Houtsingel en houtwal (cultuurhistorisch beheer)

Drie boeren die een houtsingel uitdunnen: ze trekken alle drie aan een touw om de bomen naar beneden te halen.
Afb 1. Het uitdunnen van houtsingels door boeren in Zieuwent. Mede hierdoor ontstaat een soortenrijke ondergroei. Het hout wordt gebruikt voor de kachel.
Eiken op een houtwal. Links een weiland en rechts een weg.
Afb 2. Zware eiken op een houtwal langs het Amerdiep in Drenthe.
Twee vrijwilligers hangen aan een tak van een boom. Ze zijn bezig met het onderhoud van een houtwal.
Afb 3. Vrijwilligers helpen mee aan het onderhoud van een houtwal.
Vrijwilligers helpen met bomen snoeien en hout wegbrengen. In de voorgrond iemand die met takken sleept en in de achtergrond meerdere mensen die op ladders aan het snoeien zijn.
Afb 4. Natuurwerkdag 2004.
Kleine verhoging in een bos. Erop staat een struik en een boom.
Afb 5. Deze zogenaamde boswal in het Nederrijkswald bij Nijmegen was vanouds de grens van een bepaald bosperceel dat behoorde bij één eigenaar.
Bomen die op een slecht onderhouden houtwal staan.
Afb 6. Een slecht onderhouden houtwal (boswal) bij Rhenen (Gelderland).
Knoteiken op een houtwal. Ze scheiden twee weilanden van elkaar.
Afb 7. Afgezette knoteiken op een houtwal in het Groninger Westerkwartier.

Definitie, ouderdom en verspreiding

Houtsingels en houtwallen zijn lijnvormige beplantingen met bomen en/of struiken. Deze elementen vormen vaak begrenzingen van percelen of zijn afscheidingen met een andere functie. Grofweg kunnen twee typen worden onderscheiden: beplantingen die op een kunstmatige aarden wal staan (houtwal) en beplantingen die op dezelfde hoogte staan als het omringende land (houtsingel).

De ouderdom van deze elementen varieert sterk. Houtwallen zijn vaak tijdens de ontginning aangelegd. Soms vond die ontginning in de Middeleeuwen plaats, op andere plaatsen in de 19e eeuw. Houtwallen liggen vooral op hogere (zand-)gronden, waar ze de vee- en wildwerende functie kregen die in het laagland de sloten hadden. Houtsingels liggen vooral in lagere gebieden, meestal parallel aan sloten. Sommige zijn eeuwenoud, andere zijn pas in de 20ste eeuw aangelegd. In alle provincies komt wel een van de drie typen voor.

Aantastingen en bedreigingen

Een kunstmatig opgeworpen wal zal in de loop der tijd door erosie geheel wegzakken. Dat verval wordt nog versneld wanneer er geen op behoud gericht beheer plaatsvindt van de houtopstand. Bovendien kan de erosie versterkt worden door te intensieve betreding of verkeerd recreatief gebruik. Bedreigend is ook de onbekendheid van de wallen of gebrek aan interesse door de bosbeheerder.

Dit achteruitgaan van de wal of singel en de erlangs liggende greppels is versneld door het verlies van de functie als veekering. Palen met prikkeldraad nemen minder ruimte in beslag en geven geen schaduwval op het land. Het behoud moet gericht zijn op het instandhouden van de houtbegroeiing én de wal. Met name bij de wallen die in bossen liggen lijkt de erosie een groot gevaar te zijn. Bij die wallen is de ecologische betekenis gewoonlijk minder doordat het bos de wal in de schaduw plaatst. Ook zijn deze wallen slecht zichtbaar, minder nadrukkelijk aanwezig in het landschap en mede daardoor relatief onbekend.

Over het algemeen werd de begroeiing op houtwallen in het verleden als hakhout beheerd. Het instandhouden van hakhoutbeheer op wallen en in singels is alleen mogelijk wanneer er na het afzetten voldoende licht op de stobben valt. Worden ze overschaduwd door nabij staande bomen, dan zullen de stobben uiteindelijk niet meer uitlopen. Dit betekent dat spontaan opkomende soorten zoals bijvoorbeeld lijsterbes, meidoorn, vlier, esdoorn en beuk verwijderd moeten worden rond eikenstobben. Hetzelfde geldt voor bramen. Worden de bomen te zwaar, dan is het mogelijk dat ze op een zeker moment omwaaien en daarbij een deel van de wal vernielen.

