Eigenschap:Definitie

Kennismodel
:
Type eigenschap
:
Tekst
Deze datatypespecificatie wordt genegeerd; de specificatie uit de externe vocabulaire krijgt voorrang.
Geldige waarden
:
Meerdere waarden toegestaan
:
Nee
Weergave op formulieren
:
Tekstvak
Initiële waarde
:
Verplicht veld
:
Nee
Toelichting op formulier
:
Een begrip kan een formele definitie (Nederlangstalig) hebben. Deze wordt waar mogelijk overgenomen uit een officiële publicatie. (skos:definition)
Subeigenschap van
:
Geïmporteerd uit
:
Formatteerfunctie externe URI
:

Klik op de button om een nieuwe eigenschap te maken:


Showing 250 pages using this property.
c
Cilinderglas is vlak glas. Het werd al in 1100 gemaakt door een grote glasbel te blazen en deze aan de blaaspijp rond te slingeren om een langwerpige flessenvorm te krijgen. Na het afsnijden aan beide uiteinden werd de ontstane cilinder, die wel 1,5 meter lang kon zijn, in de lengterichting opengeknipt. Het glas werd opnieuw verhit en vlakgemaakt of men liet het vlak uitzakken. Het heeft rechte rimpels op het oppervlak en het glanst minder dan kroonglas.  +
Cokes, ook wel kooks genoemd, is steenkool die met een speciale warmtebehandeling van verontreinigingen is ontdaan om het een meer zuivere brandstof te maken. Cokes ontstaat door de thermolyse van vermalen steenkool.  +
Cellulose nitraat in een mengsel van 60% ether en 40% alcohol, voor het maken van vezels en film. (Project Fotografie) Collodium bestaat uit genitreerde cellulose (schietkatoen) opgelost in een mengsel van alcohol en ether. Het werd gebruikt als beeldlaag in het natte-collodiumproces en in collodium-daglichtpapier (OCZ). Tot aan het eind van de 19de eeuw (en in de grafische industrie tot het midden van de 20ste eeuw) was het de meest gebruikte bindlaag voor glasnegatieven.  +
Columbaria zijn letterlijk rijen van nissen boven en naast elkaar, voor bovengrondse graven maar in Nederland voornamelijk om er urnen in te plaatsen. De naam wordt ook gebruikt voor overdekte urnenmuren of gebouwen waarin voorzieningen voor urnen zijn aangebracht. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Conisch wil zeggen geleidelijk toenemend in diameter (in tegenstelling tot cilindrisch), kegelvormig.  +
Conservering omvat alle handelingen die men verricht voor het behouden van een voorwerp voor het nageslacht. Deze handelingen moeten worden ondersteund door het juiste begrip, door documentatie van het verval, mogelijke behandelingswijzen en aanwijzingen voor de zorg voor het voorwerp op lange termijn.  +
Een verslag van de werkzaamheden die zijn uitgevoerd, de reden waarom ze zo zijn uitgevoerd, de materialen die zijn gebruikt en de plek waar deze zijn aangebracht, plus fotodocumentatie.  +
Corrosie van een materiaal is de aantasting ervan door chemische reactie met stoffen uit de omgeving. Corrosie slaat meestal op aantasting van metaal, steen en glas. Corrosie van metaal betekent de oxidatie ervan.  +
Een netwerk van barsten in een verflaag, veroorzaakt door veroudering, technische mankementen of door verschillende/van elkaar onafhankelijke beweging van de lagen en de drager. De craquelure is een patroon van fijne barstjes dat zich bij veroudering vormt in een verf- of vernislaag op een schilderij of een meubelstuk, ten gevolge van de beweging van de afwerklaag en de ondergrond ten opzichte van elkaar. Een breuk in het oppervlak met als resultaat een visuele scheiding, die door meerdere lagen heen gaat, van een verfdeel in twee delen.  +
Het craquelé in een glazuur op ceramiek is het patroon van fijne barstjes, dat met opzet door de pottenbakker kan worden gemaakt door materialen voor scherf en glazuur te gebruiken die niet helemaal bij elkaar passen.  +
Crematoria zijn gebouwen waar stoffelijke overschotten in een oven worden verbrand, of te wel gecremeerd. Het woord is afgeleid van het Latijnse ‘cremare’, wat verbranden betekent. Lijkverbranding is al heel oud, getuige de vele asresten die bij archeologische opgravingen aan het licht komen. Vanaf de 19de eeuw werd in Europa het cremeren geïnstitutionaliseerd, wat wil zeggen dat men gebouwen ging oprichten waarin ovens waren opgesteld voor de lijkverbranding. Vanaf 1914 was het ook in Nederland mogelijk om gecremeerd te worden. Dat kon in het in 1913 geopende crematorium van Driehuis-Westerveld. Als gevolg van crematie werden op veel begraafplaatsen in de loop van de 20ste eeuw columbaria of speciale muren voor de urnen gebouwd of tuinen aangelegd waarin men een urn kon plaatsen. De laatste jaren bestaan er ook urnengraven. Hierin kunnen meerdere urnen worden bijgezet en de plek kan net als een gewoon graf bezocht en bijgehouden worden. (Stichting Dodenakkers.nl)  +
UV-straling is verantwoordelijk voor reacties waarbij moleculen kapot gaan (ketenbreuk) en voor koppeling van ketens. Het zogenaamde cross-linking. Polymeerketens cross-linken doordat zich verbindingen vormen tussen de ketens onderling.  +
Cultuurhistorie is in Nederland een bredere term voor de combinatie van een aantal ruimtelijke wetenschappen, met name archeologie, historische geografie, bouwhistorie, historische ecologie en een variabel aantal andere wetenschappen, zoals de toponymie en soms ook de fysische geografie.  +
CUR-aanbevelingen zijn publicaties waarin afspraken tussen partijen in de bouw zijn vastgelegd.  +
Fotografische afdrukken in een blauwtint, vervaardigd met het fotografisch procedé, dat gebruik maakt van ijzerzouten en cyanide. Het resultaat is een afbeelding in Pruisisch blauw. Hieronder vallen geen reproductieve afdrukken van bouw- of andere technische tekeningen; gebruik hiervoor 'blauwdruk'. (Project Fotografie) Een cyanotypie (blauwdruk) is een blauw beeld op papier of soms op doek, bestaande uit belichte ijzerzouten, versterkt en gefixeerd in water. Het werd toegepast als kopieerproces voor bouwtekeningen of als een goedkope manier om afdrukken van negatieven te vervaardigen. Het kon ook toegepast worden, maar werd als zodanig niet veel gebruikt, als een direct positief proces.  +
d
Daalbrikgronden bestaan uit lösssleemgrond met een compleet brikprofiel en hydromorfe kenmerken (roest- en/of reduktievlekken) in de B2. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Daglicht voor de belichting van een object is licht van buiten dat gewoonlijk wordt gereflecteerd of gefilterd door middel van neutraal gekleurd materiaal.  +
Dakbedekkingen zijn materialen en constructies waarmee een dak is afgedekt om te voorkomen dat er water binnen kan komen. Een dakbedekking kan zijn van plantaardig materiaal (riet, stro, houten spanen), gebakken materiaal (dakpannen en -tegels), leien, metaalplaten (lood, koper, zink), bitumineus materiaal of kunststof. (Haslinghuis)  +
Bedekking van een kap, bestaande uit planken of delen (vroeger borden), die over de gordingen of de daksparren zijn aangebracht. Deze worden in verticale richting gelegd bij een pannendak (staand dakbeschot), in horizontale richting bij leibedekking (liggend dakbeschot). (Haslinghuis)  +
Wordt gebruikt voor de overdekkingen van de buitenkant van gebouwen of andere constructies, inclusief het dakwerk en het geraamte daarvan. (AAT-Ned)  +
Bouwwerken die uitsteken uit een schuin dak en waarin meestal een raam of ventilatiejalouzieën zijn aangebracht. (AAT-Ned)  +
Daklichten zijn lichtopeningen in een dak. (Haslinghuis)  +
Een dakoverstek is een stuk van het dak dat buiten de gevel uitsteekt.  +
Dakpannen zijn uit klei gebakken tegels (tegenwoordig ook van cementsteen) ter dekking van een dak, schubsgewijs over elkaar liggend. (Haslinghuis)  +
Dakruiters zijn torens, meestal van hout, die op de nok van een dak staan, meestal op een kerkdak, maar soms ook op een burgerlijk gebouw. De dakruiter heeft doorgaans een acht- of zeskante, zelden een vierkante doorsnede. Hij bestaat uit een of meer opengewerkte delen, bekroond door een spits, een opengewerkte peer of een koepel. (Haslinghuis)  +
Een dakschild of dakvlak is elk der hellende vlakken in een dak die samen de dakvorm bepalen. Afhankelijk van het type dak heeft een dak een of meer dakschilden. (Wikipedia)  +
Onderste lijn van een dak bij de ontmoeting van dakvlak en muurplaat. (Haslinghuis)  +
Versiering; methode of techniek toegepast om bouwwerken, meubels of andere objecten te verfraaien.  +
Deformatie is een vervorming in het vlak van het schilderij. Een verandering of wijziging van de originele vorm of dimensies van een materiaal, veroorzaakt door de toepassing van kracht, zonder een onderbreking van de continuiteit van het object, bijvoorbeeld door barstvorming. Deformaties kunnen worden veroorzaakt door omgevingsfactoren (bijv. luchtvochtigheid) hitte veroorzaakt door brand, directe invloed van zonlicht of de gebruik van conserveringsmaterialen.(Modern Paint Damage Atlas)  +
Dekvloeren zijn vloeren die bestaan uit één of meerdere lagen die in het werk direct op de dragende ondergrond, hechtend of niet-hechtend, of op een scheidings- of isolatielaag zijn aangebracht, teneinde één of meer van de volgende functies te vervullen: een bepaald peil te bereiken; het verbeteren van de prestatie op het gebied van bijvoorbeeld vlakheid, veerkracht en akoestiek; het aanbrengen van vloerafwerking of dienst doen als gerede vloer. (Bedrijfschap Afbouw)  +
