Panorama Landschap - Veenkoloniën en Westerwolde
Introductie
De regio Veenkoloniën en Westerwolde is na grootschalige turfwinning ontstaan. Het bestaat uit een rationeel landschap, waar industrialisatie heeft plaatsgevonden in de jaren na 1950. Streekdorpen zijn thans komvormig. Westerwolde ligt op een zandrug langs een beek met een op esdorpen gelijkend landschap.
Deze regiobeschrijving maakt deel uit van Panorama Landschap - Karakterisering van het Nederlandse landschap in 78 regio’s.
Op de interactieve kaart van Panorama Landschap zijn alle regio's terug te vinden.
Op de interactieve kaart van Panorama Landschap zijn alle regio's terug te vinden.
Karakteristiek
Het landschap van de Veenkoloniën valt op door de rechte lijnen en de rationele inrichting: grote open ruimten, onderbroken door bebouwingslinten. Het is in de afgelopen 450 jaar geheel door de mens tot stand gebracht. In die periode is het uitgestrekte hoogveengebied van het Boertanger veen afgegraven en omgezet in landbouwgebied. Oude veenkoloniën liggen in het noorden (17de-18de eeuw); jonge in het zuiden (19de-20ste eeuw).
Op enkele plaatsen wordt het strakke patroon van het landschap onderbroken door zandruggen die boven het veen uitsteken. De inrichting van het land en de vorm van de dorpen vertonen gelijkenis met de esdorpen. De grootste hiervan is Westerwolde. Opmerkelijk zijn de overgangen tussen het jonge veenkoloniale landschap en de oudere cultuurlandschappen aan de randen, zoals langs de Hunze en het Schoonebeekerdiep.
Na de turfwinning werd het land in gebruik genomen voor de landbouw. Ook is de regio in hoog tempo geïndustrialiseerd, denk aan strokartonnage. Veel industrie is nu verdwenen. Grote steden liggen niet in de regio, maar er net buiten (Groningen, Emmen). Ze oefenen grote invloed uit op de ontwikkelingen in de regio. De belangrijkste plaatsen zijn in de afgelopen decennia flink gegroeid. In de streekdorpen Hoogezand-Sappemeer, Veendam en Stadskanaal vond komvorming plaats. Ter Apel is tegenwoordig bekend als centrale opvangplek voor asielzoekers. Vanaf 1970 vond in het gebied een herstructurering plaats, die gericht was op de verbetering van de economische basis.
Door het Rijk is een deel van de Veenkoloniën aangewezen als gebied voor grootschalige windenergie. In de komende jaren zal er zo’n 285 MW aan opgesteld vermogen moeten komen. Het vormt een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van dit ‘energielandschap’, dat visueel zeker gevolgen zal hebben. Bij Meeden ligt een transformatorstation van waaruit hoogspanningsleidingen door het gebied lopen.
Door het zuiden van de regio loopt snelweg A37; de A7 vormt min of meer de noordgrens. De overige wegen zijn van regionaal belang. Het betreft onder meer de N391/N366 van Emmen naar Ter Apel en verder naar het noorden. Per spoor is de regio ontsloten vanuit Groningen via de lijn naar Bad Nieuweschans met een aftakking naar Veendam en Stadskanaal.
Ontstaan van het natuurlijke landschap
Pleistoceen
In het pleistoceen, tijdens de voorlaatste ijstijd, is de Hondsrug gevormd door het landijs. Ter plaatse van het ijsfront werden de zand- en keileemlagen opgestuwd tot lage heuvels, zoals de Hasseberg en de heuvels bij Vlagtwedde en Onstwedde. De heuvels van Westerwolde bestaan uit keileem en dekzand. Smeltwater langs het ijsfront stroomde naar het noordwesten en schuurde daarbij het ‘oerstroomdal van de Hunze’ uit. In de laatste ijstijd is een dik pakket dekzand in het dal afgezet.
