Erfgoed en ruimte - landbouw en natuur
Introductie
Het platteland staat vandaag de dag vaak negatief in de belangstelling rondom thema’s als de stikstofcrisis, boerenprotesten, het verlies aan natuurkwaliteit, demografische krimp en verdozing van het landschap. Het zijn opgaven die dringend om een antwoord vragen. Maar ook om nuancering. Zo bestaat het romantische beeld van het platteland - vooral bezien vanuit de bril van de stadsbewoner- al lang niet meer. Het platteland in Nederland is op heel veel plekken een semi-industrieel landschap. Dus terug naar vroeger is geen optie. Temeer niet, omdat veranderingen op het platteland al eeuwenlang plaats vinden. Dus wanneer is vroeger? Tegelijkertijd geldt dat veel veranderingen geruisloos geabsorbeerd lijken te zijn en lang niet altijd tot een verslechtering van de leefomgeving hebben geleid. Telkens opnieuw is een balans gezocht tussen wonen en werken in landschap waar inwoners trots op zijn. Het spanningsveld tussen behoud en vernieuwing is op het platteland altijd al the name of the game. Juist doordat vrijwel iedereen die er woont en werkt de eigen leefomgeving waardeert en koestert, bevat het platteland ook nog steeds eigen kwaliteiten. Daarbij geldt dat er op veel plekken sprake is van ondernemerschap, innovatie, burgerkracht en een sterke mate van gemeenschapszin. En dat leidt telkens weer tot bijzondere oplossingen. Het rurale erfgoed en de kwaliteit van het cultuurlandschap speelt hierbij vaak een prominente rol. De centrale vraag is dan ook hoe de bestaande kwaliteiten en ervaringen uit het verleden kunnen bijdragen aan de oplossing van de vragen van nu.
De voortdurende renaissance van het platteland
Ingrijpende veranderingen
De afgelopen decennia heeft het platteland zich voor grote opgaven gesteld gezien. Het afnemen van het aantal in bedrijf zijnde boerderijen als gevolg van schaalvergroting en een tekort aan bedrijfsopvolging. De uitbraak van diverse ziekten: vogelgriep, Q-koorts en varkenspest. Demografische krimp. Verlies van voorzieningen zoals het sluiten van winkels en scholen. Kerken die in onbruik raken en noodgedwongen moeten sluiten. Veranderingen met ook visueel grote gevolgen. Kleine oudere boerderijen zijn afgebroken, verbouwd of vervangen. Er staan nu XXL agrarische bedrijven die grotendeels geautomatiseerd vlees, melk of eieren leveren waarvan vaak meer dan 65% bestemd is voor de export. Nederland is de tweede landbouwexporteur ter wereld. Maar dat was alleen mogelijk door schaalvergroting. De gemaximeerde opbrengsten van boerenbedrijven zorgden ook voor megastallen in het landschap. Stukken grond zijn vergroot en rechtgetrokken, sloten gedempt. Plattelandswegen zijn verbreed en voetpaden verdwenen. Grasvelden zijn ingezaaid met eiwitrijk Engels raaigras: productief, maar saai om te zien omdat de biodiversiteit ver te zoeken is. En de natuur is er volgens allerlei onderzoeken bepaald niet beter op geworden.
De kracht van het platteland
Wie de veranderingen zo achter elkaar leest kan de schrik om het hart slaan. Tegelijkertijd geldt dat wie vandaag de dag het Nederlandse platteland doorkruist een levend landschap zal zien. Alsof het nooit anders geweest is. In de meeste dorpen lijkt het op het eerste gezicht gewoon goed te gaan. Pas wie oude foto’s legt naast het huidige beeld ziet de verschillen. En natuurlijk, dan blijkt dat er het nodige verloren is gegaan. Maar de kracht van het platteland is dat er veel initiatiefkracht, gemeenschapszin en liefde voor het landschap zit. In veel dorpen wonen betrokken, enthousiaste en ondernemende bewoners die trots zijn op hun dorp en er zelf verantwoordelijkheid voor nemen. Dat zorgt er bijvoorbeeld voor dat er energie- en zorgcoöperaties zijn opgericht. Er ontstaan zonneboeren die inkomsten genereren uit energieopwekking. Andere boeren verbreden hun inkomsten omdat ze naast hun boerenbedrijf ook het landschap onderhouden, een camping aan huis hebben of zorgtaken leveren. Sommigen richten zich op precisielandbouw als nieuwe strategie. Er zijn boeren die door middel van allerlei vormen van abonnementen of certificaten rechtstreeks leveren aan hun afnemers, zoals de Herenboeren of andere vormen van community supported agriculture. Ook worden er innovatieve landschapsfondsen ingesteld om de kwaliteit van het landschap veilig te stellen. En er ontstaan nieuwe verdienmodellen rondom recreatie, toerisme of lokaal voedsel. Leegkomende gebouwen worden aangekocht en herbestemd. Oude kerkenpaden worden herontdekt. In historische boerderijen wonen steeds vaker stedelingen die van huis uit werken. In schuren zitten kleine creatieve bedrijfjes. Er ontstaan protesten tegen de groei van het aantal megastallen en de verdozing van het landschap. Dat leidt tot een zoektocht naar een dorpse manier van ontwikkelen en streekeigen nieuwbouw. Er ontstaan initiatieven om afzonderlijke voorzieningen te bundelen die anders te klein zijn om zelfstandig te exploiteren: bibliotheek, buurtsuper, ontmoetingsplek en afhaalpunt voor internetbestellingen samen onder één dak. En lokale ondernemers en boerenbedrijven presenteren hun producten over en weer in boerderijwinkels. Telkens weer lijkt het platteland op te staan en zichzelf opnieuw uit te vinden. Het platteland is beschreven als een proces in wording dat continu aan verandering onderhevig is. Wie zich realiseert dat er in 1950 nog 400.000 landbouwbedrijven waren waarvan momenteel nog 50.000 over zijn, begrijpt dat adaptatie altijd al een kernbegrip op het platteland is geweest.