Een visuele bedreiging van de lijnvormige elementen treedt op wanneer de relatieve openheid van het landschap waarin ze liggen verloren gaat. Singels en wallen worden daardoor minder herkenbaar en lopen zo meer kans op aantasting.

Beheeropties

Behoud en consolidatie

Voor de handhaving als landschapselementen en voor het behoud van de ecologische waarden is het wenselijk dat het hakhoutbeheer wordt volgehouden of hersteld. Omdat houtwallen onderhevig zijn aan erosie, dient ook periodiek aarde te worden opgebracht (bij voorkeur met arme, onbemeste grond, plaggen of zoden, die in de omgeving worden gestoken) De hoogte van de wal, het steile karakter en de aanwezigheid van een zon- en schaduwzijde, leveren namelijk een hoge bijdrage aan het voorkomen van vele soorten planten en dieren. Steile en hoge wallen logen eerder uit en bezitten de rijkste vegetatietypes. Daarom is het ook van belang de hakhoutbegroeiing op de kruin van het wallichaam te houden, zodat zon- en schaduwzijde kunnen floreren. Streef bij de keuze van aanplant en beheer naar aansluiting bij wat in de regio gebruikelijk was.

Verschillende boomsoorten vragen verschillende tempo’s in het hakhoutbeheer. Bij de zomereik en gewone es is een hakhoutbeheer met een cyclus van een jaar of tien waarschijnlijk het meest geschikt om de vegetatie in stand te houden, bij de zwarte els een cyclus van acht á tien jaar. Zorg ervoor dat het hout kort na het afzetten niet te bereiken is door vee. Dus houd de erlangs lopende sloten open of plaats een raster, zodat het hakhout niet aangevreten kan worden door het vee. Controleer dit raster ook regelmatig.

Laat bij het beheer zo nu en dan een overstaander staan en laat ook waardevolle bomen (bijvoorbeeld een zwaardere zomereik of gewone es) intact. Sluit je bij die keuze aan bij wat in het gebied gebruikelijk is. Zaag de naar buiten overhangende lagere takken af om schade voor de boer te voorkomen. Voer de zaag- en afzet werkzaamheden niet uit in het broedseizoen, dat loopt van begin april (voor uilen en eenden begint dat al eerder!) tot augustus. Zet de stobben op ongeveer 20 centimeter hoogte af. Als er maar een deel van de bomen kan worden gedaan, zet ze dan groepsgewijs af: dan zal er voldoende licht op de stobben vallen.

Voer liefst al het snoeimateriaal af, leg desnoods een deel ervan op rillen of hopen. Dat leidt wel tot een plaatselijke verrijking en verruiging, maar is een praktische oplossing die de afwisseling en dus de potentiële ecologische waarde van het landschapselement vergroot. Het snoeihout moet nooit versnipperd teruggebracht worden in het element.

Een op deze manier voortgezet cultuurhistorisch beheer van houtwal en –singel sluit het beste aan bij de waarden die het element nu heeft. Is het niet mogelijk om het historische hakhoutbeheer uit te voeren, dan zou ook gekozen kunnen worden voor een beplanting met hoog opgroeiende bomen, waarvoor dan ook weer de soorten gekozen dienen te worden die traditioneel voorkomen in de streek. Er kan ook voor een beplanting met alleen struikvormende soorten worden gekozen: die levert relatief weinig werk op en houdt visueel de historische lijnen in stand.

Verbrand geen hout in de singel en gebruik geen chemische middelen. Komen er boom- of struiksoorten voor in de singel die men liever niet opnieuw uit ziet lopen, zaag de stobbe dan zo laag mogelijk boven de grond af en leg een plag over de stomp.