Holoceen
Het uitgestrekte hoogveengebied het Bourtanger Moeras werd vanaf 5000 jaar v.Chr. gevormd. Het lag in het grensgebied van Groningen, Drenthe en het Duitse Emsland. Het had de vorm van een V, waarbij Westerwolde als hoger gelegen zandgebied tussen de twee poten lag. De veenvorming begon in afgesloten laagten van het oerstroomdal van de Hunze. In de loop van duizenden jaren breidde het zich over steeds grotere oppervlakten uit totdat een gebied van meer dan 300.000 hectare was ontstaan. Het Bargerveen (thans Natura 2000-gebied) is het laatste grote restant hiervan. Aan de westkant wigde het veen uit tegen de zandgronden van de Hondsrug; in het oosten vormde de Ems de grens. Het veengebied zelf werd doorsneden door het Schoonebekerdiep, de Runde, de Ruiten Aa en de Pekel Aa. Hier en daar bevonden zich veenmeren of meerstallen. Het grootste daarvan was het Zwarte Meer.
Landschappenkaart
Op de archeologische landschappenkaart hoort de regio tot het Noordelijk zandgebied (met dekzandvlakten, dekzandruggen, veenvlakten en beekdalbodems) en het Keileemgebied (met keileemvlakten, keileemruggen en beekdalbodems).
Bewoningsgeschiedenis
Prehistorie en Romeinse tijd
Door de goede conserveringsomstandigheden zijn prehistorische resten in en onder het veen vaak goed bewaard gebleven. Uit de tijd vóór de veenvorming, de middensteentijd, zijn vooral in Oost-Groningen resten van jachtkampjes gevonden. In het Boertanger Moeras zijn op verschillende plaatsen veenwegen van liggende boomstammetjes ontdekt, onder meer bij Nieuw-Dordrecht. Deze weg dateert uit omstreeks 2500 v.Chr. De zogenaamde ‘Valtherbrug’ uit de late ijzertijd (250-0 v.Chr.) werd al in 1818 ontdekt en in kaart gebracht. Deze veenweg bestaat uit planken en stammetjes en loopt tussen Ter Apel en Valthe. De weg zou destijds de Hondsrug met Westerwolde hebben verbonden. Bekend is het gebied ook om de bijzondere offervondsten die bij het graven van turf zijn teruggevonden: vaatwerk, wagenwielen, maalstenen, hertengeweien, haarvlechten etc. De oudste daarvan stammen uit omstreeks 3000 v.Chr., de jongste uit de 16de en 17de eeuw. In het veen zijn ook menselijke lichamen gevonden, zoals het bekende ‘meisje van Yde’ daterend uit het begin van de jaartelling. Aan de randen van het veengebied zijn celtic fields gevonden: kleine akkercomplexen uit de ijzertijd.
Middeleeuwen
Vanaf de 10de eeuw begonnen de bewoners in het westelijke deel van het Boertanger Moeras met kleinschalige vervening en ontginning voor eigen gebruik (boekweitteelt, schapen weiden). Begin 13deeeuw begon men rond Wolfsbarge meer systematisch te vervenen, in opdracht van kloosters als Ter Apel, Aduard en Essen. Ook aan de Drentse kant werd turf gestoken. Tot permanente bewoning leidde dit niet, het bleef bij randveenontginningen zoals bij Roswinkel en Schoonebeek langs het Schoonebeekerdiep. De bewoning van Roswinkel schoof met de vervening mee, terwijl Schoonebeek altijd aan de veenrand bleef liggen. Bij beide nederzettingen werden telkens kleine delen van het veen door middel van opstrekkende veenakkers ontgonnen. De groenlanden lagen in de richting van de beken. Uit de middeleeuwen zijn nog een aantal stenen veenwegen teruggevonden, onder meer bij Buinen. In de late middeleeuwen ontstonden langs de Hunze satellietnederzettingen van de dorpen op de Hondsrug, zoals Drouwenerveen, Gasselterboerveen en Gieterveen. De boeren op de zandgronden verhoogden de vruchtbaarheid van hun akkers door intensieve bemesting toe te passen. Hiertoe werd de mest vermengd met heideplaggen en bosstrooisel. Dit werd op de akkers gebracht, waardoor deze geleidelijk werden opgehoogd. Dergelijke akkers vinden we bij Vlagtwedde, Onstwedde en Sellingen.