Toekomstige opgaven
Ook nu weer staat het platteland voor ingrijpende opgaven. Er moet een regeneratieve landbouw ontstaan met duurzame verdienmodellen voor de boeren. Er moet aandacht zijn voor klimaatverandering, verduurzaming, natuurbehoud, oplossingen voor de stikstofopgave, de woonopgave en meer. De vraag is dan ook hoe het platteland zich opnieuw gaat heruitvinden. En of de succesvolle voorbeelden van innovatie en adaptatie uit het verleden hier de weg kunnen wijzen.
Het is daarbij op de eerste plaats van belang om het platteland niet te zien als de contramal van de stad. Of als buitengebied dat voor de stad kan dienen om functies te dumpen die men liever niet binnen de eigen bebouwde kom ziet. Denk bijvoorbeeld aan bedrijventerreinen of distributiecentra. Integendeel, het belang en de kwaliteit van het platteland verdient een op zichzelf staande waardering. Daarbij geldt op de tweede plaats dat stad en platteland elkaar hard nodig hebben: economisch, sociaal en ecologisch. Maar ook cultureel blijkt de zogenoemde kloof tussen stad en platteland veel minder groot te zijn dan vaak wordt gedacht. Onderzoek wijst uit dat de bakker in een dorp meer gemeen heeft met een bakker in de stad dan met de notaris in zijn eigen dorp. Corona heeft er bovendien aan bijgedragen dat er een nieuwe belangstelling is ontstaan voor de kwaliteit van het platteland: een aantal voormalige krimpgebieden zoals de Achterhoek of west Groningen zijn opnieuw in trek als woongebied. Ze trekken ook pioniers die in een dorp nieuwe bedrijvigheid brengen. Stad en dorp versmelten zo meer en meer. En door de klimaatcrisis begrijpt inmiddels iedereen dat als we de problemen op het platteland niet oplossen, we de problemen van de wereld niet kunnen oplossen. Om de adaptieve kracht van het platteland en de rol van erfgoed daarbij scherper in beeld te brengen, focussen we op verschillende schaalniveaus: van boerderij en erf, tot dorp, natuur en landschap, en tenslotte de regio. Want het platteland is uiteraard meer dan alleen het boerenbedrijf in engere zin; het platteland omvat ook landschap, dorpen, steden en kent regionale verschillen.
Boerderij en erf
Het platteland bevat allerlei gebouwd agrarisch erfgoed zoals de boerderijen zelf, de stallen, schuren en hooibergen. Maar ook het totaal van het erf is van belang. Wie terug in de tijd kijkt kan constateren dat elke regio wel z’n eigen boerderijtype kende. De in de regio beschikbare grondstoffen en materialen, het landschap en klimaat, de traditie en agrarische werkwijze zijn zaken die van grote invloed waren op de uiteindelijke vormgeving van de boerderijen. Bekend zijn bijvoorbeeld de stolpboerderijen in Noord-Holland en de kop-hals-romp boerderijen in Friesland. Drenthe kent van oudsher veel kleine keuterboerderijen, terwijl de Groninger Oldambtsterboerderijen juist heel groot zijn. In Zuid-Limburg werden boerderijen regelmatig uitgebouwd van een L- of U-vorm tot vierzijdig gesloten complexen.
Vanaf de 19e eeuw werd er geëxperimenteerd met andere, grootschaligere vormen van landbouw. Maar tot aan de wederopbouw was er nog sprake van ontwerpen die aansloten bij het regionale type boerderij. Systeembouw zorgde er echter voor dat niet langer streekgebonden gebouwd hoefde te worden. Vanaf de jaren zestig werden de stallen dan ook fors groter en werd er met universele materialen gebouwd. Die ontwikkeling leidde ertoe dat er veel oudere boerderijen gesloopt zijn en er nieuwe meer uniform en inwisselbare boerderijen gebouwd zijn. Boerderijen die vooral vanuit functioneel gebruik ontwikkeld werden. Als reactie hierop ontstonden er tegenbewegingen. Sommigen zetten in op het behoud van historische boerderijen. Anderen richten zich op de ontwikkeling van nieuwe boerderijen waarbij een hedendaagse vertaling gegeven werd aan specifieke regionale kwaliteiten.
Onderzoek van Alterra uit 2014 laat zien dat het aantal land- en tuinbouwbedrijven sinds de eeuwwisseling met meer dan 30% is afgenomen. De hoeveelheid grond in Nederland met een agrarische bestemming blijft echter gelijk. Want terwijl er steeds meer kleinere boeren stoppen vergroten andere boeren juist hun bedrijf. Het aantal bedrijven met meer dan 50 hectare is sinds 2000 verdubbeld. En het aantal megastallen is tussen 2005 en 2013 bijna verdriedubbeld: van 301 naar 803 stuks. Onderzoek van het CBS uit 2023 wijst uit dat er inmiddels 1.065 megastallen zijn. De trend van schaalvergroting is feitelijk al zichtbaar sinds de optimalisering van de landbouw in de jaren '50 van de vorige eeuw. Het CBS berekende dat in de periode 1950-2014 het aantal land -en tuinbouwbedrijven met gemiddeld 3 bedrijven per dag afnam. Terugkerende zorgen zijn er dan ook telkens weer over de leegstand van het agrarisch vastgoed. Het Financieel Dagblad kopte in 2014 nog dat de verwachte leegstand van het agrarisch vastgoed wel eens veel groter zou kunnen worden dan de leegstand van kantoren of winkels. Verloedering van het platteland of illegale activiteiten zoals de aanleg van wiet-plantages of XTC-laboratoria zijn daarbij angstbeelden. Herbestemming blijkt echter makkelijker gezegd dan gedaan. Regelmatig betreft het agrarische opknaplocaties waar lang niet altijd markt voor is. Waar soms nog een restschuld op zit. En vaak met asbest in de gebouwen. Allerlei regelgeving rondom milieu en woningbouw kan het hergebruik bovendien in de weg staan. En ook al wordt er beleid gemaakt om herbestemming van agrarisch vastgoed te stimuleren, dan nog, zo laat een studie uit 2010 al zien, wordt slechts in ongeveer de helft van alle gevallen een herbestemming gerealiseerd. Bovendien, als herbestemming wel mogelijk is, wil vervolgens niet iedereen wonen naast andere boerderijen die soms geuroverlast veroorzaken. Een vraag is dan ook wat de gevolgen zullen zijn als er ten behoeve van de stikstofreductie op grote schaal boeren worden uitgekocht. En wat betekent dat voor de resterende (historische) erven? Gebouwen zullen leeg komen te staan, (moderne) schuren worden afgebroken, erven veranderen en boomgaarden worden niet langer onderhouden.