Restauratie

Voor er een plan voor restauratie wordt gemaakt moet vastgesteld worden wat de historische situatie van aanplant en beheer was. Zijn er gaten gevallen in de aanplant, plant dan soorten aan overeenkomstig het ter plaatse bestaande sortiment aan inheemse boomsoorten. Of kijk naar een soortgelijke aanplant in de directe omgeving voor de bepaling van de aan te planten soorten. Staan er nog oude stobben? Hoe oud zijn de opgaande bomen? Bekijk een oude topografische kaart om te zien of de houtwal of - singel oud of jong is en om een idee te krijgen van de vroegere functie. Onderzoek de mogelijkheid om streekeigen, of tenminste inheems, plantmateriaal te gebruiken. Is de sloot verland, breng die dan opnieuw op diepte en herstel indien nodig het raster. Zijn er delen van het wallichaam verdwenen, overweeg dan na het inwinnen van adviezen het herstellen van de wal. Aanplantinstructies zijn te vinden in het artikel Geriefhout en andere vormen van hakhout (cultuurhistorisch beheer).

Reconstructie

Soms doen zich mogelijkheden voor om een al verdwenen houtsingel, houtwal, schurveling of zandwal te herstellen. Dat komt bijvoorbeeld voor bij de herinrichting van een terrein voor recreatieve doeleinden, zoals de aanleg van een wandelbos of een camping. Bij aankoop van natuurterreinen of gronden voor de EHS kunnen, als er nog resten van het oude element of patroon voorhanden zijn, deze vanzelfsprekend ook worden gerestaureerd. Is dat niet meer het geval, dan gaat het om een nieuw element en dient een visie te worden ontwikkeld op de vorm: teruggrijpen op de historische vorm of juist een nieuwe vorm? Let er daarbij op dat elementen in een raamwerk worden geplaatst. Geïsoleerde landschapselementen herbergen weinig leven en vertellen een geschonden verhaal. Ga voor het uitvoeren van dergelijke plannen op zoek naar kaarten en documenten die informatie geven over het landschap voor bijvoorbeeld het uitvoeren van een ruilverkaveling. Bij zo’n ruilverkaveling of herinrichting zijn vaak allerlei landschapselementen verdwenen. Nu de mogelijkheid zich voor doet om het landschap opnieuw vorm te geven zou het fraai zijn wanneer een deel van de oude rijkdom en van de oude karakteristieken hersteld zou worden. Stel vast waar vroeger de lijnvormige elementen lagen en houd daar rekening mee bij de inrichting van zo’n terrein. Leg in het wandelpark houtsingels en houtwallen aan op de plaatsen waar die vroeger ook lagen, en richt ook een camping of golfterrein in met behulp van de lijnen die historisch in het landschap bestonden.

Behoud door ontwikkeling

Als in het landschapselement geen natuurwaarden voorkomen die gevoelig zijn voor verstoring, kan het geschikt worden gemaakt voor een wandelroute. Eventueel kan de toegankelijkheid worden beperkt tot een deel van het jaar. Houtwallen en houtsingels bieden ook mogelijkheden voor educatie. Ze geven namelijk informatie over het ontstaan en de inrichting van het landschap of over oude gebruiksvormen. Bovendien zijn ze meestal minimaal voor een deel bewandelbaar en komen er allerlei natuurwaarden voor. Kansen voor reconstructie van deze lijnvormige elementen ontstaan bij herinrichting van gebieden voor bijvoorbeeld recreatie.

Een voorbeeld van reeds uitgevoerd beheer

“In de praktijk is de variatie veel groter”

Een van de grotere gebieden van het Brabants Landschap is De Mortelen, on geveer 1200 hectare ten noorden van Best en Oirschot. Het is een kleinschalig agrarisch landschap, met onder andere houtwallen en andere perceelscheidingen. De reservaatbeheerder, Gerard Traa, is zelf afkomstig uit dit gebied en al 25 jaar bij het beheer betrokken.

Wat voor gebied is De Mortelen?

Het bestaat uit een mengeling van middeleeuwse akkerdorpen met gemeenschappelijke weides en hooilanden en het meer recente hoevenlandschap, een tweedeling die overeenkomt met die tussen essen en kampen. De hoeven zijn door vererving opgedeeld. Afscheiding gebeurde met onder andere houtwallen met daarop hakhout. Langs de hogere stukken staan eik en es, op lagere delen els en wilgensoorten. Ook stonden er vroeger veel steeliepen, die door iepziekte bijna allemaal zijn verdwenen en doornstruiken zoals meidoorn en sleedoorn. Er liggen tussen de graslandjes veel bosjes en bomenrijen. Het hout was eeuwenlang belangrijk als inkomstenbron voor de boeren. In de jaren zestig van de twintigste eeuw is het Brabants Landschap begonnen met de aankopen, en nu worden nog steeds stukken aangekocht.

