Eigenschap:Definitie

Kennismodel
:
Type eigenschap
:
Tekst
Deze datatypespecificatie wordt genegeerd; de specificatie uit de externe vocabulaire krijgt voorrang.
Geldige waarden
:
Meerdere waarden toegestaan
:
Nee
Weergave op formulieren
:
Tekstvak
Initiële waarde
:
Verplicht veld
:
Nee
Toelichting op formulier
:
Een begrip kan een formele definitie (Nederlangstalig) hebben. Deze wordt waar mogelijk overgenomen uit een officiële publicatie. (skos:definition)
Subeigenschap van
:
Geïmporteerd uit
:
Formatteerfunctie externe URI
:

Klik op de button om een nieuwe eigenschap te maken:


Showing 500 pages using this property.
A
A/C-profielen zijn bodemprofielen waarin een humusrijke A-horizont direct gelegen is op het ongeroerde moedermateriaal. (C-horizont) (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Amerikaans heeft betrekking op alles wat afkomstig is uit Amerika, als werelddeel of uit de Verenigde Staten van Amerika. Amerikaans-Engels is de naam voor de varianten van de Engelse taal die gesproken worden in de Verenigde Staten van Amerika en bij uitbreiding in Canada.  +
De Amsterdamse School is een stijl in de bouwkunst, te plaatsen in de periode van de moderne bouwkunst, waartoe ook onder meer De Stijl, het nieuwe bouwen, de Chicago School en het expressionisme gerekend worden, die als reactie op de zogenaamde neostijlen te zien zijn. (Wikipedia)  +
De naam Art deco is ontleend aan de grote expositie voor moderne decoratieve kunst, de 'Exposition des Arts décoratifs et Industriels modernes', die in 1925 in Parijs gehouden werd. Nederland kwam met een inzending die gedomineerd werd door de Amsterdamse School. De Amsterdamse school stijl wordt over het algemeen beschouwd als de Nederlandse variant van de Art deco. Art deco toont veel overeenkomst met Art nouveau. Wel zien we meer rechte lijnen en geometrische vormen. Ook vallen de Oriëntaalse, Egyptische en klassieke invloeden op binnen de Art deco. Een typisch voorbeeld van een Art deco gebouw is het theater Tuschinski in Amsterdam uit 1921. (www.infonu.nl)  +
Augiet is een mafisch mineraal.  +
B
B-horizonten (inspoelingshorizonten) zijn op een bepaalde plaats in een bodemprofiel aanwezige inspoelingslagen. Dit ingespoeld materiaal kan humus, klei, ijzer- of aluminiumoxiden betreffen (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) Inspoelingslagen zijn lagen van op een bepaalde plaats in een bodemprofiel ingespoeld materiaal. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Balegemse steen: zandige kalksteen welke gewonnen wordt nabij het dorp Balegem in de Provincie Oost Vlaanderen, België. De steen is kwartshoudend, groenachtig bruin of blond van kleur en heeft een meestal duidelijk zichtbaar horizontaal leger. De Balegemse steen bevat plaatselijk vrij grote schelpen. De steen wordt gevonden in schollen met een harde kern tussen zandlagen.  +
Baumberger kalksteen: zandige kalksteen welke gewonnen wordt in de heuvelrug Baumberge, in de omgeving van Billerbeck en Havixbeck, 20 km ten westen van Munster, Duitsland. De steen is crème- tot okerkleurig, bevat donkergroene of bruine spikkels van glauconiet en is gelijkmatig en fijn van structuur. Van oudsher worden een aantal varianten onderscheiden, die evenwel lang niet in altijd in alle groeven gelijk ontwikkeld zijn en deels ook kunnen ontbreken: fliess: variant van Baumberger kalksteen, afkomstig uit de bovenste banken. Deze steen is blond van kleur, fijnkorrelig en redelijk zacht. lappen: variant van Baumberger kalksteen, afkomstig uit de middelste banken. Deze steen is soms meer grauw van kleur en vaak wat harder dan de fliess. paol: variant van Baumberger kalksteen, afkomstig uit de onderste bank. Eveneens grauw van kleur. Deze bank bevat het hoogste kwartsgehalte en is in het algemeen harder dan lappen en fliess.  +
Een compact, hard marmer uit België, dat wordt beschouwd als het beste zwarte marmer voor beeldhouwen, vanwege de diepe kleur en het ontbreken van aderen en strepen. (AAT-Ned)  +
Belgische hardsteen: polijstbare kalksteen welke gewonnen wordt in de Belgische Ardennen (o.m. in het Ourthe bekken) en bij Soignies , provincie Henegouwen. De grondmassa van Belgische hardsteen is gelijkmatig donker van kleur waarin de versteningen van de doorsneden van crinoiden (stengelfragmenten van zeelies) zich als grijs-witte kringetjes aftekenen. Het breukvlak is ruwkorrelig. Kristallijne koolzure kalk kan geconcentreerd voorkomen in de vorm van calcietplekken. Soms verraden deze vlekken de aanwezigheid van oplossingsholtes in de steen.  +
Bentheimer zandsteen: zandsteen welke gewonnen wordt nabij Bentheim, Duitsland. De steen heeft een geelgrijze tot witte ondergrond bestaande uit kwartskorrels met een middelmatige grove korrel. Door oxidatie van ijzerhoudende bestanddelen kunnen roodbruine strepen aanwezig zijn. De steen is homogeen van structuur, kleur en kwaliteit.  +
De Biedermeier-periode in de Duits/Oostenrijkse (kunst)geschiedenis is ruwweg van 1815 (het Congres van Wenen) tot het revolutiejaar 1848. De Biedermeier was een reactie op de overladen empirestijl en zijn militaire op de Romeinen geïnspireerde ornamenten.  +
Baksteenformaat 18x9x5,2, rood/bruin. (Agriwiki)  +
Brauvilliers: witte kalksteen welke gewonnen wordt in het Département de la Meuse, Frankrijk. De grondmassa is gelijkmatig van structuur en kleur, het breukvlak is ruw korrelig. Brauvilliers liais: variant van Brauvilliers.  +
C
De C-horizont is het horizont onderin het bodemprofiel, bestaande uit ongeconsolideerd (los) moedermateriaal, onaangetast door bodemvorming.  +
De L*a*b* kleurenruimte, ook bekend als CIELAB, is een in 1976 door de CIE gedefinieerde manier om kleur uit te drukken als een punt ergens in een bolvormige ruimte. De L* is de lichtheid die van wit naar zwart loopt. De a* geeft de groen-rood waarde en de b* geeft de blauw-geel waarde. Iedere kleur heeft zijn eigen L*a*b*-coördinaten. Het verschil tussen twee kleuren, DeltaE, wordt uitgedrukt als de afstand tussen de twee coördinaten in de bol.  +
Calais-afzettingen is een verouderde benaming voor Holocene getijdeafzettingen in het kustgebied langs de zuidelijke Noordzeekust (incl. Nederland). Het zijn zanden en kleien afgezet in getijdegeulen, lagunes, wadplaten, kwelders en rietgorzen. Ze zijn gevormd tijdens het relatief snel stijgen van de zeespiegel in de grofweg de eerste helft van het Holoceen (Boreaal, Atlanticum en Subboreaal). Een andere verouderde term voor deze afzettingen is 'oude zeeklei', tegenwoordig worden deze afzettingen grotendeels bij het Laagpakket van Wormer binnen de Naaldwijk Formatie ondergebracht. In veel diepe droogmakerijen in West-Nederland ligt deze afzetting aan de oppervlakte. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
De Chaletstijl is een romantiserende bouwstijl die, vooral in het laatste deel van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw (dus ruwweg rond 1900), onder meer in Duitsland, Nederland, Noorwegen en IJsland, werd toegepast bij villa's, boerderijen en openbare gebouwen.  +
D
Onderzoek van een monster, liefst vrij van contaminatie, van bijv. menselijke skeletresten om geslachtsbepaling, verwantschapsonderzoek, genetische groepssamenstelling groep, geografische herkomst te bepalen.  +
De Stijl is een groep van Nederlandse schilders, architecten, dichters en beeldhouwers rond het gelijknamige tijdschrift (1917-1931), opgericht door Theo van Doesburg. Typerend voor De Stijl is de combinatie van verschillende kunstvormen in een harmonisch, abstract Gesamtkunstwerk (ook wel gemeenschapskunst). Enkele elementen die steeds terugkomen in de kunst en architectuur van de leden van De Stijl zijn asymmetrische composities van geometrische vormen, primaire kleuren, zwarten, witten en grijzen. Hiermee wordt volstrekte abstractie nagestreefd. Een gebouw dat volgens velen De Stijl vertegenwoordigt, is het Rietveld-Schröderhuis(18329). Groep van voorn. Nederlandse kunstenaars rond het gelijknamige tijdschrift (1917-1931), opgericht door Theo van Doesburg. Beginselen: volstrekte abstractie, elementaire gegevens (rechte lijn en hoek), primaire kleuren (schilderijen van Piet Mondriaan). In de architectuur resulteerde dat in rechtlijnige gebouwen met weids uitzicht naar buiten, zoals G. Rietvelds Schröderhuis en andere Utrechtse woningen. (Haslinghuis)  +
Het Deltaplan voor het Cultuurbehoud was een rijkssubsidiebeleid om de achterstand in behoud en beheer van de Nederlandse erfgoedinstellingen (musea, bibliotheken en archieven) in te lopen.De subsidie werd beschikbaar gesteld van 1990 tot 1994. De subsidieregeling werd daarna met vier jaar verlengd tot 1998.  +
Doornikse steen is een zwartblauwe, gelaagde kalksteensoort, die in de omgeving van Doornik wordt gewonnen. Door verwering wordt de steen zilvergrijs. (Wikipedia)  +
Trachiet werd gewonnen op de Drachenfels in het Siebengebirge in Duitsland, tegenwoordig een natuurreservaat. Vandaar de naam Drakenvelder steen of Drachenfelstrachiet. (www.joostdevree.nl)  +
Duinkerke-afzettingen is een verouderde benaming voor Holocene getijdeafzettingen in het kustgebied langs de zuidelijke Noordzeekust (incl. Nederland). Het zijn zanden en kleien afgezet in getijdegeulen, lagunes, wadplaten en kwelders. Ze zijn gevormd tijdens inbraken in het Laat-Holoceen (Subboreaal en Subatlanticum). Een andere verouderde term voor deze afzettingen is 'jonge zeeklei', tegenwoordig worden deze afzettingen grotendeels bij het Laagpakket van Walcheren binnen de Naaldwijk Formatie ondergebracht. In grote delen van het kustgebied liggen deze afzettingen aan het oppervlak in zowel de oude als in de jonge zeekleipolders. (NB oud/jong slaat hier op de polder, niet op de zeeklei). (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
E
E-horizonten bestaan uit de uitspoelingslaag van een podzol of brikgrond. Mineralen en humus zijn hier uitgespoeld. In podzols is dit horizont daarom grauwgrijs van kleur. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
EPDM staat voor Ethyleen Propyleen Dieen Monomeer en is een synthetisch rubber; ook de variant met Terpolymeer i.p.v. Monomeer wordt EPDM genoemd. Meestal worden extra stoffen toegevoegd om de karakteristieken te verbeteren, bijvoorbeeld roet en vulkaniseermiddelen. Er is ook een gewapende variant. EPDM-folie is verkrijgbaar is verschillende diktes (meestal 1,0-2,5 mm).  +
De stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg (ERM) is een platform voor monumenteneigenaren, ontwerpers en uitvoerders, en toezichthouders. Gezamenlijk werken zij heel praktijkgericht aan de kwaliteit bij onderhoud en restauratie van monumenten. En natuurlijk hoort het verduurzamen van monumenten daarbij. ERM beheert de beoordelings- en uitvoeringsrichtlijnen zoals die worden vastgesteld door het Centraal College van Deskundigen Restauratiekwaliteit.  +
Het Eemien was het laatste interglaciaal (warme tijdperk) in het Pleistoceen. Het klimaat van het Eemien was te vergelijken met het huidige warme tijdperk, het Holoceen, of zelfs iets warmer. De naam Eemien wordt vooral gebruikt in de geologische tijdschaal voor het vasteland van Europa. Het Eemien duurde van 126-116 ka geleden. Samen met het Weichselien vormt het Eemien het Laat Pleistoceen. (Wikipedia) Het Eemien (Vlaams: Eemiaan) was het laatste interglaciaal (warme tijdperk) in het Pleistoceen. Het klimaat van het Eemien was te vergelijken met het huidige warme tijdperk, het Holoceen, of zelfs iets warmer. De naam Eemien wordt vooral gebruikt in de geologische tijdschaal voor het vasteland van Europa. Het Eemien duurde van 126-116 ka geleden.  +
Het Engels (English) is een Indo-Europese taal, die vanwege de nauwe verwantschap met talen als het Fries, (Neder-)Duits en Nederlands tot de West-Germaanse talen wordt gerekend. De taal is ontstaan in Engeland in de tijd van de Angelsaksen en is nu de lingua franca in grote delen van de wereld, als resultaat van de militaire, economische, culturele, wetenschappelijke en politieke invloed van het Britse Rijk gedurende de 18e, 19e en begin 20e eeuw en de invloed van de Verenigde Staten vanaf het begin van de 20e eeuw tot op heden.  +
De Erfgoedwet is een Nederlandse wet gericht op de bescherming van (erfgoed) collecties van nationaal belang. (Wikipedia)  +
Ethafoam is een duurzaam en stevig schuim met een dichte celstructuur gemaakt van polyetheen. Het wordt gebruikt voor het maken van steunen voor driedimensionale voorwerpen.  +
Expressionisme is een bouwstijl waarbij de expressie van een innerlijke ervaring van de architect een vorm creeert waarbij een emotioneel effect wordt bewerkstelligd. In de Nederlandse architctuur wordt het expressionisme vooral gekenmerkt door expressieve baksteenarchitectuur tussen 1910 en 1930 met name in Amsterdam. De nadruk lag op de plastisch vormgegeven buitenzijde. In Nederland werd deze bouwstijl Amsterdamse school genoemd. Wanneer het om overwegend decoratieve onderdelen gaat, bijvoorbeeld winkelpuien, spreekt men wel over art deco. (Bouwstijlen in Nederland 1040-1940 / Roland Blijdestijn, Ronald Stenvert, 2000)  +
F
Florale Jugendstil is een subtak van de Jugendstil waarbij asymmetrie en zogenaamde zweepslagmotieven van belang zijn. (Bouwstijlen in Nederland 1040-1940 / Roland Blijdestijn, Ronald Stenvert, 2000)  +
Verzamelnaam voor meer dan honderd witgele en geelbeige kalksteensoorten uit Frankrijk. (Haslinghuis)  +
Friese pannen zijn machinaal vervaardigde dakpannen die in verschillende vormen in de tweede helft van de 19e en de eerste helft van de 20e eeuw in Friesland gemaakt zijn. Er zijn vlakke en gegolfde modellen. Gegolfde pannen komen met twee en drie golven voor.  +
G
Zandige kalksteen, grijswit van kleur, met verkiezelde strepen die de steen een generfd aanzien geven. Afkomstig uit de streek ten oosten en noordoosten van Brussel, m.n. Gobertange bij St.-Remy-Geest. Dikte niet meer dan 14 cm. Hoofdzakelijk gebruikt voor parementwerk. Voor geprofileerd werk werd Ledesteen gebruikt. Door de harde kern verweert de steen meelzakvormig. Ook als vloertegels in Zuidwest-Nederland. Men spreekt van witte Brabantse arduin. In België wordt de steen soms Haspengouwse mergel genoemd. Opvallend is, dat in m.e. bronnen vrijwel nooit wordt gesproken over steen van Gobertingen. De indruk is, dat er toen geen steen uit deze omgeving naar het noorden werd gebracht. In Tienen (Br.) en omgeving, vlak bij dit wingebied, sprak men in de 16de eeuw inderdaad van ‘Gubbertinsche steenen’, die werden geleverd als ‘rousteens’, als ‘arduyne’ (met één vlakke kant), als ‘hamelsarduyns’ (enigszins gefatsoeneerde blokken) en ook als klaargemaakt geprofileerd werk. (Haslinghuis) Gobertange: zandige kalksteen welke gewonnen wordt in de omgeving van Jodoigne, België. De steen is geelachtig wit van kleur, soms met bruine strepen of gewolkt. Kenmerkend is de fijne, soms onderbroken lijntekening van het leger. Schelpenknollen van ruim drie vierkante centimeter komen voor; deze kunnen uit elkaar vallen.  +
H
Hamerpannen zijn machinaal vervaardigde dakpannen met kop- en zijsluitingen. De oorsprong lag in de Elzas, rond 1841 ontwikkeld door de gebr. Gilardoni. Sinds 1886 bij Hamer & Co. te Nijmegen geproduceerd. Het zijn platte pannen die lijken op tuiles du Nord, maar groter zijn en een dubbele wel hebben. Verkrijgbaar met ronde en platte wel.  +
Helderpannen zijn ruitvormige geribde machinaal vervaardigde dakpannen. Ze werden vanaf ca. 1890 geproduceerd door Helder & Co. te Dokkum (Friesland).  +
Bouwtrant die in XVIII in Engeland onder de regering van George i-iv van Hannover (1714-1830) overheersend was. Ten dele vertoont deze stijl nog de invloed van Christopher Wren, voor het overige in monumentale gebouwen en landhuizen enz. die van Palladio (het Palladianisme, Palladiostijl). Stadswoonhuizen en wijken van Londen vertegenwoordigen deze stijl in versoberde en comfortabele vormen. Daarnaast is de aanleg en opbouw van de stad Bath (1754 door vader en zoon Wood) een voorbeeld van grootscheeps urbanisme. (Haslinghuis) De Empire stijl is een neoclassicistische stijl die tegen 1800 tot bloei komt. Het is in hoofdzaak een decoratieve stijl waarvan de architectuur motieven heeft overgenomen. We zien Egyptische invloeden zoals bijvoorbeeld sfinxen, kariatiden, palmetten en rozetten. (Haslinghuis) De Lodewijk XV-stijl of Rococo is voornamelijk een interieurkunst waarin stucwerkplafonds, betimmeringen en wandbekleding één geheel vormen. Kenmerkend zijn de lichtere ornamenten en de elegante, speelse decoratie. Er is een voorkeur voor asymmetrische, zwierige vormgeving en lichte (pastel)kleuren. Het centrale decoratieve element is de roccaille, een asymmetrisch schelpachtig, aan rotsvormen ontleend siermotief. (Bouwstijlen in Nederland 1040-1940 / Roland Blijdestijn, Ronald Stenvert, 2000)  +
Hollandse pannen zijn golfvormige pannen, in feite een holle en bolle pan aan elkaar. (Dus als een platliggende S). Deze pannen gebruikte men voor steilere daken.  +
I
Inspectie die toeziet op de toegankelijkheid van overheidsinformatie en op de zorgvuldige omgang met erfgoed. Zij kijkt hoe de regels in de praktijk werken.  +
De Internationale Organisatie voor Standaardisatie (ISO) is een internationale organisatie die normen vaststelt. De organisatie is een samenwerkingsverband van nationale standaardisatieorganisaties in 163 landen.  +
J
Japans papier is een fijn vezelpapier van plantaardige vezels. Het wordt vaak gebruikt als facing bij de conservering van schilderijen en van gepolychromeerd beeldhouwwerk.  +
Art Nouveau is een architectuurstijl die na 1890 ontstond en slechts tot enkele jaren na 1900 van belang was. Kenmerkend voor de Art Nouveau bouwkunst is het laten zien van constructieve elementen, echter op zo'n manier dat zij als versiering dienen. Giet-, smeedijzer en glas spelen een belangrijke rol. Kenmerkend zijn de asymmetrie en de toepassing van grote bogen en versiering met majolicategels, zowel binnen als buiten. Grote plasticiteit van gevels werd bereikt door gebruik van loggia's, erkers en torentjes. De stijl werd voornamelijk toegepast op winkels, apotheken, verzekeringskantoren en warenhuizen. Jugendstil is een architectuurstijl die werd toegepast tussen 1890 en 1914 en zijn naam te danken heeft aan het Duitse blad 'die Jugend'. Jugendstil is afkomstig uit Duitsland en Oostenrijk en is verwant aan de Art Nouveau, het verschil met Art Nouveau is dat de Jugendstil vaak strenger en hoekiger is. (Wikipedia)  +
K
Een KOMO-procescertificaat is een kwaliteitsverklaring met betrekking tot een bepaald realisatieproces in de bouw- en infrasector. Het certificaat verklaart dat het eindresultaat van een proces in overeenstemming is met de in het certificaat vastgelegde ‘specificaties’ en dat het daarvoor benodigde proces in overeenstemming is met de in het certificaat vastgelegde processpecificaties. In relatie tot het Bouwbesluit is een KOMO-procescertificaat een document dat verklaart dat een bouwdeel dat vervaardigd wordt met het betreffende proces zal voldoen aan de relevante eisen van het Bouwbesluit.  +