Omgekeerd is de vraag wat het huidige streven naar een regeneratieve landbouw gaat betekenen. Ontstaat er juist weer meer behoefte naar kleinere boerderijen? Groeit de aandacht voor het behoud van historische boerderijgebouwen? In 2018 waren er nog zo’n 2.000 van de in totaal 6.000 rijksmonumentale boerderijen in bedrijf. Maar een deel daarvan zal inmiddels ook al gestopt zijn. En de oorspronkelijke eigenaren hebben lang niet altijd oog voor de historische waarde van hun gebouwen. Inzet vanuit partijen als Agrarisch Erfgoed Nederland, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed of ervenconsulenten bij steunpunten erfgoed in de provincies proberen hier tegenwicht te bieden. Ook is er sinds 2020 een Boerderijenfonds met als doel het stimuleren van het behoud en gebruik van agrarisch erfgoed. Tientallen boerderijen zijn inmiddels met steun van dit fonds al herbestemd en dragen bij aan de lokale gemeenschap zoals in Brielle/Brielse Boer, Het Hogeland/Ennejansheerd en in Rotterdam/Belevenisboerderij Schieveen. Een belangrijke economische en demografische kracht vormen daarbij de stedelingen die naar het platteland trekken. Zij zien juist de waarde in van deze oude gebouwen. En dan betreft het niet alleen klassieke boerderijen maar bijvoorbeeld ook de herontwikkeling van grote bollenschuren in de bollenstreek of melkfabrieken in Noord-Nederland.
Een interessante ontwikkeling is ook dat er groeiende aandacht is voor de erven van de boerderijen: de gebouwen in combinatie met het groen. De historische beplanting en het gebruik van een erf zegt van oudsher iets over de plek van de boerderij in het landschap, maar bijvoorbeeld ook over de klassieke rolverdeling tussen man en vrouw. De erven bieden in hun samenhang van gebouwen en groen echter vooral interessante kansen om meerdere woon- en werkeenheden rondom een erf te realiseren. Het concept van schuurwoningen en zogenaamde Knooperven in Overijssel is hier een goed voorbeeld van. Een aantal huishoudens woont zo bij elkaar. Het biedt de verkopende eigenaar inkomsten en de kans om zelf, al dan met de eigen kinderen, op de boerderij te blijven wonen. De huidige ‘rood-voor-rood’ regelingen blijken hiervoor echter lang niet altijd soelaas te bieden. In de praktijk worden bestaande boerderijen en schuren nog te vaak gesloopt en vervangen door één grote nieuwbouwwoning. Meerdere gezinnen op een erf vraagt namelijk om soepeler omgaan met rode contouren en zaken als parkeernormen en verkeersbewegingen. Maar er liggen hier kansen om ook de groeiende vraag in Nederland naar meer woningen op te pakken. Ook het hergebruik van bestaande landgoederen of de aanleg van nieuwe landgoederen gaan uit van een dergelijke samenhang van gebouwen en groen. Bij de aanleg van die nieuwe erven of landgoederen wordt vaak gekeken naar de streekeigen karakteristieken. En dat is een benadering die al vaker her en der te zien is: bij de bouw van nieuwe boerderijen en vooral bij de bouw van schuren. De herwaardering van het oude ambacht en de materialen waarmee vroeger gebouwen werden neergezet, vindt dan z’n vertaling in nieuwbouw waarbij die oude kwaliteiten gecombineerd worden met comfort en duurzaamheid. Een interessant voorbeeld is het compleet nieuwe erf in Eenrum dat door DAAD architecten ontwikkeld werd.
Die aandacht voor traditie in de bouw is er echter al langer dan vandaag. Zo ontwierp de architect Jan Jans na de Tweede Wereldoorlog nieuwe Twentse boerderijen met lokaal historische kenmerken. En die aandacht kreeg een vervolg in de activiteiten van de Sallandse boerderijenstichting. Maar bijvoorbeeld ook in Groningen en Friesland zetten partijen als Libau of Landschapsbeheer Friesland zich in voor het streekeigen bouwen. Tegelijkertijd is de realiteit dat het boerenbedrijf steeds meer kostengedreven is, waardoor functionaliteit voorop staat en er vaak minder tijd, geld en ruimte is voor ontwerpkwaliteit.
Het dorp
Voor veel mensen kleeft er aan het begrip ‘dorp’ iets weemoedigs. Het gaat dan enerzijds over de kwaliteit van noaberschap of mienskip zoals die de bewoners van dorpen wordt toegedicht. Het er voor elkaar zijn; iets dat soms gemist wordt in de grote stad. Het touwtje uit de brievenbus. Veiligheid. Vertrouwdheid. En anderzijds heeft die weemoed ook betrekking op het verlies van eigenheid en voorzieningen als gevolg van ‘de vooruitgang’. In zijn lied Het Dorp dat Wim Sonneveld al in 1974 zong kwam die weemoedigheid in al z’n aspecten naar voren: 'Wat leefden ze eenvoudig toen. In simp'le huizen tussen groen. Met boerenbloemen en een heg. Maar blijkbaar leefden ze verkeerd. Het dorp is gemoderniseerd. En nou zijn ze op de goeie weg'.
Dorpen lijken dan ook sneller te veranderen dan het omliggende agrarische cultuurlandschap. Tegelijkertijd gebiedt de realiteit dat het ene dorp het andere niet is. Dorpen verschillen net zozeer als steden van elkaar verschillen. Er zijn dorpen die groeien en bloeien, en dorpen die demografisch en economisch krimpen. Er zijn dorpen met veel oorspronkelijke bewoners en dorpen met veel import uit de stad. Het is dan ook lastig om een gemeenschappelijke noemer te vinden voor wat een dorp is. Tegelijkertijd is het voor dit verhaal vooral van belang welke rol erfgoed in de ontwikkeling van een dorp kan spelen.