Dekzanden zijn door de wind afgezette (eolische) fijne zandafzettingen. Tijdens de laatste ijstijd (het Weichselien) is vrijwel geheel Nederland door dekzanden bedekt. Het klimaat was toen koud en de vegetatie was spaarzaam (afwisselend toendra en poolklimaat). Onder deze omstandigheden kon zand gemakkelijk door de wind worden verplaatst. Het zand heeft een vrij constante korrelgrootte, gemiddeld 150-210 µm (0,15-0,21 mm), is rijk aan kwarts en onvruchtbaar. In de zandgebieden van hoog-Nederland liggen dekzanden aan de oppervlakte. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Een dekzandkop is een kleine, vaak geïsoleerde dekzandrug. Dekzandkopjes bestaan uit dekzand en zijn ontstaan aan het eind van het Pleistoceen, tijdens de laatste ijstijd (het Weichselien). Het klimaat was toen koud en de vegetatie was spaarzaam (afwisselend toendra en poolklimaat). Onder deze omstandigheden kon zand gemakkelijk door de wind worden verplaatst. Het zand heeft een vrij constante korrelgrootte, gemiddeld 150-210 µm (0,15-0,21 mm). In dekzandgebieden die in het Holoceen met veen werden overdekt, bleven deze kopjes vaak boven het veen uitsteken. Ze vormen daarom belangrijke oude bewoningslocaties. (Weerts & Bazelmans 2011),  +
Een dekzandlaagte is een depressie in een dekzandvlakte. Dekzand is zand dat door de wind is afgezet aan het eind van het Pleistoceen, tijdens de laatste ijstijd, toen Nederland een zeer droog poolklimaat had. In die poolwoestijn kon zand gemakkelijk door de wind worden verplaatst. Het zand heeft een vrij constante korrelgrootte, gemiddeld 150-210 mm (0,150-0,210 mm). De dekzandlaagtes zijn opgevuld met leem en zijn waarschijnlijk overblijfselen van geulen die zijn gevormd in het Vroeg-Holoceen. (Groenendijk 1997)  +
Een dekzandrug is een rug die bestaat uit dekzand. Een dergelijke rug is ontstaan doordat dekzand opgewaaid is tot een duin die uitsteekt boven de omringende dekzandvlakte. Dit gebeurde aan het eind van het Pleistoceen, tijdens de laatste ijstijd (het Weichselien). Het klimaat was toen koud en de vegetatie was spaarzaam (afwisselend toendra en poolklimaat). Onder deze omstandigheden kon zand gemakkelijk door de wind worden verplaatst. Het zand heeft een vrij constante korrelgrootte, gemiddeld 150-210 µm (0,15-0,21 mm). In dekzandgebieden die in het Holoceen met veen werden overdekt, bleven deze ruggen vaak nog lang als koppen boven het veen uitsteken. Dekzandruggen vormen daarom belangrijke oude bewoningslocaties. (Weerts & Bazelmans 2011),  +
Een dekzandvlakte is een vlak gebied dat bestaat uit dekzand. Dekzand is zand dat door de wind is afgezet aan het eind van het Pleistoceen, tijdens de laatste ijstijd (het Weichselien), toen Nederland een zeer droog poolklimaat had. In die poolwoestijn kon zand gemakkelijk door de wind worden verplaatst. Het zand heeft een vrij constante korrelgrootte, gemiddeld 150-210 mm (0,150-0,210 mm). (Weerts & Bazelmans 2011)  +
Dendrochronologie of jaarring(en)onderzoek is de wetenschapsdiscipline die zich bezighoudt met het dateren van houten voorwerpen of archeologische vondsten aan de hand van in de voorwerpen herkenbare groeiringen. (Wikipedia)  +
Detritus gyttja is een fijn organisch sediment bestaande uit detritus (fijnkorrelig dood organisch materiaal, meestal verslagen veen). Deze organische afzetting vormt vooral in veenmeren met stilstaand, water (dieper dan 1 à 2 meter).  +
Barrières die draaien, schuiven, kantelen, of vouwen om een deuropening af te sluiten, meestal van een massieve en afgewerkte constructie en die meestal leiden naar binnenruimtes of die scheiden. Wordt ook gebruikt voor vergelijkbare elementen die een bak of een kast afsluiten. Voor minder massieve of afgewerkte constructies en die meestal twee buitenruimtes scheiden wordt 'hekken (poortonderdelen)' gebruikt. (AAT-Ned)  +
Houten koppeling (staafje, blokje of schijfje), dienende om verschuiving van twee aansluitende elementen tegen te gaan en daartoe in elk van beide voor de helft ingelaten. (Agriwiki)  +
Diatomeeën zijn eencellige plantaardige micro-organismen met een celwand van twee als deksel en doos over elkaar sluitende schaaltjes van kiezelzuur; zij komen in zoet-, brak- en zeewater voor en de kiezelschaaltjes blijven na het afsterven van de cellen in het sediment bewaard. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Ondergeschikte, tegen of bij een hoofdgebouw gelegen ruimte, bestemd voor de administratie, bedrijfsvoering, verpleging, huisvesting van personeel, vee enz.. Voorbeelden zijn de ‘officinae’ bij een kerk of klooster: sacristie, portierswoning, infirmerie, refter e.d., de neerhuizen (‘communs’), stallen en schuren bij een kasteel. (Haslinghuis)  +
De toename van een materiaal of een lichaam in lengte of volume, die wordt veroorzaakt door, bijvoorbeeld, temperatuursverandering of bevochtiging. (AAT)  +
Dilatatievoegen zijn de scheidingen tussen twee bouwdelen om uitzetting en beweging op te vangen in gebouwen van zodanige afmeting en constructie dat bij grote temperatuurwisseling en zettingen scheuren verwacht kunnen worden. (Haslinghuis)  +
Verf waarbij water meestal de vluchtige stof is, met de verschillende niet-vluchtige substanties (zoals lijnolievernis) in een emulsie als het bindmiddel. (AAT)  +
Aanduiding van de reden waarom iets wordt of is gedaan of gemaakt, waarom het bestaat, het bedoelde of nagestreefde resultaat of effect, of de doelstelling waarop het object is gericht. (AAT)  +
Ijzeren of koperen kram of bout waarmee stukken gehouwen steen aan elkaar of aan achterliggend of onderliggend metselwerk of houtwerk worden bevestigd. Op die wijze worden ook natuurstenen neuten met stijlen van houten kozijnen of staanders verbonden. De doken worden in de natuursteen bevestigd in daarvoor gemaakte groeven of gaten en met lood, cement of steenlijm vastgegoten. (Haslinghuis)  +
Gat in een natuurstenen onderdeel waarin een dook wordt bevestigd, meestal d.m.v. ingegoten lood. (Haslinghuis)  +
Een doorschijnend materiaal laat licht door en verstrooit het, maar je kunt er niet goed doorheen kijken.  +
Een dosimeter is een apparaat dat de blootstelling in een bepaalde situatie aan een bepaalde invloed meet. Dosimeters worden gebruikt om de blootstelling van een voorwerp aan omgevingsinvloeden te meten, zoals licht, UV-straling en luchtverontreiniging. Dosimeters reageren meestal op reproduceerbare wijze en de meetwaarden kunnen worden geëxtrapoleerd naar de duur van de blootstelling. (Conservation Dictionary)  +
Algemeen gebruikte spijkers met een kop en een diamantvormige punt die worden gebruikt wanneer uiterlijk niet belangrijk is, zoals bij inlijsting. (AAT-Ned)  +
Dun touw, door de metselaar gebruikt als leidraad bij het metselen. (Haslinghuis)  +
Iets volledig of vrijwel volledig vrijmaken van vloeistoffen. Gebruik 'dehydreren' voor het verwijderen of onttrekken van water, waarbij andere vloeistoffen kunnen achterblijven. (AAT)  +
Drogingskrimp ontstaat door het door verdampen van niet-gebonden water (vrij water) uit het cement.  +
Een droogdal of grub is een langgerekte laagte die aan een beekdal doet denken maar die ontstaan is door de erosie van afstromend regenwater of, zoals in stuwwallen, door afstromend smeltwater. Slechts bij aanzienlijke regenval of door, zoals in stuwwallen, de aanwezigheid van bronnetjes is een droogdal soms watervoerend. (Wikipedia). Een grubbe is droogdal in Zuid Limburg dat relatief kort en diep is en dat waarschijnlijk het gevolg is van bodemerosie.  +
Druipsporen zijn opgedroogde druppels of spatten gevonden op het oppervlak van de verf of vernislaag. De druppels kunnen allerlei kleuren hebben, of zijn soms transparant en kunnen een andere glans hebben dan het originele oppervlak van het verf of vernis.  +
Druipsteen kan ontstaan als koolzuurhoudend water door een kalksteenlaag in een grot druppelt. Het is een van de verschijnselen van karst. In de grot verliest het water koolzuur aan de lucht en daardoor kan minder calciumcarbonaat in oplossing blijven, waardoor de calciumcarbonaat neerslaat.  +
Druk is de kracht die op een voorwerp werkt en die het probeert te vervormen. De druk wordt gemeten als de kracht gedeeld door het oppervlak waarop hij werkt.  +
De druksterkte van een materiaal is de maximale druk (kracht per oppervlakte-eenheid) die op een monster in een gestandaardiseerde test kan worden uitgeoefend voordat het kapotgaat.  +
Duilen zijn de uiteinden van dikke poreuze stengels van de lisdodde de zogenaamde sigaren.  +
Duilenriet is een mengsel van riet met gemengd met de duilen van de Lisdodde. Duilenriet is niet geschikt voor het bedekken van het dak. Deze zijn namelijk dikkere stengels en houden daardoor langer water vast waardoor ze minder lang meegaan. Vroeger paste men het vooral toe op hooi- en zaadbergen vanwege de conischere vorm van deze bossen. Het werd ook toegepast in de eerste laag omdat het duilenriet niet door vocht belast wordt en omdat je er in de eerste laag gemakkelijk een goede knelling mee kunt opbouwen.  +
