Dekzandreliëf noordoostelijke Gelderse Vallei

< Aardkundig erfgoed - inleiding


Overzicht aardkundig erfgoedKaart: Aardkundig Erfgoed

Samenvatting

Gebied met waardevol en goed zichtbaar dekzandreliëf (ruggen, vlaktes en dalen) langs de westelijke flank van de Veluwe in het noordoosten van de Gelderse Vallei. Het gaat om de deelgebieden 'Het Spiek' nabij Harderwijk, de dekzandrug van Driedorp nabij Nijkerk, het reliëf bij Gerven en Terschuur (in de buurt van Voorthuizen) en de Westeneng bij Harskamp.

Op deze plekken liggen fraaie en goed zichtbare exemplaren van dekzandruggen, die enkele kilometers lang, krom zijn, soms paraboolvormig. Dit reliëf is grotendeels ontstaan tijdens het laatste deel van de laatste ijstijd (Laat-Pleniglaciaal en het Laat-Glaciaal). Doordat ze vaak smal zijn en bedekt met esgronden vallen ze goed op in het landschap, gemiddeld steken de ruggen 1 à 2 meter boven het omliggende gebied uit. Nabij Voorthuizen ligt nog de Appelsche Heide, een gebied met Holoceen stuifzandreliëf en vennen.

Aardkundig fenomeen (primair)

dekzandrug

Overige aardkundige fenomenen

paraboolduin

Periode(s)

  • Pleistoceen - Weichselien - Pleniglaciaal
  • Pleistoceen - Weichselien - Laat-Glaciaal
  • Holoceen - Nieuwe tijd

Gevormd door

mens, permafrost, smeltwater, wind

Kenmerkendheid

  • Goed zichtbaar dekzandreliëf met duidelijke dekzandruggen
  • De vennen in op de Appelsche Heide zijn de enige nog overgebleven vennen in de Gelderse Vallei.
  • Sterk bepalend voor cultuurlandschap, oude bewoning en voorkomen esdekken
AHN hoogtebeeld van de dekzandrug bij 'Het Spiek', ten zuiden van Harderwijk
Afb.1. AHN hoogtebeeld van de dekzandrug bij 'Het Spiek', ten zuiden van Harderwijk. (klik voor vergroting)
AHN hoogtebeeld van het dekzandreliëf rondom Voorthuizen
Afb.2. AHN hoogtebeeld van het dekzandreliëf rondom Voorthuizen. (klik voor vergroting)
AHN hoogtebeeld van de dekzandrug de Westeneng nabij Harskamp
Afb.3. AHN hoogtebeeld van de dekzandrug de Westeneng nabij Harskamp. (klik voor vergroting)
Fragment van de Militair Topografische kaart rond 1925
Afb.4. Fragment van de Militair Topografische kaart rond 1925 voor hetzelfde gebied als in Afb.3.: De dekzandrug de Westeneng is duidelijk te zien aan de verbreiding van de akkergronden, de omringende nattere gebieden zijn vooral als grafland in gebruik. (klik voor vergroting)

Ontstaansgeschiedenis

Glaciaal bekken na de voorlaatste ijstijd

Gelderse Vallei is een glaciaal tongbekken ontstaan tijdens de voorlaatste ijstijd, in het Laat-Saalien (150.000 jaar geleden). Ter hoogte van de Gelderse Vallei was een ijstong aanwezig, die de ondergrond opstuwde tot de stuwwallen van de westelijke Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug. Na het terugtrekken van de ijskappen is dit bekken weer opgevuld met o.a. smeltwaterafzettingen en hellingafzettingen. Tijdens het warmere Eemien (130.000-115.000 jaar geleden) steeg de zeespiegel en kwam het gebied onder invloed van zee te liggen. Hierdoor zijn grote delen van de Gelderse Vallei bedekt geraakt met mariene en kustnabije afzettingen (zand en klei). Deze worden afgedekt door een veenlaag. De bovenkant van deze afzettingen ligt ca. 10-15 meter onder het huidige maaiveld.

Dekzandruggen uit de laatste ijstijd

Tijdens de laatste ijstijd (het Weichselien, 115.000-11.700 jaar geleden) daalde de zeespiegel en kwam het de Gelderse Vallei weer buiten de invloed van de zee te liggen. Het landijs bereikte Nederland niet, maar het klimaat was koud en de vegetatie was spaarzaam (afwisselend toendra en poolklimaat). Vanaf de hogere zandgronden van de Veluwe spoelde hellingmateriaal af, vooral tijdens smelt van de bovenste laag van de bodem in het voorjaar en zomer (solifluctie). Dit materiaal is als afspoelwaaiers in de Gelderse Vallei afgezet, tijdens drogere periodes verwaaide dit materiaal werd het afgezet als dekzand. Ook liggen er op een aantal plaatsen binnen enkele meters diepte nog enkele veenlagen in ondergrond, veelal gevormd tijdens de wat minder koude periodes van de laatste ijstijd.