Wie is eigenaar en beheerder?

95 % is eigendom van het Brabants Landschap en wordt door ons beheerd.

Welke partijen zijn er verder nog bij betrokken?

Er zitten nog een paar boeren, waarvan één in een grote ruilverkavelingboerderij en wat particulieren hebben kleine stukjes. Vee van de boeren wordt ingeschaard en andere, veelal oudere boeren houden dat ingeschaarde vee voor het Brabants Landschap in de gaten.

Wie financiert het beheer?

Financiering komt uit het Programma Beheer. Dat legt de lat om voor meer dan een basispakket in aanmerking te komen overigens wel erg hoog.

Hoe kwam de historische informatie boven tafel?

Er is vrij veel gepubliceerd over dit gebied en ook over de houtwallen en -singels. Gaten die in de singels vielen werden opgevuld door er takken in te buigen en er werd bij tijd en wijle wat gevlochten. Bij het vee ging het om enkele koeien per boer, die overdag met een jonge ‘herder’ het gebied in gingen en schapen die zo nu en dan behalve heide ook wat voedzamers te eten kregen. In de praktijk blijkt er meer verschil te zijn in de vorm van de houtwallen dan in de boeken staat. Dit werd bepaald door de persoonlijke voorkeuren van de boer. De breedte varieert ook erg: soms werd de wal ook als pad gebruikt, in andere gevallen niet.

Welke uitgangspositie is er aangetroffen?

Van de wallen was niet veel meer over. Wel lagen er nog veel perceelsscheidingen zonder wallichaam, maar veel ervan waren ook verdwenen door schaalvergroting van de landbouw.

Wat was de historische functie?

De begroeiing moest het vee keren,en leverde brandhout en mutserts (takken - bossen) voor de verkoop, en eigen gebruik.

Wat is er daarna gebeurd?

Op percelen waar de afscheidingen verdwenen waren zijn die voor een deel hersteld. Langs de Oude grindweg is ook een essenwal hersteld.

Wat is de huidige functie?

Het kleinschalige mozaïek heeft een grote natuurwaarde, verder is er de cultuurhistorische waarde. Ook is het gebied in trek bij recreanten. Er zijn verschillende wandelroutes aangelegd, met zelfs wandelroutes midden over percelen.

Waaruit bestaat het beheer nu?

Het hakhout op de wallen en in de singels wordt eens in de 7 tot 8 jaar afgezet. Vroeger werd het hout ook veel voor rijshout en matten gebruikt, ten behoeve van de dijkenbouw. Nu is er hooguit nog vraag naar wanneer het hout gratis afgehaald kan worden. Brandhout is het meest in trek wanneer er een cyclus van ongeveer 12 jaar wordt gehanteerd.

Heb je aanbevelingen?

  • Plant inheemse soorten en kijk wat er in de streek al staat.dan heb je het meeste kans op een succesvolle aanplant.
  • Hou het mozaïek in stand, met variaties zowel in de soorten die er staan, de leeftijden en de verschillende stadia van onderhoud. Zo’n kleinschalig en gevarieerd landschap is een eldorado voor veel planten en dieren, onder andere geelgors, kleine ijsvogelvlinder en wespendief.

Nader signalement

De ouderdom van houtwallen en wildwallen loopt sterk uiteen. Veel houtwallen zijn aangelegd tijdens de ontginningsperiode. In Oost-Nederland zijn al boerderijen bekend uit de Middeleeuwen. Elke boerderij had een bouwlandkamp, we kunnen aannemen dat die toen al door houtwallen werden omgeven. Tot in de 19e eeuw gebeurde dat ook nog bij nieuwe ontginningen. Er is een verband tussen de ouderdom van een houtwal en het aantal soorten bomen en struiken dat er in staat: oudere wallen zijn gemiddeld wat rijker aan soorten.

Het wel of niet aanwezig zijn van houtwallen en houtsingels geeft informatie over het vroegere functioneren van het landschap. In natte gebieden krijgen sloten de kerende en scheidende functie van houtwallen. Houtwallen zijn kenmerkend voor het kampenlandschap en voor heideontginningen.