Erfgoed als katalysator
Bij de steeds terugkerende renaissance van dorpen op het platteland heeft het erfgoed (gebouwen, het landschap en lokale/regionale gebruiken/tradities) regelmatig een rol als katalysator gespeeld. Uit de internationaal vergelijkende studie 'Werven en Verbinden' blijkt dat erfgoed deze rol op verschillende manieren kan vervullen. Zo kan het erfgoed als uithangbord dienen om bezoekers en zelfs nieuwe bewoners te interesseren. De Koloniën van Weldadigheid, inmiddels Unesco Werelderfgoed, zijn bijvoorbeeld zo’n uithangbord voor Drenthe. Maar erfgoed kan ook dienen als voedingsbodem om pioniers te trekken en zo nieuwe activiteiten te brengen. De herbestemming van de DRU-fabriek in de Achterhoek is een voorbeeld van deze laatste. Maar evenzeer de herpositionering van Wongema in Groningen. Als totempaal kan het erfgoed inwoners houvast bieden en kan men er identiteit aan ontlenen als andere zaken onzeker zijn geworden. De renaissance van Sas van Gent is hier een voorbeeld van, maar ook Villa van Streek in Borger, Drenthe. En tenslotte kan erfgoed als ontmoetingsplaats dienen die de inwoners onderling verbindt. Het kerkje van Klein Wetsinge is hier een mooi voorbeeld van.
Wat historisch diepgeworteld is, kan hoog groeien
In veel van bovengenoemde benaderingen speelt het coöperatieve een belangrijke rol. Een boerentraditie die ver in de tijd teruggaat. Tegenover demografische krimp, economische malaise of juist doorgeschoten marktwerking staan dorpsbewoners op en formuleren gezamenlijk een lokaal antwoord. Erfgoed functioneert daarbij regelmatig als bakermat voor de gemeenschap. Juist omdat historische gebouwen een sociale betekenis hebben en zich vaak letterlijk in het hart van het dorp bevinden vormen ze ankerpunten in de gemeenschap. Denk daarbij aan kerken en kloosters, dorpshuizen, de brink of een oude melkfabriek. Juist het werken aan- en werken vanuit dit erfgoed kan de gemeenschap versterken. Het hoeft daarbij lang niet altijd om officieel als monument erkend erfgoed te gaan, eerder om karakteristiek vastgoed met een verhaal. Want juist die verhalen en tradities vormen het betekenisvolle cement in de dorpsgemeenschap. Die verhalen prikkelen de fantasie en zorgen voor creativiteit en ondernemingszin. En dat kan leiden tot betrokkenheid, investeringsbereidheid en het aantrekken van nieuwe pioniers. Of, zoals Joks Jansen het uitdrukte: wat historisch diepgeworteld is, kan hoog groeien. Een inspirerend voorbeeld dat laat zien hoe hoog dit kan gaan is Holwerd aan Zee. Een handvol lokale bewoners ontwikkelde een visie om het dorp dat nu geen directe verbinding meer heeft met de zee, opnieuw met de zee te verbinden. Een idee waarvan als snel duidelijk werd dat het de wetten van veiligheid en haalbaarheid tart en meer dan 100 miljoen euro aan investeringen zal vergen. Het laat zien wat een dorp vermag.
Nu is Holwerd aan Zee misschien een extreem voorbeeld, maar op kleinere schaal zijn er de nodige dorpen met pit die allerlei initiatieven ontwikkelen gebruik makend van hun roots in het verleden. Zoals Esbeek in Limburg dat in 2019 de Nederlandse Dorpsvernieuwingsprijs won en zelf zorgdraagt voor allerlei investeringen in voorzieningen voor het dorp. Of Kloosterburen in Groningen waar de coöperatie Klooster & Buren in en rondom het voormalige kloosterterrein van St. Jan laat zien hoe het voormalige klooster mensen inspireert en verbindt op thema’s als zorg, cultuur en voedsel. Recenter nog laat het project K(l)eigoed van de provincie Friesland zien hoe de herbestemming van een aantal karakteristieke panden zorg kan dragen voor nieuwe economie en dynamiek in dorpen.
Dorps bouwen
In de jaren 2015 en 2016 organiseerde Ruimtevolk samen met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu de zogenaamde Dorpenacademie waar dorpelingen leerden van de ervaringen van andere dorpen. Men deed dat door bij elkaar op bezoek te gaan en ervaringen uit te wisselen (zie dorpenacademie.nl). Demografische krimp was daarbij vaak de aanleiding voor die uitwisseling. Maar ook over de groei van dorpen valt het nodige te leren. Want in het verleden zijn uitbreidingen in dorpen vaak ingevuld als stadse uitbreidingen. Nieuwe woonwijken werden aan het dorp ‘geplakt’ waardoor er plotseling een uitstulping aan de oorspronkelijke structuur van het dorp ontstond. Een uitstulping die maakt dat mensen die in de nieuwbouwwijk wonen vaak onvoldoende het gevoel hebben in het dorp te wonen, en de mensen in het dorp niet het gevoel hebben dat die nieuwe wijk echt tot het dorp behoort. Inmiddels is er de nodige studie gedaan naar ‘dorps bouwen’. In essentie komt dit erop neer dat de historisch gegroeide structuur van een dorp als vertrekpunt genomen wordt om bij te bouwen. Dat kan bijvoorbeeld door te verdichten en de vormentaal van het dorp te benutten. Of bijvoorbeeld door in het verlengde van de dorpsstructuur bij te bouwen. Bij lintdorpen betekent dit dat in het verlengde van het lint doorontwikkeld wordt of dat ontbrekende delen in het grid ingevuld worden. Zo wordt niet alleen een meer natuurlijk ogende groei van een dorp vormgegeven, maar wordt er zorg voor gedragen dat oud en nieuw meer verbonden zijn.