Het zichtbare reliëf van deze dekzandruggen (Afb. 1 t/m 3) stamt vooral van net na het koudste deel van de laatste deel van de laatste ijstijd. De ruggen en dalen zijn voornamelijk tijdens het laatste deel van het Laat Pleniglaciaal (vanaf 28.000 jaar geleden) en in het begin van het Laat-Glaciaal (rond 15.000 jaar geleden) gevormd. In het landschap lagen toen laagtes die vooral in het voorjaar smeltwater richting het westen afvoeren, richting de voorloper van de rivier de Eem (zie Afb. 2). Deze dalen lagen in de zomer droog, en de westerwind kon zand uit deze droge beddingen opblazen, dat vervolgens werd ingevangen in de begroeiing langs deze laagtes. Zo ontstond de afwisseling van lange oost-west lopende dekzandlaagtes en dekzandruggen in grote delen van de Gelderse Vallei ('dal-dekzandruggen'). Lokaal zijn ook paraboolduinvormen gevormd (zoals de dekzandrug 'Het Spiek' ten zuiden van Harderwijk).

Holoceen: vernatting en opnieuw verstuiving

In het Holoceen warmde het klimaat verder op en werd het ook natter. Door kwel vanaf de Veluwe is dit gebied altijd vrij nat geweest. In de natte laagtes tussen de dekzandruggen kon lokaal veenvorming optreden, het meeste daarvan is inmiddels verdwenen. Lokaal is veen nog aanwezig in de laagtes bij Terschuur.

Omdat dekzandruggen hoger in het landschap lagen, vormen deze de belangrijkste oude bewoningslocaties. Na de middeleeuwen werden ze nog eens opgehoogd met plaggendekken, waardoor het reliëf verder versterkt werd. Door intensief landgebruik zijn sommige delen ook lokaal verstoven en ontstond een grillig stuifzandreliëf, zoals bij de Appelsche Heide. Hier liggen ook enkele vennen (o.a. Lijmgat, Moordgat), die vooral in uitblazingskommen van deze stuifduinen zijn gevormd. Vermoedelijke zorgt het voorkomen van een ondoorlatende laag (podzol B-horizont of lemige laagjes) voor het stagneren van water. De vennen in op de Appelsche Heide zijn de enige nog overgebleven vennen in de Gelderse Vallei.

Huidige aardkundige processen

geen

Bodems en waterhuishouding

Het gebied is vrij nat omdat het onder invloed staat van kwel vanaf de Veluwe. De dekzandruggen zijn vanwege hun hogere ligging droger. Op deze ruggen liggen vooral hoge enkeerdgronden of soms ook haarpodzolgronden. In de laagtes zijn beekeerdgronden of veldpodzolen te vinden. Bij Terschuur liggen venige beekdalbodems. In het stuifzand bij de Appelsche heide zijn vaaggronden gevormd.

Relatie met archeologie en cultuurhistorie

  • Op de dekzandkoppen zijn rijk aan archeologie, ook liggen hier veelal de oude wegen en oude bouwlanden (met esdek).
  • Het reliëf van de dekzandruggen wordt versterkt door de esdekken.

Verder lezen

Overlap met eerder benoemd aardkundig erfgoed

  • GEA-object: 26O3 Het Spiek: paraboolvormige dekzandrug, 32O5 Gerven: dal-dekzandruggen, 32O6 Appelsche Heide: vennengebied, 32O7 Driedorp: paraboolvormige dekzandrug, 32O8 Terschuur: dal-dekzandruggen, 32O10 Westereng: dekzandruggen.
  • Van Beusekom 2007: GL1 Appelsche Heide, GL 54 Terschuur, GL70 (onbenoemd), GL87 (onbenoemd), GL88 (onbenoemd).

Zie ook

Aardkundig erfgoed
    ArtikelenHoort bij deze thema'sTrefwoorden
    Gelderse Vallei, dekzandrug
    Specialist(en)
    Vragen, verbeteringen of opmerkingen?
    U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

    Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 9 apr 2024 om 03:03.