Langs de oevers van de Ruiten Aa in Westerwolde ontstond een afwisselend landschap. De hogere delen werden gebruikt als akkerland en daar ontstonden essen. De plaggen, die nodig waren voor de bemesting van de akkers werden onder meer gestoken op de heidevelden van het Ellinghuizerveld en het Weenderveld. De lagere delen werden gebruikt als wei- en hooiland. Het beekdal van de Ruiten Aa vormde een lint van graslanden langs de rivier, omzoomd met hoger gelegen akkers. Het gebied was rijk aan bosjes, houtwallen en houtsingels. De grootste open ruimte was de Ontstwedderholte: een aaneengesloten akkercomplex op een keileembult. Om het beheer van de woeste gronden en essen in goede banen te leiden werden in de middeleeuwen door de boeren marken opgericht. Deze zorgden ervoor dat de gemeenschappelijke gronden van het dorp of buurtschap niet werden aangetast of ontgonnen door nieuwkomers. In de 17de en 18de eeuw gingen veel marken ertoe over om delen van hun veengronden te verkopen aan de stad Groningen of aan verveenders. Ook in de 19de eeuw gebeurde dit in de dorpsgebieden aan de Drentse kant, die toen konden worden afgegraven. De gemeenschappelijke gronden van de Westerwoldse dorpen werden in de loop van de 19de eeuw onder de eigenaren verdeeld of aan derden verkocht.
De markegrenzen in de veengebieden werden door de verschillende buurschappen als gemeenschappelijke weiden (compascua) gebruikt. Er ontstonden nederzettingen als Nieuw-Dordrecht, Munsterscheveld en Barger-Compascuum.
In het noorden liggen de dorpen Blijham, Bellingwolde en Vriescheloo op brede zandruggen. Hierop zijn streekdorpen ontstaan met opstrekkende heerden (lange, smalle percelen loodrecht op de dekzandrug, waarbij de eigenaars het recht hadden de percelen verder door te trekken). De kavels lagen in het veen (veenbouwten) of in de klei (kleibouwten).
Eerste vormen van vervening
In de 12de en 13de eeuw vonden aan de randen van het veen ontginningen plaats. Relatieve overbevolking van de dorpen op de Hondsrug leidde ertoe dat gemeenschappelijk gebruikte gronden werden verdeeld. Zo ontstonden aan de rand van het Hunzedal satellietdorpen van oudere dorpen op de Hondsrug, zoals Gieterveen, Annerveen en Eexterveen [1] In het noorden waren dorpen als Meeden en Muntendam omstreeks 1300 bewoond. Vanuit de satellietdorpen en de dorpen op het zand zijn de randen van het veengebied op kleine schaal in gebruik genomen en in eigen beheer afgegraven.
Nieuwe tijd en 19de eeuw
Grootschalige turfwinning
In de 16de en 17de eeuw nam de vraag naar brandstof toe vanuit bijvoorbeeld steenbakkerijen, bierbrouwerijen en zoutziederijen en ging men het veengebied exploiteren. Het veen werd afgegraven en verscheept naar met name Groningen en de Hollandse steden. Bij de veenwinning speelde de stad Groningen een cruciale rol. Ten eerste omdat de stad na 1594 grote delen van het veengebied in bezit had gekregen. Daarnaast kocht de stad nog grote oppervlakten veengrond van de markegenootschappen. In de tweede plaats verwierf de stad het monopolie op de doorvoer van de turf. De tolheffing was een grote bron van inkomsten voor de stad Groningen. Al het veen werd via het Winschoterdiep afgevoerd en de stad kreeg de opbrengsten van de doorvaart van de turfschepen, terwijl zij door middel van de ‘conditiën van verhuyringhe’ op lucratieve wijze de door haar aangekochte gronden verhuurde. Later volgde de aanleg van het Stadskanaal. In 1817 werd een convenant met Drentse veenexploitanten gesloten en konden het Drentse veen geëxploiteerd worden.
Aan het begin van de 17de eeuw begon in de buurt van Oude Pekela de systematische veenwinning. Aanvankelijk voerde de ‘Friesche Compagnie’ de regie, maar al snel nam de stad het over. Vaak diende een oude veenrivier als uitgangspunt. De Pekel Aa werd bijvoorbeeld verbeterd en het veenland aan weerskanten vergraven en afgevoerd. Het patroon van wijken, dat men hierbij heeft aangelegd, was nog tamelijk onregelmatig. De ontginningsblokken werden steeds regelmatiger. Hoogezand en Sappemeer waren de eerste nederzettingen. Van hieruit werden hoofdwijken zuidoostwaarts aangelegd, zoals het Kielsterdiep en de Kalkwijk. Haaks hierop werden zijwijken gegraven en verder verveend. Zo ontstonden Kiel-Windeweer en Borger-Compagnie. Bij Veendam werd een dubbelkanalenstelsel gegraven, met een Oosterdiep en een Westerdiep. Hierlangs ontwikkelde zich een dorpskern, die in de meeste andere veenkoloniën niet aanwezig was. Het gebied ten zuiden van Hoogezand-Sappemeer werd tussen 1631 en 1659 uitgegeven, de polder Wildevankster Participantenverlaat in 1647, het veengebied bij Zuidwending en de Ommelanderwijk in 1649. Uiteindelijk ontstond een landschap dat werd gevormd door een fijnmazig net van waterwegen. Dit liep van hoofdafvoeren als het Winschoterdiep via hoofdwijken als de Kalkwijk tot de talloze wijken en sloten.