Regionaal bestaan er verschillen in ouderdom en functie van houtwallen. Wildwallen aan de randen van de Veluwe dateren bijvoorbeeld op zijn laatst uit de 16e eeuw en zijn in de 18e eeuw hersteld. In een onderzoek naar houtwallen in een deel van het Kromme Rijngebied wordt geconcludeerd dat ze wellicht vanaf de 16e eeuw zijn aangelegd, om afscheidingen van dood hout te vervangen. Door levend materiaal te gebruiken leverden de wallen zelf ook nog hout op.

Betrouwbaar en duidelijk kaartmateriaal waarop houtwallen te onderscheiden zijn bestaat pas sinds de eerste helft van de 19e eeuw. Ze laten zien dat het overgrote deel van de houtwallen tenminste anderhalve eeuw oud is. Daarna kende de aanleg van houtwallen nog een laatste opleving toen gemeenschappelijke heidevelden werden opgedeeld. De komst van draadversperringen en vooral van prikkeldraad (in het begin van de 20ste eeuw) maakten een einde aan de aanleg. Sindsdien zijn erg veel houtwallen, wildwallen en houtsingels verdwenen.

Opvallende elzensingels liggen in de Langstraat, langs de randen van nat grasland. De smalle percelen hebben een waardevolle schrale vegetatie. Bekend zijn ook de singels in het Noordoosten van Friese wouden. Ze liggen vaak aan weerszijden van een sloot en overschaduwen het water, zodat er weinig planten groeien, wat het onderhoud vergemakkelijkt.

Moderne singels liggen in de Noordoostpolder rond de boerderijen. Bij de indeling van de polder waren er regels geformuleerd over de breedte van deze singels en over het assortiment van de aan te planten soorten. Dat leidde samen met de standaard maten voor de oppervlakte van de erven en het gebruik van vastgestelde modellen voor huis en schuur tot een opvallend 'planmatig' landschap.

Verbijzonderingen

Hieronder volgt een aantal verbijzonderingen van houtwallen en houtsingels.

Boswal

De term boswal wordt gewoonlijk alleen gebruikt voor wallen die zijn aangelegd om eigendomsgrenzen in een bos of een aan te planten bos aan te geven of de grens tussen een bosperceel en de weg. Veel boswallen zijn te vinden in het Nederrijkswald bij Nijmegen.

Eswal

Een eswal is een lage wal rond een es of kamp. Met die wal en de bijbehorende greppels werd wild buiten het bouwland gehouden.

Houtsingel

Een houtsingel is een lijnvormige aanplant van bomen of struiken. Er zijn eenrijige houtsingels, die echter wanneer de struiken de ruimte krijgen toch vrij breed kunnen worden en meerrijige houtsingels. Kenmerkend is dat er geen bosachtige ‘donkere’ kern in voorkomt, waardoor er geen echte bosbiotoop kan ontstaan. Houtsingels lijken veel op houtwallen, alleen is bij houtsingels geen sprake van een opgeworpen wal en zijn singels vaak smaller dan houtwallen.

De singels leverden bovendien brand- en geriefhout, waaraan in het gemengde bedrijf grote behoefte was. Omdat de boer verschillende diktes hout nodig had, werd een uitgekiend beheer gevoerd. Hij zorgde er voor dat er altijd op zijn bedrijf bomen en struiken van verschillende ouderdom aanwezig waren. Dit noemen we hakhoutbeheer, waarbij verdeeld over het gebied of over de eigendommen van de boer, jaarlijks een deel van de singels tot aan de basis van de stammen wordt teruggezet. In het gebied zijn hierdoor elzensingels van alle leeftijdsklassen aanwezig, van recent gekapt tot aan de oogstbare leeftijd van 20 tot 25 jaar.

Houtsingels in combinatie met een sloot komen voornamelijk voor op laaggelegen zandgebieden met een hoge grondwaterstand en op overgangen van zeeklei of veen naar zand. Ze worden als hakhout beheerd, maar in sommige streken ook als knotboom (o.a. de Gelderse Vallei). Elzensingels komen specifiek voor in het Groninger Westerkwartier, de Friese Wouden en het aangrenzende voormalige veengebied bij Drachten en Heerenveen, de Gelderse Vallei en de Brabantse Langstraat. Kleinere gebieden met elzensingels vind je op veel plaatsen op de overgang van zandgebieden naar veen (zoals in de omgeving van Staphorst en Rouveen) en in voormalige veengebieden (bijvoorbeeld Vriezenveen).