Een tot het uiterste doorgevoerd voorbeeld van dorps bouwen is terug te vinden aan de Utrechtse Vecht. Na een analyse van de ontwikkeling van de dorpen aan de Vecht zijn de onderliggende structurerende principes toegepast voor de bouw van een geheel nieuw dorp: OpBuuren. Maar ook de zoektocht naar dorpskarakteristieken is niet nieuw. Al in de stads- en dorpsvernieuwing uit de jaren ’70 van de vorige eeuw zijn er voorbeelden hiervan te vinden. Zoals bijvoorbeeld in het terpdorp Anjum waar bestaande woningen gesaneerd werden en de architect zich voor de nieuw te bouwen woningen liet inspireren door de plaatselijke boerderij-typologie.
Landschap en natuur
Wie platteland zegt, zegt ook natuur en landschap. Voor de doorsnee bewoner, bezoeker of wandelaar vallen natuur en landschap waarschijnlijk samen, maar professioneel gezien is er een lange periode geweest dat beide tegenover elkaar leken te staan. Bij natuur gaat het al snel over ruimte voor planten en dieren waarbij gesprekken beheerst worden door begrippen als biodiversiteit en de ecologische hoofdstructuur. Landschap zit vooral in de hoek van het erfgoed en daarbij gaat het over de door de mens gemaakte cultuurlandschappen, waar ook het boerenland onderdeel van uitmaakt. Toen in 1999 door de NRC de vraag werd gesteld wat het kunstwerk van het afgelopen millenium (1.000-2000) zou moeten zijn, was een van de spraakmakende inzendingen ‘het Nederlandse landschap’ door Rudi van Etteger. Hij beschrijft het Nederlandse landschap als ‘het werk van een collectief aan kunstenaars, die allen bewust of onbewust bijdragen aan de vorming van het kunstwerk. Er wordt dagelijks aan gewerkt, maar het heeft ook z’n eigen dynamiek. (...) Het Nederlandse landschap is een controversieel kunstwerk. Elke dag wordt er gediscussieerd over welke vorm er aan moet worden gegeven.'
Nationale landschappen die gezien worden als natuurgebieden, hebben dan ook veelal de cultuurhistorie, oftewel het menselijk ingrijpen als basis. En dat menselijk ingrijpen heeft gezorgd voor een bijzondere ecologie. Dat is ook goed terug te zien in het feit dat terreinbeheerders zoals de Vereniging Natuurmonumenten of de provinciale landschappen zich steeds actiever inzetten als beheerders van het cultuurlandschap en de gebouwde monumenten die zich in dat landschap bevinden. De cultuurhistorie speelt een steeds belangrijkere rol in het vertellen van het verhaal en draagt bij aan de beleving van een gebied. Zo wordt de theoretische kloof tussen natuur en landschap in de praktijk steeds meer geslecht. En dat is maar goed ook omdat steeds duidelijker wordt dat natuur en landschap van grote waarde zijn. Niet alleen voor de plattelandsbewoners, maar juist ook voor de stedeling. Steden die investeren in groen en hun landelijke omgeving doen het economisch beter en de bewoners voelen zich beter. Studies als Blind Spot/Spot On laten bijvoorbeeld zien dat het landschap een instrument is om nieuwe bedrijven en hoogopgeleide kenniswerkers aan te trekken. Maar al eerder waren er de nodige onderzoeken die aantoonden dat het bij natuur en landschap niet alleen gaat om het behoud van natuur- en cultuurwaarden maar ook om opbrengsten in euro’s en geluk.
Over het bijzondere en het algemene
De discussie vandaag de dag gaat steeds vaker over de vraag hoe de beschermde landschappen zich verhouden tot de niet-beschermde landschappen. Die niet-beschermde landschappen zijn vaak in handen van boeren die voor hun bedrijfsvoering opbrengsten laten voorgaan op de kwaliteit van de natuur en het landschap. Ook de oprukkende bebouwing zet de niet beschermde landschappen onder druk. Niet voor niets wordt al jaren gewezen op de teloorgang van de natuurkwaliteit en de verschraling van het landschap. De strategie die bewandeld zou kunnen worden zou de volgende kunnen zijn: maak het bijzondere algemeen, en het algemene bijzonder.
Wat het bijzondere betreft lijken wij in Nederland een beetje moeite te hebben met het aanwijzen van gebieden en daar ook verantwoordelijkheid voor te nemen. Zo werden in 1999 zeventig zogenaamde Belvedere-gebieden aangewezen waar cultuurhistorie de onderlegger was voor bijzondere landschappen. Die 70 gebieden werden teruggebracht naar 20 nationale landschappen. Nationale landschappen waarvoor de Rijksoverheid echter de verantwoordelijkheid neerlegde bij de provincies. Vervolgens werd het aantal van 20 als te veel gezien en volgde een nationaal uitverkiezing tot de 3 (+1) ‘mooiste’ landschappen. En daarbij is momenteel het motto dat er opgeschaald moet worden naar robuuste landschappen nieuwe stijl. Deze top-down discussie -die ook politiek ingekleurd wordt- lijkt echter te worden ingehaald door een beweging van onderaf waarbij de landschappen en de terreinbeheerders verbinding leggen tussen natuur, landschap en erfgoed. Daarbij wordt bovendien goed nagedacht over de vraag waar en hoe de terreinen opengesteld kunnen worden en wat de nieuwe verdienmodellen zijn voor het onderhoud en nieuwe aankopen. Zo ontstaat er breed scala aan bijzondere landschappen: gebieden met een internationale status zoals de Unesco werelderfgoedgebieden (het Waddengebied) en de Natura 2000 gebieden; gebieden met een nationale status zoals nationale landschappen (de Veluwe en Nationaal Park Hollandse Duinen) en nationale parken (Drentse Aa, Sallandse Heuvelrug, de Groote Peel en de duinen van Texel en de Oosterschelde); en gebieden met een bijzondere status zoals geo-parken (de Hondsrug en de Utrechtse Heuvelrug), landschapsparken (Lingezegen en rondom de Dommel), provinciale landschappen (Midden-Delfland) en de zogenaamde man & biosphere-parken zoals de Maasheggen. Kortom, het aantal bijzondere landschappen lijkt toe te nemen. Zodoende wordt het bijzondere als vanzelf steeds algemener. Als voorbeeld wordt hier gekozen voor de Drentse Aa; een landschap waar erfgoed en natuur op een indrukwekkende wijze samenkomen. Een gebied ook waar jarenlang onderzoek gedaan is naar de betekenislagen van het gebied en er via goed Nederlands polderoverleg gewerkt is aan de (her)ontwikkeling.