Voordat de turf gestoken werd, verwijderde men de ruwe bovenlaag, de bolster en legde het opzij. Dan werd het veen gesneden en de turven gestoken. Daarna volgde een periode van drogen en draaien, alvorens de turven verscheept werden. De percelen waar de veenlagen al verwijderd waren werden daarop klaargemaakt voor landbouwkundig gebruik. De zandgrond, die onder het veen te voorschijn was gekomen, werd vermengd met de bolsterlaag. In een tempo van gemiddeld 1.000 hectare per jaar werd het gebied omgevormd tot landbouwgrond. Na 1900 ging men op grote schaal over tot het gebruik van kunstmest. De uitgeveende dalgronden werden vanaf toen tot akkerland omgezet.
Naarmate de vervening vorderde, trokken veel veenarbeiders met het werk mee en vestigden zich buiten de grote kernen. Hoogezand, Veendam en Oude Pekela ontwikkelden zich tot welvarende nederzettingen, mede door de komst van de scheepvaart en scheepsbouw. Dit uitte zich onder meer in een verdichting van de huizen langs de hoofdkanalen en de bouw van diverse landhuizen en veenborgen. Welgelegen bij Borgercompagnie (circa 1750) is hiervan overgebleven.
Begin 17de eeuw werd door cartograaf, landmeter en ingenieur Johan Sems de grens bepaald tussen Groningen en Drenthe. Deze kaarsrechte Semslinie vormt nog steeds de provinciegrens. De linie was uitgangspunt voor de aanleg van het Stadskanaal vanaf 1766. Dit leidde een nieuwe fase in de vervening, zeker nadat in 1817 een overeenkomst werd gesloten met de aangrenzende Drentse gebieden, zodat ook daar het veen kon worden vergraven. Van noord naar zuid is het Drentse deel van het veengebied afgegraven en omgevormd tot landbouwgrond. Vanuit het Stadskanaal legde men ‘monden’ aan, die het veen inliepen: Gasselterboerveensemond (1819), Gasselternijeveensemond en Drouwenermond (1820), Buinermond (1828), Eerste en Tweede Exloërmond (1829) en Valthermond (1832). Loodrecht daarop werden de wijken gegraven. Aan het Stadskanaal ontstonden de nederzettingen Stadskanaal (1765) en Musselkanaal (1820). Eind 19de eeuw bereikte men de omgeving van Emmen. Dit deel van de regio werd vervolgens vanuit twee kanten aangepakt. Vanuit het noorden via het Stadskanaal richting Ter Apel (1858), van waaruit Nieuw-Weerdinge en Emmercompascuüm werden verveend. Vanuit het westen werd de Verlengde Hoogeveense Vaart aangelegd. Rond 1900 bereikte dit kanaal de Nederlands-Duitse grens. Door het Scholtenskanaal (1906) zijn de twee kanalen met elkaar verbonden.
Langs vrijwel alle kanalen ontstonden nederzettingen. Nieuw-Amsterdam was de eerste, later volgen onder meer Klazienaveen, Emmer-Compascuum en Zwartemeer.
Toen rond 1920 de eerste mechanisatie in de veenderijen optrad, werd het tempo waarin de verveningen plaatsvonden aanzienlijk hoger. Het was al wel duidelijk dat turf het als brandstof ging afleggen tegen steenkool en gas. Er ontstond massale werkloosheid. De toepassing van het veen was veranderd: het werd niet meer gebruikt als brandstof maar als grondstof voor de Noritindustrie. Tegenwoordig is de vervening gestaakt en komt het veen uit het Duitse deel van het oude Boertanger veen. Er resteren nog enkele aaneengesloten niet verveende delen.
