Eigenschap:Definitie

Kennismodel
:
Type eigenschap
:
Tekst
Deze datatypespecificatie wordt genegeerd; de specificatie uit de externe vocabulaire krijgt voorrang.
Geldige waarden
:
Meerdere waarden toegestaan
:
Nee
Weergave op formulieren
:
Tekstvak
Initiële waarde
:
Verplicht veld
:
Nee
Toelichting op formulier
:
Een begrip kan een formele definitie (Nederlangstalig) hebben. Deze wordt waar mogelijk overgenomen uit een officiële publicatie. (skos:definition)
Subeigenschap van
:
Geïmporteerd uit
:
Formatteerfunctie externe URI
:

Klik op de button om een nieuwe eigenschap te maken:


Showing 500 pages using this property.
j
Jute is een vezel van planten van de Corchorus-soorten, gebruikt voor het maken van grove weefsels. De kwaliteit is slecht, zodat het maar zelden wordt gebruikt als drager voor een schilderij.  +
k
Een kader is het geheel van begrippen gebruikt bij de organisatie van informatie met betrekking tot collectiemanagement.  +
Oorspr. aarde van Thebe in Boeotië, galmei, zinkspaat (ZnCO3). Koper- en zinkhoudend materiaal, sedert de M.e. gewonnen uit onzuivere ertsen uit de streek ten zuidwesten van Aken in het dorp Kelmis (La Calamine) in Moresnet uit de ertsgroeve Altenberg (La vieille Montagne), tegenwoordig België, gebruikt bij de vervaardiging van messing en zink. arkaal. (Haslinghuis)  +
Kaliumcarbonaat is een anorganische verbinding van kalium, met als brutoformule K2CO3. De zuivere stof komt voor als een wit poeder, dat oplosbaar is in water en daarbij een basische oplossing vormt. (Wikipedia)  +
Calciumoxide dat in overvloed voorkomt in de natuur.(Polytechnisch woordenboek En-Ne (1991)  +
Kalkmortel is een traditionele mortel, samengesteld uit gebluste kalk en zand, met toeslagstoffen en andere materialen.  +
Kalksteen is een vast gesteente dat voornamelijk is opgebouwd uit calciumcarbonaat. kalksteen: sedimentaire natuursteen, waarvan de grondmassa en het bindmiddel in hoofdzaak bestaan uit kalkverbindingen, voornamelijk calciumcarbonaat.  +
Lichtgrijze kunststeen, vervaardigd uit kalk en zand, verhard in geperste toestand onder invloed van stoom. In 1880 werd aan de Duitser Wilhelm Michaelis een octrooi verleend. De eerste fabriek in Nederland werd in 1898 gesticht in Oldenzaal. Later ook fabrieken op andere plaatsen in zandgrondgebieden, o.a. Hillegom en Huizen (N.H.). In de begintijd veel toegepast voor gevelmetselwerk, ook in rozerood en zwart. Thans meestal voor binnenwerk. (Haslinghuis)  +
Een kamduin is reeks van samengesmolten paraboolduinen. Deze paraboolduinen migreren met de winrichting mee en lopen windafwaarts dikwijls vast (bijvoorbeeld in aangeplante vegetatie). Hierdoor ontstaat een opeenhoping van een rij hogere duinen.  +
Verwijst naar fijn, decoratief ajourwerk in textiel, gemaakt door draden van linnen, katoen, zijde, haar, metaal of een andere vezel in lussen te leggen, in te rijgen, samen te draaien of te vervlechten om ontwerpen of patronen te vormen. Bij het maken van kant wordt gewerkt met een naald of met klossen. Het toevoegen van borduursels is niet ongewoon. Modern kant kan machinaal zijn vervaardigd. Ajourstoffen die op een weefgetouw zijn gemaakt en decoratief ajourbreiwerk worden doorgaans niet als kant geclassificeerd. Kant is vaak wit of effen van kleur. Echt kant ontstond in de veertiende eeuw in Europa en het Midden-Oosten, hoewel oude culturen bekend waren met gedecoreerde ajourstoffen, waaronder de Egyptische cultuur. Kant is te gebruiken als rand, boord of inzetstuk voor linnengoed of apparels. Ook wordt het samengevoegd tot grotere stukken textiel en dan gebruikt als voorhang, draperie, apparel of iets anders. (Toegepaste Kunst Project, RKD)  +
Gebouwen waar in algemene zin kantoor gehouden wordt. (AAT-Ned)  +