Zandheuvels, waarvan het materiaal is aangevoerd door de wind.  +
Het vermogen van een materiaal of voorwerp mechanische slijtage of verval te weerstaan en langdurig mee te gaan. Gebruik 'onvergankelijkheid' met betrekking tot langdurige situaties of tot niet-mechanische eigenschappen die voor een onbepaalde tijd bestaan zonder noemenswaardige verandering. (AAT)  +
e
Eboniet wordt gemaakt door rubber met een overmaat aan zwavel (30 tot 50%) te vulkaniseren. (Wikipedia)  +
Overvangglas (Überfangglas) is gemaakt van twee of meer gekleurde lagen, vaak opaak wit op gekleurd glas. Door de verschillende lagen gedeeltelijk weg te slijpen ontstaat, als bij een camee, een voorstelling in reliëf in verschillende kleuren. Deze techniek was al bekend bij de Egyptenaren en de Romeinen en ook, in de 18de eeuw, bij de Chinezen. De techniek herleefde in de 19de eeuw in Bohemen, Frankrijk en Engeland. Echt Antiek Plaqué of Überfang is mondgeblazen glas in twee lagen, dat bewust aangebrachte onregelmatigheden bevat, die tijdens het blazen worden verkregen door bewerking van de cilinder in een halfronde mal. Plaqué echt antiekglas bestaat uit twee lagen glas, een basiskleur met daarop een dunne laag glas in een tweede kleur, bedoeld voor o.a. etswerk. Beide lagen worden vóór het blazen op elkaar gebracht. Dit glas kan in bijna elke gewenste kleur en structuur geblazen worden. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Fenomeen: een allesomvattende term die de kleurverandering beschrijft, zich (vaak) manifesterend als een wit uitgeslagen oppervlak. De oorzaak is dat componenten vanuit de verf naar het oppervlak migreren waarbij deze soms reageren met elementen van buiten de verf. Proces: De migratie van mobiele componenten binnen de verflagen naar de oppervlak van het verf waar ze gedeponeerd worden. Zoutuitbloei van carbonaten is de afzetting van onoplosbare zouten van koolzuur die op poreus materiaal als baksteen is gevormd. Zoutuitbloei is een afzetting van oplosbare zouten op het oppervlak van poreuze materialen als (bak)steen. De zouten kunnen uit het materiaal zelf komen of uit de omgeving.  +
Eiken is het hout van de Quercus robur. Het hout is hard en goed bestand tegen water. Het is in Noord-Europa op grote schaal gebruikt in de bouw, voor schepen, meubels en panelen. (Conservation Dictionary) Eikenhout is het hout van de eikenboom. Eikenhout is een zeer duurzame houtsoort met wijde poriën, en met brede glinsterende spiegels wanneer het dosse gezaagd is. Het is belangrijk materiaal voor balken, kappen, kozijnen, deuren, betimmeringen e.d.. Tot in de 17e zeer algemeen toegepast, tegenwoordig door schaarste kostbaar en als timmerhout vrijwel geheel door naaldhout verdrongen. Het laat zich goed besnijden en is daarom geschikt voor het maken van meubels. Voor betimmeringen gebruikte men graag wagenschot en gekloofde planken. Eikenhout werd doorgaans aangeduid naar de plaats van herkomst of naar de doorvoerhaven: bv. Deventer hout, Zutphense planken, Hasselts hout (aangevoerd langs de Overijsselse Vecht), Rijns eiken, Wezels hout (langs de Lippe, Ruhr en Rijn aangevoerd), Brabants hout. Noords eikenhout kwam uit Noord-Duitsland en de Oostzeelanden. In Oost-Nederland werd veel inlands eiken verwerkt. Thans is er in hoofdzaak Frans, Westfaals en Slavonisch eiken in de handel. (Haslinghuis)  +
Rek, elasticiteit, is de eigenschap van een materiaal om naar zijn oorspronkelijke vorm en afmeting terug te keren na vervormd te zijn.  +
De elasticiteitsmodulus van een materiaal is het getal dat de verhouding weergeeft tussen de grootte van de spanning, veroorzaakt door de externe belasting die op het materiaal werkt, én de door deze spanning veroorzaakte elastische vervorming. De elasticiteitsmodulus E (Youngs modulus, naar de Engelse natuurkundige, dokter en egyptoloog Thomas Young), is een materiaalkundige eigenschap van een materiaal die een maat is voor de stijfheid of starheid van een materiaal, en die ten dele de rek van het materiaal onder een trekbelasting bepaalt, en de compressie onder een drukkracht. In het elastisch gebied geldt de wet van Hooke, met de veerconstante gelijk aan de elasticiteitsconstante: de rek  +
Het aanbrengen van een glasachtige glazuurlaag op metaal of aardewerk, waarna het in een pottenbakkersoven of smeltoven wordt samengesmolten tot een glad, hard oppervlak. (AAT-Ned)  +
1. Een emulsie is een colloïdale verdeling van een vloeistof in een andere vloeistof zoals bijvoorbeeld vet in melk. 2. In de fotografie is een emulsie de suspensie van zilverhalidekristallen in een polymeer (meestal gelatine). De emulsie vormt de beeldlaag. De suspensie van druppeltjes van een vloeistof in een andere vloeistof, waarbij de eerste vloeistof niet oplosbaar is. Het kan ook een mengsel zijn van een vaste of halfvaste substantie met een vloeistof, soms met behulp van een emulgator. In de fotografie duidt het op het mengsel van bindmiddel en uiteindelijk afbeeldingsmateriaal. (AAT-Ned)  +
Engoberen is bakstenen, dakpannen of andere keramische producten voorzien van een dunne, anderskleurende kleilaag op de zichtzijde, welk een matte egale kleur levert.  +
Enkeerdgronden zijn door de mens gevormde zandige bodems met een donkere bovenlaag van minstens 50 cm dik met een hoog percentage organisch materiaal. Deze bovenlaag is het gevolg van het langdurig opwerpen van organisch rijk materiaal om arme gronden te bemesten (bijv. met plaggen en strooisel). (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Eosine is een zure negatief geladen roze/rode kleurstof.  +
Een epoxyhars is een gecrosslinkt polymeer. Het is een tweecomponentenhars die ontstaat door de reactie van een epoxide en een harder. Epoxyharsen zijn sinds de jaren ’50 op ruime schaal gebruikt in de conservering als verstevigingsmiddel en vulmateriaal voor ceramiek, glas, steen, hout en metaal. Epoxy is een epoxide-polymeer opgebouwd uit 2 koolstofatomen (C) en 1 zuurstofatoom (O) in een ringvormige structuur. (Wikipedia)  +
Verf, of lak, op epoxy basis om een vloeistofdichte beschermlaag te creëren.  +
Betreft de zorg voor wat ons als samenleving rest uit het verleden. Het is dus breder dan de term 'monument', die in hoofdzaak voor gebouwen gebruikt wordt, maar omvat ook archeologisch erfgoed en 'immaterieel' erfgoed, zoals gebruiken, kennis etc. Het is het geheel van verhalen, plekken, gebouwen en objecten die binnen een groep van generatie op generatie wordt overgedragen.  +
Erkers zijn ondiepe uit- of aanbouwen zonder deur(en). In het interbellum zijn zij veel toegepast bij woonkamers. Erkers komen doorgaans op de begane grond voor, maar kunnen ook op de verdieping zijn aangebracht. (Gids historische serres en veranda's 2014)  +
Erosie is het afslijten van een oppervlak of de slijtage van een materiaal door natuurlijke, mechanische inwerking.  +
Een in de natuur voorkomende grondstof waar mineralen uit kunnen worden gewonnen. De term wordt doorgaans, maar niet altijd gebruikt met betrekking tot metaalhoudende materialen en wordt vaak voorafgegaan door de naam van het waardevolle bestanddeel, bijvoorbeeld ijzererts. (AAT-Ned)  +
Esdekken zijn oude verhoogde bouwlanden, het dek is ontstaan door ophoging ten gevolge van bemesting met plaggen of met zand vermengde potstalmest. We noemen het een es als de opgebrachte laag ten minste 50 cm dik is. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Een es is een aaneengesloten oud bouwlandgebied dat in gebruik is bij verschillende boeren.  +
De esthetische kwaliteit van een voorwerp is de mate waarin het door de mensen wordt gewaardeerd om zijn uiterlijk en schoonheid.  +
Vierkante vloertegel van natuursteen of gebakken klei. Ook (zie) plavuis, soms (zie) tuimelaar. Indien van gebakken materiaal, zowel rood en grijs gesmoord als geglazuurd (geel, zwart, groen en blank, dus rood doorschijnend). estrics: 1378 Stoutenburg bij Amersfoort; estricken: c. 1430 Utrecht; een dusent blauwe estrick, ook witte: 1486 Utrecht, Dom, geleverd door steenleverancier uit Brussel; eisterick: 1543 Nijmegen, Valkhofkapel; groete en cleine estricke: 1564 Zwolle; tegelen ofte estricken van drie quart (3/4 voet): 1626 Maassluis, Gemeenlandshuis. Zelfs wandtegels: 1638 boerenhuis bij Amsterdam. (Haslinghuis)  +
Ettringer tufsteen tufsteen welke wordt gewonnen in de Eifel, Duitsland. De ondergrond is bruin-beige. De steen is poreus en bevat donkerkleurige basalt- en leisteenfragmenten en grote gele bims. Het breukvlak is ruwkorrelig.  +
Eutroof veen is veen dat in een voedselrijk en nat milieu is ontstaan. Vaak staan deze venen onder invloed van voedselrijk rivier- of zeewater. Voorbeelden van eutrofe veentypen zijn rietveen en bosveen. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Euville: kalksteen welke gewonnen wordt in het Département de la Meuse, Frankrijk. De steen heeft een grofkorrelige structuur en is opgebouwd uit onder andere crinoïden en stekels van zeeëgels, die samengegroeid zijn door kristallijne koolzure kalk. Het breukvlak is ruw korrelig met glanzende facetten van kristallijne kalk. Bruinkleurige en sponsachtige plekken kunnen voorkomen. Euville marbrier: variant van Euville.  +