Waterstaat
Niet alle kanalen die in de regio liggen zijn aangelegd voor de turfwinning. Door de vervening, maar ook doordat de Dollard in het noorden verder werd ingepolderd, verslechterde de waterafvoer. Er werden aanvankelijk veendijken aangelegd, zoals tussen Boertange en Wedde, later volgden de aanleg van nieuwe afwateringskanalen. De eerste hiervan, de Nieuwe Ruiten Aa uit 1670, werd zuiver om militaire redenen aangelegd (zie verder). Grote ingrepen in de waterhuishouding vonden plaats in de 20ste eeuw met de aanleg van het B.L. Tijdenskanaal (1911), het Mussel Aakanaal (1916) en het Ruiten Aakanaal (1918). Na 1950 volgden de normalisering van de Ruiten Aa, het Pagediep en de Mussel Aa.
Defensie
Het veenmoeras had belangrijke strategische waarden voor het noorden van het land. Daar waar het toegankelijk was, verschenen verdedigingswerken. Tot in de 15de eeuw was de burcht van Wedde het belangrijkste verdedigingswerk. Bekender is de vesting Boertange (1593), gelegen op de plek waar de handelsweg van Groningen naar het oosten over een smalle zandrug door het veen liep. Om de grachten en de omgeving van water te voorzien werd een uitgebreid stelsel van keerdijken aangelegd. Er werd een watergang naar de Ruiten Aa gegraven om extra water aan te voeren: de Nieuwe Ruiten Aa. De Bakovenkade en de redoute Bakoven maakten deel uit van de vesting Boertange. De vesting is in de jaren 1970 volledig gerestaureerd en ten dele gereconstrueerd2.
Verder naar het zuiden werden vanaf de 16de eeuw verdedigingswerken aangelegd op andere doorgangen: bij Coevorden, ten zuiden van Ter Apel (redoute, circa 1650), de schans Catshaar in het dal van het Schoonebeekerdiep, de schans van Holle tussen Emmen en Coevorden en de Valtherschans. In de Franse tijd werd de grenslinie op een aantal plaatsen versterkt, onder meer bij Ter Apel. Ten oosten van Boertange werd de Abeltjeslinie aangelegd en bij Bellingwolde werden enkele aarden verdedigingswerken opgeworpen. Bij Oud-Schoonebeek resteert een van de weinig overgebleven luchtwachttorens uit de Koude oorlog.
Recente ontwikkelingen
In de Veenkoloniën werden na de vervening landbouwgebieden ontwikkeld, wat door de introductie van de kunstmest tot goede resultaten leidde. Vanaf de jaren 1960 werden meerdere ruilverkavelingen uitgevoerd, maar de ontsluiting bleef een probleem. Ook waren wijken dichtgegooid, waardoor problemen met de afwatering optraden. Door de samenwerkende landbouworganisaties, de gemeenten en de provincies Drenthe en Groningen werd daarop de Reconstructiecommissie voor de Veenkoloniën opgericht. Deze leidde tot de ontwikkeling van de Herverkaveling Oost-Groningen (HOG), waarbinnen meerdere projecten zijn uitgevoerd, ook buiten de regio. Men streefde naar een herinrichting van de infrastructuur ten behoeve van de gehele samenleving. Naast versterking van de economie kwamen zo ook cultuur en milieu op het programma. De herinrichting structureerde zo de maatschappelijke vernieuwing van de regio.
Het betrof in totaal zo’n 90.000 hectare in de regio. Er werden meerdere kanalen verbeterd, zoals het Pekelder Hoofddiep, zodat ze gebruikt konden worden voor de recreatievaart. Delen van het Stadskanaal werden gedempt, vooral om stedenbouwkundige redenen. In en bij Veendam bleef (Boven) Oosterdiep behouden. Ook de aanleg van wegen en fietspaden kreeg aandacht. Ten behoeve van de afwatering werd tussen 1983-1993 het kanaal Veendam-Musselkanaal (of Verlengde A.G. Wildervanckkanaal) gegraven. Er werden wegen aangelegd (A7, A37, hoewel deze al gepland waren), dorpshuizen gebouwd en het tuinbouwgebied van Erica en Klazienaveen kreeg een nieuwe impuls. Staatsbosbeheer heeft verspreid door de regio veel bosgebieden in bezit gekregen.