Kirchheimer muschelkalksteen: polijstbare kalksteen welke gewonnen wordt in de omgeving van Würzburg, Duitsland. De steen heeft een geelroodbruine of bruingrijze ondergrond, wisselt per laag van kleur, en heeft een grove adering. De steen is opgebouwd uit talloze schelpresten, is vaak duidelijk gelaagd en is meestal homogeen van structuur en kwaliteit.  +
Lichtbruine of gele steen, gelijkend op mergel maar harder. Afkomstig uit groeven in de buurt van Kunrade (L.). Reeds door de Romeinen in Zuid-Limburg gebruikt. (Haslinghuis)  +
Het geologisch tijdperk Kwartair is in de geologische tijdschaal de jongste periode en in de stratigrafische colom het bovenste systeem. Het Kwartair beslaat de tijdspanne van 2,58 miljoen jaar geleden (Ma) tot heden en is de jongste, bovenste of laatste onderverdeling van de era Cenozoïcum. Het Kwartair is onderverdeeld in twee tijdvakken of series: het Pleistoceen en het Holoceen.  +
L
Long Term Evolution.  +
De landschapsstijl is een overkoepelende term voor de vroege of late landschapsstijl. Het meer specifieke gebruik van die laatste termen heeft de voorkeur. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
M
Modernisme wordt gehanteerd voor alle architectuur die getuigt van een streven naar vernieuwing door een versobering van de vormentaal. De meest pure vorm van modernisme, vaak benoemd als de internationale stijl of functionalisme, wordt gekenmerkt door een rationeel grondplan, eenvoudige geometrische vormen, dragende (beton)skeletten met platte daken, lichte scheidingswanden en het gebruik van moderne materialen. De meeste gebouwen bereiken echter niet het pure van de internationale stijl, maar getuigen niettemin van een streven naar verzakelijking. Zij zijn doorgaans uitgewerkt met egale bakstenen parementen, met een bescheiden volumewerking en een sterk gereduceerde decoratie. (jaren 1920 tot jaren 1960).  +
Schelpenkalksteen uit Zuid- en West-Duitsland en Luxemburg. Komt voor in dichte en in poreuze structuur. Grijswit, bruingrauw (meest toegepast), blauwachtig of rood. (Bouwmaterialen / encyclopaedische gids voor theorie en practijk / P.W. Scharroo / 3e herz. en verm. dr.) Muschelkalk is een afzetting van mergelachtige kalksteen uit de Trias. Deze afzettingen zijn ongeveer 200 miljoen jaar geleden afgezet in ondiepe zeeën. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
N
NEN is de afkorting van NEderlandse Norm.  +
NEN-EN is de aanduiding van Europese normen (EN) overgenomen in Nederland en gepubliceerd door het Nederlands Normalisatie-Instituut NEN. Voor Europese normen geldt dat deze in alle Europese lidstaten geldig zijn en eventuele eerder bestaande landelijke normen vervangen.  +
NEN-EN is de aanduiding van Europese normen (EN) overgenomen in Nederland en gepubliceerd door het Nederlands Normalisatie-Instituut NEN. IEC staat voor de International Electrotechnical Commission (IEC). Deze commissie ontwikkelt en publiceert algemene internationale normen voor elektrische componenten en apparatuur.  +
Naamse steen, ook wel Naamse hardsteen, in vakliteratuur Namense steen, Namense hardsteen, Pierre de Vinalmont of Calcaire de Vinalmont, is een soort kalksteen die gewonnen wordt uit de kalksteengroeven bij Vinalmont in de provincie Luik en in de provincie Namen in België. (Wikipedia)  +
Het Nederlands is een West-Germaanse taal en de moedertaal van de meeste inwoners van Nederland, België en Suriname. In de Europese Unie spreken ongeveer 23 miljoen mensen Nederlands als eerste taal, en een bijkomende vijf miljoen als tweede taal. Verder is het Nederlands ook een officiële taal van de Caraïbische (ei)landen Aruba, Curaçao en Sint-Maarten, terwijl er nog minderheden bestaan in Frankrijk, Duitsland en in mindere mate Indonesië, en nog ruim een half miljoen sprekers in de Verenigde Staten, Canada en Australië. De Kaap-Hollandse dialecten van Zuid-Afrika en Namibië werden gestandaardiseerd tot Afrikaans, een dochtertaal van het Nederlands.  +
Het Neoclassicisme is de architectuurstijl uit de periode na 1750 tot eind 19e eeuw. Deze stijl gebruikt de kenmerken van het classicisme, zoals zuilen en tempelfrontons, opnieuw. (Haslinghuis)  +
Verwijst naar een trend onder de Duitse architectonische avant-garde van het midden van de jaren 1920, die gegevens en praktisch functionalisme bevorderde. (AAT)  +
Nivelsteiner zandsteen is een fijnkorrelig tertiaire zandsteen dat afkomstig is uit het gebied van het Worm-dal in het grensgebied Nederlands Zuid-Limburg en Duitsland. (Wikipedia)  +
Noord-Brabantse stenen zijn bakstenen vervaardigd uit klei die voornamelijk gewonnen is in het gebied tussen 's-Hertogenbosch, Tilburg en Breda. De stenen zijn ten dele gemaakt in Waalformaat, en ten dele in drielingen of Belgisch formaat. Kleuren overwegend paarsig tot grijzig rood, soms ook geel.  +
O
OSL-datering (Optical Stimulated Luminescence) gaat uit van het gegeven dat mineralen zoals kwarts en veldspaat licht (luminescentie) kunnen uitstralen. Met de methode wordt het moment van afzetting en begraving van sediment bepaald, of het moment van bakken van aardwerk.  +
Obernkirchner zandsteen: zandsteen welke gewonnen wordt in de omgeving van Hannover, Duitsland. De steen heeft een gele ondergrond met lichtbruine strepen van ijzerhydroxiden en een zwakke adering en is homogeen van structuur, kleur en kwaliteit. Het breukvlak is fijnkorrelig.  +
Beverstaarten zijn daktegels die aan de onderzijde afgerond en schubvormig gedekt zijn. Ze zijn voornamelijk in Duitsland toegepast (Biberschwanz). In Nederland wordt de naam ook wel gebruikt voor Oegstgeester pannen. Oegstgeesterpannen zijn schubvormige, machinaal vervaardigde dakpannen. Deze pannen zijn van 1852 tot ca. 1914 vervaardigd aan de Oude Rijn in de gemeente Oegstgeest. Ze worden ook wel hartjespannen genoemd.  +
Het mineraal olivijn is een nesosilicaat met als chemische formule (Mg,Fe)2SiO4, waarbij de eindleden tussen magnesium en ijzer worden gevormd door de mineralenreeks forsteriet (rijk aan Mg) en fayaliet (rijk aan Fe).  +
Oost-Indische inkt, in België ook bekend als Chinese inkt, is een lichtechte diepzwarte inkt die veel door kunstenaars wordt gebruikt. Voordat de computer zijn intrede deed op de tekenkamer werd deze inkt daar ook gebruikt voor het maken van technische tekeningen op calqueerpapier. Het is een van de oudst bekende soorten inkt. Zelfs na eeuwen verbleekt de inkt niet – pure koolstof kan immers niet door het licht afgebroken worden – en het is ook op zeer afgesleten papyri en perkamenten nog mogelijk de tekst te lezen, vaak betrekkelijk beter met behulp van infrarood licht.  +
P
De Photographic Activity Test is een gestandaardiseerde kwaliteitstest (ISO 14523:1999) om de chemische inertie van (conserverings)materialen vast te stellen waar het het beeldzilver en verkleuringen betreft van fotografische papieren. Zie ook Image-Interaction-Test, Stain-Test, Mottle-Test.  +
Pictoright is een Nederlandse collectieve beheersorganisatie voor auteursrechten van aangesloten illustratoren, grafisch vormgevers, fotografen en beeldend kunstenaars. Ook erfgenamen kunnen zich als rechthebbende aansluiten.  +
Op de geologische tijdschaal het eerste en langste tijdvak van het quartair. Het pleistoceen duurde van ongeveer 1,8 miljoen jaar geleden tot 10.000 v.Chr., en is vooral bekend als het tijdvak waarin de aarde zijn meest recente ijstijd doormaakte.(AAT)  +
Portland: kalksteen welke gewonnen wordt in Dorset, Engeland. De steen is fijnkorrelig van structuur. Het breukvlak is fijnkorrelig. Portland whit bed: variant van Portland, oölitische kalksteen met een vrij open structuur waarin veelvuldig schelpen voorkomen. Portland base bed: variant van Portland met een fijnere en meer dichte structuur dan Portland whit bed, waarin minder grote schelpen voorkomen. Portland roach: variant van Portland met een grovere, meer open structuur dan Portland whit bed, waarin kleine en grote, deels open schelpen voorkomen.  +
R
Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten of Rrim is een Nederlandse regeling bedoeld voor van rijkswege beschermde monumenten (rijksmonumenten, niet zijnde archeologische monumenten). De regeling is samen met de Leidraad Brim subsidiabele instandhoudingskosten onderdeel van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten of Brim welke sinds 1 februari 2006 van kracht is.  +
Belangenvereniging van de beroepsgroep.  +
Register van restauratoren van roerend erfgoed en historische binnenruimten.  +
Rijndekking is leibedekking van schubvormige leien, die in enkele dekking in schuin oplopende rijen gelegd worden, zoals in Duitsland gebruikelijk is. (Haslinghuis)  +
Romaanse pannen (en Gotische pannen) zijn keramische dakpannen die gekenmerkt worden door een grote golving en relatief klein plat vlak. Zij zijn hoofdzakelijk gebruikt voor woningen in Spaanse/Romaanse stijl in de typische zuidelijke afwerkingskleuren. Dit type pan is geschikt voor daken met een minimum helling van 25° (met onderdak). De Romaanse pan heeft een constante wel (bolling) en de Gotische een meer of minder taps toelopende wel.  +
S
Het Saalien is een geologisch tijdvak aan het eind van het Midden-Pleistoceen. Tijdens het Laat-Saalien (ca. 150.000 jaar geleden) bereikte het landijs Nederland (voorlaatste ijstijd).  +
Scheldegotiek is een vroege regionale variant van de gotiek, waarvan de verspreiding samenhangt met het gebruik van Doornikse steen. Kenmerkend aan de Scheldegotiek zijn de zuilen met knopkapitelen, het drielichtvenster met colonetten in de dagkanten en de voorliefde voor - meest achthoekige - torens op de kruising van schip en dwarsbeuk. (Haslinghuis)  +
De Stichting Beeldrecht is een voormalige Nederlandse organisatie die voor de bij haar aangesloten beeldend kunstenaars en architecten het beeldrecht inde. Op 1 januari 2008 is Stichting Beeldrecht opgegaan in Stichting Pictoright.De stichting gaf ook juridisch advies en bijstand aan de aangesloten kunstenaars.  +
U
Uitvoeringsrichtlijn Restauratie Steenhouwwerk.  +
UMTS of Universal Mobile Telecommunications System wordt gezien als de opvolger voor GSM/GPRS (General Packet Radio Services) en biedt net als de voorgangers zowel circuitgeschakelde als pakketgeschakelde communicatiediensten. UMTS werd aanvankelijk bedreven in de frequentieband tussen 2,0-2,15 GHz, maar om de uitrol te versnellen besliste Europa in juli 2009 dat ook de 900MHz- en 1800MHz-band (vroeger exclusief voorbehouden voor GSM) gebruikt mogen worden. In België was dit al toegestaan sinds 2008. De grootste voordelen van die beslissing zijn een betere dekking en een kostenbesparing voor de providers die hierdoor minder masten hoeven te plaatsen.  +
Een Usselo-bodem is een type paleobodem die gevormd werd in de periode van het Allerød-interstadiaal. Deze bodems komen voor in dek- en duinzanden, en worden in hun meest uitgesproken vorm gekenmerkt door een grijze uitlogingshorizont en een humeuze aanrijkingslaag. In deze bodems komen soms archeologische vondsten voor uit het Laat-Paleolithicum. (Bron: Thesaurus ontroerenderfgoed.be)  +
W
Weiberner tufsteen: tufsteen: welke gewonnen wordt in de Eifel, Duitsland. De ondergrond is bruinachtig beige. De steen is fijnkorrelig en poreus met kleine steensplinters van ongeveer vijf millimeter, gelijkmatig over de steen verspreid. De bims (puimsteen) vullingen zijn van dezelfde grootte.  +
Het geologisch tijdvak Weichselien (Vlaanderen: Weichseliaan of Weichsel), ook wel Weichselglaciaal genoemd, is een in Europa gebruikte stratigrafische indeling die overeenkomt met de laatste ijstijd. Deze periode duurde van 115.000 tot 11.700 jaar geleden.  +
a
Een aanbrandlaag is een extra laagje bindmiddel die op het hechtvlak aangebracht wordt om de hechting te verbeteren. Van oudsher gebruikt men hiervoor een mengsel van cement en water.  +
Aangieten is een techniek om metalen werkstukken te verbinden. Eén stuk is een deel van de gietmal, het andere wordt er permanent aan bevestigd door gesmolten metaal in de mal te gieten.  +
Bij deze methode giet men vloeibare specie in een bekisting.Deze methode met name geschikt voor grotere reparaties van staand en hangend werk. Aangieten kan ook een effectieve methode zijn wanneer de reparatie een specifieke oppervlaktestructuur moet krijgen.  +
Aanhelen is het aanbrengen van nieuw materiaal op plaatsen waar beton door schade is verdwenen.  +
Een lager naar beneden doorgetrokken dakdeel. Kap die aan de zijkant van een bestaand dak tegen een gebouw is gezet. (Haslinghuis)  +
Uitleg vanwege de opdrachtgever van de uit te voeren werkzaamheden voorafgaande aan een (zie) aanbesteding, voor zover iets niet duidelijk mocht zijn uit bestek en voorwaarden. (Haslinghuis)  +
Oppervlak van de aarde.  +
Aardewerk is een breekbaar, bij lage temperatuur gebakken (600-900°C), poreus ceramiek dat allerlei kleur kan hebben, met of zonder glazuur.  +
Abri’s zijn niet afgesloten wachtruimten die vooral bij het openbaar vervoer veel voorkomen. Ook op verschillende begraafplaatsen zijn speciale abri’s te vinden. Het woord abri is ontleend aan het Frans en komt van het werkwoord abrier, hetgeen beschutten tegen (de wind) betekent. In het Latijn betekent apricari warm houden. Een abri biedt dus in de eerste plaats beschutting tegen de elementen. Oorspronkelijk waren abri’s vaak voorzien van deuren, in tegenstelling tot een schuilplaats die open was. Op een enkele begraafplaats zijn speciale abri’s ontworpen zoals op de Kleverlaan in Haarlem, maar vaker zijn oude bushokjes gebruikt, zoals op Heidehof in Apeldoorn. (Stichting Dodenakkers.nl)  +
Het absorptiespectrum van een materiaal geeft de absorptie van golven, als functie van de frequentie. Typisch wordt het begrip gebruikt in de context van elektromagnetische golven, zoals licht.  +
Een abstract is een fijn houten latje, doorgaans uit naaldhout dat via tuimelaars en winkelhaken de beweging overbrengt van de toets naar het ventiel in de windlade. Aan elk uiteinde van de abstract zijn messingdraden gewikkeld of vastgehaakt om de verschillende onderdelen te kunnen verbinden of er is metalen schroefdraad aangehecht met een lederen stelmoer om het systeem af te stellen. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
In de organische chemie is een acrylaat of propenoaat een ester of zout van acrylzuur. Acrylaten bevatten een vinylgroep, die gebonden is aan het koolstofatoom uit de carbonylgroep. Acrylaten en methacrylaten doen dienst als monomeren in de plasticindustrie, waarbij ze zeer snel polymeriseren. (Wikipedia)  +
Een kleurloze, transparante, thermoplastische, synthetische hars gemaakt door de polymerisatie van acrylzuur derivaten; wordt gebruikt voor hechtmiddelen, verharders, beschermlagen, vernis en als een bindmiddel in verven. (Zuiderzeemuseum, Project Fotografie)  +
Acrylverf is een mengsel van een acrylhars als bindmiddel en pigment(en).  +
De zaakhouder en/of medebehandelaar kan bij dit taaktype een specifieke vraag of opdracht geven (via een behandelinstructie/notitie). De taakhouder kan alleen via een taaktekst reageren, of kan een document als taakresultaat toevoegen aan de zaak. Een beredeneerde aanbeveling om een bepaalde keuze te maken.  +
Zie afbijtmiddel, voorzwelmiddel.  +
Afschilferen (afgeven) is het verlies van een deel of van het geheel van de binderlaag van een band, in het bijzonder van slecht opgeslagen acetaat geluidsbanden. Afschilferen is het schilferen van de oppervlaktelaag (cellulosenitraat of -acetaat) van de schijf van een direct gesneden plaat. Deze schade is onherstelbaar en wordt meestal veroorzaakt door het krimpen van de laag door hydrolyse.  +
Afschot is een bewust aangebrachte helling van een vlak of leiding, voor het doen af- of weglopen van vloeistof.  +
Hekwerk, borstwering van hout, steen of ijzer, o.a. om een kapel van de hoofdruimte van een kerk af te scheiden. Bij een koor onderscheidt men het koorhek van de koorafsluiting. (Haslinghuis)  +
Uitstekend deel van het dak aan de bedrijfszijde van een Betuwse boerderij, waaronder men het hooi door een luik in de achtergevel naar binnen brengt. (Haslinghuis)  +
Afwerkvloeren vormen de bovenste laag van een vloer die direct wordt blootgesteld aan gebruik. Afwerkvloeren zijn in te delen in vloeren die in het werk worden gemaakt en afwerkvloeren die fabrieksmatig, vooraf, zijn gemaakt. (Bedrijfschap Afbouw)  +
Afzettingen (sedimenten) zijn neerslagen of bezinkingen van materiaal. Dit materiaal kan door bijvoorbeeld landijs, rivieren, wind of zee zijn aangevoerd. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
sedimentaire natuursteen: natuursteen gevormd uit neergeslagen afbraakproducten van andere natuursteenformaties. Deze natuursteen bevat vaak bezinksels van (resten van) organismen.  +
Akkerbouw is een vorm van landbouw: het is het geheel van economische activiteiten waarbij het natuurlijke milieu wordt aangepast ten behoeve van de productie van planten voor menselijk gebruik. Afhankelijk van het product, de productiemethode en het niveau van welvaart wordt gebruikgemaakt van een groot aantal uiteenlopende technieken, variërend van het werken met eenvoudige werktuigen tot het gebruik van grote machines, waarbij arbeid steeds meer vervangen wordt door machines.  +
Een akker is een stuk bewerkte grond waarop cultuurgewassen zoals graan of suikerbieten worden verbouwd. (Wikipedia)  +
Geluidskwaliteit van een ruimte m.b.t. de geluidsterugkaatsing. De akoestiek in een kerk werd verbeterd d.m.v. klankpotten. Als de akoestiek goed is voor muziek, zal zij in het algemeen niet goed zijn voor het gesproken woord en omgekeerd. In de protestantse periode werd de verstaanbaarheid van het gesproken woord op de preekstoel verbeterd door een groot klankbord erboven. nagalm. (Haslinghuis)  +
Albast is een gesteente, bestaande uit een massieve, gewoonlijk doorschijnende, vorm van in de natuur voorkomend gips, CaSO<sub>4</sub>.2H<sub>2</sub>O. Albast werd gebruikt om beelden te snijden en, in de 16e en 17e eeuw in Italië, als ondergrond voor olieverfschilderijen.  +
Albumine is het wit van een ei, dat water en een aantal eiwitten (proteïnen) bevat. Albumine werd gebruikt als bindmiddel in de beeldlaag van albuminepapier en albuminenegatieven.  +
Reinigen met een middel met een hoge ph-waarde. Bekende voorbeelden van alkalische reinigers zijn zeep, soda of amonia. Een alkalische reiniger is altijd ontvettend en is dus niet geschikt voor vervuiling als roest of kalk. Hoe alkalischer de vloeistof des te beter deze ontvet. Vetten zijn in de basis zuur, daardoor heeft het een alkalische tegenhanger nodig om deze vervuiling te reinigen.  +
Het bindmiddel van alkydverf is alkydhars, een kunsthars. Alkydhars is een polymeer dat wordt verkregen door een polycondensatiereactie van polyalcoholen en meerbasische organische zuren of de overeenkomstige anhydride. (Wikipedia)  +
Het Allerød-interstadiaal is een tijdvak in de tijdschaal van Blytt-Sernander. Het Allerød duurde ongeveer van 13.900 tot 12.850 jaar geleden. Het is een interstadiaal, een warmere en nattere periode tijdens het laatste glaciaal ("ijstijd"). (Wikipedia)  +