Een exemplaar is een voorwerp dat door een natuurhistorisch onderzoeker wordt geconserveerd of bestudeerd. (Conservation Dictionary)  +
Onderdeel van het auteursrecht; het recht om een werk openbaar te maken en daar de vruchten van te plukken; exclusief recht van een auteur om zijn werk te exploiteren, d.w.z. openbaar te maken en te verveelvoudigen.  +
Delen of onderdelen op de buitenkant van een gebouw  +
f
Een faciliteitenrapport bij een bruikleen is een rapport waarin wordt aangegeven door de bruikleennemer dat de faciliteiten en voorzieningen zodanig zijn dat hij het geleende object zorgvuldig kan beheren.  +
Faience is tingeglazuurd aardewerk, dat vooral in Italië, Frankrijk, Duitsland of Scandinavië is gemaakt.  +
Verwijst naar alle dieren of al het dierenleven in een bepaald gebied of een bepaalde tijdsperiode. (AAT)  +
Felsen is het realiseren van metaalverbindingen door vouwen. Men onderscheidt eenvoudig of enkelvoudig vouwen, dubbel vouwen en vouwen met onderschuiving. Vooral plaatmateriaal, in het bijzonder zink, komt in aanmerking voor vouwingen.  +
In elkaar gevouwen of gezette verbinding tussen dakbedekking van bladzink, -koper of lood, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van soldeer, klinknagels e.d.. De felsnaad kan liggend of staand zijn. (Haslinghuis)  +
Figuurdraadglas is draadglas dat aan één zijde glad en aan de andere zijde meestal ‘gehamerd’ is. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Figuurglas is gewalst glas, van oorsprong gemaakt door glas uit te gieten en uit te walsen op een tafel die was voorzien van een ornament. Tegenwoordig wordt het gemaakt door half gesmolten glas tussen twee rollen door te voeren, waarvan er een is voorzien van het gewenste patroon in spiegelbeeld. Aan één zijde verkrijgt het glas zo een patroon. De andere zijde blijft relatief glad. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Verwijst naar de kunst en expressievorm van het maken van films en bewegende beelden, die worden geproduceerd op film of videoband en waarop een reeks beelden in zo'n snel tempo worden gepresenteerd, dat de visuele illusie van natuurlijke beweging ontstaat.  +
Verwijst naar de kunst en expressievorm van het maken van films en bewegende beelden, die worden geproduceerd op film of videoband en waarop een reeks beelden in zo'n snel tempo worden gepresenteerd, dat de visuele illusie van natuurlijke beweging ontstaat. Het kan ook verwijzen naar vergelijkbare kunst die wordt geproduceerd op digitale media. De kunstvorm wordt meestal gekenmerkt door de presentatie van dramatische gebeurtenissen die emoties oproepen, waarbij op grote schaal gebruik wordt gemaakt van andere uitvoerende en visuele kunsten, in combinatie met een groot aantal technische mogelijkheden. Het kwam in de loop van de 20ste eeuw tot grote bloei en wordt qua populariteit en invloed door geen enkele andere kunstvorm geëvenaard. Gebruik 'films (informatiedragers)' voor de feitelijke werken die worden bestudeerd of gecreëerd.(AAT)  +
Fineer is een sier- of slijtlaag, gewoonlijk van hout, die wordt aangebracht op constructieonderdelen of op de gebruiksoppervlakken van een object. (Conservation Dictionary)  +
Vennootschappen van twee of meer personen die onder een gemeenschappelijke naam zaken doen. (AAT)  +
Floatglas is getrokken glas dat horizontaal over een bak vloeibaar tin wordt getrokken, vandaar de Engelse term floatglas. Doordat deze bak waterpas en trillingsvrij staat, ontstaat een volkomen vlakke glasplaat. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Wordt gebruikt als aanduiding voor de totale plantengroei in een bepaald gebied of tijdspanne. (AAT)  +
Als atomen of moleculen door bepaalde energierijke straling worden aangeslagen (= in een toestand van hogere energie worden gebracht), kan de extra energie in de vorm van fluorescentiestraling worden uitgezonden in het UV- of zichtbare gebied van het elektromagnetische spectrum.  +
Fluvioglaciale afzettingen zijn grindige en (grof)zandige afzettingen gevormd door smeltwater van landijs. In Nederland zijn deze afzettingen veelal gevormd tijdens en vlak na de ijsbedekking in het Laat-Saalien, zowel voor de stuwwallen (in sandrs) als in smeltwaterdalen. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Een wildpark Foreest is een juridisch begrip dat duidde op een verzameling gebruiksrechten van de landheer. De oudste vermelding in Nederland stamt uit 777. In de vroege middeleeuwen waren de foreesten meestal eigendom van de koning of keizer. Zonder toestemming mocht niemand in deze uitgestrekte gebieden jagen. Na de middeleeuwen raakt de term ‘’foreest’’ steeds minder in gebruik.  +
Formaldehyde, CH<sub>2</sub>O, is een chemische stof die met eiwitten reageert en die als fixeermiddel dient.  +
Het geheel van de door de vorm bepaalde afmetingen, in het bijz. van bakstenen. (Haslinghuis)  +
Onder fossielen verstaat men alle resten en sporen van planten en dieren die geconserveerd zijn in gesteente. (Wikipedia)  +
Foto-oxidatie is de oxidatie van een stof onder invloed van licht of UV-straling.  +
Fotochemie is het deelgebied van de scheikunde dat zich bezighoudt met de invloed van licht op chemische reacties. Een bekend voorbeeld van een fotochemische reactie is het fotografische proces dat plaatsvindt in het fotorolletje in een camera wanneer dit belicht wordt.  +
Fotonen (φοτος, photos = licht) ('lichtdeeltjes') zijn een verschijningsvorm van elektromagnetische straling. Afhankelijk van de gebruikte meetopstelling zal straling (een vorm van energie) zich voordoen als golven of als een stroom van massaloze deeltjes, de fotonen. Ze worden soms aangeduid met het symbool γ (de derde Griekse letter gamma).  +
Eindbewerking van de zuiver vlak voorbewerkte oppervlakte van gehouwen steen met fijne evenwijdige slagen, aangebracht met een ceseel, typisch voor de architectuurperioden na de Middeleeuwen. In Nederland worden per groef twee beitelslagen gegeven, de eerste in de steen (steekslag), de tweede er weer uit. Bij de z.g. Belgische frijnslag of carrièreslag wordt de beitel in één klap ook weer uit de steen geslagen. Vgl. (zie) scharreren. Vaak wordt in bestekken het aantal slagen per 10 cm (palm) voorgeschreven. Ook: vrijnen. Al het hardsteen moet geschuurd en netjes overgevrijnt worden en niet minder als negen vrijnslagen in een duym: 1781 Zaanstreek, bestek. (Haslinghuis)  +
Frontons zijn bekroningen van een gevel, venster of ingang. Ze zijn driehoekig of segmentvormig. (Haslinghuis)  +
Gebieden van verantwoordelijkheid waarin activiteiten worden uitgevoerd om een doel te bereiken. (AAT-Ned)  +
Het woord funerair komt oorspronkelijk van het Latijnse woord "funus" dat gebruikt werd voor de rituelen rondom het overlijden. In het Frans wordt het afgeleide woord ‘funéraire’ gebruikt voor alles wat te maken heeft met begrafenissen. In het Franse taalgebied kent men dan ook zogenaamde ‘centre funéraire’, wat wij zouden zien als een uitvaartcentrum.  +
In de 21ste eeuw is het begrip ‘funeraire cultuur’ langzaam de aanduiding geworden voor alles wat te maken heeft met uitingen rondom de dood in de vorm van begraven, rouw (funeraire riten en rituelen) en daaruit voortvloeiend begraafplaatsen, kerkhoven en grafmonumenten (funerair erfgoed). Het woord cultuur verwijst in het algemeen naar het patroon van menselijke activiteiten en de symbolische structuren, die deze activiteiten een zekere betekenis geven. Het begrip cultuur wordt in verschillende betekenissen gebruikt. In brede zin wordt het gebruikt voor alles wat door de samenleving wordt voortgebracht. In die zin wordt 'cultuur' dan tegenover 'natuur' gesteld. In meer strikte zin wordt het gebruikt voor kunstuitingen of voor kunst en wetenschap, (inclusief literatuur, architectuur en dergelijke). Met het woord ‘funeraire’ ervoor verwijst het naar de specifieke activiteiten, structuren en betekenissen rondom de dood. Het slaat dus op de uitingen daaromheen, zoals begrafenissen, rouw en alles wat daarmee samenhangt: begraafplaatsen, grafmonumenten en dergelijke.  +
g
Gaatpannen zijn keramische pannen waar in het midden een opening is uitgespaard voorzien van een sponning waarin een glasplaat kan worden aangebracht. Gebruikt voor de verlichting van zolders.  +
Het gebreide deel van een net of de nog niet gebruikte lappen. (MARDOC)  +
Schuingeplaatst houten of soms metalen schot, in veelvoud in een galmgat geplaatst om het klokgelui naar beneden te leiden. Ook: windbord. (Haslinghuis)  +
Smalle opening in de muren van de klokkenverdieping van een toren, waarin galmborden het klokgelui naar buiten leiden. Grotere torens hebben meestal aan elke zijde twee galmgaten, hetzij afzonderlijk, hetzij gekoppeld met een verdeelzuil of -stijl in het midden. (Haslinghuis)  +
Galvanische corrosie treedt op in een elektrolysecel waarin de elektroden uit twee verschillende metalen bestaan, of uit een metaal en een niet-metallisch geleidend materiaal als grafiet. Het meeste elektronegatieve (onedele) metaal wordt geoxideerd.  +