In het kader van de herinrichting werd ook het veenmuseum ’t Aole Compas (thans De Wereld van Veen) in Barger Compascuum verder uitgebouwd. Het park en de gebouwen zijn eigendom van Staatsbosbeheer. Een oud kerkhofje is recentelijk gerestaureerd. Recenter is de reconstructie van het veenriviertje de Runde, onderdeel van de herinrichting rondom Klazienaveen. Bij Dalen en Emmen zijn enkele recreatieparken gebouwd (Huttenheugte, Ermerzand), die een economische impuls voor de regio betekenen. In de regio liggen vijf beschermde stadsgezichten: Kiel-Windeweer, Veendam-Tusschendiep, Veendam-Oostendiep, Smeerling en Boertange.
In het kader van de Rijkscoördinatieregeling is een deel van de Drentse veenkoloniën aangewezen als locatie voor grootschalige windenergie. Er zullen de komende jaren op grote schaal windturbines worden ontwikkeld van in totaal 285 MW. Dit zal zeker visuele gevolgen hebben voor de regio.
Ruilverkaveling | Oppervlak (ha) | Periode | % in regio |
---|---|---|---|
Sleenerstroom | 7970 | 1965 - 1976 | 8,2% |
Odoorn/Algemeen (B)/td> | 3727 | 0 - 2013 | 20,6% |
Dalen C.A. | 7421 | 1964 - 1976 | 20,6% |
Anloo | 6037 | 1972 - 1986 | 31,7% |
Gieten-Gasselte | 3279 | 1970 - 1980 | 52,5% |
Vriescheloo | 3083 | 1978 - 1990 | 73,3% |
Zuidlaren | 2818 | 1963 - 1972 | 75,4% |
Buinen | 145 | 1942 - 1957 | 77,0% |
Exloerveen (B) | 923 | 1957 - 1964 | 83,1% |
Veendam-Wildervank | 1275 | 1961 - 1970 | 97,3% |
Bronneger- en Buinervenen | 1878 | 1961 - 1970 | 97,5% |
Slangenborg | 4457 | 1967 - 1979 | 99,6% |
Exloerveen (A) | 342 | 1931 - 1934 | 99,7% |
Vlagtwedder Essen | 4771 | 1963 - 1978 | 100,0% |
Onstwedde | 4197 | 1969 - 1982 | 100,0% |
Oldambt/algemeen3 | 31760 | 1999 - 2008 | 3,2% |
Schoonebeek/Algemeen1 | 1681 | 2000 - 0 | 100,0% |
Kanaalstreek/Algemeen2 | 18524 | 1986 - 2009 | 100,0% |
Emmen/Algemeen | 19416 | 1992 - 2012 | 99,4% |
Oude Veenkolonien/Algemeen2 | 20326 | 1988 - 0 | 75,7% |
Westerwolde/Algemeen2 | 32402 | 1993 - 2011 | 80,7% |
Pekela’s/Algemeen2 | 6630 | 1985 - 2004 | 90,7% |
1. Wet Inrichting Landelijk Gebied (WILG)
2. Herinrichting Oost-Groningen
Het landschap van Westerwolde heeft na de oorlog aan kleinschaligheid ingeboet, maar het onderscheidt zich nog steeds duidelijk van het omringende veenkoloniale landschap. De afgelopen decennia zijn maatregelen genomen om rechtgetrokken beken als de Ruiten Aa te laten meanderen.
Er resteert nog een klein deel van het oorspronkelijke veengebied. Het grootste deel, het Bargerveen/Meerstalblok, heeft een natuurbestemming en is in bezit van Staatsbosbeheer. Hier zijn maatregelen genomen om actieve veenvorming te stimuleren. Er zijn delen van het wel afgegraven Amsterdamsche Veld en het Schoonebeekerveld aan toegevoegd. Sinds 2006 maakt het Bargerveen deel uit van het Internationale Natuurpark Bourtanger Moor-Bargerveen. Een kleiner veenrestant ligt ten oosten van Emmen (het Oosterbos). Ook dit heeft een natuurbestemming.
Het vormde onderdeel van de algehele herinrichting van de regio. Het Lieftinghsbroek is een klein Natura 2000-gebied.
Specifieke thema’s
Komvorming
Alle nederzettingen zijn van oorsprong streekdorpen, die in de loop der tijd uitgroeiden tot kilometers lange linten, zoals Stadskanaal. In de jaren zestig werd stedenbouwkundig gewerkt aan komvorming. Hiervoor werden vooral wijken gedempt, waarop men wegen en kruispunten aanlegde. In Hoogezand werden in het westelijke deel nieuwe woonwijken gebouwd, zoals Gorecht en Woldwijck. Bij het Zuidlaardermeer is het aantal recreatieve voorzieningen flink toegenomen (onder meer Meerwijck). Ook wonen aan het water komt tegenwoordig veel voor.