Wijze waarop een kap geconstrueerd is. Bij een sporenkap wordt de dakbedekking gedragen door een reeks gespannen die oorspr. in de lengterichting van de kap niet met elkaar verbonden zijn. Sedert XIIIm ontwikkelden zich ondersteuningsconstructies waarbij de gespannen rusten op flieringen, die op de kapgebinten liggen. Er ontstaat dan een constructie van kapgebinten, bestaande uit een of meer schaargebinten op elkaar. Men noemt deze voor de Nederlanden typische constructie een Oudhollandse kap. De gebruikelijke dakhelling is 55-60°. Een bijzondere vorm heeft een houten tongewelf dat in de kapconstructie is opgenomen. In Duitstalige gebieden ontstond uit een kaptype met verticale ondersteunende stijlen (XIV-xv, ‘staande stoel’) een type met schuinstaande ondersteunende stijlen (sedertXVb, ‘liggende stoel’), dat slechts schijnbaar overeenkomst vertoont met de Nederlandse schaargebinten. De gordingenkap wordt afgeleid van de Romeinse constructie, waarbij kapgebinten gordingen ondersteunen. Daarop zijn kepers bevestigd, die de dakbedekking dragen. Er is een hecht verband in de lengterichting van de kap. De gebruikelijke dakhelling is minder dan 45°. Ook in de nok is een gording aangebracht. Het verspreidingsgebied heeft in de M.e. zijn noordgrens in de Nederlandse provincie Limburg. Later vindt de verspreiding over geheel Nederland plaats. Dan vervallen doorgaans de sporen en ook de kepers. Er wordt staand dakbeschot aangebracht over de gordingen. De stijlenkap hangt samen met het verspreidingsgebied van de löss in Midden-Europa. Hij bestaat uit reeksen stijlen in de lengterichting van het dak. Daarover liggen platen met de platte kant horizontaal, ook op de nok van het dak. Die platen ondersteunen kepers die erop gehecht zijn. Het verspreidingsgebied vindt zijn noordwestelijke begrenzing in Zuid-Limburg. De gebruikelijke dakhelling is 45° of minder.Na de M.e. komen andere vormen van kapconstructies voor, zoals de Philibertkap, opgebouwd uit Philibertspanten, hang-, spring en schoorwerken, gelamineerde houten spanten, gietijzeren en stalen constructies en samengestelde betonconstructies. Zie ook tekeningen houten tongewelf en trekplaat. (Haslinghuis)  
Kapellen zijn zelfstandige kerkelijke gebouwen waarvan de kerkrechtelijke status in het algemeen minder is dan van een kerk of een kloosterkerk. In beginsel bevat een kapel een altaar en is zij gewijd maar heeft het gebouw maar een beperkte liturgische functie. Kapellen kunnen ook voor een bepaald persoon of een bepaalde groep zijn opgericht zoals een huiskapel of een gildekapel. (Haslinghuis)  +
Een kapiteel of kopstuk is de bekroning, kopstuk of bovenbeëindiging van een zuil, pijler of pilaster, in de regel om de last of kracht op een smaller draagvlak over te brengen, veelal voorzien van beeldhouwwerk. In de klassieke architectuur vertelt het beeldhouwwerk dat het kapiteel siert, uit welke orde van de klassieke bouwkunst het bouwwerk afkomstig is: de Toscaanse, Dorische, Ionische, Korinthische of composiet. In de Griekse en Romeinse bouwkunst dienden alle verhoudingen en de vormen te voldoen aan de strenge regels van de bouworden. In Mesopotamië maakt men gebruik van het zogenaamde vorkkapiteel. Hierbij wordt de balk omsloten door de kolom, zodat de constructie beter bestand is tegen horizontale krachten, zoals aardbevingen. In de Middeleeuwen werden de bouworden vaak niet meer streng toegepast, zoals in de klassieke bouwkunst gebruikelijk was, en ontstonden er een verscheidenheid aan typen kapitelen. Zo ontstonden er in de romaanse architectuur een verscheidenheid aan romaanse kapitelen, waaronder vormen van het tektonisch kapiteel, bladwerkkapiteel en iconische kapiteel. In sommige kerken werden de kapitelen gebruikt als boeken der leken. In de kapitelen werden afbeeldingen uitgehakt die heiligen, bijbelse personen of een verhaal afbeelden. Een mooi voorbeeld hiervan is de Basiliek van Vézelay waar in bijna elk kapiteel in het schip een afbeelding is uitgehakt. Aan de onderzijde van het kapiteel vormt de astragaal de verbinding met de zuilschacht. (Wikipedia)  +