Te gebruiken voor het zuivere metaalelement met het symbool Al en het atoomnummer 13. Het metaal is hard, sterk, en zilverwit van kleur. Wordt ook gebruikt voor dit metaal wanneer het wordt bewerkt en gevormd om, meestal in combinatie met andere stoffen, voorwerpen en materialen te maken. (Toegepaste Kunst Project, RKD)  +
Verf met een aluminiumlegering, die geverfde oppervlakken beschermt tegen ontkleuring als gevolg van schimmelvorming. (AAT-Ned)  +
Amfibolen zijn orthorombische of monokliene mineralen met een gemiddelde dichtheid van 3 tot 3,5 en een hardheid van 5 tot 6.  +
Als elektropositief bestanddeel bevatten ammoniumzouten de groep ammonium NH4. Zij komen in overvloed in de natuur voor als gevolg van het verrotten van stikstofhoudend organisch materiaal, de inwerking van elektrische ontladingen in de atmosfeer op de bestanddelen van de lucht, de reductie van nitraten door denitrificerende bacteriën, en in de gassen van vulkanen en sommige brandende kolenmijnen. Zij kunnen uit ammoniak worden gemaakt door zuren toe te voegen en elke reactie uit te voeren waarbij ammoniak in een zure oplossing wordt gevormd, zoals reductie met salpeterzuur of droge distillatie van organische stoffen. Zij zijn kleurloos zoals het zuurion kleurloos is, hebben een oplosbaarheid die vergelijkbaar is met die van de overeenkomstige kaliumzouten, zodat zij bijna allemaal oplosbaar zijn in water, hebben een scherpe en zoute smaak, en vallen bij hoge temperaturen uiteen in zuur en ammoniak, welk gas ook door sterke basen uit hen kan worden vrijgemaakt.  +
Het nauwkeurig onderzoeken van een voorwerp, handeling, materiaal of begrip door het op te delen in basiselementen of samenstellende delen. (AAT)  +
Een anisotrope eigenschap van een materiaal is een eigenschap die varieert al naar gelang de richting in het materiaal waarin zij gemeten wordt.  +
Een ijzeren plaat of platte staaf om verschillende bouwonderdelen strak met elkaar te verbinden. (Encyclo.nl)  +
Bij kathodische bescherming wordt het elektrochemisch proces waardoor wappeningscorrosie kan ontstaan, tegengehouden door een beschermingsstroom. Deze beschermingsstroom loopt tussen een aan of in het (beton)oppervlak aangebrachte anode (bijvoorbeeld van gaas, mortel of verf) en het wapeningsstaal dat nu kathode wordt.  +
Een antenne-installatie is een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.  +
In het antenneconvenant staan de afspraken tussen de Rijksoverheid, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en de mobiele operators voor een zorgvuldige plaatsing van vergunningsvrije antennes voor mobiele communicatie in Nederland.  +
Een antennedrager is een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.  +
Een appartementsgebouw is een meergezinswoning waarin meerdere appartementen of wooneenheden voorzien zijn, meestal boven elkaar gelegen.  +
Appreteren is een veredelingstechniek waarbij een oplossing van stijfsel, gom, hars of gelatine wordt aangebracht op textiel of papier. Na het drogen is het materiaal stijver geworden of heeft zij een gladder, minder poreus oppervlakte gekregen.  +
Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 15 december 2009, nr. WJZ/178205 (8189), met betrekking tot de duurzaamheid en de geordende en toegankelijke staat van archiefbescheiden en de bouw en inrichting van archiefruimten en archiefbewaarplaatsen (Archiefregeling)  +
Een architect is iemand die opgeleiden geaccrediteerd is voor het ontwerpen van gebouwen en voor het leiden van bouwprojecten.  +
Bouwkunst, kunst van het scheppen van (zie) ruimtevormen en het omvatten en overdekken hiervan, kortom de gehele ontwikkeling en vormgeving van de inwendige ruimten en de omhulling ervan. M.n. geldt dit de plattegronden, de wanden met hun geleding en verdeling van open en gesloten delen, zolderingen, gewelven, plafonds, kappen en daken en de verwezenlijking van deze conceptie naar de eisen van constructies en materialen. In de verschillende architectuurperioden en in diverse regio’s verschilt het ruimtegevoel soms zeer sterk. In het romaanse tijdperk wordt de ruimte overheerst door gebruik van dikke dragende muren en weinig ontwikkelde overwelvingen en overkappingen. De gotiek toont een omhoogstrevende ruimte, opgebouwd uit steunpunten waartussen lichte wanden en glas, overdekt met ranke gewelven. De barok toont een vaak illusionistische ruimte-ontwikkeling, die soms de aanwezigheid van wanden en plafonds probeert te loochenen. In XX hebben nieuwe materialen en technieken het mogelijk gemaakt enerzijds een draagconstructie van gewapend beton en staal geheel te omkleden met licht geconstrueerde wanden van glas, kunststof en lichte metalen, anderzijds achter vrijwel geheel gesloten gevels het gebouw van kunstlicht te voorzien. Marolois bedeelde de architectuur een belangrijke rol toe in zijn Opera Mathematica (1617). Hetzelfde was het geval in hetVolkoomen Wiskundig Woordenboek van Stammetz-Labordus uit 1740. Van Campen werd in zijn tijd als mathematicus aangeduid, hetgeen in het licht van het voorgaande eerder als architectonisch ontwerper moet worden gezien. Hij moest zijn ontwerpen laten uitwerken door bouwkundig beter onderlegde mannen als Pieter Post en Jacob Vennecool.Na de constructie is de versiering een belangrijk element van architectuur. Door de tijden heen heeft men utiliteitsgebouwen als molens, pakhuizen, magazijnen, schuren en stallen, dienstgebouwen en militaire werken met grote soberheid behandeld, in XIX talrijke nieuwe fabrieken e.d. zelfs zeer armelijk. In XX treedt hierin verandering op. Het landseigene van de architectuur is echter voor een deel verloren gegaan ten gevolge van de toepassing op grote schaal van bouwmaterialen die overal, onafhankelijk van klimaat en bodem, gebruikt kunnen worden. (Haslinghuis)  
In algemene zin, objecten die zijn gemaakt of bewerkt door mensen, gewoonlijk handgereedschap, gebruiksvoorwerpen, sieraden of kunst. In de archeologie is een artefact een object dat is vervaardigd door een menselijke cultuur en wordt onderscheiden van natuurlijke resten, en later is aangetroffen bij archeologische werkzaamheden. Zie ook 'culturele artefacten' voor de context van objecten die specifiek worden verzameld door musea. Gebruik de term niet in de technische en medische betekenis, dat wil zeggen voor een product of effect dat niet aanwezig is in de natuurlijke toestand van een organisme of een systeem, maar optreedt wegens het onderzoek zelf of het gevolg is van een andere externe activiteit. (AAT-Ned) Een artefact (Latijn: arte factum - 'kunstmatig gemaakt') is in de archeologie de benaming voor ieder verplaatsbaar object dat door de mens is vervaardigd, bewerkt en/of gebruikt. Artefacten worden meestal bij archeologische opgravingen gevonden. Enkele voorbeelden van artefacten: een vuurstenen vuistbijl, een terracotta amfora, een bronzen fibula, een barnstenen kraal, textiel, een gouden munt, een benen vishaak etc.  +
Asfalt is de benaming voor producten die samengesteld zijn uit asfaltbitumen en minerale stoffen zoals basaltsplit. Het gaat hier dus om mengsels ofwel samengestelde producten.  +
Prerogatieven die worden verleend aan de auteur van een werk van de geest. Het auteursrecht bevat een geldelijk recht (recht om profijt te halen uit het werk) en een moreel recht (recht voor een auteur om het openbaar te maken, de uitbatingsvoorwaarden ervan te bepalen en de integriteit ervan te verdedigen). Alleen de geldelijke rechten kunnen worden overgedragen.  +
Autogeen lassen, ook wel gassmeltlassen of zuurstof-acetyleenlassen genoemd, is een lasmethode die gebruikmaakt van een zeer hete vlam. Meestal wordt gebruikgemaakt van de reactie van ethyn (acetyleen) met zuivere zuurstof. (Wikipedia)  +
Azijnzuur (systematische naam ethaanzuur) is een zwak zuur met een kenmerkende stekende geur. Het heeft als formule CH3-COOH (soms ook geschreven als H3C-COOH). Azijnzuur is, na mierenzuur, het eenvoudigste carbonzuur en de wetenschappelijke naam was vroeger dan ook methaancarbonzuur. Zuiver watervrij azijnzuur wordt ook wel ijsazijn genoemd, en is een kleurloze vloeistof die bij temperatuur lager dan 17 °C stolt tot heldere kleurloze kristallen (vandaar de naam ijsazijn).  +
Het azijnzuursyndroom is het vrijkomen van azijnzuur tijdens de afbraak van celluloseacetaat materialen.  +
b
Steen met de strengpers gevormd, gebakken van witte Silezische klei en voorzien van een geglazuurde oppervlakte. Dient voor het maken van scheidingswanden in badhuizen, zwembaden en laboratoria. De afmetingen zijn doorgaans: 12,2 cm lang, 5,7 cm hoog en 4,0 cm, 5,7 cm of 6,9 cm dik. Speciale hulpstukken zijn gemaakt voor in- en uitwendige hoeken en afdekkingen en voor het formeren van deursponningen met mogelijkheden voor de bevestiging van scharnieren en sloten. In de boven- en ondervlakken van een badcelsteen zijn groeven gemaakt, die bij het opmetselen met mortel gevuld worden om de muur te verstevigen. Doordat de stenen hol zijn en van groeven voorzien, kunnen ze gemakkelijk worden gespleten, zodat ze ook als tegel kunnen worden gebruikt. Daarom worden ze ook wel splijtstenen genoemd. (Haslinghuis)  +
Bakgoten zijn eenvoudige houten dakgoten die bestaan uit een bodem en een opstaande rand aan de buitenzijde en aan de binnenzijde. De doorsnede is rechthoekig. Ze worden doorgaans aan de binnenzijde bekleed met zink en ondersteund door ingemetselde gootklossen of ijzeren consoles. (Haslinghuis)  +
Bakstenen zijn stenen die ontstaan door klei, hoofdzakelijk gewonnen in de uiterwaarden van de grote rivieren, te vormen in blokken en vervolgens op hoge temperatuur (c. 800 - 1100 °C) te bakken. Aan de hand van het vormingsprocedé onderscheiden we handvormstenen, vormbakpersstenen en strengpersstenen. Na te zijn gedroogd, worden de stenen opgestapeld en gebakken. De kwaliteit van de steen is afhankelijk van de temperatuur waarop deze gebakken is; hogere temperaturen geven hardere stenen, te hoge temperaturen gesmolten misbaksels. Omdat de stapel of 'tas' niet overal aan dezelfde temperatuur blootgesteld wordt, dient na het bakken gesorteerd te worden op hardheid en kleur. Dit gebeurt zowel visueel als op klank; Hardere stenen hebben een donkere kleur en geven een heldere klank als ze tegen elkaar geslagen worden (klinkers), zachtere stenen kleuren feller en klinken dof. Naar gelang ijzeroxide of calciumoxide de overhand heeft in de klei, kleurt de steen rood of geel. Bakstenen werden reeds gebruikt in de oudheid, aangenomen wordt dat in Nederland de productie techniek is herondekt door de kloosterlingen omstreeks 1250.  +
Balgen zorgen ervoor dat de benodigde lucht op de juiste druk wordt gebracht en naar de pijpen kan stromen. De oudste balgen hadden de vorm van zogenaamde smidsbalgen. Langzaamaan evolueerde de balg naar vormen die beter in staat waren om een constante winddruk te waarborgen. Naast keil- en spaanbalgen ontstonden modernere vormen zoals de magazijnbalg en nog later de zak- en zwembalg. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Einde van een balk, dat gedeelte waar het kopse hout zichtbaar is. (Haslinghuis)  +
Barietpapier is een fotografisch papier met een barietlaag tussen beeldlaag en de papieren drager.  +
Droge, witte verfstof, hoofdzakelijk (ten minste 98%) bestaande uit geprecipiteerd bariumsulfaat. (Bouwmaterialen : encyclopaedische gids voor theorie en practijk / P.W. Scharroo / 3e herz. en verm dr.)  +
1. Een barst is een breuk in een vaste stof. Barsten kunnen een netpatroon vormen en ze kunnen worden veroorzaakt door interne spanningen en uitwendige krachten. 2. Een barst is een scheur of een spleet in het originele materiaal van een voorwerp, zoals in een bouwsteen. 3. Een barst is een breuk in een stuk ceramiek die in een intact gedeelte ontspringt en geleidelijk breder wordt.  +
Basalt is een donker vulkanisch gesteente dat voornamelijk bestaat uit de mineralen plagioklaas, pyroxeen en magnetiet. Het vormt karakteristieke prismatische kolommen.  +
basaltlava: stollingsgesteente (uitvloeiingsgesteente) gekenmerkt door een fijnkristallijne structuur met verpreid voorkomende grove mineralen. Hoofdbestanddelen zijn veldspaat (plagioklaas), paars gekleurde augiet en olijfgroene olivijn. De steen is meestal donkergrijs getint en is rijk aan holten (blaasjes).  +
Een base of loog – ook wel alkali genoemd – is een substantie die reageert met een zuur.  +
Basisveen is een veenlaag aan de onderkant van de Holocene afzettingen in het kust- en deltagebied. De laag is direct op het Pleistocene oppervlak ontstaan door de Holocene grondwaterstijging, gerelateerd aan de zeespiegelstijging na de laatste ijstijd.  +
Beoefenaar van een vrij beroep, kunstenaar, die beelden uit steen, hout enz. hakt. Boetseert vaak ook de ontwerpen, maakt gipsafgietsels e.d.. Beeldhouwers waren vaak lid van het St.-Lucasgilde. (Haslinghuis)  +
Lijm gemaakt van gedegradeerde of gedenatureerde collageen verkregen uit botten. (bouwmaterie)  +
Begraafplaatsen zijn terreinen waar stoffelijke resten van overledenen begraven, bijgezet of verstrooid worden. Te onderscheiden van kerkhof, een begraafplaats rond een kerk.  +
Behoefte is het nodig hebben of het verlangen naar een ontbrekend goed, dienst, emotie of waarde. In het eerste geval is er een noodzaak, in het tweede geval is er een verlangen. (Wikipedia)  +
Een oplossing of dispersie van een kleurstof in een medium waardoor het materiaal zoals hout kan binnendringen, maar geen beschermend laagje kan vormen; ook een reagens die in de microscopie wordt gebruikt om minuscule structuren zichtbaar te maken. (bouwmaterie)  +
Het behandelen van haarloze huiden of vellen met een oplossing van o.a. mest om ongewenste componenten te verwijderen en een zachte en flexibele kwaliteit te geven aan het uiteindelijke leer. Voor een soortgelijk proces met hondemest zie 'puering'. (AAT-Ned)  +
De belichtingsdosis is de hoeveelheid lichtenergie die per tijdseenheid op een bepaald oppervlak valt vermenigvuldigd met de duur van belichting, uitgedrukt in lux.uur (lx.h) of bij grote getallen in klx.h (k=kilo=1.000) of Mlx.h (M=mega=1.000.000).  +
De belichtingsduur bij verschillende verlichtingssterktes.  +
Benzeen is een organische verbinding met als brutoformule C6H6.  +
Een beoordelingsrichtlijn (BRL) is een document dat alle informatie bevat voor de beoordeling van een (certificatie)systeem voor een bepaald product/realisatieproces/persoon/dienst. De opgenomen eisen kunnen betrekking hebben op zowel het privaatrecht (kwaliteitseisen van de markt) als het publiekrecht (idem, van overheden).  +
Door menselijk toedoen tot stand gekomen begroeiing door aanplant of beplanting op een bepaalde plaats.  +
Bergkristal is in de natuur voorkomend kwarts. Chemisch is het zuiver siliciumdioxide. Het is gewoonlijk kleurloos en glashelder. (Conservation Dictionary)  +
Hout van de boom behorende tot het genus Betula, vaal- tot roodbruin van kleur. Het wordt gebruikt voor het maken van meubilair, vloeren, kabinetten en draaiwerk. (Toegepaste Kunst Project, RKD)  +
Het bedekken van een oppervlak met een laag van een bepaalde substantie, vooral een laag die erop wordt uitgesmeerd. (Project Fotografie) 1. Een beschermende coating is een laag die op een metalen oppervlak wordt aangebracht om contact met schadelijke stoffen, zoals water en zuurstof, te verhinderen en zo corrosie tegen te gaan. 2. Een beschermende coating is een dunne laag die op het oppervlak van een voorwerp wordt aangebracht als conserveringsmaatregel, om de aantasting van het voorwerp te vertragen.  +
Beschoeiingen zijn constructies die een oever of waterkant beschermen tegen afkalven en de belijning van de waterpartij in stand houden. Historische beschoeiingen kunnen bestaan uit plaggen en graszoden vastgestoken met houten pennen, wilgentenen en dakpannen. De tegenwoordig meest gebruikte methode met opgeklampte schotten is ook al lang in gebruik. Beschoeiingen worden tegenwoordig vaker toegepast dan in het verleden omdat het de onderhoudskosten voor het kleinschalig herstel van meer natuurlijke oevers verlaagt. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Versiering van goud, zilver of koper op meubels, koffers en oude boeken.  +
Het Besluit omgevingsrecht (Bor) is een algemene maatregel van bestuur op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In het Bor staat onder andere: ... aanwijzing van gevallen waarin het bevoegd gezag andere bestuursorganen bij een besluit moet betrekken.  +
Bespanningen zijn behangsels die zijn opgespannen, direct op de wand of op een raamwerk. Bespanningen bestaan, vooral bij ongespouwde muren, uit een betengeling met linnen of jute en grondpapier waarop uiteindelijk behang, textiel of zelfs leer kan zijn aangebracht. Het jute of linnen is als luchtspouw een kleine afstand vóór een muur aangebracht en dient als drager voor de afwerking. Indien de textiele drager is beschilderd spreken we van beschilderde behangsels. (Joostdevree.nl)  +
Het bessemerprocedé is een productiewijze voor het in een convertor verkrijgen van staal uit ruwijzer komende uit de hoogoven.Het bessemerprocedé (ontwikkeld door Henry Bessemer (1813-1898), naar de uitvinding van een failliete staalfabrikant uit Kentucky, William Kelly) was dat het teveel aan koolstof werd geoxideerd door lucht door de gesmolten ruwijzer te blazen. Bovendien verbrandde de koolstof tot koolzuurgas in de luchtstroom, zodat de koolstof als brandstof voor het proces fungeerde. Als het proces eenmaal op gang was, onderhield het zichzelf, zonder verdere toevoeging van extra brandstof.  +
Bestemmingsplannen zijn beleidsplannen waarin het gebruik van de grond en de opstallen is vastgelegd. Gebied dat in het bestemmingsplan bijvoorbeeld als agrarisch wordt aangeduid, mag niet worden gebruikt voor kantoorgebouwen. Het bestemmingsplan bepaalt ook de toekomstige bouwmogelijkheden van de grond.  +
De bestralingssterkte of irradiantie is het vermogen per oppervlakte-eenheid van de invallende elektromagnetische straling op een oppervlak. Ze wordt uitgedrukt in watt per vierkante meter en met het symbool E of Ee, waarbij het subscript e staat voor 'energetisch'. Het symbool I wordt ook wel gebruikt.De bestralingssterkte is het tijdgemiddelde van de component van de poynting-vector loodrecht op het oppervlak.De bestralingssterkte van de zon op de aarde, gemeten op een vaste afstand, wordt de zonneconstante genoemd, hoewel ze aan fluctuaties onderhevig is en geen constante waarde heeft.  +
Beton wordt gemaakt door water, een bindmiddel (cement of kalk), zand en grovere toeslagstoffen te mengen. Het mengsel hardt uit tot een amorf materiaal dat in de bouw, maar ook daarbuiten wordt gebruikt.  +