De omgekeerde beweging -maak het algemene meer bijzonder- is vooral afhankelijk van de wijze waarop de landbouwsector in de toekomst vorm krijgt. Wordt nog steeds of nog meer ingezet op schaalvergroting en efficiencyverhoging, dan ziet het er niet goed uit voor de natuur en het landschap. Als echter een koers wordt ingezet richting een meer regeneratieve landbouw dan ontstaat er weer perspectief op een bloeiende natuur en een afwisselend landschap. Experts zijn het erover eens dat een grote transformatie in het landelijk gebied noodzakelijk is om de Nederlandse en Europese natuurdoelen te realiseren. Zo stelt het Planbureau voor de Leefomgeving dat, om de Natura 2000-doelen te halen een verregaande verandering van de agrarische bedrijfsvoering nodig is, bijvoorbeeld naar een extensieve of natuurinclusieve vorm van landbouw. Ook lijkt een actieve grondpolitiek noodzakelijk. Een grondbank, duurzame gronduitgifte en planologische regulering zijn essentiële onderdelen van zo’n politiek. Zonder dat, slaagt de transitie niet volgens hem. Kortom, de toekomst van het (cultuur)landschap vraagt om ingrijpende maatregelen en politieke keuzes.
Regio
Tenslotte het schaalniveau van de regio. Wat een regio definieert hangt af van de vraag hoe ernaar gekeken wordt. Vervoersregio’s kennen andere grenzen dan veiligheidsregio’s, culturele regio’s of economische regio’s. Wie echter niet met een schaartje de verschillen wil knippen ziet evidente regio’s als de Achterhoek, Zuid-Limburg, de Bollenstreek of de Zaanstreek. Regio’s voeren al jaren eigen beleid en proberen zich vooral economisch van elkaar te onderscheiden om, zoals Gert-Jan Hospers, hoogleraar city- en regiomarketing aan de Radboud Universiteit het ooit noemde, nieuwe bedrijven, bewoners, bezoekers of bollebozen aan te trekken. Het onderscheidende werd daarbij lang gezocht in vooral economische termen. Begrippen als ‘duurzaam en innovatief’ waren niet van de lucht in allerlei mooi vormgegeven brochures. Tegelijkertijd bleken deze begrippen al snel onvoldoende onderscheidend omdat zowat elke regio hiermee schermde. Meer recent wordt dan ook steeds vaker ingezet op regionale identiteit. En natuurlijk, valse gevoelens van nostalgie en nativisme (het idee dat mensen gevormd worden door de bodem en het klimaat waar men opgroeit) liggen op de loer. Maar dat er culturele verschillen zijn tussen regio’s is ontegenzeggelijk. Verschillen die onder andere tot uitdrukking komen in hun landschap, typerende gebouwen, de taal en de gebruiken. Kortom, in hun erfgoed. Maar ook verschillen die tot uitdrukking komen in de sociaal-economische omstandigheden waarbij sommige regio’s het veel beter doen dan anderen, zoals blijkt uit het onderzoek Elke Regio Telt van drie vooraanstaande adviesorganen van de rijksoverheid. En dat verschil in omstandigheden vertaalt zich bijvoorbeeld in de levensverwachting die in sommige regio’s wel 7 jaar kan schelen.
Onderzoek van de NOS naar aanleiding van de provinciale verkiezingen in 2023 wijst uit dat vooral de regio’s aan de grenzen van ons land fors investeren in de eigen cultuur en het ‘dit-zijn-wij-gevoel’. Tegelijkertijd zie je dat in regio’s zoals de Achterhoek of Parkstad Limburg gemeenten intensief samenwerken om hun bevolking sociaal-economisch vooruit te helpen en een brede welvaart te bevorderen, en daarbij hun eigen identiteit als drager en verbinder inzetten. Inmiddels organiseert de rijksoverheid zogenaamde Regio Deals waarin 30 regionale samenwerkingsverbanden en het rijk zelf van elkaar leren. Regionale identiteit is daarbij een kernwoord en de vertaling van de betekenis daarvan staat pas in de kinderschoenen.
Praktijkvoorbeelden
Enne Jans Heerd, Het Hogeland
Net boven het Groningse Winsum ligt de eeuwenoude wierde Maarhuizen met daarop de Enne Jans Heerd. Ooit was dat een veilige plek bij hoog water, nu is het een podium voor natuur en cultuur. De Enne Jans Heerd is een rijksmonumentale kop-hals-rompboerderij met twee schuren. De boerderij, de wierde en het landschap zijn behouden en toegankelijk gemaakt voor een breed publiek. In het complex zijn diverse nieuwe functies ondergebracht zoals kleinschalige horeca, de mogelijkheid om te overnachten, verhuur voor vergaderingen en workshops, evenementen en trouwen. Het voorhuis is grotendeels behouden als woonhuis voor de beheerders. De imposante grote schuur is geheel gerestaureerd, maar niet geïsoleerd omdat de functie hier niet om vraagt. In 2021 startte de uitgebreide restauratie en herbestemming en in 2023 werden de deuren geopend.
Belevenisboerderij Schieveen, Rotterdam
De helft van polder Schieveen, de polder waar de Belevenisboerderij ligt, is de afgelopen tien jaar door de gemeente Rotterdam en Natuurmonumenten herontwikkeld tot natuur- en recreatiegebied. Dit als onderdeel van een groene gebiedsontwikkeling aan de noordelijke stadsrand van 400 hectare natuur- en recreatiegebied binnen het bestaande historisch cultuurlandschap. In het beheer van de natuurgronden in Schieveen werkt Natuurmonumenten nauw samen met vijf lokale agrariërs. Een van de projecten is de Belevenisboerderij Schieveen, een samenwerking tussen de gemeente Rotterdam, de agrariër Martin Oosthoek en Natuurmonumenten. Het project maakt onderdeel uit van het programma Rotterdam de Boer op! De historische boerderij wordt gerestaureerd en herbestemd, met functies en een programmering op het gebied van korte ketens en natuurinclusieve landbouw. Op het omliggende erf worden historische elementen en structuren teruggebracht, zoals het slotenpatroon, zichtlijnen, beplanting en het gebruik van het erf. De voormalige koeienstal is verbouwd tot ontvangstplek voor publiek, met hulp van een groot team vrijwilligers. Op het erf is speelnatuur en een parkeerplaats aangelegd. De boerderij lijkt een succes, met meer dan 120.000 bezoekers per jaar, ook vanwege de zeer gunstige ligging aan de stadsrand en aan het nieuwe Polder(fiets)pad.