Kariatiden zijn pilaren in de vorm van een vrouwenfiguur, op het hoofd waarvan het kapiteel rust. (Haslinghuis)  +
Karpetten zijn afgepaste tapijtweefsels die kleiner zijn dan het vloeroppervlak en daar geheel los op liggen. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Kassen zijn bouwwerken om planten in te kweken bestaande uit een lichte constructie (meestal van ijzer) waarvan de afsluiting naar buiten vrijwel uitsluitend uit glas bestaat. (Haslinghuis)  +
Kathodische bescherming is het beschermen van metaal zoals muurankers en doken tegen corrosie door het elektrisch te verbinden met een minder edel metaal dat gemakkelijker wordt geoxideerd (de opgeofferde anode). Een eenvoudig voorbeeld is verzinkt ijzer.  +
Textiel gemaakt van katoenvezels. (Toegepaste Kunst Project, RKD)  +
Liturgisch gewaad. Bovenkleed voor priester en bisschop bij de viering van de eucharistie. Het heeft de liturgische kleur van de dag. Van oorsprong een aan alle zijden even wijde klokvorm veertiende eeuw). Deze versmalde allengs tot het gotisch kazuifel vijftiende en zestiende eeuw). Daarna ontstond het vioolkistmodel waarbij vanwege de uitsnijdingen voor de armen alleen borst en rug bedekt waren. Tegenwoordig is een vorm in zwang die weer aansluit bij de originele vorm.  +
Steunen voor bouten en schroeven die worden gebruikt om houten structuurdelen te bevestigen aan metselwerk of betonnen muren. (AAT-Ned)  +
Keileem is een afzetting die bestaat uit een grondmassa van klei, silt en zand, waarin ook grind en (zwerf)stenen voorkomen. Keileem is onder gletsjers of landijskappen is gevormd en is zeer compact en slecht water doorlatend. Het komt in Nederland vooral voor in de noordelijke provincies voor. Vanwege deze fysieke eigenschappen is keileem veel gebruikt bij dijkbouw, o.a. in de Afsluitdijk. Met grondmorene wordt het sediment bedoeld dat door gletsjers en ijskappen wordt meegevoerd en onder het ijs wordt afgezet. (Wikipedia)  +
Wordt gebruikt voor ruimten die geheel of voor het grootste deel ondergronds liggen en die worden gebruikt voor opslag, vooral van voedsel. Voor soortgelijke ruimten die als woonruimte dienen of voor andere gebruiksdoeleinden wordt 'souterrains (verdiepingen)' gebruikt.  +
Vierkante doek in de liturgische kleur van de dag, ter bedekking van de kelk. Veelal vervaardigd uit dezelfde stof als die van het kazuifel en in dezelfde liturgische kleur. Voor en na het liturgisch gebruik van de kelk is deze door het kelkvelum bedekt. Onder het kelkvelum liggen dan palla en pateen op de kelk en erop ligt de bursa met het corporale.  +
Keperverband is metselwerk, gevormd door schuin gestelde, in elkaar grijpende bakstenen op hun kant en toegepast als mozaïekachtige vulling van nis- en boogvelden, als bestrating en vooral voor het voegen en ineenhechten van gewelfvakken (langs de graat): gekeperde steenvoeging (Groningse kerken). Men noemt dit minder juist ook visgraatverband. (Haslinghuis)  +
Verwijst in het algemeen naar artikelen van keramiek, dat wil zeggen van een hard, breekbaar, hittebestendig en corrosiebestendig materiaal zoals klei, dat eerst wordt gevormd en vervolgens bij hoge temperatuur wordt gebakken. (Toegepaste Kunst Project, RKD, RCE corporate website)  +
Kerken zijn gebouwen waar de christelijke godsdienstoefening wordt gehouden. Aanvankelijk was de altaarruimte het belangrijkste onderdeel. In de verschillende katholieke liturgieën is deze dat nog. Sinds de Hervorming ook als preekkerk. Een parochie wordt bediend door een parochie- of kerspelkerk. Als aan de kerk een kapittel van kanunniken is verbonden, spreekt men van een collegiale of kapittelkerk. Een stifts-, abdij- of kloosterkerk behoort bij een kloostergemeenschap. De hoogste rang bezit een kathedraal of dom. (Haslinghuis)  +