In Veendam werd het Wester- en Oosterdiep deels gedempt. Hier verrees nieuwbouw in westelijke richting (Gildenbuurt, Sorghvliet). Ten westen van beide plaatsen kwam een groene zone. In zowel Oude als Nieuwe Pekela werd een nieuwe kern gecreëerd. De kernvorming van Stadskanaal kwam het laatst op gang. In het westen lag het dorp tegen Drenthe. In het oosten verrezen wijken als Waterland, Maarswold, Vogelwijk en Vleddermond. In samenwerking met Borger/Odoorn wordt nu gebouwd bij Nieuw-Buinen. Ook in Musselkanaal kwamen nieuwe wijken tot stand. Groene zones waren onder meer het Vledderbos en het Pagedal. In Emmer-Compascuum en Klazienaveen heeft tegelijk met de komst van industrie komvorming plaatsgevonden.
Industrie
Na de introductie van kunstmest aan het einde van de 19de eeuw kwam het accent in de landbouw op akkerbouw te liggen. Graan, suikerbieten en (fabrieks)aardappelen waren het belangrijkst. In de 19de eeuw vestigden zich aardappelmeel- en strokartonfabrieken in het gebied. Aardappelmeelfabrieken werden onder meer gesticht in Muntendam (1840), Foxhol (1841) en Veendam (1866). Oude Pekela werd het belangrijkste centrum van de strokartonfabricage. In de jaren 1950 bloeide de industrie in de Veenkoloniën. In Stadskanaal zat onder meer een belangrijke dochter van Philips. In de jaren 1960 kreeg de sector grote klappen. Veel aardappelmeelindustriebedrijven fuseerden, totdat in 1978 alleen AVEBE overbleef. In de kartonnage gebeurde hetzelfde. Er bleven twee bedrijven over, KNP en Bührmann-Tetterode. Met deze fusies en overnames gingen veel arbeidsplaatsen verloren. De Philipsvestiging in Stadskanaal is in 2006 gesloten. Van verschillende aardappelmeelfabrieken zijn in het landschap nog de vloeivelden te zien, waarvan de Veenhuizerstukken de meest omvangrijke is. Dit vloeiveld heeft nu een natuurbestemming. Van de strokartonfabrieken zijn her en der kantoorgebouwen bewaard gebleven. Een andere vorm van bedrijvigheid was de scheepsbouw. De werven waren geconcentreerd rondom het Winschoterdiep en in Stadskanaal.
Aardolie en aardgas
In 1943 werd aardolie bij Schoonebeek gevonden, wat vanaf 1947 tot 1996 gewonnen werd. In een gebied van 15.000 hectare met jaknikkers zijn in totaal 250 miljoen vaten olie gewonnen, vooral in Schoonebeek, Coevorden, Dalen, Emmen en Sleen. In Schoonebeek werd een aparte woonwijk voor NAM-personeel gebouwd. De meeste jaknikkers zijn verdwenen. Dit waren putpompen, die beter vloeibaar gemaakte aardolie oppompten met behulp van een door een motor op en neer bewogen balans. De jaknikkers in het centrum van Schoonbeek en bij de Europaweg zijn bewaard gebleven. In 2011 werd de oliewinning met nieuwe technieken en een nieuwe infrastructuur hervat. In de omgeving van Schoonebeek liggen enkele gaswinningslocaties. Ook in het noorden van de regio staan enkele installaties, waar gas uit het grote gasveld van Slochteren wordt gewonnen.
Literatuurlijst
- Delvigne, J.J. en G.J. Koopman, 1991. De Geschiedenis van Westerwolde. 1. Het Landschap. Groningen.
- Gerding, M.A.W., 1995. Vier eeuwen turfwinning de verveningen in Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel tussen 1550 en 1950.
- Gerding, M.A.W., 2018. Geschiedenis van Drenthe - In nieuw perspectief. Assen.
- Groenendijk, H.A., 1997. Op zoek naar de horizon. Het landschap van Oost-Groningen en zijn bewoners tussen 8000 voor Chr. En 1000 na Vhr. Groningen.