Coöperatie Esbeek, Hilvarenbeek
In 2007 werd vanuit de wens van de bewoners de coöperatie Esbeek opgericht met als doelstelling dat Esbeek een gezellig actief dorp blijft met goede voorzieningen voor jong en oud. En sindsdien zijn er diverse maatregelen getroffen. In maart 2017 kocht de coöperatie bijvoorbeeld de leegstaande Adrianuskerk en verbouwde die tot samenwijsaccommodatie met daarin de basisschool, kinderopvang en een peuterspeelzaal. Omdat het aanleggen van zonnepanelen op de monumentale kerk niet was toegestaan werden op het nabijgelegen dorpshuis de Schuttershof -dat men eerder al in 2010 had verworven- zonnepanelen gelegd. Maar niet nadat eerst het dak gerestaureerd werd. Ook heeft men de straatverlichting aangepakt, wandelroutes aangelegd en wordt nagedacht over starterswoningen. Het dorp ontving in 2021 een van de acht gouden onderscheidingen in de strijd om de Europese Dorpsvernieuwingsprijs, waarbij opvallend was dat Esbeek het enige dorp was waar de vernieuwing volledig van onderop, vanuit de bevolking was vormgegeven.
Klooster + Buren, Het Hogeland
Klooster + Buren is een initiatief van een groep mensen uit Kloosterburen en omgeving die zich met durf, visie en creativiteit inzet voor een sociale en economisch vitale samenleving. Zij grijpen de demografische ontwikkelingen aan om een eigenkrachtige gemeenschap te creëren. Met een nieuwe invulling van het Norbertijnse kloosterterrein Sint Jan combineren de initiatiefnemers wonen, werken, zorg en cultuur zodanig dat de leefbaarheid en lokale economie van het dorp versterkt wordt. Daarnaast versterkt het initiatief, met het hergebruik van het kloosterterrein, een authentieke plek met een sterke eigen identiteit. De dorpskern wordt hersteld en een toeristische parel wordt toegevoegd aan het gebied.
OpBuuren, Maarssen
Na een analyse van de ontwikkeling van de dorpen aan de Vecht zijn de onderliggende structurerende principes toegepast voor de bouw van een geheel nieuw dorp: OpBuuren. Daarbij zijn ook allerlei ingrepen georkestreerd om een organische ontwikkeling na te bootsen: zo wisten architecten die naburige panden ontwikkelden bijvoorbeeld niet van elkaar hoe het ontwerp van de ander eruit kwam te zien. En dat leidde tot verrassende en soms zelfs botsende ensembles. En het feit dat er in dorpen vroeger gebruik werd gemaakt van dezelfde timmerlui met hun materialen, moesten architecten ook hier kiezen uit een beperkt aanbod. Zo ontstond er op het niveau van materiaalgebruik samenhang tussen de verschillende gebouwen. Overigens is bij de bouwstijl gekozen voor retro-architectuur en dat kan -zoals overal waar die stijl wordt toegepast- op wisselende reacties rekenen.
Holwerd aan Zee, Noardeast-Fryslân
Een handvol lokale bewoners ontwikkelde een visie gefundeerd in het verleden van het dorp dat terugvoert tot de Middelzee rond 500 voor Christus toen dorpelingen omgeven door zee terpen opwierpen. Het dorp is inmiddels echter afgesloten van zee en bevindt zich veilig achter een hoge dijk op enkele kilometer afstand van de kust. De visie van de dorpelingen is om de dijk door te prikken, een sluis aan te leggen en het dorp door middel van een vaargeul opnieuw te verbinden met de zee. Het doel is Holwerd een toeristisch centrum te maken dat nieuwe werkgelegenheid creëert en de demografische krimp in de gemeente tegengaat. Tegelijkertijd gaat dit economisch perspectief samen met natuurontwikkeling. Een idee waarvan als snel duidelijk werd dat het de wetten van veiligheid tart en meer dan 100 miljoen euro aan investeringen kost. Maar ook een inspirerend idee dat weerklank vindt bij de bevolking, bij bestuurders, het bedrijfsleven en bij onderzoeksinstellingen. Want die ene simpele vaarverbinding zorgt voor allerlei nieuwe mogelijkheden: van het aanleggen van een jachthaven met een boulevard en recreatiewoningen, tot het ontstaan van een getijdegebied met brakke natuur die gunstig is voor vismigratie, broedplaatsen biedt voor trekvogels en teelt van zilte groente mogelijk maakt. Historie, economie en natuur komen samen om het dorp een nieuwe impuls te geven. En bezwaren zijn er altijd wel; dit dorp denkt in kansen.
Anjum, Noardeast-Fryslân
Het dorp Anjum heeft een radiale opzet en behoort daarmee tot de oudere categorie van terpdorpen. Na sanering van woningen die in slechte staat waren kwam op dat gedeelte van de terp ruimte vrij voor nieuwe bebouwing. De oorspronkelijke bebouwing werd gekenmerkt door een tamelijk los en willekeurig bebouwingspatroon. De dorpsbewoners gaven aan dat de nieuwe woningen moesten aansluiten bij de beeldbepalende kenmerken van het oude dorp. In de nieuwe situatie staan de woningen dan ook weer opnieuw schijnbaar willekeurig ten opzichte van elkaar. Voor de vormgeving van de woningen heeft de architect, bureau Gunnar-Daan, zich laten inspireren door de plaatselijke boerderij-typologie. De verschillen in type en positionering van de woningen dragen ertoe bij dat dit gebied aanvoelt alsof het in de loop der jaren zo is ontstaan. Alleen de architectuur en de gelijke materialen herinneren eraan dat het om een vrijwel in een keer uitgevoerd project gaat. In OpBuuren heeft men getracht voor deze eenvormigheid een antwoord te vinden.