Betonrot is een term die gebruikt wordt voor bepaalde schade aan gewapend beton. Meestal bedoelt men schade die ontstaat doordat de in het beton aanwezige wapening begint te roesten. Roesten is een expansieve reactie en doet aldus het beton barsten. Dit proces is zeer nadelig voor de sterkte van het beton en aldus voor de gehele betonconstructie. Betonrot komt meestal voor in betonelementen die het einde van hun levensduur hebben bereikt, of wanneer het element niet goed ontworpen of uitgevoerd werd, ook tijdens de levensduur. (Wikipedia)  +
Werk dat is gebaseerd op ander werk, is aangepast en wordt vervaardigd voor een ander doel en voor een ander gebruik of medium dan het origineel. (AAT-Ned)  +
Bijenwas is een mengsel van esters met lange koolstofketens waarmee bijen de wanden van hun honingraat maken. Bijenwas wordt gebruikt als bindmiddel, in boenwas en als hechtmiddel.  +
Impregneermiddel voor gevels.  +
Te gebruiken voor een substantie die cohesie bewerkstelligt of bevordert tussen los samengevoegde materialen; wordt ook gebruikt voor de substantie in een foto of een fotofilm die het uiteindelijke beeldmateriaal vasthoudt. Gebruik 'emulsie' voor de combinatie van fotografisch bind- en beeldmateriaal. (Project Fotografie) Een bindmiddel is een vloeibaar medium dat wordt gemengd met pigment om verf te maken. Voorbeelden zijn lijnolie en eiwit. 2. Een bindmiddel is een stof die de samenstellende delen van een mengsel tot een samenhangend geheel maakt. (Conservation Dictionary) Stof waardoor een mortel kan verharden tot een steenachtige massa. Een bindmiddel is hydraulisch als de mortel zonder koolzuur uit de lucht kan verharden. Bindmiddelen zijn o.a. kalk, cement, tras. (Haslinghuis)  +
Het binnenmilieu is wat men binnen in een gebouw ervaart.  +
Raamconstructie die aan de binnenzijde (interieurzijde) van een bestaand venster wordt geplaatst. Deze constructie wordt meestal toegepast om de warmte- en/of geluidsisolatie te verhogen. De extra beglazing kan bestaan uit bijvoorbeeld enkelglas, gelaagd glas of dubbelglas, maar ook kunststof wordt toegepast.  +
Biologische afbraak is een proces waarbij organische stoffen (dat wil zeggen stoffen die koolstof bevatten) afgebroken worden door de natuurlijke activiteit van micro-organismen, zoals bacteriën en schimmels. Stoffen die zich op deze manier laten afbreken, noemt men biologisch afbreekbaar. Alleen organische (dat wil zeggen koolstof bevattende) bestanddelen kunnen biologisch worden afgebroken. Anorganische stoffen kunnen slechts uiteenvallen onder invloed van andere mechanismen. Biologische afbraak is de schade aan een voorwerp veroorzaakt door levende organismen.  +
Biotiet of ijzermica is een fylosilicaat waarin de silicaatgroep gebonden is aan kalium, magnesium, ijzer of aluminium.  +
Biscuit is keramiek (aardewerk, steengoed of porselein) dat slechts eenmaal zonder glazuur is gebakken. (Wikipedia)  +
Bitumenlak is een oplossing van harde of geblazen bitumen met een vluchtig oplosmiddel. Het materiaal wordt onverwarmd en onverdund verwerkt als hechtlaag op vlakken daken tot 15 graden.  +
Blaasbalgen zijn blaasinrichtingen, een soort pompen om lucht te blazen, meestal om een vuur aan te wakkeren met als doel ijzeren voorwerpen heet te stoken. Een blaasbalg bestaat uit twee stevige delen, meestal uit hout vervaardigd, met daartussen een soort flexibele leren zak. Eén houten deel is beweegbaar. Aan het vaste gedeelte is aan de voorzijde een mond, meestal van metaal, bevestigd. Dit deel wordt naar het vuur gericht. De lucht wordt door een ventiel vanaf de achter- of onderzijde aangezogen zodra het beweegbare deel van het vaste deel af wordt bewogen. Zodra het beweegbare deel de andere kant op wordt bewogen, ontsnapt de lucht met een behoorlijke snelheid uit de mond aan de voorzijde.  +
Bladgoud is een folie van een goudlegering, met een dikte van 0,0007 tot 0,00001 mm, die door uitslaan of uitrollen wordt gemaakt. Het wordt gewoonlijk op een formaat van 8 x 8 cm geleverd en heeft een kleur die afhankelijk is van de legering.  +
Dun, ondoordringbaar materiaal dat geplaatst wordt in bouwwerken om te voorkomen dat er water binnenkomt en/of om waterdrainage aan te brengen, over het algemeen geplaatst tussen dak en muur en boven buitendeuren en -ramen. (AAT-Ned)  +
De blauwewolstandaard van de British Standards Institution (BS EN ISO 105-B08:1999) is een set van 8 blauw geverfde wollen stukjes stof die een verschillende kleurechtheid hebben bij blootstelling aan licht en UV. De snelheid waarmee de standaard verschiet, wordt vergeleken met die van het vervagen van de kleur van een voorwerp dat onder dezelfde condities wordt getest. De lichtechtheid van het materiaal krijgt dezelfde waarde als de standaard met gelijke snelheid van vervaging.  +
De bliksembeveiligingsinstallatie bestaat uit een aantal maatregelen om de schade ten gevolge van blikseminslag te voorkomen of te minimaliseren. Een installatie kan bestaan uit: een externe bliksembeveiliging en een een interne bliksembeveiliging, De norm voor bliksembeveiliging van monumenten is LPL-III.  +
Blokjesvloeren zijn dekvloeren die bestaat uit korte stukken rechthoekig hout, die met de kopse zijde naar boven op een ondergrond worden gelegd of gelijmd. Het hout wordt gewoonlijk in visgraatverband gelegd. Wanneer de ondergrond zand is, worden grotere blokken gebruikt, die in halfsteensverband worden gelegd. Een blokjesvloer is onder meer geluiddempend en vonkdovend en is daarom vaak toegepast in brandgevaarlijke bedrijven, laboratoria en werkplaatsen of als vloer in de paardenstallen. De blokjes zijn in de negentiende eeuw ook als bestrating toegepast op bruggen en tussen tramrails. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
De bodem is de bovenste laag van de aardkorst (in Nederland tot 1,20 meter onder het maaiveld) die door planten beworteld wordt of waarin zich bodemvormende processen afspelen.  +
Bodemkunde is de wetenschap die de bodem bestudeert. Deze discipline richt zich op de chemische, fysische en biologische processen in grofweg de bovenste 1.20 m onder het landoppervlak en op de toepassingen daarvan op het landgebruik.  +
De bonte knaagkever (Xestobium rufovillosum) is een kever uit de familie klopkevers (Anobiidae). Andere namen zijn bonte klopkever of grote houtwormkever. (Wikipedia)  +
Rode of rood-wit geaderde zandsteen uit het gebied langs de bovenloop van de Wezer ( Bremer steen) en de omgeving van de Main, van Hameln tot in het Odenwald, de Haardt-Vogezenketen en het Zwarte Woud. In Nederland veel gebruikt in de vorm van sarcofagen en grafstenen, vooral XI en XII. (Haslinghuis)  +
Een boorgang is een deel van het gangenstelsel dat door een houtworm in een object wordt geknaagd. Boorgangen en -gaten zijn de beschadigingen door houtborende insecten of andere schadelijke dieren. Deze gaten en gangen kunnen aan het oppervlak liggen of dieper in het hout.  +
Borstels zijn gereedschappen die worden gebruikt voor vegen, poetsen, schuren, polijsten, smeren, verven enz.. Borstels bestaan uit een bundel of bundels van verschillende vorm of grootte van een vezelachtig materiaal of metaal, die bevestigd zijn in een houder eveneens van verschillende vorm of grootte en uit verschillende materialen vervaardigd. De houder is i.t.t. kwasten niet altijd een steel.  +
Bot is een hard beenweefsel dat aanwezig is bij veel dieren en bij de mens. (Wikipedia)  +
Het met een bouchardbeitel of-hamer vlak maken van een stuk steen na het spitsen. Er ontstaat een oppervlak met regelmatig verspreide puntjes. In Frankrijk werd kalksteen reeds in XVII gebouchardeerd. In Nederland is deze bewerking pas sedert XIX toegepast. Het oppervlak krijgt door het boucharderen talloze kleine scheurtjes. (Haslinghuis)  +
Metalen staaf, rond of hoekig van doorsnede, meestal met gesmede kop en soms voorzien van een schroefdraad waarop een (zie) moer past. Bestemd om in een daarvoor geboord gat gedreven, geklonken, geschroefd of vastgespied te worden, teneinde de zware onderdelen van een hout- of ijzerconstructie stevig te verbinden. (Haslinghuis)  +
Bouwhistorisch onderzoek houdt zich bezig met het onderzoek naar de bouw van gebouwen.  +
In ruime zin alle aardewerk dat bij bouwwerken wordt toegepast. In engere zin alleen de producten die ook wel in constructies, maar vooral voor in- en uitwendige versiering worden gebruikt. Tegels en plastische keramiek nemen daarbij een belangrijke plaats in.Het gebruik van aardewerk is reeds zeer oud. In Egypte werden geglazuurde tegels als wandbekleding gebruikt. Babyloniërs en Perzen versierden poorten en andere gebouwen in VI-IV v.C. met polychroom geglazuurde reliëfbekledingen (Istarpoort te Babylon). De Grieken en Romeinen gebruikten alleen ongeglazuurd (zie) terracotta voor sierlijsten, banden en bekronende elementen, die deel uitmaakten van de daken. Bij de Grieken werd het vermoedelijk vaak beschilderd. Bij de Etrusken was het gebruik van bouwkeramiek zeer uitvoerig. In het islamitische Perzië en omringende landen werden in XII-XVII moskeeën e.d. vaak in ruwe baksteen opgetrokken en vervolgens in- en uitwendig bekleed met polychroom gedecoreerde tegels. Die waren deels rechthoekig, maar vaak ook ster- en kruisvormig in elkaar passend. Ook komen mozaïeken van aardewerk voor. In Spanje dateert de toepassing van bouwkeramiek vooral uit de periode tijdens en kort na de Moorse overheersing (Alhambra te Granada). In Italië werden in de renaissance door de grote rijkdom aan natuursteen weinig keramische producten toegepast. De sierpanelen van de familie Della Robbia en de reliëfbekledingen van ongeglazuurde terracotta nemen toch een belangrijke plaats in.In de West-Europese landen vonden (zie) tegels sinds XII toepassing als vloerbedekking en later als wandbekleding. De cisterciënzers werkten in Frankrijk sedert XIII met tinglazuur. Utrechtse tegelfabricage met o.a. tinglazuur is bekend sedert c. 1300. Hierop sluit in de M.e. aan het gebruik van gekleurd geglazuurde en vaak in patronen verwerkte daktegels. In de Nederlanden is die traditie reeds vroeg verdwenen, maar zij bleef vooral in Bourgondië en Zuid-Duitsland nog lang bestaan. Daarnaast komen ook m.e. voorbeelden en van gebakken reliëfstenen voor, vooral in Noord-Nederland, Noord-Duitsland en Denemarken. Een aparte plaats nemen de vooral in XVI en XVII vervaardigde gestempelde haardstenen in en ook de dikwijls decoratieve tegels voor gemetselde kachelovens ( (kachel).Omstreeks 1590 komt in de Noordelijke Nederlanden een productie van decoratieve wandtegels op. Sedert XIXb nam het gebruik van tegels sterk toe om praktische en esthetische redenen. Zij zijn gemakkelijk schoon te houden en kunnen een waterdichte bekleding vormen. De Jugendstil paste graag geglazuurde bakstenen en decoratieve tegeltableaus toe, ook in gevelwerk. Vooral in XIXb werd veel gebruik gemaakt van plastische decoratieve elementen van terracotta (consoles enz.). De jongere bouwkunst (Amsterdamse School) kent diverse toepassingen van keramische kunstwerken in de bouw. (Haslinghuis)  
Bouwmaterialen zijn organische en anorganische materialen die worden gebruikt bij de bouw en later herstel of onderhoud van gebouwen. (Conservation Dictionary) Stof, natuurlijk of kunstmatig vervaardigd, geschikt en gebruikt voor de constructie, beschutting en versiering van een gebouw. Allereerst behoren tot de bouwmaterialen: hout, (natuur- en bak)steen, beton, kalk, zand, cement, leien, dakpannen en andere gebakken materialen, ijzer en staal, lood en zink en vervolgens glas, gips, pleister, verf, tegels en kunststoffen. Tot in XIX werden alle materialen met de hand gevormd en bewerkt, sedertdien toenemend industrieel en machinaal. Bouwmaterialen worden vaak over grote afstanden vervoerd, vroeger in hoofdzaak over water. (Haslinghuis)  +
De bovenste, veel bewerkte en vaak met humeus materiaal verrijkte laag van de grond. De grondlaag waar de wortels van de planten in groeien. De bovenste 25 cm.  +
Hooggeplaatst venster, in het bijz. in de hoge of lichtbeuk van een basilicale kerk. 2. raam boven de voordeur van een huis, gewoonlijk (XVII-XVIII) versierd met snijwerk (medaillon, vaas, acanthus, monogram e.d.), in XIX ook met een gietijzeren levensboom. Z.Ned. ook impost. (Haslinghuis)  +
Bovenpannen zijn machinaal vervaardigde dakpannen waarbij aan de bovenzijde geen sluitingsprofielen zijn aangebracht zodat de nokvorsten gladder op de pannen aansluiten.  +
Brandbeveiliging is het te nemen pakket aan maatregelen ter bescherming tegen het uitbreken van brand. Dit kan preventief door preventieve maatregelen te treffen, of reactief door maatregelen te treffen waardoor een ontstane brand snel kan worden geblust.  +
De branddriehoek of brandcirkel geeft de drie belangrijkste factoren weer die spelen bij een brand: Blussen van branden gaat door het wegnemen van ėėn of meer van deze factoren: Een uitgebreider model is de brandvijfhoek. (Wikipedia)  +
Wordt gebruikt voor gebeurtenissen waarbij iets geheel of gedeeltelijk door brand wordt verwoest, zowel toevallig als opzettelijk. Gebruik 'verbranden' voor het proces van iets veranderen, verwonden of verwoesten door brand of hitte.  +
Een brandmeldinstallatie is een alarmsysteem gericht op het detecteren van brand en het initiëren van passende actie. Het bestaat uit een samenstel van onderdelen, waaronder rookmelders en handmelders. (Wikipedia)  +
Onder brandpreventie verstaat men het nemen van maatregelen ter voorkoming en beperking van brand, de gevolgen van brand en het waarborgen van de ontvluchting van personen. (Wikipedia)  +
Een breuk in de geologische zin van het woord is een vlak waarlangs afzettingen in de ondergrond ten opzichte van elkaar zijn verschoven. Een bekend voorbeeld in Nederland is de Peelrandbreuk.  +
Een breuk betekent in de materiaalkunde dat het materiaal geen goede samenhang meer heeft en dus geen trekkrachten meer kan opnemen. Men onderscheidt een brosse en een taaie breuk. (Wikipedia)  +
Natuursteen in onregelmatige brokken, zoals deze uit de groeven losgehakt of door ontploffing gebroken worden. Vroeger en ook nu nog in de bouw toegepast, b.v. in Limburg. (Haslinghuis)  +
Meerdere breuken in de aardkost die met elkaar samenhangen.  +
Samentrekking van brique en ornament, decoratiesteen die in 1905 door Fr. van de Loo te Dieren in de handel is gebracht, verglaasd of onverglaasd. Naar eigen ontwerp kon men de fabrikant de stenen van diverse ornamenten in engobe laten voorzien. (Haslinghuis) Bricona is een samenstelling van brique en ornament, decoratiesteen die in 1905 door Fr. Van de Loo te Dieren in de handel is gebracht, zowel verglaasd als onverglaasd. Naar eigen ontwerp kon men de fabrikant de stenen van diverse ornamenten in engobe laten voorzien. Zie engoberen  +
Brikgronden zijn alle minerale gronden met een duidelijke klei-inspoeling in de B-horizont. Dit heet in het Nederlandse systeem een textuur-B of briklaag. Het is een begrip uit de Nederlandse bodemclassificatie. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Beton bestaande uit een mengsel van mortel en steenslag of gebroken baksteen. (Stichting Menno van Coehoorn)  +
Briklagen zijn klei-inspoelingshorizonten in lössleemgrond. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Een broeibak is een met glas overdekt tuinbed om gewassen in te kweken.  +
Broekstukken zijn dakpannen voor een punt waar verschillende dakvlakken bijeenkomen.  +
Brokaat is een zijdeweefsel met ingeweven, meestal grote figuren, vaak met goud- of zilverdraad doorweven. Als de metaaldraden over de gehele breedte zijn ingeweven, terwijl de figuren alleen aan de voorkant zichtbaar zijn, spreken we over gelanceerd brokaat (lancé). Zijn de (extra) metalen inslagdraden niet over de volledige breedte ingeweven, maar alleen daar waar het patroon zich bevindt, spreken we over gebrocheerd brokaat (broché).  +
Een reeks bruinachtige kleuren die lijken op de kleur van het metaal brons, een legering van koper en tin. (Archeological Base Register)  +
Brosheid van papier is vaak het gevolg van de aantasting van de amorfe delen van de celluloseketen. Dit heeft tot gevolg dat de keten minder flexibel en daardoor brosser wordt. Brosheid is een schade die veroorzaakt wordt door de afbraak van lange polymeerketens door het verlies van vocht of weekmakers.  +
Bruine rot in hout komt door de aantasting door schimmel. Deze verteert eerst de cellulose en laat de lignine (houtstof) over. Bruine rot of huiszwam is een aantasting van hout door een schimmel, Serpula lacrimans. In tegenstelling tot andere heeft deze schimmel geen extra water nodig. Bruine rot leidt tot verlies van veel cellulose en tot fysieke schade in de vorm van krimp en kubusvormige barsten.  +
De treksterkte is de hoeveelheid trekkracht die nodig is om een vezel te doen breken. Treksterkte wordt uitgedrukt in grammen per tex. De treksterkte van papier is de kracht die benodigd is om een strook papier in de lengterichting te scheuren. De buigsterkte of buigtreksterkte is de mate waarin een materiaal kan weerstaan aan een erop uitgeoefende belasting, dus de bestandheid tegen drukkrachten.  +
Buitenplaatsen zijn in oorsprong aanzienlijke buitenverblijven met omringende parkaanleg en bijgebouwen, aangelegd vanaf de zeventiende eeuw. De buitenplaats was goed bereikbaar via water of weg. Vanaf de negentiende eeuw zijn veel buitenplaatsen permanent bewoond. Tegenwoordig ook in gebruik als kantoor, restaurant of museum.  +
Raamconstructie die aan de buitenzijde (exterieurzijde) van een bestaand venster wordt geplaatst. Deze constructie wordt meestal toegepast om het bestaande glas, meestal glas-in-lood en/of gebrandschilderd glas, te beschermen tegen vandalisme en weersinvloeden. De extra beglazing kan bestaan uit enkelglas of gelaagd glas, maar ook gaas en kunststof worden toegepast.  +
Butylrubber is een co-polymeer van isobutyleen en isopreen dat stabieler is dan natuurrubber; het heeft een lage permeabiliteit (doorlaatbaarheid) voor gassen.  +
c
Een veelvoorkomend steenvormend mineraal, meestal wit of grijs, dat het belangrijkste bestanddeel vormt van kalksteen en de meeste marmersoorten. (Archeological Base Register)  +
Calciumcarbonaat, CaCO<sub>3</sub>, ontstaat uit calciumoxide en kooldioxide. Het is de hoofdcomponent van kalk en kalksteen. Het wordt gebruikt als een buffer die aan papier wordt toegevoegd om verlaging van de pH (verzuring) tegen te gaan.  +
Zie ongebluste kalk.  +
Chemisch zuiver, melkachtig, kleverig sap van diverse tropische bomen en andere planten, voornamelijk van cachuchu, als volledig ruw materiaal of gedroogd boven vuur. Wordt gebruikt voor de productie van 'rubber'. (Zuiderzeemuseum)  +
Een capillair is een open porie met een kleine doorsnede in een poreus materiaal. Het is ook een dunne, holle glasdraad.  +
Carbonatatie is een chemische reactie waarbij koolstofdioxide reageert met calciumhydroxide waarbij onoplosbaar calciumcarbonaat wordt gevormd (als neerslag).  +
Het grensvlak tussen wel- en niet-gecarbonateerd beton.  +
Carnaubawas is een soort natuurlijke was die wordt gewonnen van het oppervlak van de bladeren van een palm, Copernicia prunifera. Zij bestaat hoofdzakelijk uit myricylcerotaat, C<sub>27</sub>H<sub>53</sub>O<sub>2</sub>.C<sub>30</sub>H<sub>61</sub>. Het is een van de hardste natuurlijke wassen en heeft een smelttraject dat tot de hoogste behoort (83-86 °C).  +