Het Friese Woudengebied is het belangrijkste elzensingellandschap van ons land. Ze vormen hier samen met de eveneens bewaard gebleven houtwallen (dykswâlen) een prachtig landschap, dat nog geheel door boeren wordt beheerd. Landschapsbeheer Friesland heeft een ‘Veldgids landschapselementen Noardlike Fryske Wâlden’ uitgebracht, met daarin beschreven de kenmerken en vooral het praktisch beheer van deze waardevolle landschapselementen (De Boer 2003).

Ook de randbeplanting rond erven wordt vaak houtsingel genoemd. Zie voor een interview hierover het artikel Boerenerf (cultuurhistorisch beheer).

Houtwal/wildwal

Bij een houtwal is sprake van een door de mens opgeworpen zandlichaam waarop bomen of struiken groeien. De wallen dienden om vee binnen of wild buiten het omgeven gebied te houden. Ging het vooral om het buiten de akkers houden van wild, dan worden het ook wel wildwallen genoemd. Langs houtwallen zullen vaak aan één of beide zijden greppels hebben gelegen. De wallen waren waarschijnlijk tussen de 50 en 100 centimeter hoog.

Veel houtwallen liggen om akkers. Andere liggen aan weerszijden van een veedrift: het op die drift lopende vee wordt tijdens de dagelijkse gang van de stal naar de te begrazen velden daarmee buiten de bossen en akkers gehouden. In dat geval is de wal dus nauw verbonden met de aanwezigheid van een veedrift of heerdgang waarover het vee dagelijks werd geleid. De walkant aan de kant van de drift is steiler dan die aan de nadere kant. Een houtwal kan ook dienen om het vee buiten het bos te houden, bijvoorbeeld in de eerste jaren na het afzetten van het hout. Op de houtwallen stond doorgaans eikenhakhout. Gekozen werd voor eiken omdat die waardevol hout leverden, ze werden in hakhoutbeheer gehouden omdat dat de enige manier was om de begroeiing op de wal ondoordringbaar te maken.

Bijzonder zijn de houtwallen langs beken in Twente en de Achterhoek. Met die houtwalbeken werd het water naar vloeiweiden geleid (zie artikel Vloeiweiden).

Landweer

Wat nu een houtwal lijkt kan bij nader onderzoek een (deel van ) een landweer blijken te zijn. Dan gaat het om een wal die in de late Middeleeuwen is aangelegd als grensmarkering om een gebied . Zie Schans en landweer (cultuurhistorisch beheer).

Zandwal en schurveling

Ook een bijzonder type wal zijn de zandwallen op Goeree-Overflakkee. Hier gaat het om vrij hoge en brede wallen tussen relatief kleine akkertjes in het duinlandschap. De zandwallen zijn ontstaan bij het afgraven van de bovenste laag van de akker. Dit gebeurde om dichter bij het grondwater te komen: daardoor werden of bleven de akkers (zogenaamde haaymeten) geschikt voor akkerbouw. Het afgegraven materiaal werd op wallen gezet aan de zijkanten - en soms ook ‘kopse’ kanten - van de haaymeet.

Ouder dan deze zandwallen zijn de veel lagere schurvelingen: die dateren uit de Middeleeuwen. Ze bestaan uit een lage wal waarop bomen staan, bijvoorbeeld elzen, en werden opgeworpen met zand uit greppels die erlangs lagen. Schurvelingen fungeerden als perceelsscheiding en als bescherming tegen stuifzand. Er zijn maar heel weinig authentieke schurvelingen over, onder andere omdat er later zandwallen overheen zijn gelegd, met name in de 19e eeuw. Dergelijke zandwallen, die ten onrechte ook vaak schurvelingen worden genoemd, zijn er nog wel vrij veel op Goeree-Overflakkee.

Er groeit gras op, maar vaak eveneens een aantal bomen, met name eiken en grove dennen en struiken als brem, braam en vlier.

Het landschap met schurvelingen, haaymeten en zandwallen komt buiten die regio en buiten Nederland niet voor. Daarom wordt er een hoge cultuurhistorische waarde aan toegekend.