K(l)eigoed, Provincie Fryslân
De Waddenkust is voor de provincie Fryslân een toeristisch speerpunt. Het aantal bezoekers zal komende jaren fors groeien en de provincie wil dat in goede banen leiden en zorgen dat de groei bijdraagt aan leefbaarheid, natuur- en cultuurerfgoed en omgevingskwaliteit. Tegelijkertijd is er in de dorpen sprake van demografische krimp en staan er karakteristieke panden leeg. Het Erfgoed Deal-project Waddenkust K(l)eigoed! maakt het mogelijk vier tot zes leegstaande gebouwen te restaureren en verbouwen tot hoogwaardige overnachtingsaccommodaties. Dorpen ontwikkelen hiertoe zelf hun plan. Zo snijdt het mes aan meerdere kanten: erfgoedpanden worden behouden en ontwikkeld voor de toekomst, het project versterkt de toeristisch-economische ontwikkeling van het gebied en verbetert zo ook de leefbaarheid in dit krimpgebied.
Drentse Aa, Drenthe
Door het Drentse Aa-gebied loopt het Anlooërdiep. Een kronkelend riviertje dat in de jaren zestig bij uitzondering niet rechtgetrokken werd. Terugblikkend kan geconstateerd worden dat het stroomgebied van de Drentse Aa het laatste nog vrijwel geheel vrij meanderende beekstelsel van Nederland was. En de omliggende esdorpen werden ook niet opgeslokt in grote ruilverkavelingsprojecten. Dat alles was het resultaat van het Gedachtenplan van Harry de Vroome van Staatsbosbeheer in 1965. Een plan waarin hij een cascomodel liet opnemen voor het behoud en herstel van de natuur en cultuurhistorie van het gebied. Natuurbelang en erfgoedbelang vielen samen. Want er zitten bijzondere natuursoorten maar evenzeer prehistorische hunebedden en middeleeuwse karrensporen. En tegelijkertijd wordt er in het gebied ook geboerd en gerecreëerd. Als gevolg heeft er sinds die jaren zestig overleg plaatsgevonden tussen alle verschillende belangen -natuur, erfgoed, landbouw en recreatie- en dat heeft uiteindelijk geleid tot een gezamenlijk gedragen ontwikkelingsstrategie voor het gebied.
Verder lezen
Algemeen
- Landelijk gebied op cultureelerfgoed.nl
- Werven en verbinden; krimp en erfgoed in Europa, Annemarie de Graaf ea, Visie Erfgoed en Ruimte/Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2014.
- Van Onderop!; nieuw elan in krimpregio’s, Ruimtevolk, 2014.
- Kennis voor Krimp: laatste nieuwsbrief op 7 juli 2022 jl.
- De flexibele stad.
Boerderij en Erf
- Boer doet Leven; portretten van landschapsboeren, Casper Janssen, 2020.
- Agrarisch Vastgoed; aard, omvang en oplossingsrichtingen van huidige en toekomstige leegstand agrarisch vastgoed in Nederland, Wageningen University & Research, Edo Gies ea, 2016.
- Van herbestemming naar hergebruik, resultaten van het Jaar van de Boerderij 2013, Agrarisch Erfgoed Nederland, 2014.
- Een toekomst voor boerderijen; handreiking voor de herbestemming en verbouwing van monumentale boerderijen, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2010.
- Bouwen aan Boerderijen; ideeënboek voor herstel en vernieuwing van oude boerderijen, Harry Nijhuis ea, 2008.
- Boerderij in Perspectief; handvatten voor herbestemming, Ineke de Visseer ea, 2007.
- Een tweede jeugd voor boerderij en erf; een handreiking voor organisaties en gemeenten die willen werken aan de versterking van het agrarisch erfgoed in hun regio, Projectbureau Belvedere, Hans Bleumink, 2006.
- Dansen op de Deel, ideeënboek voor een nieuwe bestemming van boerderijgebouwen, 2005.
- Nieuwe kansen voor vrijkomende agrarische bebouwing, provincie Noord-Holland, 2005.
- De boer stopt, wie bouwt er verder? Laat de erven niet verdampen, Het Oversticht, 2004.
- Agrarische bebouwing met streekeigen kenmerken; ervaringen in Noord-west-Overijssel en de Vechtstreek, Stimulans en het Oversticht, 2001.
Dorpen
- Door het Midden! De toekomst van het dorp, Ruimtevolk 2016.
- Klein Apeldoorns Dorpen Kookboek, Petra Kuijlaars, Gerrit van Oosterom, 2012.
- Dorp +, handreiking dorpseigen uitbreiden, projectbureau Belvedere, Mieke Dings, Peter Paul Witsen, 2008.
- Belvedere verleden; cultuurhistorie als inspiratiebron, 2006.
- Dorps groeien, kan dat? Verslag themadag Belvedere, 2003.
- Vecht Visie I. Belvedere bouwen, LA4SALE. Vecht Visie II: Vecht Vademecum, N van Dooren; 2002.
- Kleine Kernen Kookboek, LA4SALE, 2002.
Natuur & Landschap
- Spot On, het landschap als vestigingsvoorwaarde, M. Nefs (red), Vereniging Deltametropool, Staatsbosbeheer, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Wageningen Universiteit, Ministerie van Economische Zaken, TU Delft en diverse provincies en regio’s, 2017.
- Blind Spot; metropolitan landscape in the global battle for talent, M. Nefs (red), Vereniging Deltametropool, Staatsbosbeheer, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Wageningen Universiteit, Ministerie van Economische Zaken, 2016.
- Natuur & cultuurhistorie, M.Koedoot, M. Wilschut, 2015.
- Canon van het Nederlandse landschap, Internationale Landschapstriënnale in samenwerking met 12 provincies, H. van Blerck ea, 2008.
Zie ook
Artikelen- Erfgoed en ruimte - duurzame transities
- Erfgoed en ruimte - inleiding
- Erfgoed en ruimte - water en klimaat
agrarisch, landbouw, plattegronden, natuur, cultuurlandschappen en boerderijen
Specialist(en)Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 9 aug 2024 om 03:22.