Cellulose is een lineair polysaccharide van glucose met de chemische formule [C6H10O5]n., waarbij n tot 15.000 eenheden kan bedragen. Het is het belangrijkste bouwmateriaal van planten. Cellulosevezels bestaan uit bundels celluloseketens.  +
Een sterk, brandbaar en eenvoudig te fabriceren hars van thermoplast, die voorkomt als witte schilfers of poeder. Wordt gebruikt voor verschillende producten, zoals acetaatvezel, lakken, fotografische film en magnetische banden. (Project Fotografie) Celluloseacetaat (CA) is een thermoplastisch polymeer dat ontstaat uit een reactie van cellulose met azijnzuuranhydride. De twee belangrijkste typen zijn cellulosediacetaat (meestal eenvoudig celluloseacetaat genoemd) en cellulosetriacetaat. Cellulosediacetaat wordt, met toevoeging van weekmakers, gebruikt voor vezels en films. Terwijl het vervalt, scheidt het azijnzure dampen af. Dit is een autokatalytisch proces met de naam azijnzuursyndroom.  +
Cellulosenitraat is een glasheldere kunststof gemaakt van met salpeterzuur veresterde cellulose. Het is zeer brandbaar, in het bijzonder wanneer het door verouderen uiteenvalt. Bij zeer vergevorderde veroudering en in een afgesloten (film)blik, kan het spontaan ontbranden. Het werd gebruikt als materiaal voor afdeklagen, voor het maken van voorwerpen en als filmdrager, voor zowel stilstaand als bewegend beeld, totdat het vervangen werd door celluloseacetaat gedurende de 40-er en 50-er jaren. Het wordt op grote schaal gebruikt in de conservering als lijm voor ceramiek en als lak, hoofdzakelijk voor metalen. In de handel zijnde lijmen waarin cellulosenitraat de hoofdcomponent is, zijn H.M.G., UHU Hart, Durofix en Duco cement.  +
Cement is een anorganisch poeder dat na menging met water uithard tot een harde, vaste massa. Het wordt gemengd met toeslagstoffen zoals zand en grint, waarmee beton wordt verkregen.  +
Samenstel van steenachtige materialen, ontstaan uit toeslagmaterialen en cement. (Haslinghuis)  +
Egale laag rond (gestort) beton.  +
Mortel gemaakt van portlandcement, zand en water, soms met kalk om het uitstrijken te vergemakkelijken. (AAT)  +
Cementpannen zijn dakpannen die zijn gemaakt van cement en fijne toeslagmaterialen.  +
Cementpleister is een sterke en snelhardende pleister, erg geschikt is voor het opknappen van gevels.  +
Cementspecie wordt gemaakt uit cement als bindmiddel en zand als toeslag.  +
Cementtegels zijn tegels vervaardigd van cement, zand en een toeslagmateriaal, bijvoorbeeld grind. De tegels worden gegoten (nat) of - voor een betere kwaliteit - met een hydraulische pers machinaal geperst (droog) met als basis een mengsel van cement en kleurstof, marmergruis of steenmeel. De gegoten tegels werden ook geperst, maar met minder hoge druk. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Lengtemaat in het metrieke stelsel, gelijk aan 0,01 meter of 0,3937 inch. (AAT)  +
Chauvelglas is draadglas met enkelvoudige metaaldraden in één richting op vijftig millimeter van elkaar. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Een chemisch anker is een anker of plug gevormd door een chemische reactie van geïnjecteerde stoffen (verharder en hars). Na uitharden van het chemische anker ontstaat een sterke verbinding met de omgeving (metaal, steen, beton e.d.). Als het anker nog plastisch is, wordt de plug, bout of draadeind ingebracht. (Joost de Vree)  +
Een chemisch of scheikundig element is een stof die met scheikundige middelen en methoden niet in andere stoffen opgesplitst kan worden. Een element bestaat uit één soort atomen met alle hetzelfde atoomnummer, dus met hetzelfde aantal protonen in de kern. Het aantal neutronen in de atomen van een element kan variëren.  +
Scheikundige verbinding van chloor met een ander element.  +
Een substantie is chromogeen wanneer zij kan worden omgevormd tot een kleurstof.  +
Cilinderglas is vlak glas. Het werd al in 1100 gemaakt door een grote glasbel te blazen en deze aan de blaaspijp rond te slingeren om een langwerpige flessenvorm te krijgen. Na het afsnijden aan beide uiteinden werd de ontstane cilinder, die wel 1,5 meter lang kon zijn, in de lengterichting opengeknipt. Het glas werd opnieuw verhit en vlakgemaakt of men liet het vlak uitzakken. Het heeft rechte rimpels op het oppervlak en het glanst minder dan kroonglas.  +
Cokes, ook wel kooks genoemd, is steenkool die met een speciale warmtebehandeling van verontreinigingen is ontdaan om het een meer zuivere brandstof te maken. Cokes ontstaat door de thermolyse van vermalen steenkool.  +
Cellulose nitraat in een mengsel van 60% ether en 40% alcohol, voor het maken van vezels en film. (Project Fotografie) Collodium bestaat uit genitreerde cellulose (schietkatoen) opgelost in een mengsel van alcohol en ether. Het werd gebruikt als beeldlaag in het natte-collodiumproces en in collodium-daglichtpapier (OCZ). Tot aan het eind van de 19de eeuw (en in de grafische industrie tot het midden van de 20ste eeuw) was het de meest gebruikte bindlaag voor glasnegatieven.  +
Columbaria zijn letterlijk rijen van nissen boven en naast elkaar, voor bovengrondse graven maar in Nederland voornamelijk om er urnen in te plaatsen. De naam wordt ook gebruikt voor overdekte urnenmuren of gebouwen waarin voorzieningen voor urnen zijn aangebracht. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Conisch wil zeggen geleidelijk toenemend in diameter (in tegenstelling tot cilindrisch), kegelvormig.  +
Conservering omvat alle handelingen die men verricht voor het behouden van een voorwerp voor het nageslacht. Deze handelingen moeten worden ondersteund door het juiste begrip, door documentatie van het verval, mogelijke behandelingswijzen en aanwijzingen voor de zorg voor het voorwerp op lange termijn.  +
Een verslag van de werkzaamheden die zijn uitgevoerd, de reden waarom ze zo zijn uitgevoerd, de materialen die zijn gebruikt en de plek waar deze zijn aangebracht, plus fotodocumentatie.  +
Corrosie van een materiaal is de aantasting ervan door chemische reactie met stoffen uit de omgeving. Corrosie slaat meestal op aantasting van metaal, steen en glas. Corrosie van metaal betekent de oxidatie ervan.  +
Een netwerk van barsten in een verflaag, veroorzaakt door veroudering, technische mankementen of door verschillende/van elkaar onafhankelijke beweging van de lagen en de drager. De craquelure is een patroon van fijne barstjes dat zich bij veroudering vormt in een verf- of vernislaag op een schilderij of een meubelstuk, ten gevolge van de beweging van de afwerklaag en de ondergrond ten opzichte van elkaar. Een breuk in het oppervlak met als resultaat een visuele scheiding, die door meerdere lagen heen gaat, van een verfdeel in twee delen.  +
Het craquelé in een glazuur op ceramiek is het patroon van fijne barstjes, dat met opzet door de pottenbakker kan worden gemaakt door materialen voor scherf en glazuur te gebruiken die niet helemaal bij elkaar passen.  +
Crematoria zijn gebouwen waar stoffelijke overschotten in een oven worden verbrand, of te wel gecremeerd. Het woord is afgeleid van het Latijnse ‘cremare’, wat verbranden betekent. Lijkverbranding is al heel oud, getuige de vele asresten die bij archeologische opgravingen aan het licht komen. Vanaf de 19de eeuw werd in Europa het cremeren geïnstitutionaliseerd, wat wil zeggen dat men gebouwen ging oprichten waarin ovens waren opgesteld voor de lijkverbranding. Vanaf 1914 was het ook in Nederland mogelijk om gecremeerd te worden. Dat kon in het in 1913 geopende crematorium van Driehuis-Westerveld. Als gevolg van crematie werden op veel begraafplaatsen in de loop van de 20ste eeuw columbaria of speciale muren voor de urnen gebouwd of tuinen aangelegd waarin men een urn kon plaatsen. De laatste jaren bestaan er ook urnengraven. Hierin kunnen meerdere urnen worden bijgezet en de plek kan net als een gewoon graf bezocht en bijgehouden worden. (Stichting Dodenakkers.nl)  +
UV-straling is verantwoordelijk voor reacties waarbij moleculen kapot gaan (ketenbreuk) en voor koppeling van ketens. Het zogenaamde cross-linking. Polymeerketens cross-linken doordat zich verbindingen vormen tussen de ketens onderling.  +
Cultuurhistorie is in Nederland een bredere term voor de combinatie van een aantal ruimtelijke wetenschappen, met name archeologie, historische geografie, bouwhistorie, historische ecologie en een variabel aantal andere wetenschappen, zoals de toponymie en soms ook de fysische geografie.  +
CUR-aanbevelingen zijn publicaties waarin afspraken tussen partijen in de bouw zijn vastgelegd.  +
Fotografische afdrukken in een blauwtint, vervaardigd met het fotografisch procedé, dat gebruik maakt van ijzerzouten en cyanide. Het resultaat is een afbeelding in Pruisisch blauw. Hieronder vallen geen reproductieve afdrukken van bouw- of andere technische tekeningen; gebruik hiervoor 'blauwdruk'. (Project Fotografie) Een cyanotypie (blauwdruk) is een blauw beeld op papier of soms op doek, bestaande uit belichte ijzerzouten, versterkt en gefixeerd in water. Het werd toegepast als kopieerproces voor bouwtekeningen of als een goedkope manier om afdrukken van negatieven te vervaardigen. Het kon ook toegepast worden, maar werd als zodanig niet veel gebruikt, als een direct positief proces.  +
d
Daalbrikgronden bestaan uit lösssleemgrond met een compleet brikprofiel en hydromorfe kenmerken (roest- en/of reduktievlekken) in de B2. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Daglicht voor de belichting van een object is licht van buiten dat gewoonlijk wordt gereflecteerd of gefilterd door middel van neutraal gekleurd materiaal.  +
Dakbedekkingen zijn materialen en constructies waarmee een dak is afgedekt om te voorkomen dat er water binnen kan komen. Een dakbedekking kan zijn van plantaardig materiaal (riet, stro, houten spanen), gebakken materiaal (dakpannen en -tegels), leien, metaalplaten (lood, koper, zink), bitumineus materiaal of kunststof. (Haslinghuis)  +
Bedekking van een kap, bestaande uit planken of delen (vroeger borden), die over de gordingen of de daksparren zijn aangebracht. Deze worden in verticale richting gelegd bij een pannendak (staand dakbeschot), in horizontale richting bij leibedekking (liggend dakbeschot). (Haslinghuis)  +
Wordt gebruikt voor de overdekkingen van de buitenkant van gebouwen of andere constructies, inclusief het dakwerk en het geraamte daarvan. (AAT-Ned)  +
Bouwwerken die uitsteken uit een schuin dak en waarin meestal een raam of ventilatiejalouzieën zijn aangebracht. (AAT-Ned)  +
Daklichten zijn lichtopeningen in een dak. (Haslinghuis)  +
Een dakoverstek is een stuk van het dak dat buiten de gevel uitsteekt.  +
Dakpannen zijn uit klei gebakken tegels (tegenwoordig ook van cementsteen) ter dekking van een dak, schubsgewijs over elkaar liggend. (Haslinghuis)  +
Dakruiters zijn torens, meestal van hout, die op de nok van een dak staan, meestal op een kerkdak, maar soms ook op een burgerlijk gebouw. De dakruiter heeft doorgaans een acht- of zeskante, zelden een vierkante doorsnede. Hij bestaat uit een of meer opengewerkte delen, bekroond door een spits, een opengewerkte peer of een koepel. (Haslinghuis)  +
Een dakschild of dakvlak is elk der hellende vlakken in een dak die samen de dakvorm bepalen. Afhankelijk van het type dak heeft een dak een of meer dakschilden. (Wikipedia)  +
Onderste lijn van een dak bij de ontmoeting van dakvlak en muurplaat. (Haslinghuis)  +
Versiering; methode of techniek toegepast om bouwwerken, meubels of andere objecten te verfraaien.  +
Deformatie is een vervorming in het vlak van het schilderij. Een verandering of wijziging van de originele vorm of dimensies van een materiaal, veroorzaakt door de toepassing van kracht, zonder een onderbreking van de continuiteit van het object, bijvoorbeeld door barstvorming. Deformaties kunnen worden veroorzaakt door omgevingsfactoren (bijv. luchtvochtigheid) hitte veroorzaakt door brand, directe invloed van zonlicht of de gebruik van conserveringsmaterialen.(Modern Paint Damage Atlas)  +
Dekvloeren zijn vloeren die bestaan uit één of meerdere lagen die in het werk direct op de dragende ondergrond, hechtend of niet-hechtend, of op een scheidings- of isolatielaag zijn aangebracht, teneinde één of meer van de volgende functies te vervullen: een bepaald peil te bereiken; het verbeteren van de prestatie op het gebied van bijvoorbeeld vlakheid, veerkracht en akoestiek; het aanbrengen van vloerafwerking of dienst doen als gerede vloer. (Bedrijfschap Afbouw)  +
Dekzanden zijn door de wind afgezette (eolische) fijne zandafzettingen. Tijdens de laatste ijstijd (het Weichselien) is vrijwel geheel Nederland door dekzanden bedekt. Het klimaat was toen koud en de vegetatie was spaarzaam (afwisselend toendra en poolklimaat). Onder deze omstandigheden kon zand gemakkelijk door de wind worden verplaatst. Het zand heeft een vrij constante korrelgrootte, gemiddeld 150-210 µm (0,15-0,21 mm), is rijk aan kwarts en onvruchtbaar. In de zandgebieden van hoog-Nederland liggen dekzanden aan de oppervlakte. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Een dekzandkop is een kleine, vaak geïsoleerde dekzandrug. Dekzandkopjes bestaan uit dekzand en zijn ontstaan aan het eind van het Pleistoceen, tijdens de laatste ijstijd (het Weichselien). Het klimaat was toen koud en de vegetatie was spaarzaam (afwisselend toendra en poolklimaat). Onder deze omstandigheden kon zand gemakkelijk door de wind worden verplaatst. Het zand heeft een vrij constante korrelgrootte, gemiddeld 150-210 µm (0,15-0,21 mm). In dekzandgebieden die in het Holoceen met veen werden overdekt, bleven deze kopjes vaak boven het veen uitsteken. Ze vormen daarom belangrijke oude bewoningslocaties. (Weerts & Bazelmans 2011),  +
Een dekzandlaagte is een depressie in een dekzandvlakte. Dekzand is zand dat door de wind is afgezet aan het eind van het Pleistoceen, tijdens de laatste ijstijd, toen Nederland een zeer droog poolklimaat had. In die poolwoestijn kon zand gemakkelijk door de wind worden verplaatst. Het zand heeft een vrij constante korrelgrootte, gemiddeld 150-210 mm (0,150-0,210 mm). De dekzandlaagtes zijn opgevuld met leem en zijn waarschijnlijk overblijfselen van geulen die zijn gevormd in het Vroeg-Holoceen. (Groenendijk 1997)  +
Een dekzandrug is een rug die bestaat uit dekzand. Een dergelijke rug is ontstaan doordat dekzand opgewaaid is tot een duin die uitsteekt boven de omringende dekzandvlakte. Dit gebeurde aan het eind van het Pleistoceen, tijdens de laatste ijstijd (het Weichselien). Het klimaat was toen koud en de vegetatie was spaarzaam (afwisselend toendra en poolklimaat). Onder deze omstandigheden kon zand gemakkelijk door de wind worden verplaatst. Het zand heeft een vrij constante korrelgrootte, gemiddeld 150-210 µm (0,15-0,21 mm). In dekzandgebieden die in het Holoceen met veen werden overdekt, bleven deze ruggen vaak nog lang als koppen boven het veen uitsteken. Dekzandruggen vormen daarom belangrijke oude bewoningslocaties. (Weerts & Bazelmans 2011),  +
Een dekzandvlakte is een vlak gebied dat bestaat uit dekzand. Dekzand is zand dat door de wind is afgezet aan het eind van het Pleistoceen, tijdens de laatste ijstijd (het Weichselien), toen Nederland een zeer droog poolklimaat had. In die poolwoestijn kon zand gemakkelijk door de wind worden verplaatst. Het zand heeft een vrij constante korrelgrootte, gemiddeld 150-210 mm (0,150-0,210 mm). (Weerts & Bazelmans 2011)  +
Dendrochronologie of jaarring(en)onderzoek is de wetenschapsdiscipline die zich bezighoudt met het dateren van houten voorwerpen of archeologische vondsten aan de hand van in de voorwerpen herkenbare groeiringen. (Wikipedia)  +
Detritus gyttja is een fijn organisch sediment bestaande uit detritus (fijnkorrelig dood organisch materiaal, meestal verslagen veen). Deze organische afzetting vormt vooral in veenmeren met stilstaand, water (dieper dan 1 à 2 meter).  +
Barrières die draaien, schuiven, kantelen, of vouwen om een deuropening af te sluiten, meestal van een massieve en afgewerkte constructie en die meestal leiden naar binnenruimtes of die scheiden. Wordt ook gebruikt voor vergelijkbare elementen die een bak of een kast afsluiten. Voor minder massieve of afgewerkte constructies en die meestal twee buitenruimtes scheiden wordt 'hekken (poortonderdelen)' gebruikt. (AAT-Ned)  +
Houten koppeling (staafje, blokje of schijfje), dienende om verschuiving van twee aansluitende elementen tegen te gaan en daartoe in elk van beide voor de helft ingelaten. (Agriwiki)  +
Diatomeeën zijn eencellige plantaardige micro-organismen met een celwand van twee als deksel en doos over elkaar sluitende schaaltjes van kiezelzuur; zij komen in zoet-, brak- en zeewater voor en de kiezelschaaltjes blijven na het afsterven van de cellen in het sediment bewaard. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Ondergeschikte, tegen of bij een hoofdgebouw gelegen ruimte, bestemd voor de administratie, bedrijfsvoering, verpleging, huisvesting van personeel, vee enz.. Voorbeelden zijn de ‘officinae’ bij een kerk of klooster: sacristie, portierswoning, infirmerie, refter e.d., de neerhuizen (‘communs’), stallen en schuren bij een kasteel. (Haslinghuis)  +
De toename van een materiaal of een lichaam in lengte of volume, die wordt veroorzaakt door, bijvoorbeeld, temperatuursverandering of bevochtiging. (AAT)  +
Dilatatievoegen zijn de scheidingen tussen twee bouwdelen om uitzetting en beweging op te vangen in gebouwen van zodanige afmeting en constructie dat bij grote temperatuurwisseling en zettingen scheuren verwacht kunnen worden. (Haslinghuis)  +
Verf waarbij water meestal de vluchtige stof is, met de verschillende niet-vluchtige substanties (zoals lijnolievernis) in een emulsie als het bindmiddel. (AAT)  +
Aanduiding van de reden waarom iets wordt of is gedaan of gemaakt, waarom het bestaat, het bedoelde of nagestreefde resultaat of effect, of de doelstelling waarop het object is gericht. (AAT)  +
Ijzeren of koperen kram of bout waarmee stukken gehouwen steen aan elkaar of aan achterliggend of onderliggend metselwerk of houtwerk worden bevestigd. Op die wijze worden ook natuurstenen neuten met stijlen van houten kozijnen of staanders verbonden. De doken worden in de natuursteen bevestigd in daarvoor gemaakte groeven of gaten en met lood, cement of steenlijm vastgegoten. (Haslinghuis)  +
Gat in een natuurstenen onderdeel waarin een dook wordt bevestigd, meestal d.m.v. ingegoten lood. (Haslinghuis)  +
Een doorschijnend materiaal laat licht door en verstrooit het, maar je kunt er niet goed doorheen kijken.  +
Een dosimeter is een apparaat dat de blootstelling in een bepaalde situatie aan een bepaalde invloed meet. Dosimeters worden gebruikt om de blootstelling van een voorwerp aan omgevingsinvloeden te meten, zoals licht, UV-straling en luchtverontreiniging. Dosimeters reageren meestal op reproduceerbare wijze en de meetwaarden kunnen worden geëxtrapoleerd naar de duur van de blootstelling. (Conservation Dictionary)  +