Hout uit de kern van een boom, dus niet het spinthout. (Haslinghuis)  +
Een ketenbreuk is een breuk op willekeurige posities in de polymeerketens.  +
Een keur is een verordening van een waterschap met gebods- en verbodsbepalingen die gelden voor bij het waterschap in beheer zijnde waterstaatswerken.  +
Kevers (Coleoptera) zijn een orde van gevleugelde insecten (Insecta). Kevers verschillen van alle andere insecten door de voorvleugels die veranderd zijn in harde schilden. Deze schilden worden de elytra genoemd en bedekken de kwetsbare en vliezige achtervleugels. Kevers vormen de grootste orde van de insecten en zijn vanwege het wereldwijde voorkomen en de enorme soortenrijkdom een van de weinige insectengroepen die bij het grote publiek bekend zijn. (Wikipedia)  +
Kiezelzuur is een zwak zuur dat is afgeleid van siliciumdioxide SiO2.  +
Kilgoten zijn goten tussen twee dakvlakken die elkaar ontmoeten. Deze goten zijn aangebracht op de onderliggende kilkepers. (Haslinghuis/Bouwkunde / Jellema, R., deel 3, 1964)  +
Inspringende hoek waar twee dakvlakken elkaar ontmoeten. (Haslinghuis)  +
Een licht gegalvaniseerd hekwerk, meestal met zeshoekige mazen. (AAT-Ned)  +
Kissinggates is een Engelse term voor hekwerken met speciale openingen waar dieren kunnen worden gevoerd. Men komt ze tegen bij dierenkampen, meer specifiek bij hertenkampen. In het Nederlands zijn kissinggates te omschrijven als hekwerk met aanraak- en voermogelijkheden.  +
Klangen zijn gebogen beugeltjes of strips van enkele centimeters breed, al naar de aard van de dakbedekking van zink, koper of lood, die worden bevestigd op de dakconstructie. In en aan de klangen worden bladen van de dakbedekking vrij werkend opgehangen.  +
Klastische sedimenten zijn sedimenten die zijn ontstaan door de afbraak van oudere gesteenten, en zijn samengesteld uit delen en mineralen van het moedergesteente. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Klei is het verweringsproduct van stollingsgesteente en metamorf gesteente. Klei bestaat uit gehydrateerde aluminiumsilicaten.  +
Kleimineralen zijn aluminiumsilicaten, bijvoorbeeld kaoliniet [Al<sub>2</sub>Si<sub>2</sub>O<sub>5</sub>(OH)<sub>4</sub>] , die wisselende hoeveelheden water kunnen herbergen tussen hun plaatjesvormige kristallen.  +
De kleine lisdodde (Typha angustifolia) is een plant uit de lisdoddefamilie (Typhaceae). De plant komt voor langs oevers, op drijftillen en in rietlanden en is geschikt om in een middelgrote of grote vijver te planten.  +
De klerenmot of kleermot (Tineola bisselliella) is een nachtvlinder uit de familie Tineidae, de echte motten. De meeste soorten zijn klein tot middelgroot. Ze zijn eenkleurig bruin of beige, soms met fraaie goudglans. Ze hebben haarvormige schubben op de kop en een kleine roltong (of zelfs geen). Ze hebben smalle vleugels, die in rust schuin boven het achterlijf worden gehouden. De vleugelspanwijdte varieert van 0,2 tot 2 cm. Veel soorten worden als schadelijk gezien. Het voedsel van de rupsen bestaat overwegend uit dood organisch materiaal. Ze leven in rottend hout, zwammen, droog organisch materiaal, wol, textiel en gedroogd voedsel.  +
Kleur is de gewaarwording van licht die verschilt van wit licht zoals dat wordt uitgezonden door een natuurlijke lichtbron. Het gekleurde licht kan van een lamp komen of gereflecteerd door een voorwerp. Kleur kan worden gemeten in een aantal systemen, zoals CIE, Munsell, Natural Colour System, die alle een verschillende methode hebben om een kleur aan te duiden.Een kleur is de sensatie die veroorzaakt wordt door licht van een bepaalde golflengte. Geel en groen bijvoorbeeld zijn verschillende kleuren. Het Munsell kleursysteem en dergelijke systemen hebben dit als uitgangspunt. (Conservation Dictionary) Kleur is een eigenschap van licht die wordt bepaald door de verschillende golflengtes waaruit dat licht is samengesteld. Verwijst naar pigment in een bindmiddel, bijvoorbeeld inkt, water of olie. De term wordt vaak gebruikt om te verwijzen naar media in de Aziatische kunst (bijvoorbeeld 'inkt en kleur op papier'). (AAT-Ned)  +