Galvaniseren is het aanbrengen van een dunne laag metaal uit een oplossing van een zout van dat metaal op de kathode van een elektrolysecel. Het gebeurt veel met goud, chroom en nikkel. Procedé waarbij een beschermende zinklaag wordt aangebracht op staal of ijzer om het tegen roest te beschermen.  +
Blazers laten een bol van glas verwarmen aan het einde van een riet (holle metalen buis), en blazen in dit riet om het glas te laten uitzetten en aldus een bolvormig element uit glas te bekomen. (Wikipedia)  +
vrijstaande, overdekte en geheel of gedeeltelijke met wanden omsloten toegankelijke ruimte, die direct of indirect met de grond is verbonden.  +
Van cannelures voorzien. Ook: gegroefd. (Haslinghuis)  +
De geest is een lang, ovaalvormig bouwland op de strandwallen in de kustzone.  +
Een losstaand feit of symbool zonder betekenis voor de ontvanger of opsteller.  +
Gegoten glas wordt gemaakt door het uitwalsen van een hoeveelheid vloeibaar glas op een ijzeren tafel. Dit kan op twee manieren: ofwel met een wals over een tafel, hierbij kan of de wals over de tafel schuiven of de tafel schuift onder de wals door. Of door het uitwalsen tussen walsparen in een walsmachine. Ook hierbij kan of de tafel onder de walsmachine door bewegen of de machine over de tafel bewegen. Gegoten glas onderscheidt zich van getrokken of geblazen vlakglas doordat het vanwege de wijze van produceren niet doorzichtig is, maar wel doorschijnend. Alleen door schuren en polijsten ontstaat een doorzichtig glas. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Een in water oplosbare, smakeloze, kleverige vorm van behandeld collageen dat is verkregen uit botten, hoeven of huiden en wordt gebruikt als dispersiemiddel, stijfsel, kleefstof of deklaag voor fotografische films en als stabilisator voor levensmiddelen en farmaceutische preparaten. Heeft een hoog moleculair gewicht na verwerking, in tegenstelling tot het intensiever bewerkte collageen waarvan dierlijke lijm wordt gemaakt. (Project Fotografie) Gelatine is een gedegradeerd collageen dat zorgvuldig uit een collageen bevattend substraat geëxtraheerd wordt. Het wordt toegepast als een lijm, consolideermiddel, fixatief, nalijming, verdikkingsmiddel en als een deklaag op fotografisch papier en film.  +
Een gemeente is een openbaar lichaam met zelfbestuur en bevoegdheid binnen een gebied kleiner dan dat van een provincie. Zelfstandig, zelfbestuur en autonomie bezittend onderdeel van de staat, onder het bestuur van een raad, een burgemeester en wethouders.  +
Het gemeng is de verzameling van alle ingrediënten die zijn afgewogen en gemengd en die in de smeltpot worden gedaan om tot glas te worden gesmolten.  +
De wetenschap die zich bezighoudt met de fysische geschiedenis van de aarde, de stenen waar zij uit bestaat en de fysische veranderingen waar zij aan onderhevig is en is geweest. (AAT)  +
Meetkunde. Veel vormen in de architectuur zijn gebaseerd op meetkundige figuren. Met name in de gotiek zijn veel vormen gebaseerd op geometrische verhoudingen. (Haslinghuis) Tak van de wiskunde die zich bezighoudt met de meting, verhouding en eigenschappen van punten, lijnen, krommen, hoeken, vlakken en ruimtelijke figuren. (AAT-Ned)  +
Een metaal dat gebruikt wordt als anode bij kathodische bescherming. Het metaal kan lokaal aangebracht worden of over het gehele oppervlak.  +
Geomorfologie is de wetenschap die de oppervlaktevormen in het landschap bestudeert. Deze discipline beschrijft deze landvormen en verklaart het ontstaan ervan.  +
Glas gemaakt door gesmolten glas voortdurend uit te rekken met behulp van een reeks rollen op automatische machines. ()  +
Een gevaar is een erkende oorzaak voor mogelijke schade.  +
Gevelankers zijn doorgaans smeedijzers ankers die balken van balklagen of kappen of een muurstijlen verbinden met de gevels. Vaak zijn de ankers sierlijk gesmeed en voorzien van letters of cijfers. Gevelankers kunnen ook van versierd gietijzer zijn. (Haslinghuis)  +
Driehoekige top van een muur of houten wand, die voor het dak is geplaatst, later in het bijz. de gehele driehoekig afgedekte voormuur van een huis of de voormuur in het algemeen, ook als de muur horizontaal is afgedekt. Tenslotte wordt van voor-, achter-, zij- en brandgevels gesproken. Zonder nadere aanduiding betekent gevel echter voorgevel. De esthetische werking van de gevel berust grotendeels op de verhouding en verdeling van gesloten en open partijen (dammen, vensters) en op de geleding: horizontaal door lijsten, friezen enz., verticaal door zuilen, pilasters, risalieten.  +
In de 19e eeuw werden dak- en gevelversieringen algemeen toegepast ter verfraaiing van woningen en gebouwen. Ook wilde men op symbolische wijze de financiële welstand van de bewoner of eigenaar benadrukken. Fraaie kunstwerkjes hiervan vindt u nu nog op gevels en daken van historische panden in diverse steden en dorpen. (bron:Men's Tradition)  +
Gevolgklasse is een klassenindeling van bouwwerken uit het oogpunt van de twee aspecten die de grootste directe gevolgen hebben voor de gebruikers indien er iets mis gaat met het gebouw: de constructieve veiligheid en brandveiligheid. Naarmate de mogelijk gevolgen bij een calamiteit groter worden, neemt de gevolgklasse toe.  +
Beton dat versterkt is door middel van een ingesloten wapening die meestal uit stalen staven bestaat. ()  +
Gewelfribben zijn bogen of boogschenkels, in of onder de snijding van velden van een gewelf aangebracht ter ondersteuning ervan. De ribben worden eerst op formelen gesteld; vervolgens worden de gewelfkappen erop gemetseld. De gewelfrib vergemakkelijkt de overwelving van onregelmatige grondvlakken. Zij is vooral voor het gotische welfstelsel van betekenis. De profilering is voor het bepalen van de bouwtijd van belang. Zij is rechthoekig bij de eerste Lombardische en bij Westfaalse gewelven, vervolgens halfrond, amandel-, peer-, ojiefvormig, ‘prismatisch’ enz. (Haslinghuis)  +
Het smelten (in verband met glas ook het fuseren) en in een vorm gieten van materialen, bijvoorbeeld metaal of glas.  +
Gietijzer is hard, bros en niet smeedbaar ijzer, verkregen door ruwijzer in een koepeloven te smelten. Soms wordt er kalksteen aan toegevoegd, waardoor het ijzer wordt gezuiverd van zwavel, fosfor e.d.. Het wordt sedert de vijftiende eeuw toegepast. Het gietijzer kreeg vooral in de negentiende eeuw ruime toepassing voor talrijke onderdelen in de bouw, zoals ankerrozetten, goten, kaponderdelen en kolommen, maar ook voor bruggen, grafmonumenten, plantenkassen en zelfs hele gebouwen, zoals het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam (1861). Elementen voor vuurtorens werden eveneens van gietijzer gemaakt en op de bouwplaats gemonteerd. De laatste ijzergieterij van belang in Nederland werd in 1983 gesloten. (Haslinghuis)  +
Gietmortel is een krimparme of krimpvrije, dun-vloeibare mortel en kan (daardoor) in vrijwel iedere vorm en afmeting worden gegoten.  +
Gips is een witte minerale stof, calciumsulfaat-dihydraat waarvan gesso wordt gemaakt. Gips wordt gebrand om modelleergips en anhydriet te maken. (Conservation Dictionary)  +
Laag op natuursteen waarin kalk en zouten uit de steen en vuil uit de omgeving opgesloten raken. Deze gipskorst ontstaat alleen op plaatsen waar deze niet door regenwater wordt weggespoeld.  +
Glaciologie is de wetenschap die zich richt op ijs (bijv. landijs, gletsjers).  +
Een glacis is een (semi-) transparante (verf)laag. Het wordt aangebracht op een gedroogde onderschildering in olieverf of tempera om de onderliggende kleur te veranderen. Een gekleurd glacis kan maken dat gepolijst zilver eruitziet als goud. (Conservation Dictionary)  +
In technische termen is glans de hoeveelheid gespiegelde reflectie van een oppervlak die gemeten wordt volgens gestandaardiseerde methoden, bijvoorbeeld ISO 2813. Glans is een eigenschap van licht dat van een oppervlak wordt weerkaatst. Er zijn verschillende soorten glans: 'schitterend' van sterk glanzend opaak materiaal als gepolijst hematiet; 'diamantachtig' van sterk glanzend transparant materiaal als diamant; 'metallic', 'glasachtig', 'zijdeglans' en 'mat' zijn beschrijvingen voor glans in afnemende kracht. Lustre, metaalglazuur, op ceramiek is een iriserend glazuur. Glans op ongeglazuurd aardewerk, zoals terra sigillata, is een minerale afwerklaag met een sterke glans. Een weerspiegelende oppervlaktekwaliteit die minder stralend is dan hoogglans en die meer een gevoel van glans dan van diepte aan de afwerking geeft. (AAT-Ned)  +
Een amorfe, anorganische substantie die wordt gemaakt door silica (siliciumdioxide) te fuseren met een basisoxide, meestal transparant maar vaak ook doorschijnend of ondoorschijnend. Kenmerkende eigenschappen zijn de hardheid en stijfheid bij normale temperaturen, de plastische eigenschappen bij verhoogde temperaturen en de weersbestendigheid en bestendigheid tegen de meeste chemische stoffen, behalve waterstoffluoride. Het wordt gebruikt voor zowel gebruiksdoeleinden als decoratieve doeleinden, en kan worden gemaakt in diverse vormen, gekleurd en gedecoreerd. Glas is ontstaan als glazuur in Mesopotamië in ongeveer 3500 v. Chr. De eerste voorwerpen die geheel van glas zijn vervaardigd, dateren van ongeveer 2500 v. Chr. (Project Fotografie) Glas is de verzamelnaam voor hard, doorzichtig, niet kristallijn materiaal, bereid uit gesmolten zand, kalk en soda (natriumcarbonaat) of potas (kaliumcarbonaat). Met 'niet kristallijn' wordt bedoeld dat glas een gestolde vloeistof is.  +