Ecologische waarden en potenties

In houtsingel en houtwal kunnen verschillende boom- en struiksoorten staan. Soms worden ze als hakhout beheerd, maar een singel kan ook bestaan uit vrij opgroeiende bomen. Het beheer als hakhout vergroot de dynamiek van de aanplant en de ecologische potentie. Alleen op die manier blijft het vallen van zonlicht op de bodem mogelijk, waar warmteminnende soorten van profiteren. Vaak gaat het om streekeigen soorten, waarvan de meeste inheems zijn. De begroeiing varieert per gebied. In natte (veenweide)gebieden overheersen wilg, zwarte els en gewone es, met incidenteel andere soorten, zoals populier, meidoorn, lijsterbes, zomereik, berk. In de struiklaag staan vlier, struikachtige wilgen, sleedoorn en bramen. De vegetatie onder de bomen wordt vaak gekenmerkt door soorten die buiten de houtsingels niet of nauwelijks in het gebied voorkomen, zoals kamperfoelie, maagdenpalm, bosandoorn, dauwnetel.

Een houtsingel kan landschappelijk en ecologisch een belangrijke verbindende functie hebben. Dat geldt des te meer wanneer de singel in een verder (grotendeels) open landschap ligt, bijvoorbeeld het veenweidegebied, of de nieuwe IJsselmeerpolders.

Extra ecologische waarde ontstaat door het aanwezig zijn van een wal: de helling biedt variatie in nat/droog en warm/koud. De zonkant is dan vooral interessant voor insecten, amfibieën en reptielen, de schaduwkant voor varens en mossen. Op de wallen staan vaak veel paddenstoelen. Laat bij het onderhoud wat dood hout staan: dat heeft een grote waarde voor insecten, in holen broedende vogels en bijvoorbeeld vleermuizen.

Daarnaast hebben lijnvormige elementen een verbindings- of fouragefunctie voor bijvoorbeeld vleermuizen en andere zoogdieren, zoals egel, das, ree, bunzing, hermelijn, eekhoorn. Soorten als de dwergvleermuis en de gewone grootoor vleermuis foerageren langs houtopstanden. In houtsingels komen vogels voor als ransuil, steenuil. Boomvalk en buizerd, maar ook gekraagde roodstaart, braamsluiper, koekoek, tuinfluiter, mogelijk ook wielwaal en spechtensoorten. Vlinders gebruiken beschutting van houtsingels en aanwezigheid van bloeiende planten in de rand ook in verband met verplaatsing.

Literatuur

  • Boer, J.J. de (2003), Veldgids landschapselementen Noardlike Fryske Wâlden. Landschapsbeheer Friesland Beetsterzwaag.
  • Burm, P. en A. Haartsen (2003), Boerenland als natuur. Verhalen over historisch landschapsbeheer. Matrijs i.s.m. Landschapsbeheer Nederland, Utrecht.
  • Dirkmaat, J. (2005), Nederland weer mooi; op weg naar een natuurrijk en idyllisch landschap. ANWB, Den Haag, i.s.m. Stichting Nederlands Cultuurlandschap.
  • Dirkx, J. (2000), Historische houtwallen. Historisch-ecologisch onderzoek naar de houtwallen tussen Doorn en Leersum. Landschapsbeheer Utrecht, De Bilt
  • Janssen, P. en M. van Benthem (2005), Historische boselementen:geschiedenis, herkenning en beheer. Zwolle.
  • Landschapsbeheer Groningen (1995), Beheersnotitie houtsingels Zuidelijk Westerkwartier.
  • Schmitz, H. (1993), Houtwallen, heggen en singels. Lijnvormige houtopstanden in Nederland. LONL, Utrecht.

Websites en organisaties

  • Veel informatie over houtsingels en houtwallen is in te winnen bij de provinciale organisaties Landschapsbeheer, www.landschapsbeheer.nl.
  • Landschap Overijssel, www.landschapoverijssel.nl/houtwallen.
  • Stichting Probos, www.probos.net.

Zie ook

Hoort bij deze thema's

Specialist(en)

Vragen, verbeteringen of opmerkingen?
U kunt op deze kennisbank reageren via het reactieformulier.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 17 jul 2023 om 13:21.