- Kiels, G. 2005. Geschiedenis van het kasteel te Coevorden – van gewestelijk tot stedelijk bestuurscentrum 1046-1974. Gemeente Coevorden
- Timmer, K.P. ,1992. De Drouwener venen: de geschiedenis van de ontwikkeling van een hoogveengebied van ca. 1650 tot 1914. Borger.
- Timmer, K.P. en G.E. de Vries,2011. 400 jaar venen rondom Emmen. Bedum.
- Schroor, M. en J. Meijering, 2007. Golden Raand. Landschappen van Groningen. Assen
Structuurdragers
Landschapsvormende functie | Elementen en structuren in het huidige landschap - Veenkoloniën en Westerwolde |
---|---|
Algemeen | Open, rationeel ingericht landschap waar op grote schaal turf is gewonnen, waarna het is omgezet in landbouwgrond |
Westerwolde: kleinschalig(er) esdorpenlandschap | |
Randveenontginningen Schoonebekerdiep | |
Landbouw | Rationele, strookvormige verkaveling, overwegend in gebruik voor akkerbouw |
Dal Ruiten Aa weide- en hooilanden, onregelmatige verkaveling. Ook plaatselijk essen | |
Onregelmatige percelering randveenontginningen Hunzedal | |
Bosbouw en natuur | Bossen rond Ter Apel en Sellingen |
Bargerveen, restant vml hoogveengebied | |
Hunzedal | |
Wonen | Veendam |
Stadskanaal: lint én komvorming | |
Oude en Nieuwe Pekela | |
Veenkoloniale en/of kanaaldorpen (bv. Barger Compascuum, Valthermond) | |
Esdorpen in Westerwolde (bv Onstwedde) | |
Randveenontginningen bij Hunze | |
Streekdorpen | |
Klooster Ter Apel | |
Waterstaat | Leidijken ter verdediging Bourtanger Moor |
Ruiten Aa | |
Westerwoldse Aa | |
Schoonebeekerdiep | |
Pagediep | |
Defensie | Vesting Boertange |
Schansen ter verdediging Bourtanger Moor: Catshaar, Ter Apel, Valther, Schans van Holle, Linie van Abeltjeshuis, [Vesting Coevorden (buiten regio)] | |
Luchtwachttoren Schoonebeek | |
Delfstoffenwinning | Stelsel van kanalen, hoofdwijken, zijkwijken en monden in de gehele regio (zie ook verkeer) |
Zichtbare restanten turfwinning, o.a. bij Bargerveen en Schoonebeekerveld | |
Ja-knikkers Schoonebeek als herinnering aan oliewinning | |
Verkeer | N365, N366 |
Spoorlijn Groningen-Veendam-Stadskanaal | |
Nieuwe Ruiten-Aa | |
Ruiten Aakanaal | |
Stadskanaal | |
Mussel Aakanaal | |
Verlengde Hoogeveensche Vaart | |
B.L. Tijdenskanaal | |
Ter Apelkanaal | |
(Verlengde) A.G.Wildervanckkanaal | |
Scholtenskanaal | |
Wester- en Oosterdiep (Veendam) | |
Diepen en kleinere kanalen | |
Bestuur | Semslinie, grens tussen Drenthe en Groningen |
Grenspalen Schoonenbeek bij grens Duitsland |
Over Panorama Landschap
Panorama Landschap beschrijft het karakter van het Nederlandse landschap in 78 regio’s en biedt hiermee inspiratie voor ruimtelijke ontwikkelingen. Panorama Landschap geeft voor heel Nederland -in 78 regio’s en een apart artikel over de grote wateren- een korte karakterschets van de geschiedenis van het landschap, vanuit het perspectief van eeuwenlange veranderingen. Deze landschapskarakteriseringen bevatten geen waardering voor het landschappelijke erfgoed, of een uitputtende inventarisatie van allerlei elementen en patronen. Het zijn kleine biografieën, gericht op de genese (wordingsgeschiedenis) van het landschap: van de prehistorie tot het heden.
Tekst: Edwin Raap. Foto’s: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, tenzij anders vermeld.
Aan dit artikel kunnen geen rechten worden ontleend.
- Printversie (pdf)
Zie ook
Artikelen- Panorama Landschap - De Wolden
- Panorama Landschap - Groningen en Gorecht
- Panorama Landschap - Oldambt
Specialist(en)
- ↑ 1 Zie bijvoorbeeld de regiobeschrijving van de Drentse Aa.
Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 24 apr 2024 om 13:21.