroei rondom het brongebied indien men levensgemeenschappen van beschaduwde bronnen tot ontwikkeling wil laten komen;
  • Verschraling van het eventueel aanwezige grasland door middel van maaibeheer, zodat (opnieuw) waardevolle (lichtminnende) weidevegetaties kunnen ontstaan. Bij het maaibeheer dient gebruik te worden gemaakt van kleine machines die het bodemprofiel en eventueel kwetsbare plantensoorten intact laten. Het maaisel kan worden afgevoerd met behulp van een zogenaamd vliegend tapijt, waarbij het opliggend gewicht maximaal wordt verdeeld en dus de bodem en vegetatie minimaal wordt belast;

Voorbeeld van reeds uitgevoerd beheer

  • In het natuurreservaat Springendal (Noordoost Twente) is bronherstel mogelijk gebleken. Als gevolg van drainage en egalisatie waren de bronnen verdwenen. Het gebied was in gebruik als akkerland. Uit onderzoek bleek dat een groot deel van het akkerland tot het voedingsgebied van de bronnen behoorde. Met die kennis heeft men de drainagebuizen verwijderd, de sloten gedempt en de geëgaliseerde bovengrond weer ontgraven tot de oorspronkelijke maaiveldhoogte. Zowel de hydro-morfologische als ecologische ontwikkelingen zijn veelbelovend. Zo ontstaan er zeldzame plantengemeenschappen en kunnen in de vlakkere delen periodiek vlechtende waterloopjes worden waargenomen. De plaatsen van de bronnen zelf zijn het hele jaar door nat.
  • Het Landschap Overijssel heeft in het kader van beek- en beekdalherstel enkele bronnen langs de Mosbeek opgeknapt. Zo is het oude reliëf in ere hersteld, door eerder opgebracht materiaal te verwijderen. Tevens heeft men een nabijgelegen akkerland afgeplagd. Als gevolg van deze maatregelen kwam snel een waardevol bronbos tot ontwikkeling, wordt hoogveen gevormd en zijn enkele rode lijstsoorten teruggekeerd. De combinatie bronbos – schraalland bood samen met de aanwezigheid van oude zaadvoorraden goede potenties voor de terugkeer van zeldzame soorten.

Knelpunten in de praktijk

Bij het verwijderen van puin uit brongebieden kan men soms materialen of verontreinigingen aantreffen waarvan het verwijderen duur is. Tevens is het vinden van een geschikte plek voor het uitgegraven materiaal moeilijk door bestaande milieu wet- en regelgeving.

Verder lezen

  • Verdonschot, P.F.M. (2000), Natuurlijke levensgemeenschappen van de Nederlandse binnenwateren. Deel 1, Bronnen. Achtergronddocument bij het ‘Handboek Natuurdoeltypen in Nederland’. EC-LNV, Wageningen.

Gebiedsbeschrijvingen

De volgende gebiedsbeschrijvingen horen bij dit landschapselement:

Zie ook

ArtikelenHoort bij deze thema's Trefwoorden

bron, spreng, duinrel

Specialist(en)

Vragen, verbeteringen of opmerkingen?
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 23 nov 2023 om 04:01.