Algemeen gebruikte spijkers met een kop en een diamantvormige punt die worden gebruikt wanneer uiterlijk niet belangrijk is, zoals bij inlijsting. (AAT-Ned)  +
Dun touw, door de metselaar gebruikt als leidraad bij het metselen. (Haslinghuis)  +
Iets volledig of vrijwel volledig vrijmaken van vloeistoffen. Gebruik 'dehydreren' voor het verwijderen of onttrekken van water, waarbij andere vloeistoffen kunnen achterblijven. (AAT)  +
Drogingskrimp ontstaat door het door verdampen van niet-gebonden water (vrij water) uit het cement.  +
Een droogdal of grub is een langgerekte laagte die aan een beekdal doet denken maar die ontstaan is door de erosie van afstromend regenwater of, zoals in stuwwallen, door afstromend smeltwater. Slechts bij aanzienlijke regenval of door, zoals in stuwwallen, de aanwezigheid van bronnetjes is een droogdal soms watervoerend. (Wikipedia). Een grubbe is droogdal in Zuid Limburg dat relatief kort en diep is en dat waarschijnlijk het gevolg is van bodemerosie.  +
Druipsporen zijn opgedroogde druppels of spatten gevonden op het oppervlak van de verf of vernislaag. De druppels kunnen allerlei kleuren hebben, of zijn soms transparant en kunnen een andere glans hebben dan het originele oppervlak van het verf of vernis.  +
Druipsteen kan ontstaan als koolzuurhoudend water door een kalksteenlaag in een grot druppelt. Het is een van de verschijnselen van karst. In de grot verliest het water koolzuur aan de lucht en daardoor kan minder calciumcarbonaat in oplossing blijven, waardoor de calciumcarbonaat neerslaat.  +
Druk is de kracht die op een voorwerp werkt en die het probeert te vervormen. De druk wordt gemeten als de kracht gedeeld door het oppervlak waarop hij werkt.  +
De druksterkte van een materiaal is de maximale druk (kracht per oppervlakte-eenheid) die op een monster in een gestandaardiseerde test kan worden uitgeoefend voordat het kapotgaat.  +
Duilen zijn de uiteinden van dikke poreuze stengels van de lisdodde de zogenaamde sigaren.  +
Duilenriet is een mengsel van riet met gemengd met de duilen van de Lisdodde. Duilenriet is niet geschikt voor het bedekken van het dak. Deze zijn namelijk dikkere stengels en houden daardoor langer water vast waardoor ze minder lang meegaan. Vroeger paste men het vooral toe op hooi- en zaadbergen vanwege de conischere vorm van deze bossen. Het werd ook toegepast in de eerste laag omdat het duilenriet niet door vocht belast wordt en omdat je er in de eerste laag gemakkelijk een goede knelling mee kunt opbouwen.  +
Zandheuvels, waarvan het materiaal is aangevoerd door de wind.  +
Het vermogen van een materiaal of voorwerp mechanische slijtage of verval te weerstaan en langdurig mee te gaan. Gebruik 'onvergankelijkheid' met betrekking tot langdurige situaties of tot niet-mechanische eigenschappen die voor een onbepaalde tijd bestaan zonder noemenswaardige verandering. (AAT)  +
e
Eboniet wordt gemaakt door rubber met een overmaat aan zwavel (30 tot 50%) te vulkaniseren. (Wikipedia)  +
Overvangglas (Überfangglas) is gemaakt van twee of meer gekleurde lagen, vaak opaak wit op gekleurd glas. Door de verschillende lagen gedeeltelijk weg te slijpen ontstaat, als bij een camee, een voorstelling in reliëf in verschillende kleuren. Deze techniek was al bekend bij de Egyptenaren en de Romeinen en ook, in de 18de eeuw, bij de Chinezen. De techniek herleefde in de 19de eeuw in Bohemen, Frankrijk en Engeland. Echt Antiek Plaqué of Überfang is mondgeblazen glas in twee lagen, dat bewust aangebrachte onregelmatigheden bevat, die tijdens het blazen worden verkregen door bewerking van de cilinder in een halfronde mal. Plaqué echt antiekglas bestaat uit twee lagen glas, een basiskleur met daarop een dunne laag glas in een tweede kleur, bedoeld voor o.a. etswerk. Beide lagen worden vóór het blazen op elkaar gebracht. Dit glas kan in bijna elke gewenste kleur en structuur geblazen worden. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Fenomeen: een allesomvattende term die de kleurverandering beschrijft, zich (vaak) manifesterend als een wit uitgeslagen oppervlak. De oorzaak is dat componenten vanuit de verf naar het oppervlak migreren waarbij deze soms reageren met elementen van buiten de verf. Proces: De migratie van mobiele componenten binnen de verflagen naar de oppervlak van het verf waar ze gedeponeerd worden. Zoutuitbloei van carbonaten is de afzetting van onoplosbare zouten van koolzuur die op poreus materiaal als baksteen is gevormd. Zoutuitbloei is een afzetting van oplosbare zouten op het oppervlak van poreuze materialen als (bak)steen. De zouten kunnen uit het materiaal zelf komen of uit de omgeving.  +
Eiken is het hout van de Quercus robur. Het hout is hard en goed bestand tegen water. Het is in Noord-Europa op grote schaal gebruikt in de bouw, voor schepen, meubels en panelen. (Conservation Dictionary) Eikenhout is het hout van de eikenboom. Eikenhout is een zeer duurzame houtsoort met wijde poriën, en met brede glinsterende spiegels wanneer het dosse gezaagd is. Het is belangrijk materiaal voor balken, kappen, kozijnen, deuren, betimmeringen e.d.. Tot in de 17e zeer algemeen toegepast, tegenwoordig door schaarste kostbaar en als timmerhout vrijwel geheel door naaldhout verdrongen. Het laat zich goed besnijden en is daarom geschikt voor het maken van meubels. Voor betimmeringen gebruikte men graag wagenschot en gekloofde planken. Eikenhout werd doorgaans aangeduid naar de plaats van herkomst of naar de doorvoerhaven: bv. Deventer hout, Zutphense planken, Hasselts hout (aangevoerd langs de Overijsselse Vecht), Rijns eiken, Wezels hout (langs de Lippe, Ruhr en Rijn aangevoerd), Brabants hout. Noords eikenhout kwam uit Noord-Duitsland en de Oostzeelanden. In Oost-Nederland werd veel inlands eiken verwerkt. Thans is er in hoofdzaak Frans, Westfaals en Slavonisch eiken in de handel. (Haslinghuis)  +
Rek, elasticiteit, is de eigenschap van een materiaal om naar zijn oorspronkelijke vorm en afmeting terug te keren na vervormd te zijn.  +
De elasticiteitsmodulus van een materiaal is het getal dat de verhouding weergeeft tussen de grootte van de spanning, veroorzaakt door de externe belasting die op het materiaal werkt, én de door deze spanning veroorzaakte elastische vervorming. De elasticiteitsmodulus E (Youngs modulus, naar de Engelse natuurkundige, dokter en egyptoloog Thomas Young), is een materiaalkundige eigenschap van een materiaal die een maat is voor de stijfheid of starheid van een materiaal, en die ten dele de rek van het materiaal onder een trekbelasting bepaalt, en de compressie onder een drukkracht. In het elastisch gebied geldt de wet van Hooke, met de veerconstante gelijk aan de elasticiteitsconstante: de rek  +
Het aanbrengen van een glasachtige glazuurlaag op metaal of aardewerk, waarna het in een pottenbakkersoven of smeltoven wordt samengesmolten tot een glad, hard oppervlak. (AAT-Ned)  +
1. Een emulsie is een colloïdale verdeling van een vloeistof in een andere vloeistof zoals bijvoorbeeld vet in melk. 2. In de fotografie is een emulsie de suspensie van zilverhalidekristallen in een polymeer (meestal gelatine). De emulsie vormt de beeldlaag. De suspensie van druppeltjes van een vloeistof in een andere vloeistof, waarbij de eerste vloeistof niet oplosbaar is. Het kan ook een mengsel zijn van een vaste of halfvaste substantie met een vloeistof, soms met behulp van een emulgator. In de fotografie duidt het op het mengsel van bindmiddel en uiteindelijk afbeeldingsmateriaal. (AAT-Ned)  +
Engoberen is bakstenen, dakpannen of andere keramische producten voorzien van een dunne, anderskleurende kleilaag op de zichtzijde, welk een matte egale kleur levert.  +
Enkeerdgronden zijn door de mens gevormde zandige bodems met een donkere bovenlaag van minstens 50 cm dik met een hoog percentage organisch materiaal. Deze bovenlaag is het gevolg van het langdurig opwerpen van organisch rijk materiaal om arme gronden te bemesten (bijv. met plaggen en strooisel). (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Eosine is een zure negatief geladen roze/rode kleurstof.  +
Een epoxyhars is een gecrosslinkt polymeer. Het is een tweecomponentenhars die ontstaat door de reactie van een epoxide en een harder. Epoxyharsen zijn sinds de jaren ’50 op ruime schaal gebruikt in de conservering als verstevigingsmiddel en vulmateriaal voor ceramiek, glas, steen, hout en metaal. Epoxy is een epoxide-polymeer opgebouwd uit 2 koolstofatomen (C) en 1 zuurstofatoom (O) in een ringvormige structuur. (Wikipedia)  +
Verf, of lak, op epoxy basis om een vloeistofdichte beschermlaag te creëren.  +
Betreft de zorg voor wat ons als samenleving rest uit het verleden. Het is dus breder dan de term 'monument', die in hoofdzaak voor gebouwen gebruikt wordt, maar omvat ook archeologisch erfgoed en 'immaterieel' erfgoed, zoals gebruiken, kennis etc. Het is het geheel van verhalen, plekken, gebouwen en objecten die binnen een groep van generatie op generatie wordt overgedragen.  +
Erkers zijn ondiepe uit- of aanbouwen zonder deur(en). In het interbellum zijn zij veel toegepast bij woonkamers. Erkers komen doorgaans op de begane grond voor, maar kunnen ook op de verdieping zijn aangebracht. (Gids historische serres en veranda's 2014)  +
Erosie is het afslijten van een oppervlak of de slijtage van een materiaal door natuurlijke, mechanische inwerking.  +
Een in de natuur voorkomende grondstof waar mineralen uit kunnen worden gewonnen. De term wordt doorgaans, maar niet altijd gebruikt met betrekking tot metaalhoudende materialen en wordt vaak voorafgegaan door de naam van het waardevolle bestanddeel, bijvoorbeeld ijzererts. (AAT-Ned)  +
Esdekken zijn oude verhoogde bouwlanden, het dek is ontstaan door ophoging ten gevolge van bemesting met plaggen of met zand vermengde potstalmest. We noemen het een es als de opgebrachte laag ten minste 50 cm dik is. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Een es is een aaneengesloten oud bouwlandgebied dat in gebruik is bij verschillende boeren.  +
De esthetische kwaliteit van een voorwerp is de mate waarin het door de mensen wordt gewaardeerd om zijn uiterlijk en schoonheid.  +
Vierkante vloertegel van natuursteen of gebakken klei. Ook (zie) plavuis, soms (zie) tuimelaar. Indien van gebakken materiaal, zowel rood en grijs gesmoord als geglazuurd (geel, zwart, groen en blank, dus rood doorschijnend). estrics: 1378 Stoutenburg bij Amersfoort; estricken: c. 1430 Utrecht; een dusent blauwe estrick, ook witte: 1486 Utrecht, Dom, geleverd door steenleverancier uit Brussel; eisterick: 1543 Nijmegen, Valkhofkapel; groete en cleine estricke: 1564 Zwolle; tegelen ofte estricken van drie quart (3/4 voet): 1626 Maassluis, Gemeenlandshuis. Zelfs wandtegels: 1638 boerenhuis bij Amsterdam. (Haslinghuis)  +
Ettringer tufsteen tufsteen welke wordt gewonnen in de Eifel, Duitsland. De ondergrond is bruin-beige. De steen is poreus en bevat donkerkleurige basalt- en leisteenfragmenten en grote gele bims. Het breukvlak is ruwkorrelig.  +
Eutroof veen is veen dat in een voedselrijk en nat milieu is ontstaan. Vaak staan deze venen onder invloed van voedselrijk rivier- of zeewater. Voorbeelden van eutrofe veentypen zijn rietveen en bosveen. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Euville: kalksteen welke gewonnen wordt in het Département de la Meuse, Frankrijk. De steen heeft een grofkorrelige structuur en is opgebouwd uit onder andere crinoïden en stekels van zeeëgels, die samengegroeid zijn door kristallijne koolzure kalk. Het breukvlak is ruw korrelig met glanzende facetten van kristallijne kalk. Bruinkleurige en sponsachtige plekken kunnen voorkomen. Euville marbrier: variant van Euville.  +
Een exemplaar is een voorwerp dat door een natuurhistorisch onderzoeker wordt geconserveerd of bestudeerd. (Conservation Dictionary)  +
Onderdeel van het auteursrecht; het recht om een werk openbaar te maken en daar de vruchten van te plukken; exclusief recht van een auteur om zijn werk te exploiteren, d.w.z. openbaar te maken en te verveelvoudigen.  +
Delen of onderdelen op de buitenkant van een gebouw  +
f
Een faciliteitenrapport bij een bruikleen is een rapport waarin wordt aangegeven door de bruikleennemer dat de faciliteiten en voorzieningen zodanig zijn dat hij het geleende object zorgvuldig kan beheren.  +
Faience is tingeglazuurd aardewerk, dat vooral in Italië, Frankrijk, Duitsland of Scandinavië is gemaakt.  +
Verwijst naar alle dieren of al het dierenleven in een bepaald gebied of een bepaalde tijdsperiode. (AAT)  +
Felsen is het realiseren van metaalverbindingen door vouwen. Men onderscheidt eenvoudig of enkelvoudig vouwen, dubbel vouwen en vouwen met onderschuiving. Vooral plaatmateriaal, in het bijzonder zink, komt in aanmerking voor vouwingen.  +
In elkaar gevouwen of gezette verbinding tussen dakbedekking van bladzink, -koper of lood, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van soldeer, klinknagels e.d.. De felsnaad kan liggend of staand zijn. (Haslinghuis)  +
Figuurdraadglas is draadglas dat aan één zijde glad en aan de andere zijde meestal ‘gehamerd’ is. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Figuurglas is gewalst glas, van oorsprong gemaakt door glas uit te gieten en uit te walsen op een tafel die was voorzien van een ornament. Tegenwoordig wordt het gemaakt door half gesmolten glas tussen twee rollen door te voeren, waarvan er een is voorzien van het gewenste patroon in spiegelbeeld. Aan één zijde verkrijgt het glas zo een patroon. De andere zijde blijft relatief glad. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Verwijst naar de kunst en expressievorm van het maken van films en bewegende beelden, die worden geproduceerd op film of videoband en waarop een reeks beelden in zo'n snel tempo worden gepresenteerd, dat de visuele illusie van natuurlijke beweging ontstaat.  +
Verwijst naar de kunst en expressievorm van het maken van films en bewegende beelden, die worden geproduceerd op film of videoband en waarop een reeks beelden in zo'n snel tempo worden gepresenteerd, dat de visuele illusie van natuurlijke beweging ontstaat. Het kan ook verwijzen naar vergelijkbare kunst die wordt geproduceerd op digitale media. De kunstvorm wordt meestal gekenmerkt door de presentatie van dramatische gebeurtenissen die emoties oproepen, waarbij op grote schaal gebruik wordt gemaakt van andere uitvoerende en visuele kunsten, in combinatie met een groot aantal technische mogelijkheden. Het kwam in de loop van de 20ste eeuw tot grote bloei en wordt qua populariteit en invloed door geen enkele andere kunstvorm geëvenaard. Gebruik 'films (informatiedragers)' voor de feitelijke werken die worden bestudeerd of gecreëerd.(AAT)  +
Fineer is een sier- of slijtlaag, gewoonlijk van hout, die wordt aangebracht op constructieonderdelen of op de gebruiksoppervlakken van een object. (Conservation Dictionary)  +
Vennootschappen van twee of meer personen die onder een gemeenschappelijke naam zaken doen. (AAT)  +
Floatglas is getrokken glas dat horizontaal over een bak vloeibaar tin wordt getrokken, vandaar de Engelse term floatglas. Doordat deze bak waterpas en trillingsvrij staat, ontstaat een volkomen vlakke glasplaat. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Wordt gebruikt als aanduiding voor de totale plantengroei in een bepaald gebied of tijdspanne. (AAT)  +
Als atomen of moleculen door bepaalde energierijke straling worden aangeslagen (= in een toestand van hogere energie worden gebracht), kan de extra energie in de vorm van fluorescentiestraling worden uitgezonden in het UV- of zichtbare gebied van het elektromagnetische spectrum.  +
Fluvioglaciale afzettingen zijn grindige en (grof)zandige afzettingen gevormd door smeltwater van landijs. In Nederland zijn deze afzettingen veelal gevormd tijdens en vlak na de ijsbedekking in het Laat-Saalien, zowel voor de stuwwallen (in sandrs) als in smeltwaterdalen. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Een wildpark Foreest is een juridisch begrip dat duidde op een verzameling gebruiksrechten van de landheer. De oudste vermelding in Nederland stamt uit 777. In de vroege middeleeuwen waren de foreesten meestal eigendom van de koning of keizer. Zonder toestemming mocht niemand in deze uitgestrekte gebieden jagen. Na de middeleeuwen raakt de term ‘’foreest’’ steeds minder in gebruik.  +
Formaldehyde, CH<sub>2</sub>O, is een chemische stof die met eiwitten reageert en die als fixeermiddel dient.  +
Het geheel van de door de vorm bepaalde afmetingen, in het bijz. van bakstenen. (Haslinghuis)  +
Onder fossielen verstaat men alle resten en sporen van planten en dieren die geconserveerd zijn in gesteente. (Wikipedia)  +
Foto-oxidatie is de oxidatie van een stof onder invloed van licht of UV-straling.  +
Fotochemie is het deelgebied van de scheikunde dat zich bezighoudt met de invloed van licht op chemische reacties. Een bekend voorbeeld van een fotochemische reactie is het fotografische proces dat plaatsvindt in het fotorolletje in een camera wanneer dit belicht wordt.  +
Fotonen (φοτος, photos = licht) ('lichtdeeltjes') zijn een verschijningsvorm van elektromagnetische straling. Afhankelijk van de gebruikte meetopstelling zal straling (een vorm van energie) zich voordoen als golven of als een stroom van massaloze deeltjes, de fotonen. Ze worden soms aangeduid met het symbool γ (de derde Griekse letter gamma).  +
Eindbewerking van de zuiver vlak voorbewerkte oppervlakte van gehouwen steen met fijne evenwijdige slagen, aangebracht met een ceseel, typisch voor de architectuurperioden na de Middeleeuwen. In Nederland worden per groef twee beitelslagen gegeven, de eerste in de steen (steekslag), de tweede er weer uit. Bij de z.g. Belgische frijnslag of carrièreslag wordt de beitel in één klap ook weer uit de steen geslagen. Vgl. (zie) scharreren. Vaak wordt in bestekken het aantal slagen per 10 cm (palm) voorgeschreven. Ook: vrijnen. Al het hardsteen moet geschuurd en netjes overgevrijnt worden en niet minder als negen vrijnslagen in een duym: 1781 Zaanstreek, bestek. (Haslinghuis)  +
Frontons zijn bekroningen van een gevel, venster of ingang. Ze zijn driehoekig of segmentvormig. (Haslinghuis)  +
Gebieden van verantwoordelijkheid waarin activiteiten worden uitgevoerd om een doel te bereiken. (AAT-Ned)  +
Het woord funerair komt oorspronkelijk van het Latijnse woord "funus" dat gebruikt werd voor de rituelen rondom het overlijden. In het Frans wordt het afgeleide woord ‘funéraire’ gebruikt voor alles wat te maken heeft met begrafenissen. In het Franse taalgebied kent men dan ook zogenaamde ‘centre funéraire’, wat wij zouden zien als een uitvaartcentrum.  +