Glas-in-lood bestaat uit een hoeveelheid stukjes (gekleurd) glas gevat in loodstrippen met een H-vormige doorsnede die samengevoegd een glaspaneel vormen. Komt ook voor als glas-in-zink. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Negatieven waarbij als drager glasplaten zijn gebruikt.  +
De glasovergangstemperatuur van een amorf materiaal is de temperatuur waarbij verder verhitten leidt tot een overgang van de glasachtige toestand naar een plastische of rubberachtige toestand.  +
Een glasplaat is een plaat vlakglas. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Glazen tegels zijn tegels vervaardigd van gegoten ruw glas. Ze hebben een glad of geribbeld oppervlak aan de bovenzijde en golvend bewerkt ondervlak of bevatten prisma's of lenzen aan de onderzijde voor het verspreiden van licht en voor het vergroten van het licht uitstralend vermogen. Merknamen: Saint-Lambert, Nevada, Maxima, Cristallux, Securex, Primalith, Luxfer, Vera Lux. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Glasvezel is glas dat is gesmolten en is uitgetrokken tot draden. Het bestaat in vele samenstellingen en diktes. De draden kunnen worden gebruikt als wapening in kunstharsen en ze kunnen worden geweven in textiel.  +
Glauconiet is een groen gekleurd mineraal, dat ontstaat op de bodem van de zee, vooral daar waar sedimentatie erg langzaam is.  +
Als je keramiek glazuurt, smelt je er een laagje glazuur op.  +
Dun, meestal glanzend deklaagje. (Toegepaste Kunst Project, RKD)  +
Gleyzones zijn zones in de bodem waarin het grondwater fluctueert en die gekarakteriseerd wordt door roestvlekken in een grijze matrix. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Een gloeilamp is een lichtbron. In een zuurstof-arme glazen bol wordt een gloeidraad met een elektrische stroom verhit tot een zeer hoge temperatuur. Zodra de gloeilamp op een geschikte spanningsbron wordt aangesloten gaat door de gloeidraad een stroom lopen, waardoor deze zo sterk wordt verhit dat deze licht gaat uitzenden. De gloeilamp is een lamp met een gloeidraad. Dit soort lampen worden vaak al vervangen door z.g. kwarts-halogeen lampen of z.g. LED verlichting.  +
Het rode, bruine of gele mineraal goethiet, ijzer(III)oxyhydroxide [α-FeOOH], is een normaal product van ijzercorrosie. Het is ook als pigment gebruikt.  +
Aanduiding voor moderne granieten grafstenen met een typische golf-vormige beeindiging. Vooral voorkomend in de periode 1980-2010.  +
Dunne dakplaat, die voor de stevigheid golfvormig is uitgevoerd. Van ijzer (meestal verzinkt), (zie) asbestcement, gebitumineerde vezels of kunststof.  +
Gompoeder wordt gemaakt van gemalen vlakgom of faktis. Het wordt gebruikt om het oppervlak van papier te reinigen.  +
Gordeldekzandruggen zijn dekzandruggen die langs de rand van een hoger gelegen gebied zijn opgewaaid. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Te gebruiken voor het zuivere metaalelement met het symbool Au en het atoomnummer 79. Het is een zacht, zwaar, chemisch inactief en geel metaal en wordt al sinds de oudheid als edel beschouwd. Het dient in vele culturen als de basis voor materiële handelswaarden. Ook te gebruiken voor het metaal wanneer het wordt bewerkt en vervormd om, meestal in combinatie met andere stoffen, verschillende voorwerpen en materialen te maken. (Archeological Base Register)  +
Goudleer is een wanddecoratie van fijn leer (meestal van gelooide kalfshuiden), waarop afbeeldingen van bladzilver werden bevestigd, afgedekt met een goudkleurige vernis. (Wikipedia)  +
Grachten zijn in oorsprong uitgravingen van de bodem om een burcht of stad ter verdediging daarvan. Met de vrijgekomen grond werd een wal opgeworpen of het binnengelegen terrein verhoogd. In laaggelegen terrein vult de gracht zich met water. Na de Middeleeuwen, met bijvoorbeeld de groei van Amsterdam, veranderde de betekenis in gegraven waterloop in het algemeen. (Haslinghuis)  +
Door menselijk toedoen tot stand gekomen begroeiing door aanplant of beplanting op een graf of begraafplaats.  +
Graffiti zijn teksten of symbolen die op gebouwen zijn geschilderd of gespoten als uiting van vandalisme of protest. (Conservation Dictionary) Bewuste markeringen getekend of geschilderd op, of gekrast in, het oppervlak van een kunstwerk, door iemand anders dan de kunstenaar. Vaak met de bedoeling om de kunstwerk te beschadigen.  +
Hier wordt bedoeld de voorwerpen die op het graf werden geplaatst door nabestaanden, kennissen en vrienden: bordjes, bloemvazen en andere voorwerpen. Bij kindergraven zie je soms veel grafgiften, bestaande uit speelgoed, beertjes, voorwerpen met de naam van het kind erop, etc.  +
Architecturaal, gebeeldhouwd monument ter eervolle nagedachtenis aan een overledene. Veelal met een graftombe met het stoffelijk overschot als onderdeel. (Religieus Erfgoedthesaurus) Grafmonumenten zijn gedenktekens die op graven worden geplaatst. Deze kunnen variëren van een paar kleine steentjes op een graf tot grote mausolea met een oppervlakte ter grootte van meerdere graven. (Uitvaart.nl)  +
Nis waarin een graf is aangebracht, nisgraf. (Haslinghuis)  +
Grafperken zijn gedeelten op een begraafplaats omgeven met paden of gras met daarbinnen gelegen graven. Grafperken kennen vaak een indeling naar grootte en klasse. Beplanting kan deel uitmaken van een grafperk. Grafperken kunnen op zich een afdeling vormen maar meerdere grafperken kunnen ook onder een afdeling vallen. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Juridische periode die voortkomt uit de verordening of het reglement van de begraafplaats. Dit is de termijn waarvoor het grafrecht voor een particulier graf wordt uitgegeven aan een rechthebbende. Termijn kan voor bepaalde tijd of onbepaalde tijd worden vastgesteld.  +
Een graftrommel is een met een glasplaat afgesloten trommel die als grafgift op een graf wordt geplaatst. (Wikipedia)  +
Grafzerken zijn platte natuurstenen platen ter afdekking van een graf, al dan niet versierd met tekst en afbeelding.(Funerair Lexicon)  +
Graniet is een stollingsgesteente dat de mineralen veldspaat, kwarts en mica bevat.  +
Graniver, ook wel ‘glasgraniet’ en ‘steenglas’ genoemd, is een geperste glassoort. Het materiaal is in 1921 door de Glasfabriek Leerdam als nieuw product op de markt gebracht. Graniver werd gemaakt door gemalen glas (meestal flessenglas) en zand te verhitten tot een temperatuur waarbij het glas smelt, maar het zand niet. Hierdoor lijkt het glas op graniet. Het is toegepast in vierkante tegeltjes voor vloeren en gevelbekleding. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Plant van het genus Gramineae, met stengels met knopen, schedevormige bladeren en een aartje met zaadachtige korrels. (AAT-Ned)  +
Graven zijn uitgravingen in de grond die worden gebruikt voor het begraven van stoffelijke overschotten. Het woord wordt vaak ten onrechte gebruikt als men spreekt over grafmonument. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Grenenhout is een houtsoort dat afkomstig is van de grove den (Pinus silvestris) met roodbruine noesten en jaarringen, harsrijk, vrij duurzaam. Deze houtsoort is voornamelijk uit Scandinavië en de Oostzeelanden ingevoerd. Oorspronkelijk werd het aangeduid als vuren, doordat de grove den in Noorwegen furuen wordt genoemd. Het hout van de zilverspar (granen) wordt sinds de 17e eeuw in Nederland vuren genoemd, dat van de grove den grenen. Deze verwarrende naamsverwisseling dient bij het lezen van oude bronnen terdege in de gaten gehouden te worden. (Haslinghuis)  +
Smalle en ondiepe uitgraving of sleuf in het land, waarlangs overtollig hemelwater wordt afgevoerd naar de sloten. (Thesaurus landschap)  +
Dichtgesinterd aardewerk  +
Grind, brokjes kwarts, door slijtage en afschuring in het Diluvium ontstaan, gewoonlijk te vinden op heidevelden en in rivierbeddingen, vermengd met grof zand. Gebruikt voor de verharding van wegen, het aanmaken van beton, het vormen van een onderlaag, zoals bij Romeinse villa’s in Limburg. (Haslinghuis) Niet aaneengekit gesteente, als vergruisde natuursteen in de ijstijden met de gletsjers meegevoerd of bezonken uit rivierwater. Meestal afgerond. Oudtijds gebruikt in kistwerk. Sedert XIX als grove toeslag gebruikt in beton. De grootte varieert van 5 tot 80 mm. (Haslinghuis)  +
Grindbeton is beton dat bestaat uit zand, cement, grind (en water) waarbij het grind aan de buitenzijde zichtbaar is.  +
Gritstralen: stralen door een straalmiddel (grit, granulaat, zand) al dan niet in combinatie met lucht en/of water min of meer loodrecht op de gevel te spuiten.  +