In de 21ste eeuw is het begrip ‘funeraire cultuur’ langzaam de aanduiding geworden voor alles wat te maken heeft met uitingen rondom de dood in de vorm van begraven, rouw (funeraire riten en rituelen) en daaruit voortvloeiend begraafplaatsen, kerkhoven en grafmonumenten (funerair erfgoed). Het woord cultuur verwijst in het algemeen naar het patroon van menselijke activiteiten en de symbolische structuren, die deze activiteiten een zekere betekenis geven. Het begrip cultuur wordt in verschillende betekenissen gebruikt. In brede zin wordt het gebruikt voor alles wat door de samenleving wordt voortgebracht. In die zin wordt 'cultuur' dan tegenover 'natuur' gesteld. In meer strikte zin wordt het gebruikt voor kunstuitingen of voor kunst en wetenschap, (inclusief literatuur, architectuur en dergelijke). Met het woord ‘funeraire’ ervoor verwijst het naar de specifieke activiteiten, structuren en betekenissen rondom de dood. Het slaat dus op de uitingen daaromheen, zoals begrafenissen, rouw en alles wat daarmee samenhangt: begraafplaatsen, grafmonumenten en dergelijke.  +
g
Gaatpannen zijn keramische pannen waar in het midden een opening is uitgespaard voorzien van een sponning waarin een glasplaat kan worden aangebracht. Gebruikt voor de verlichting van zolders.  +
Het gebreide deel van een net of de nog niet gebruikte lappen. (MARDOC)  +
Schuingeplaatst houten of soms metalen schot, in veelvoud in een galmgat geplaatst om het klokgelui naar beneden te leiden. Ook: windbord. (Haslinghuis)  +
Smalle opening in de muren van de klokkenverdieping van een toren, waarin galmborden het klokgelui naar buiten leiden. Grotere torens hebben meestal aan elke zijde twee galmgaten, hetzij afzonderlijk, hetzij gekoppeld met een verdeelzuil of -stijl in het midden. (Haslinghuis)  +
Galvanische corrosie treedt op in een elektrolysecel waarin de elektroden uit twee verschillende metalen bestaan, of uit een metaal en een niet-metallisch geleidend materiaal als grafiet. Het meeste elektronegatieve (onedele) metaal wordt geoxideerd.  +
Galvaniseren is het aanbrengen van een dunne laag metaal uit een oplossing van een zout van dat metaal op de kathode van een elektrolysecel. Het gebeurt veel met goud, chroom en nikkel. Procedé waarbij een beschermende zinklaag wordt aangebracht op staal of ijzer om het tegen roest te beschermen.  +
Blazers laten een bol van glas verwarmen aan het einde van een riet (holle metalen buis), en blazen in dit riet om het glas te laten uitzetten en aldus een bolvormig element uit glas te bekomen. (Wikipedia)  +
vrijstaande, overdekte en geheel of gedeeltelijke met wanden omsloten toegankelijke ruimte, die direct of indirect met de grond is verbonden.  +
Van cannelures voorzien. Ook: gegroefd. (Haslinghuis)  +
De geest is een lang, ovaalvormig bouwland op de strandwallen in de kustzone.  +
Een losstaand feit of symbool zonder betekenis voor de ontvanger of opsteller.  +
Gegoten glas wordt gemaakt door het uitwalsen van een hoeveelheid vloeibaar glas op een ijzeren tafel. Dit kan op twee manieren: ofwel met een wals over een tafel, hierbij kan of de wals over de tafel schuiven of de tafel schuift onder de wals door. Of door het uitwalsen tussen walsparen in een walsmachine. Ook hierbij kan of de tafel onder de walsmachine door bewegen of de machine over de tafel bewegen. Gegoten glas onderscheidt zich van getrokken of geblazen vlakglas doordat het vanwege de wijze van produceren niet doorzichtig is, maar wel doorschijnend. Alleen door schuren en polijsten ontstaat een doorzichtig glas. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Een in water oplosbare, smakeloze, kleverige vorm van behandeld collageen dat is verkregen uit botten, hoeven of huiden en wordt gebruikt als dispersiemiddel, stijfsel, kleefstof of deklaag voor fotografische films en als stabilisator voor levensmiddelen en farmaceutische preparaten. Heeft een hoog moleculair gewicht na verwerking, in tegenstelling tot het intensiever bewerkte collageen waarvan dierlijke lijm wordt gemaakt. (Project Fotografie) Gelatine is een gedegradeerd collageen dat zorgvuldig uit een collageen bevattend substraat geëxtraheerd wordt. Het wordt toegepast als een lijm, consolideermiddel, fixatief, nalijming, verdikkingsmiddel en als een deklaag op fotografisch papier en film.  +
Een gemeente is een openbaar lichaam met zelfbestuur en bevoegdheid binnen een gebied kleiner dan dat van een provincie. Zelfstandig, zelfbestuur en autonomie bezittend onderdeel van de staat, onder het bestuur van een raad, een burgemeester en wethouders.  +
Het gemeng is de verzameling van alle ingrediënten die zijn afgewogen en gemengd en die in de smeltpot worden gedaan om tot glas te worden gesmolten.  +
De wetenschap die zich bezighoudt met de fysische geschiedenis van de aarde, de stenen waar zij uit bestaat en de fysische veranderingen waar zij aan onderhevig is en is geweest. (AAT)  +
Meetkunde. Veel vormen in de architectuur zijn gebaseerd op meetkundige figuren. Met name in de gotiek zijn veel vormen gebaseerd op geometrische verhoudingen. (Haslinghuis) Tak van de wiskunde die zich bezighoudt met de meting, verhouding en eigenschappen van punten, lijnen, krommen, hoeken, vlakken en ruimtelijke figuren. (AAT-Ned)  +
Een metaal dat gebruikt wordt als anode bij kathodische bescherming. Het metaal kan lokaal aangebracht worden of over het gehele oppervlak.  +
Geomorfologie is de wetenschap die de oppervlaktevormen in het landschap bestudeert. Deze discipline beschrijft deze landvormen en verklaart het ontstaan ervan.  +
Glas gemaakt door gesmolten glas voortdurend uit te rekken met behulp van een reeks rollen op automatische machines. ()  +
Een gevaar is een erkende oorzaak voor mogelijke schade.  +
Gevelankers zijn doorgaans smeedijzers ankers die balken van balklagen of kappen of een muurstijlen verbinden met de gevels. Vaak zijn de ankers sierlijk gesmeed en voorzien van letters of cijfers. Gevelankers kunnen ook van versierd gietijzer zijn. (Haslinghuis)  +
Driehoekige top van een muur of houten wand, die voor het dak is geplaatst, later in het bijz. de gehele driehoekig afgedekte voormuur van een huis of de voormuur in het algemeen, ook als de muur horizontaal is afgedekt. Tenslotte wordt van voor-, achter-, zij- en brandgevels gesproken. Zonder nadere aanduiding betekent gevel echter voorgevel. De esthetische werking van de gevel berust grotendeels op de verhouding en verdeling van gesloten en open partijen (dammen, vensters) en op de geleding: horizontaal door lijsten, friezen enz., verticaal door zuilen, pilasters, risalieten.  +
In de 19e eeuw werden dak- en gevelversieringen algemeen toegepast ter verfraaiing van woningen en gebouwen. Ook wilde men op symbolische wijze de financiële welstand van de bewoner of eigenaar benadrukken. Fraaie kunstwerkjes hiervan vindt u nu nog op gevels en daken van historische panden in diverse steden en dorpen. (bron:Men's Tradition)  +
Gevolgklasse is een klassenindeling van bouwwerken uit het oogpunt van de twee aspecten die de grootste directe gevolgen hebben voor de gebruikers indien er iets mis gaat met het gebouw: de constructieve veiligheid en brandveiligheid. Naarmate de mogelijk gevolgen bij een calamiteit groter worden, neemt de gevolgklasse toe.  +
Beton dat versterkt is door middel van een ingesloten wapening die meestal uit stalen staven bestaat. ()  +
Gewelfribben zijn bogen of boogschenkels, in of onder de snijding van velden van een gewelf aangebracht ter ondersteuning ervan. De ribben worden eerst op formelen gesteld; vervolgens worden de gewelfkappen erop gemetseld. De gewelfrib vergemakkelijkt de overwelving van onregelmatige grondvlakken. Zij is vooral voor het gotische welfstelsel van betekenis. De profilering is voor het bepalen van de bouwtijd van belang. Zij is rechthoekig bij de eerste Lombardische en bij Westfaalse gewelven, vervolgens halfrond, amandel-, peer-, ojiefvormig, ‘prismatisch’ enz. (Haslinghuis)  +
Het smelten (in verband met glas ook het fuseren) en in een vorm gieten van materialen, bijvoorbeeld metaal of glas.  +
Gietijzer is hard, bros en niet smeedbaar ijzer, verkregen door ruwijzer in een koepeloven te smelten. Soms wordt er kalksteen aan toegevoegd, waardoor het ijzer wordt gezuiverd van zwavel, fosfor e.d.. Het wordt sedert de vijftiende eeuw toegepast. Het gietijzer kreeg vooral in de negentiende eeuw ruime toepassing voor talrijke onderdelen in de bouw, zoals ankerrozetten, goten, kaponderdelen en kolommen, maar ook voor bruggen, grafmonumenten, plantenkassen en zelfs hele gebouwen, zoals het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam (1861). Elementen voor vuurtorens werden eveneens van gietijzer gemaakt en op de bouwplaats gemonteerd. De laatste ijzergieterij van belang in Nederland werd in 1983 gesloten. (Haslinghuis)  +
Gietmortel is een krimparme of krimpvrije, dun-vloeibare mortel en kan (daardoor) in vrijwel iedere vorm en afmeting worden gegoten.  +
Gips is een witte minerale stof, calciumsulfaat-dihydraat waarvan gesso wordt gemaakt. Gips wordt gebrand om modelleergips en anhydriet te maken. (Conservation Dictionary)  +
Laag op natuursteen waarin kalk en zouten uit de steen en vuil uit de omgeving opgesloten raken. Deze gipskorst ontstaat alleen op plaatsen waar deze niet door regenwater wordt weggespoeld.  +
Glaciologie is de wetenschap die zich richt op ijs (bijv. landijs, gletsjers).  +
Een glacis is een (semi-) transparante (verf)laag. Het wordt aangebracht op een gedroogde onderschildering in olieverf of tempera om de onderliggende kleur te veranderen. Een gekleurd glacis kan maken dat gepolijst zilver eruitziet als goud. (Conservation Dictionary)  +
In technische termen is glans de hoeveelheid gespiegelde reflectie van een oppervlak die gemeten wordt volgens gestandaardiseerde methoden, bijvoorbeeld ISO 2813. Glans is een eigenschap van licht dat van een oppervlak wordt weerkaatst. Er zijn verschillende soorten glans: 'schitterend' van sterk glanzend opaak materiaal als gepolijst hematiet; 'diamantachtig' van sterk glanzend transparant materiaal als diamant; 'metallic', 'glasachtig', 'zijdeglans' en 'mat' zijn beschrijvingen voor glans in afnemende kracht. Lustre, metaalglazuur, op ceramiek is een iriserend glazuur. Glans op ongeglazuurd aardewerk, zoals terra sigillata, is een minerale afwerklaag met een sterke glans. Een weerspiegelende oppervlaktekwaliteit die minder stralend is dan hoogglans en die meer een gevoel van glans dan van diepte aan de afwerking geeft. (AAT-Ned)  +
Een amorfe, anorganische substantie die wordt gemaakt door silica (siliciumdioxide) te fuseren met een basisoxide, meestal transparant maar vaak ook doorschijnend of ondoorschijnend. Kenmerkende eigenschappen zijn de hardheid en stijfheid bij normale temperaturen, de plastische eigenschappen bij verhoogde temperaturen en de weersbestendigheid en bestendigheid tegen de meeste chemische stoffen, behalve waterstoffluoride. Het wordt gebruikt voor zowel gebruiksdoeleinden als decoratieve doeleinden, en kan worden gemaakt in diverse vormen, gekleurd en gedecoreerd. Glas is ontstaan als glazuur in Mesopotamië in ongeveer 3500 v. Chr. De eerste voorwerpen die geheel van glas zijn vervaardigd, dateren van ongeveer 2500 v. Chr. (Project Fotografie) Glas is de verzamelnaam voor hard, doorzichtig, niet kristallijn materiaal, bereid uit gesmolten zand, kalk en soda (natriumcarbonaat) of potas (kaliumcarbonaat). Met 'niet kristallijn' wordt bedoeld dat glas een gestolde vloeistof is.  +
Glas-in-lood bestaat uit een hoeveelheid stukjes (gekleurd) glas gevat in loodstrippen met een H-vormige doorsnede die samengevoegd een glaspaneel vormen. Komt ook voor als glas-in-zink. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Negatieven waarbij als drager glasplaten zijn gebruikt.  +
De glasovergangstemperatuur van een amorf materiaal is de temperatuur waarbij verder verhitten leidt tot een overgang van de glasachtige toestand naar een plastische of rubberachtige toestand.  +
Een glasplaat is een plaat vlakglas. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Glazen tegels zijn tegels vervaardigd van gegoten ruw glas. Ze hebben een glad of geribbeld oppervlak aan de bovenzijde en golvend bewerkt ondervlak of bevatten prisma's of lenzen aan de onderzijde voor het verspreiden van licht en voor het vergroten van het licht uitstralend vermogen. Merknamen: Saint-Lambert, Nevada, Maxima, Cristallux, Securex, Primalith, Luxfer, Vera Lux. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Glasvezel is glas dat is gesmolten en is uitgetrokken tot draden. Het bestaat in vele samenstellingen en diktes. De draden kunnen worden gebruikt als wapening in kunstharsen en ze kunnen worden geweven in textiel.  +
Glauconiet is een groen gekleurd mineraal, dat ontstaat op de bodem van de zee, vooral daar waar sedimentatie erg langzaam is.  +
Als je keramiek glazuurt, smelt je er een laagje glazuur op.  +
Dun, meestal glanzend deklaagje. (Toegepaste Kunst Project, RKD)  +
Gleyzones zijn zones in de bodem waarin het grondwater fluctueert en die gekarakteriseerd wordt door roestvlekken in een grijze matrix. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Een gloeilamp is een lichtbron. In een zuurstof-arme glazen bol wordt een gloeidraad met een elektrische stroom verhit tot een zeer hoge temperatuur. Zodra de gloeilamp op een geschikte spanningsbron wordt aangesloten gaat door de gloeidraad een stroom lopen, waardoor deze zo sterk wordt verhit dat deze licht gaat uitzenden. De gloeilamp is een lamp met een gloeidraad. Dit soort lampen worden vaak al vervangen door z.g. kwarts-halogeen lampen of z.g. LED verlichting.  +
Het rode, bruine of gele mineraal goethiet, ijzer(III)oxyhydroxide [α-FeOOH], is een normaal product van ijzercorrosie. Het is ook als pigment gebruikt.  +
Aanduiding voor moderne granieten grafstenen met een typische golf-vormige beeindiging. Vooral voorkomend in de periode 1980-2010.  +
Dunne dakplaat, die voor de stevigheid golfvormig is uitgevoerd. Van ijzer (meestal verzinkt), (zie) asbestcement, gebitumineerde vezels of kunststof.  +
Gompoeder wordt gemaakt van gemalen vlakgom of faktis. Het wordt gebruikt om het oppervlak van papier te reinigen.  +
Gordeldekzandruggen zijn dekzandruggen die langs de rand van een hoger gelegen gebied zijn opgewaaid. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Te gebruiken voor het zuivere metaalelement met het symbool Au en het atoomnummer 79. Het is een zacht, zwaar, chemisch inactief en geel metaal en wordt al sinds de oudheid als edel beschouwd. Het dient in vele culturen als de basis voor materiële handelswaarden. Ook te gebruiken voor het metaal wanneer het wordt bewerkt en vervormd om, meestal in combinatie met andere stoffen, verschillende voorwerpen en materialen te maken. (Archeological Base Register)  +
Goudleer is een wanddecoratie van fijn leer (meestal van gelooide kalfshuiden), waarop afbeeldingen van bladzilver werden bevestigd, afgedekt met een goudkleurige vernis. (Wikipedia)  +
Grachten zijn in oorsprong uitgravingen van de bodem om een burcht of stad ter verdediging daarvan. Met de vrijgekomen grond werd een wal opgeworpen of het binnengelegen terrein verhoogd. In laaggelegen terrein vult de gracht zich met water. Na de Middeleeuwen, met bijvoorbeeld de groei van Amsterdam, veranderde de betekenis in gegraven waterloop in het algemeen. (Haslinghuis)  +
Door menselijk toedoen tot stand gekomen begroeiing door aanplant of beplanting op een graf of begraafplaats.  +
Graffiti zijn teksten of symbolen die op gebouwen zijn geschilderd of gespoten als uiting van vandalisme of protest. (Conservation Dictionary) Bewuste markeringen getekend of geschilderd op, of gekrast in, het oppervlak van een kunstwerk, door iemand anders dan de kunstenaar. Vaak met de bedoeling om de kunstwerk te beschadigen.  +
Hier wordt bedoeld de voorwerpen die op het graf werden geplaatst door nabestaanden, kennissen en vrienden: bordjes, bloemvazen en andere voorwerpen. Bij kindergraven zie je soms veel grafgiften, bestaande uit speelgoed, beertjes, voorwerpen met de naam van het kind erop, etc.  +
Architecturaal, gebeeldhouwd monument ter eervolle nagedachtenis aan een overledene. Veelal met een graftombe met het stoffelijk overschot als onderdeel. (Religieus Erfgoedthesaurus) Grafmonumenten zijn gedenktekens die op graven worden geplaatst. Deze kunnen variëren van een paar kleine steentjes op een graf tot grote mausolea met een oppervlakte ter grootte van meerdere graven. (Uitvaart.nl)  +
Nis waarin een graf is aangebracht, nisgraf. (Haslinghuis)  +
Grafperken zijn gedeelten op een begraafplaats omgeven met paden of gras met daarbinnen gelegen graven. Grafperken kennen vaak een indeling naar grootte en klasse. Beplanting kan deel uitmaken van een grafperk. Grafperken kunnen op zich een afdeling vormen maar meerdere grafperken kunnen ook onder een afdeling vallen. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Juridische periode die voortkomt uit de verordening of het reglement van de begraafplaats. Dit is de termijn waarvoor het grafrecht voor een particulier graf wordt uitgegeven aan een rechthebbende. Termijn kan voor bepaalde tijd of onbepaalde tijd worden vastgesteld.  +
Een graftrommel is een met een glasplaat afgesloten trommel die als grafgift op een graf wordt geplaatst. (Wikipedia)  +
Grafzerken zijn platte natuurstenen platen ter afdekking van een graf, al dan niet versierd met tekst en afbeelding.(Funerair Lexicon)  +
Graniet is een stollingsgesteente dat de mineralen veldspaat, kwarts en mica bevat.  +
Graniver, ook wel ‘glasgraniet’ en ‘steenglas’ genoemd, is een geperste glassoort. Het materiaal is in 1921 door de Glasfabriek Leerdam als nieuw product op de markt gebracht. Graniver werd gemaakt door gemalen glas (meestal flessenglas) en zand te verhitten tot een temperatuur waarbij het glas smelt, maar het zand niet. Hierdoor lijkt het glas op graniet. Het is toegepast in vierkante tegeltjes voor vloeren en gevelbekleding. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Plant van het genus Gramineae, met stengels met knopen, schedevormige bladeren en een aartje met zaadachtige korrels. (AAT-Ned)  +
Graven zijn uitgravingen in de grond die worden gebruikt voor het begraven van stoffelijke overschotten. Het woord wordt vaak ten onrechte gebruikt als men spreekt over grafmonument. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Grenenhout is een houtsoort dat afkomstig is van de grove den (Pinus silvestris) met roodbruine noesten en jaarringen, harsrijk, vrij duurzaam. Deze houtsoort is voornamelijk uit Scandinavië en de Oostzeelanden ingevoerd. Oorspronkelijk werd het aangeduid als vuren, doordat de grove den in Noorwegen furuen wordt genoemd. Het hout van de zilverspar (granen) wordt sinds de 17e eeuw in Nederland vuren genoemd, dat van de grove den grenen. Deze verwarrende naamsverwisseling dient bij het lezen van oude bronnen terdege in de gaten gehouden te worden. (Haslinghuis)  +
Smalle en ondiepe uitgraving of sleuf in het land, waarlangs overtollig hemelwater wordt afgevoerd naar de sloten. (Thesaurus landschap)  +
Dichtgesinterd aardewerk  +