Ligging en gelaagdheid van gesteente in de groeve. Natuursteen, die in lagen of banken ontstaan is, moet op het groefleger geplaatst worden, niet er tegenin, tenzij de steen zijdelingse druk te weerstaan heeft (boogstenen). Voor colonnetten en uit kortere stukken bestaande schalken is meermalen hiervan afgeweken als de steen een zeer vaste structuur heeft. (Haslinghuis) Een groefleger of leger is een term uit de natuursteenbewerking om de afzettingsrichting van natuursteen aan te duiden. Het zijn de lagen of de richting waarin het gesteente werd gevormd en vervolgens in de steengroeve wordt aangetroffen.(wikipedia)  +
Groen erfgoed is cultureel erfgoed bestaande uit een groenaanleg met cultuurhistorische, horticulturele of architectuurhistorische waarden zoals een park, tuin, begraafplaats, boerenerf, verdedigingswerk, hortus botanicus en wijk- of wegbeplanting. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Scherpe, V-vormige geulen of groeven die het ene element van het andere scheiden, zoals tussen lijstwerk of tussen de dekplaat en de echinus van een Dorisch kapiteel. (AAT-Ned)  +
Met een grondboor is het mogelijk om een diep, rond gat in de grond te maken.  +
Grondwater is al het water dat zich in de ondergrond, in bodems en gesteenten bevindt. (Wikipedia)  +
De grote lisdodde (Typha latifolia) is een plant uit de lisdoddefamilie (Typhaceae). Het is een tot ruim 2 m hoge plant van voedselrijke oevers met lange grote bladeren, en een karakteristieke bruine 'sigaar' aan het uiteinde van zijn stengels. De plant bloeit in juni en juli met de mannelijke aar meestal direct boven de vrouwelijke lichtbruine aar, waaraan de bloemen zitten. Bij rijpheid zijn de vrouwelijke aren zwartachtig bruin; de sigaren.  +
Een gsm-mast (officiële aanduiding base transceiver station - BTS) is mast die de antennes draagt die draadloze communicatie tussen gebruikersapparatuur (UE) en een netwerk mogelijk maakt. UE's zijn toestellen zoals mobiele telefoons (handsets), WLL-telefoons, computers met draadloze internetconnectiviteit. Het netwerk kan bestaan uit een van de draadloze communicatietechnologieën, zoals GSM, CDMA, wireless local loop, Wi-Fi, WiMAX of andere wide area network (WAN)-technologieën.  +
Guttapercha is trans-polyisopreen dat wordt gewonnen uit een aantal plantensoorten. Het is een thermoplast die kan worden gevormd na verweking in heet water. Het werd in de negentiende eeuw gebruikt voor het maken van mallen en wordt nog gebruikt voor het afdichten van accubakken. (Conservation Dictionary) Rubberachtige stof, bereid uit melksap van aan rubber verwante planten. Toegepast XIXb voor lijsten, reliëfs, friezen, rozetten e.d.. (Haslinghuis)  +
Gyttja is een fijn organisch sediment bestaande uit deels verteerde kleine plantenresten of algen. Dit sediment vormt als een bezinksel in stilstaand water (meren), dieper dan 1 à 2 meter.  +
h
Haar is een uitgroeisel van de opperhuid bij zoogdieren. Haar is karakteristiek voor alle zoogdieren, al komt het bij sommige soorten voor dat haar afwezig is gedurende bepaalde fasen van het leven. (Wikipedia)  +
Hoge, betrekkelijk brede ruimte, meestal onverdeeld en langwerpig. De hal is meestal ondergebracht onder één rijzige kap en soms overwelfd. Hij is gewoonlijk enigszins verhoogd en over een trapbordes bereikbaar. De hal diende als:1. ontvang- en feestzaal, ridder- of wapenzaal, ook in vorstelijke en heerlijke hoven. Er werden vaak justitiële zittingen gehouden koningshal. In Oudgermaanse hallen bevonden de erezetels zich aan de lange zijde. Later werd de estrade voor de aanzienlijken, rechters of bestuurders meestal naar de smalle zijde verlegd. Sporen hiervan zijn te vinden in de v.m. grafelijke zaal, nu stadhuis van Haarlem. Boven langs de wanden is dikwijls een galerij aangebracht. Naar gelang dienst- en woonvertrekken om de hal werden gebouwd, kreeg deze vaak het karakter van wachtzaal, ‘salle des pas perdues’ (Ridderzaal in Den Haag, Westminster Hall in Londen). De hal onderscheidt zich veelal door een rijk gesneden eiken overkapping. In Engeland zijn nog talrijke voorbeelden van dit feodale bouwtype bewaard gebleven (Penshurst, Kenilworth). Zij maken deel uit van heerlijke huizen of universitaire ‘colleges’. Ook zijn ze ‘banqueting hall’ of ‘guildhall’. Sinds de renaissance komt de hal ook voor in het stadshuis. Onder invloed van Palladio werd de hal een voorhuis, liefst achter de middelste traveeën van de voorgevel. Wat betreft functie hield de ruimte het midden tussen een ontvangruimte en een vestibule. In XIX werd zij weer op deze manier in het bouwplan opgenomen. (Haslinghuis)  +
Een halogeenlamp is een gloeilamp waarvan de ballon gevuld is met een inert gas onder hoge druk. Aan dit gas wordt een kleine hoeveelheid halogeen (broom of jodium) toegevoegd, waaraan de lamp zijn naam ontleent. Een halogeenlamp heeft een wat hoger rendement (lichtopbrengst per hoeveelheid toegevoerde energie) en een langere levensduur dan een gewone (ouderwetse) gloeilamp, maar wel veel minder rendement dan moderne typen lampen, zoals de ledlamp. Een halogeenlamp is een duplolamp, die is gevuld met een gasvormig halogeen (bromide of jodium). Daardoor is in vergelijking met een conventionele duplolamp een hogere gloeidraadtemperatuur - en dus ook een hogere lichtopbrengst - mogelijk. Dat maakt een halogeenlamp zeer geschikt voor koplichten. Bovendien kan een halogeenlamp niet, zoals een duplolamp, zwart uitslaan doordat het gas in de lamp de wolfram-moleculen van de gloeidraad van het glas weghoudt.  +
Een vroeger veel gebruikte en inmiddels verboden brandblusser, waarin halogeen-koolwaterstoffen waren verwerkt die de ozonlaag aantastten.  +
Verwijst naar het procedé van met een hamer of ander gereedschap op metaal slaan om een vat of ander voorwerp te maken, of om versiering aan te brengen. De oudste techniek hierbij was mogelijk het maken van een dunne schijf van metaal door het metaal in een holte in een blok hout te hameren. Een vat kan langzaam worden gevormd doordat op het buitenste oppervlak wordt geslagen met behulp van een speciaal gevormde hamer en aambeeld. Bij bosseleren of repousséwerk wordt gebruikgemaakt van hameren om een dessin of patroon aan te brengen in een metalen voorwerp, gewoonlijk door op de achterkant van het voorwerp te hameren.  +
Lijst boven langs een leuning of tegen een muur bevestigd, waaraan men zich met de hand kan vastgrijpen. De lijst is van een uitholling of een andere profilering voorzien. (Haslinghuis)  +
Hardsteen is een kalksteen met een meer of minder uitgesproken blauwgrijze kleur. De steensoort wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van zeer veel resten van crinoïden, diertjes met een kalkskelet, die veelal op de zeebodem leven. Bij het afsterven bleef hun kalkskelet op de bodem achter en samen met de calcietafzetting die het geheel aan elkaar smeedde, vormde zich in de loop van miljoenen jaren de blauwe hardsteenlaag. De steen is dus een aaneenkitting van crinoïden in een cement van microkristallijn calciet. De kleur wordt bepaald door de hoeveelheid zeer fijn verspreide plantaardige resten (koolstof).  +
Een vaste of halfvaste organische stof die meestal wordt verkregen uit plantenuitscheidingen maar soms ook van insekten of synthetisch materiaal; het is oplosbaar in organische oplosmiddelen maar niet in water en wordt doorgaans gebruikt in vernis, drukinkt en stijfsel. (AAT-Ned)  +
Hechtbruggen worden op zeer zwak of niet zuigende ondergronden gebruikt (zoals glad beton, prefabbeton), teneinde de hechting van het pleister te verbeteren.  +
Hechting is het resultaat van intermoleculaire krachten die een lijm aan een oppervlak verbinden.  +
Hechtprimer is een middel dat zorgt voor een goede aanhechting en verharding van de reparatiemortel.  +
Hekwerken zijn omheiningen van een tuin, park of terrein en bestaan uit een samenstel van spijlen en regels, staven of tralies, bevestigd tussen soortgelijke stijlen. Een hek kan zijn gemaakt van hout of metaal. Hekwerken kunnen bedoeld zijn om mensen buiten, of dieren binnen te houden. De vormgeving varieert van functioneel tot sierlijk en is aangepast op de tuinarchitectuur. (Haslinghuis)  +
1. Weer tot een geheel maken door een onderdeel te vervangen of door wat gescheurd of gebroken is weer terug aan te zetten, of door iets anderszins weer in een goede staat te brengen. 2. Herstel van een vervallen gebouw (of wijk) omvat het opknapwerk dat het weer in een aanvaardbare toestand brengt voor verder gebruik.  +
Kaponderdeel dat zich bevindt op de snijlijn van twee dakvlakken die elkaar onder een uitspringende hoek snijden. Dient ter ondersteuning van flieringen, gordingen en sporen of de haaieinden van de bebording. (Haslinghuis)  +
Bij hogedruklampen (SON, HPS) wordt energie in het volledige spectrum uitgestraald, waardoor de kleurweergave bij deze lampen een stuk beter is. Het uitgestraalde licht is meer lichtgeel, maar per type kan de kleur iets verschillen. (Wikipedia)  +
Een hogedrukspuit wordt gebruikt voor het reinigen van metselwerk door het vuil eraf te spuiten. (Conservation Dictionary)  +
Hoofdpostkantoren zijn gebouwen waarin het grootste postkantoor van een stad gevestigd is. Een voorbeeld is het voormalige hoofdpostkantoor aan het Neude in Utrecht.  +
Hoogveen is veen dat boven de oorspronkelijke regionale grondwaterspiegel uit gegroeid is. Het ligt daarom buiten de invloedsfeer van voedselrijk rivierwater of grondwater en is zuur en (zeer) voedselarm (oligotroof). Hoogveen vormt vaak veenkoepels van enkele meters hoog. Sphagnumveen (veenmosveen) is het meest voorkomende veentype. Hoogveen is mineraalarm, zuur drasland met een aan deze extreme omstandigheden aangepaste flora en fauna. (Wikipedia)  +
Uitgekraagde gaanderijen op stads-, vesting- of kasteelmuren, voorzien van schietopeningen in de vloer, tevens dienende voor het werpen van kokende olie, stenen e.d. op zich aan de voet van de muren bevindende aanvallers. Gebruik voor kleinere uitvoeringen, 'mezenkouwen'. (AAT)  +
De (bodemkundige) lagen waaruit de bodem is opgebouwd, worden in de bodemkunde horizonten genoemd. Horizonten ontstaan als gevolg van bodemvormende processen en worden van elkaar onderscheiden op basis van verschillen in onder meer grondsoort, kleur, gehalte aan humus, ijzer en kalk, structuur, consistentie of een combinatie daarvan. (bron: Begrippen op bodemdata.nl)  +
Houdbaarheid is een niet meer gebruikte term voor duurzaamheid.  +
Housekeeping omvat de traditionele methoden voor onderhoud van een gebouw of collectie door geregelde inspectie, schoonmaak en beschermende maatregelen.  +
Hout is een bouwmateriaal, afkomstig van boomstammen en -takken. Naast merg, spint en schors vormt het daarvan het voornaamste bestanddeel. Ten noorden van de Alpen is hout van oudsher het belangrijkste bouwmateriaal. Onderscheiden worden naaldhout van naaldbomen (dennen, grenen, vuren) en loofhout van loofbomen (eiken, beuken enz.). De stammen werden meestal in het groeigebied gekantrecht en per vlot of in een schip over water vervoerd. De houthandel en -nijverheid concentreerden zich in Nederland vooral in Dordrecht, Amsterdam, Deventer en later ook in de Zaanstreek. Voor regionaal gebruik concentreerde de houthandel zich ook in plaatsen als ’s-Hertogenbosch, Schoonhoven en Tiel. (Haslinghuis)  +
Houtteer is een ruwe teer, bruin van kleur, die verkregen wordt uit het gas dat bij verwarming van hout vrijkomt. Het materiaal is zeker al in de vroege 15e eeuw bekend. Houtteer kan voor houtconservering worden toegepast. (Bouwmaterialen / W. Persijn en A.H. Kooiman, Culemborg-Keulen 1968)  +
Beenderlijm gemaakt van gedegradeerde collageen die is verkregen uit huiden. (bouwmaterie)  +
Hydraulische mortel is mortel die uithardt door een chemische reactie met water en niet door reactie met kooldioxide.  +
Hydrofoberen: indringende behandeling met een stof of mengsel waarvan een deel achter blijft op poriewanden en als nuttige werking heeft dat de poriewanden daardoor een min of meer waterafstotend karakter krijgen.  +
Hydrofoob materiaal is materiaal dat water afstoot.  +
Hydrologie is de wetenschap die het water op aarde bestudeert. Deze discipline richt zich op de aanwezigheid en bewegingen van water op en boven het aardoppervlak. De belangrijkste processen in dat verband zijn neerslag, verdamping en transpiratie, stromingen en grondwaterbewegingen. Hydrologie omvat zaken als hoogwaterbeheersing, watervoorziening voor huishoudelijk en industrieel gebruik, irrigatie en het opwekken van waterkracht. (AAT-Ned)  +
Hydrolyse is de degradatie van een polymeer veroorzaakt door de reactie met water, meestal onder invloed van een zure of een basische katalysator. Door hydrolyse breken de ester- of amidebindingen in een polymeer, en dat resulteert in een verzwakking van de vezel of film. Hydrolyse van geluids- en beeldbanden is een chemisch vervalproces onder invloed van water aanwezig in de lucht, waardoor de binder van de band plakkerig wordt zodat de band niet meer kan worden afgespeeld.  +
Hygroscopisch materiaal is materiaal dat water absorbeert zonder daarbij een oplossing te vormen. Een hygroscopische stof is een stof die vocht uit de lucht opneemt.  +
i
De vaste vorm van water, die ontstaat door bevriezing. (AAT-Ned)  +
IJsglas is een type sierglaswerk dat een ruw, onregelmatig buitenoppervlak heeft dat lijkt op gecraqueleerd glas. Het effect wordt bereikt door plotseling afkoelen tijdens de fabricage of door glassplinters op het oppervlak vast te smelten. Het werd voor het eerst gemaakt in de 16de eeuw in Venetië.  +
IJssmeltwaterdalen zijn ontstaan door erosie van smeltwater afkomstig van landijs. Ze zijn ontstaan in stuwwallen tijdens de voorlaatste ijstijd (Laat-Saalien), tijdens en na de ijsbedekking. Ze zijn veelal groter dan sneeuwsmeltwaterdalen en doorkruisen vaak de gehele stuwwal. Een bekend voorbeeld van een ijssmeltwaterdal is de Darthuizerpoort.  +
Fe. Dichtheid 7,86 kg/m3. Metaal dat in de bouw zeer veel is toegepast, vooral voor het opnemen van trekkrachten in verankeringen, trekstangen e.d.. Het heeft het nadeel dat het sterk kan corroderen (roesten), waarna door volumevermeerdering schade aan bouwdelen kan optreden. Ook gebruikt voor spijkers, hang- en sluitwerk, siersmeedwerk en vele andere doeleinden. In XVII werd vooral vanwege de taaiheid en buigbaarheid veel ijzer uit Zweden betrokken en als zodanig in bestekken vermeld.Kan ook worden gegoten in vormen. Gietijzer bevat 3-5 koolstof, is bros en kan geen trekkrachten opnemen. Smeedijzer bevat ongeveer 0,1 koolstof. IJzer met zeer weinig koolstof wordt staal genoemd.  +
Die delfstoffen welke het ijzer in zulke hoeveelheden bevatten dat het zich daaruit met voordeel laat afzonderen. (MARDOC)  +
IJzeroer omhuld met een laagje leem werd in de middeleeuwen gebruikt door de ijzergieterien in oost Gelderland. Ijzerhoudend gesteente, waar de kern is komen los te zitten. Als je steen beweegt, beweegt ook de kern, dit geeft een klapperend geluid. Eerste bron voor ijzerwinning. In ruime zin elke duidelijke accumulatie van ijzermineralen in de bodems: e.g. moerasijzererts, ijzerzandsteen, oerbank. ijzeroer: sedimentaire natuursteen welke gewonnen werd in het Zuiden, Midden en Oosten van Nederland. Het is een vast en gesloten materiaal. De kleur varieert van donkerbruin tot oker.  +
Binaire verbindingen van zuurstof en ijzer. In de natuur komt ijzeroxide bijvoorbeeld voor in het mineraal hematiet. Er zijn zestien ijzeroxiden en oxyhydroxiden bekend. Het corrosieproduct roest is ook een vorm van ijzeroxide. Deze stoffen hebben veel verschillende toepassingen, bijvoorbeeld als chemische katalysator, pigment of kleurstof. (AAT)  +
IJzerverbindingen zijn verbindingen van afzonderlijke stukken ijzer die tot stand zijn gekomen door bewerkingen langs de warme weg, zoals wellen, solderen en het plaatsen van banden, of langs de koude weg, zoals met schroeven, schroefbouten, splitbouten, spiebouten, splitpennen, keilen, wiggen, pennen en lippen. Sommige soorten verbindingen langs de koude weg hebben het voordeel dat ze later weer eenvoudig losgemaakt kunnen worden. Verder maakt de smid veelvuldig gebruik van beweeglijke verbindingen zoals toegepast bij windvanen, schuiven en deurkloppers.  +
Alles wat van ijzer is gemaakt. (Haslinghuis)  +
Ilfochrome (ook Cibachrome) is een Ilford-merknaam voor een direct-positief papier dat gebruik maakt van het zilverkleurstofbleekprocéde.  +
Wordt gebruikt voor reproducties van hele objecten wanneer deze bedoeld zijn om te misleiden; geldt ook voor beeldhouwwerken die gegoten zijn zonder toestemming van de kunstenaar. (AAT)  +
Bij het impregneren van een voorwerp laat men er een vloeistof in lopen, bijvoorbeeld een opgelost verstevigingsmiddel, een bestrijdingsmiddel of een beschermingsmiddel, daarbij gebruikmakend van de bestaande poreuze structuur.  +
Aanbrengen van een nieuw stuk metselwerk, natuursteen of glas op een plaats waar het oorspronkelijke werk beschadigd of verweerd is. (Haslinghuis)  +
Infrarode elektromagnetische straling is de straling voorbij het rode gebied van het zichtbare spectrum, met golflengten van 750 nm tot 1 mm.  +
Injectiehars is geschikt voor het injecteren van holle ruimten onder stalen voetplaten en losse tegels.  +
Een inlaag is het land tussen een zwakke dijk en de nieuwe aangelegde dijk, de inlaagdijk, ter bescherming van het achterland.  +
Insecten (Insecta) zijn een klasse van de geleedpotigen (Arthropoda). Met bijna een miljoen beschreven soorten is het verreweg de grootste groep van dieren. Geschat wordt dat er vele honderdduizenden tot enkele miljoenen soorten nog niet zijn ontdekt. (Wikipedia)  +
j
De jaarring is de laag hout die elk jaar wordt gevormd bij de groei van een boomstam. Door meting van de diktes in een reeks jaarringen kan men houten voorwerpen dateren. (Conservation Dictionary)  +
Jachtsloten zijn de jachtlocaties van edele of hooggeplaatste personen voor het ontvangen van gezelschappen die voor jachtactiviteiten zijn uitgenodigd. Een jachtslot is doorgaans minder groot dan een jachtpaleis. (Haslinghuis)  +
Polders; ontstaan door het indijken van zee-inbraken en nieuwe aanwas  +

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 11 feb 2020 om 17:26.