Grind, brokjes kwarts, door slijtage en afschuring in het Diluvium ontstaan, gewoonlijk te vinden op heidevelden en in rivierbeddingen, vermengd met grof zand. Gebruikt voor de verharding van wegen, het aanmaken van beton, het vormen van een onderlaag, zoals bij Romeinse villa’s in Limburg. (Haslinghuis) Niet aaneengekit gesteente, als vergruisde natuursteen in de ijstijden met de gletsjers meegevoerd of bezonken uit rivierwater. Meestal afgerond. Oudtijds gebruikt in kistwerk. Sedert XIX als grove toeslag gebruikt in beton. De grootte varieert van 5 tot 80 mm. (Haslinghuis)  +
Grindbeton is beton dat bestaat uit zand, cement, grind (en water) waarbij het grind aan de buitenzijde zichtbaar is.  +
Gritstralen: stralen door een straalmiddel (grit, granulaat, zand) al dan niet in combinatie met lucht en/of water min of meer loodrecht op de gevel te spuiten.  +
Ligging en gelaagdheid van gesteente in de groeve. Natuursteen, die in lagen of banken ontstaan is, moet op het groefleger geplaatst worden, niet er tegenin, tenzij de steen zijdelingse druk te weerstaan heeft (boogstenen). Voor colonnetten en uit kortere stukken bestaande schalken is meermalen hiervan afgeweken als de steen een zeer vaste structuur heeft. (Haslinghuis) Een groefleger of leger is een term uit de natuursteenbewerking om de afzettingsrichting van natuursteen aan te duiden. Het zijn de lagen of de richting waarin het gesteente werd gevormd en vervolgens in de steengroeve wordt aangetroffen.(wikipedia)  +
Groen erfgoed is cultureel erfgoed bestaande uit een groenaanleg met cultuurhistorische, horticulturele of architectuurhistorische waarden zoals een park, tuin, begraafplaats, boerenerf, verdedigingswerk, hortus botanicus en wijk- of wegbeplanting. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Scherpe, V-vormige geulen of groeven die het ene element van het andere scheiden, zoals tussen lijstwerk of tussen de dekplaat en de echinus van een Dorisch kapiteel. (AAT-Ned)  +
Met een grondboor is het mogelijk om een diep, rond gat in de grond te maken.  +
Grondwater is al het water dat zich in de ondergrond, in bodems en gesteenten bevindt. (Wikipedia)  +
De grote lisdodde (Typha latifolia) is een plant uit de lisdoddefamilie (Typhaceae). Het is een tot ruim 2 m hoge plant van voedselrijke oevers met lange grote bladeren, en een karakteristieke bruine 'sigaar' aan het uiteinde van zijn stengels. De plant bloeit in juni en juli met de mannelijke aar meestal direct boven de vrouwelijke lichtbruine aar, waaraan de bloemen zitten. Bij rijpheid zijn de vrouwelijke aren zwartachtig bruin; de sigaren.  +
Een gsm-mast (officiële aanduiding base transceiver station - BTS) is mast die de antennes draagt die draadloze communicatie tussen gebruikersapparatuur (UE) en een netwerk mogelijk maakt. UE's zijn toestellen zoals mobiele telefoons (handsets), WLL-telefoons, computers met draadloze internetconnectiviteit. Het netwerk kan bestaan uit een van de draadloze communicatietechnologieën, zoals GSM, CDMA, wireless local loop, Wi-Fi, WiMAX of andere wide area network (WAN)-technologieën.  +
Guttapercha is trans-polyisopreen dat wordt gewonnen uit een aantal plantensoorten. Het is een thermoplast die kan worden gevormd na verweking in heet water. Het werd in de negentiende eeuw gebruikt voor het maken van mallen en wordt nog gebruikt voor het afdichten van accubakken. (Conservation Dictionary) Rubberachtige stof, bereid uit melksap van aan rubber verwante planten. Toegepast XIXb voor lijsten, reliëfs, friezen, rozetten e.d.. (Haslinghuis)  +
Gyttja is een fijn organisch sediment bestaande uit deels verteerde kleine plantenresten of algen. Dit sediment vormt als een bezinksel in stilstaand water (meren), dieper dan 1 à 2 meter.  +
h
Haar is een uitgroeisel van de opperhuid bij zoogdieren. Haar is karakteristiek voor alle zoogdieren, al komt het bij sommige soorten voor dat haar afwezig is gedurende bepaalde fasen van het leven. (Wikipedia)  +
Hoge, betrekkelijk brede ruimte, meestal onverdeeld en langwerpig. De hal is meestal ondergebracht onder één rijzige kap en soms overwelfd. Hij is gewoonlijk enigszins verhoogd en over een trapbordes bereikbaar. De hal diende als:1. ontvang- en feestzaal, ridder- of wapenzaal, ook in vorstelijke en heerlijke hoven. Er werden vaak justitiële zittingen gehouden koningshal. In Oudgermaanse hallen bevonden de erezetels zich aan de lange zijde. Later werd de estrade voor de aanzienlijken, rechters of bestuurders meestal naar de smalle zijde verlegd. Sporen hiervan zijn te vinden in de v.m. grafelijke zaal, nu stadhuis van Haarlem. Boven langs de wanden is dikwijls een galerij aangebracht. Naar gelang dienst- en woonvertrekken om de hal werden gebouwd, kreeg deze vaak het karakter van wachtzaal, ‘salle des pas perdues’ (Ridderzaal in Den Haag, Westminster Hall in Londen). De hal onderscheidt zich veelal door een rijk gesneden eiken overkapping. In Engeland zijn nog talrijke voorbeelden van dit feodale bouwtype bewaard gebleven (Penshurst, Kenilworth). Zij maken deel uit van heerlijke huizen of universitaire ‘colleges’. Ook zijn ze ‘banqueting hall’ of ‘guildhall’. Sinds de renaissance komt de hal ook voor in het stadshuis. Onder invloed van Palladio werd de hal een voorhuis, liefst achter de middelste traveeën van de voorgevel. Wat betreft functie hield de ruimte het midden tussen een ontvangruimte en een vestibule. In XIX werd zij weer op deze manier in het bouwplan opgenomen. (Haslinghuis)  +
Een halogeenlamp is een gloeilamp waarvan de ballon gevuld is met een inert gas onder hoge druk. Aan dit gas wordt een kleine hoeveelheid halogeen (broom of jodium) toegevoegd, waaraan de lamp zijn naam ontleent. Een halogeenlamp heeft een wat hoger rendement (lichtopbrengst per hoeveelheid toegevoerde energie) en een langere levensduur dan een gewone (ouderwetse) gloeilamp, maar wel veel minder rendement dan moderne typen lampen, zoals de ledlamp. Een halogeenlamp is een duplolamp, die is gevuld met een gasvormig halogeen (bromide of jodium). Daardoor is in vergelijking met een conventionele duplolamp een hogere gloeidraadtemperatuur - en dus ook een hogere lichtopbrengst - mogelijk. Dat maakt een halogeenlamp zeer geschikt voor koplichten. Bovendien kan een halogeenlamp niet, zoals een duplolamp, zwart uitslaan doordat het gas in de lamp de wolfram-moleculen van de gloeidraad van het glas weghoudt.  +
Een vroeger veel gebruikte en inmiddels verboden brandblusser, waarin halogeen-koolwaterstoffen waren verwerkt die de ozonlaag aantastten.  +
Verwijst naar het procedé van met een hamer of ander gereedschap op metaal slaan om een vat of ander voorwerp te maken, of om versiering aan te brengen. De oudste techniek hierbij was mogelijk het maken van een dunne schijf van metaal door het metaal in een holte in een blok hout te hameren. Een vat kan langzaam worden gevormd doordat op het buitenste oppervlak wordt geslagen met behulp van een speciaal gevormde hamer en aambeeld. Bij bosseleren of repousséwerk wordt gebruikgemaakt van hameren om een dessin of patroon aan te brengen in een metalen voorwerp, gewoonlijk door op de achterkant van het voorwerp te hameren.  +
Lijst boven langs een leuning of tegen een muur bevestigd, waaraan men zich met de hand kan vastgrijpen. De lijst is van een uitholling of een andere profilering voorzien. (Haslinghuis)  +
Hardsteen is een kalksteen met een meer of minder uitgesproken blauwgrijze kleur. De steensoort wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van zeer veel resten van crinoïden, diertjes met een kalkskelet, die veelal op de zeebodem leven. Bij het afsterven bleef hun kalkskelet op de bodem achter en samen met de calcietafzetting die het geheel aan elkaar smeedde, vormde zich in de loop van miljoenen jaren de blauwe hardsteenlaag. De steen is dus een aaneenkitting van crinoïden in een cement van microkristallijn calciet. De kleur wordt bepaald door de hoeveelheid zeer fijn verspreide plantaardige resten (koolstof).  +
Een vaste of halfvaste organische stof die meestal wordt verkregen uit plantenuitscheidingen maar soms ook van insekten of synthetisch materiaal; het is oplosbaar in organische oplosmiddelen maar niet in water en wordt doorgaans gebruikt in vernis, drukinkt en stijfsel. (AAT-Ned)  +
Hechtbruggen worden op zeer zwak of niet zuigende ondergronden gebruikt (zoals glad beton, prefabbeton), teneinde de hechting van het pleister te verbeteren.  +
Hechting is het resultaat van intermoleculaire krachten die een lijm aan een oppervlak verbinden.  +
Hechtprimer is een middel dat zorgt voor een goede aanhechting en verharding van de reparatiemortel.  +
Hekwerken zijn omheiningen van een tuin, park of terrein en bestaan uit een samenstel van spijlen en regels, staven of tralies, bevestigd tussen soortgelijke stijlen. Een hek kan zijn gemaakt van hout of metaal. Hekwerken kunnen bedoeld zijn om mensen buiten, of dieren binnen te houden. De vormgeving varieert van functioneel tot sierlijk en is aangepast op de tuinarchitectuur. (Haslinghuis)  +
1. Weer tot een geheel maken door een onderdeel te vervangen of door wat gescheurd of gebroken is weer terug aan te zetten, of door iets anderszins weer in een goede staat te brengen. 2. Herstel van een vervallen gebouw (of wijk) omvat het opknapwerk dat het weer in een aanvaardbare toestand brengt voor verder gebruik.  +
Kaponderdeel dat zich bevindt op de snijlijn van twee dakvlakken die elkaar onder een uitspringende hoek snijden. Dient ter ondersteuning van flieringen, gordingen en sporen of de haaieinden van de bebording. (Haslinghuis)  +
Bij hogedruklampen (SON, HPS) wordt energie in het volledige spectrum uitgestraald, waardoor de kleurweergave bij deze lampen een stuk beter is. Het uitgestraalde licht is meer lichtgeel, maar per type kan de kleur iets verschillen. (Wikipedia)  +
Een hogedrukspuit wordt gebruikt voor het reinigen van metselwerk door het vuil eraf te spuiten. (Conservation Dictionary)  +
Hoofdpostkantoren zijn gebouwen waarin het grootste postkantoor van een stad gevestigd is. Een voorbeeld is het voormalige hoofdpostkantoor aan het Neude in Utrecht.  +
Hoogveen is veen dat boven de oorspronkelijke regionale grondwaterspiegel uit gegroeid is. Het ligt daarom buiten de invloedsfeer van voedselrijk rivierwater of grondwater en is zuur en (zeer) voedselarm (oligotroof). Hoogveen vormt vaak veenkoepels van enkele meters hoog. Sphagnumveen (veenmosveen) is het meest voorkomende veentype. Hoogveen is mineraalarm, zuur drasland met een aan deze extreme omstandigheden aangepaste flora en fauna. (Wikipedia)  +
Uitgekraagde gaanderijen op stads-, vesting- of kasteelmuren, voorzien van schietopeningen in de vloer, tevens dienende voor het werpen van kokende olie, stenen e.d. op zich aan de voet van de muren bevindende aanvallers. Gebruik voor kleinere uitvoeringen, 'mezenkouwen'. (AAT)  +
De (bodemkundige) lagen waaruit de bodem is opgebouwd, worden in de bodemkunde horizonten genoemd. Horizonten ontstaan als gevolg van bodemvormende processen en worden van elkaar onderscheiden op basis van verschillen in onder meer grondsoort, kleur, gehalte aan humus, ijzer en kalk, structuur, consistentie of een combinatie daarvan. (bron: Begrippen op bodemdata.nl)  +
Houdbaarheid is een niet meer gebruikte term voor duurzaamheid.  +
Housekeeping omvat de traditionele methoden voor onderhoud van een gebouw of collectie door geregelde inspectie, schoonmaak en beschermende maatregelen.  +
Hout is een bouwmateriaal, afkomstig van boomstammen en -takken. Naast merg, spint en schors vormt het daarvan het voornaamste bestanddeel. Ten noorden van de Alpen is hout van oudsher het belangrijkste bouwmateriaal. Onderscheiden worden naaldhout van naaldbomen (dennen, grenen, vuren) en loofhout van loofbomen (eiken, beuken enz.). De stammen werden meestal in het groeigebied gekantrecht en per vlot of in een schip over water vervoerd. De houthandel en -nijverheid concentreerden zich in Nederland vooral in Dordrecht, Amsterdam, Deventer en later ook in de Zaanstreek. Voor regionaal gebruik concentreerde de houthandel zich ook in plaatsen als ’s-Hertogenbosch, Schoonhoven en Tiel. (Haslinghuis)  +
Houtteer is een ruwe teer, bruin van kleur, die verkregen wordt uit het gas dat bij verwarming van hout vrijkomt. Het materiaal is zeker al in de vroege 15e eeuw bekend. Houtteer kan voor houtconservering worden toegepast. (Bouwmaterialen / W. Persijn en A.H. Kooiman, Culemborg-Keulen 1968)  +
Beenderlijm gemaakt van gedegradeerde collageen die is verkregen uit huiden. (bouwmaterie)  +
Hydraulische mortel is mortel die uithardt door een chemische reactie met water en niet door reactie met kooldioxide.  +
Hydrofoberen: indringende behandeling met een stof of mengsel waarvan een deel achter blijft op poriewanden en als nuttige werking heeft dat de poriewanden daardoor een min of meer waterafstotend karakter krijgen.  +
Hydrofoob materiaal is materiaal dat water afstoot.  +
Hydrologie is de wetenschap die het water op aarde bestudeert. Deze discipline richt zich op de aanwezigheid en bewegingen van water op en boven het aardoppervlak. De belangrijkste processen in dat verband zijn neerslag, verdamping en transpiratie, stromingen en grondwaterbewegingen. Hydrologie omvat zaken als hoogwaterbeheersing, watervoorziening voor huishoudelijk en industrieel gebruik, irrigatie en het opwekken van waterkracht. (AAT-Ned)  +
Hydrolyse is de degradatie van een polymeer veroorzaakt door de reactie met water, meestal onder invloed van een zure of een basische katalysator. Door hydrolyse breken de ester- of amidebindingen in een polymeer, en dat resulteert in een verzwakking van de vezel of film. Hydrolyse van geluids- en beeldbanden is een chemisch vervalproces onder invloed van water aanwezig in de lucht, waardoor de binder van de band plakkerig wordt zodat de band niet meer kan worden afgespeeld.  +
Hygroscopisch materiaal is materiaal dat water absorbeert zonder daarbij een oplossing te vormen. Een hygroscopische stof is een stof die vocht uit de lucht opneemt.  +
i
De vaste vorm van water, die ontstaat door bevriezing. (AAT-Ned)  +
IJsglas is een type sierglaswerk dat een ruw, onregelmatig buitenoppervlak heeft dat lijkt op gecraqueleerd glas. Het effect wordt bereikt door plotseling afkoelen tijdens de fabricage of door glassplinters op het oppervlak vast te smelten. Het werd voor het eerst gemaakt in de 16de eeuw in Venetië.  +
IJssmeltwaterdalen zijn ontstaan door erosie van smeltwater afkomstig van landijs. Ze zijn ontstaan in stuwwallen tijdens de voorlaatste ijstijd (Laat-Saalien), tijdens en na de ijsbedekking. Ze zijn veelal groter dan sneeuwsmeltwaterdalen en doorkruisen vaak de gehele stuwwal. Een bekend voorbeeld van een ijssmeltwaterdal is de Darthuizerpoort.  +
Fe. Dichtheid 7,86 kg/m3. Metaal dat in de bouw zeer veel is toegepast, vooral voor het opnemen van trekkrachten in verankeringen, trekstangen e.d.. Het heeft het nadeel dat het sterk kan corroderen (roesten), waarna door volumevermeerdering schade aan bouwdelen kan optreden. Ook gebruikt voor spijkers, hang- en sluitwerk, siersmeedwerk en vele andere doeleinden. In XVII werd vooral vanwege de taaiheid en buigbaarheid veel ijzer uit Zweden betrokken en als zodanig in bestekken vermeld.Kan ook worden gegoten in vormen. Gietijzer bevat 3-5 koolstof, is bros en kan geen trekkrachten opnemen. Smeedijzer bevat ongeveer 0,1 koolstof. IJzer met zeer weinig koolstof wordt staal genoemd.  +
Die delfstoffen welke het ijzer in zulke hoeveelheden bevatten dat het zich daaruit met voordeel laat afzonderen. (MARDOC)  +
IJzeroer omhuld met een laagje leem werd in de middeleeuwen gebruikt door de ijzergieterien in oost Gelderland. Ijzerhoudend gesteente, waar de kern is komen los te zitten. Als je steen beweegt, beweegt ook de kern, dit geeft een klapperend geluid. Eerste bron voor ijzerwinning. In ruime zin elke duidelijke accumulatie van ijzermineralen in de bodems: e.g. moerasijzererts, ijzerzandsteen, oerbank. ijzeroer: sedimentaire natuursteen welke gewonnen werd in het Zuiden, Midden en Oosten van Nederland. Het is een vast en gesloten materiaal. De kleur varieert van donkerbruin tot oker.  +
Binaire verbindingen van zuurstof en ijzer. In de natuur komt ijzeroxide bijvoorbeeld voor in het mineraal hematiet. Er zijn zestien ijzeroxiden en oxyhydroxiden bekend. Het corrosieproduct roest is ook een vorm van ijzeroxide. Deze stoffen hebben veel verschillende toepassingen, bijvoorbeeld als chemische katalysator, pigment of kleurstof. (AAT)  +
IJzerverbindingen zijn verbindingen van afzonderlijke stukken ijzer die tot stand zijn gekomen door bewerkingen langs de warme weg, zoals wellen, solderen en het plaatsen van banden, of langs de koude weg, zoals met schroeven, schroefbouten, splitbouten, spiebouten, splitpennen, keilen, wiggen, pennen en lippen. Sommige soorten verbindingen langs de koude weg hebben het voordeel dat ze later weer eenvoudig losgemaakt kunnen worden. Verder maakt de smid veelvuldig gebruik van beweeglijke verbindingen zoals toegepast bij windvanen, schuiven en deurkloppers.  +
Alles wat van ijzer is gemaakt. (Haslinghuis)  +
Ilfochrome (ook Cibachrome) is een Ilford-merknaam voor een direct-positief papier dat gebruik maakt van het zilverkleurstofbleekprocéde.  +
Wordt gebruikt voor reproducties van hele objecten wanneer deze bedoeld zijn om te misleiden; geldt ook voor beeldhouwwerken die gegoten zijn zonder toestemming van de kunstenaar. (AAT)  +
Bij het impregneren van een voorwerp laat men er een vloeistof in lopen, bijvoorbeeld een opgelost verstevigingsmiddel, een bestrijdingsmiddel of een beschermingsmiddel, daarbij gebruikmakend van de bestaande poreuze structuur.  +
Aanbrengen van een nieuw stuk metselwerk, natuursteen of glas op een plaats waar het oorspronkelijke werk beschadigd of verweerd is. (Haslinghuis)  +
Infrarode elektromagnetische straling is de straling voorbij het rode gebied van het zichtbare spectrum, met golflengten van 750 nm tot 1 mm.  +
Injectiehars is geschikt voor het injecteren van holle ruimten onder stalen voetplaten en losse tegels.  +
Een inlaag is het land tussen een zwakke dijk en de nieuwe aangelegde dijk, de inlaagdijk, ter bescherming van het achterland.  +
Insecten (Insecta) zijn een klasse van de geleedpotigen (Arthropoda). Met bijna een miljoen beschreven soorten is het verreweg de grootste groep van dieren. Geschat wordt dat er vele honderdduizenden tot enkele miljoenen soorten nog niet zijn ontdekt. (Wikipedia)  +
j
De jaarring is de laag hout die elk jaar wordt gevormd bij de groei van een boomstam. Door meting van de diktes in een reeks jaarringen kan men houten voorwerpen dateren. (Conservation Dictionary)  +
Jachtsloten zijn de jachtlocaties van edele of hooggeplaatste personen voor het ontvangen van gezelschappen die voor jachtactiviteiten zijn uitgenodigd. Een jachtslot is doorgaans minder groot dan een jachtpaleis. (Haslinghuis)  +
Polders; ontstaan door het indijken van zee-inbraken en nieuwe aanwas  +

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 11 feb 2020 om 17:26.