Kleuren (activiteit) is het geheel aankleuren van de beeldlaag of de drager door daarin een kleurstof aan te brengen. (Conservation Dictionary)  +
Met kleuronderzoek wordt het materiaaltechnisch onderzoek naar verflagen bedoeld.  +
De kleurweergave-index van een lichtbron is de mate waarin kunstlicht overeenkomt met natuurlijk licht zoals daglicht of kaarslicht. De kleurweergave-index van de CIE kent een schaal van 1 tot 100, waarbij 100 de volmaakte overeenkomst met natuurlijk licht aangeeft.  +
De atmosferische variaties op een specifieke geografische locatie op langere termijn. Gebruik 'weer' voor de atmosferische toestand op korte termijn. (AAT-ned) Het milieu in een gebouw is de atmosfeer die erin heerst. Het milieu rond een voorwerp of een collectie is de atmosfeer waarin ze zich bevinden. De omgeving van een gebied bestaat uit de natuurlijke en door de mens aangelegde kenmerken in het gebied.  +
Schuif of deurtje, waarmee water in of uit een sluis gelaten kan worden.  +
Een klisrand is een korte plat omgevouwen rand bij een loodslabbe of bij zink, een paar cm breed, als waterkering. (Joost de Vree)  +
Klokpannen zijn dakpannen met een min of meer halfkegelvormige opening aan de bovenzijde voor de toetreding van licht en lucht.  +
Kobalt is een scheikundig element met symbool Co en atoomnummer 27. Het is een zilverkleurig overgangsmetaal.  +
Kodachrome was een door Kodak in 1935 geïntroduceerde omkeerfilm.(Wikipedia)  +
Kolenzandsteen is een sterk verharde, soms compacte kwartsitische zandsteen, donkerbruin van kleur. (Wikipedia)  +
Komgronden zijn lager gelegen en nattere delen in riviergebieden. Ze vormen op enige afstand van de riviergeul, achter de oeverwallen. Tijdens hoogwaters wordt hier zware klei afgezet, ook kan veenvorming optreden. In de Rijn-Maasdelta zijn de nattere komgebieden veelal pas na de bedijking ontgonnen. Kenmerkend is de opstrekkende verkaveling en het voorkomen van hooiland.  +
Beitels waarmee de naden van ijzeren of stalen platen worden dichtgeslagen. (MARDOC)  +
Koolstof is een scheikundig element met symbool C en atoomnummer 6. Het is een niet-metaal dat in verschillende vormen, allotropen, voorkomt. (Wikipedia)  +
Koolstofwapening is een vorm van wapening waarbij koolstoflaminaten en koolstofweefsels worden toegepast aan de buitenzijde van de constructie bij betonherstel en om de draagkracht van bestaande betonconstructies te vergroten.  +
Waterdamp gemengd met koolstofdioxide vormt koolzuur.  +
Te gebruiken voor het zuivere metaalelement met het symbool Cu en het atoomnummer 29; het is roodachtig van kleur en is zeer smeedbaar en kneedbaar. Ook te gebruiken voor het metaal wanneer het woirdt bewerkt en gevormd om, meestal in combinatie met andere stoffen, verschillende voorwerpen en materialen te maken. (Toegepaste Kunst Project, RKD)  +
Koppenverband is een metselverband in uitsluitend kopse of patijtse lagen, dus zonder strekken. Dit verband is toegepast bij ronde torens, ronde hoeken en putten, fabrieksschoorstenen. (Haslinghuis)  +
Samenstel van muurstijl, sleutelstuk en korbeel. (Haslinghuis)  +
Vorm, structuur en grootte van het toeslagmateriaal in beton  +
De opbouw van het toeslagmateriaal, bepaald door middel van een zeefanalyse (ook wel korrelgrootteverdeling, korrelgradering, korrelopbouw genoemd). De korrelverdeling van toeslagmateriaal heeft grote invloed op de verwerkingseigenschappen en waterbehoefte van betonspecie.  +
Korstmossen (of lichenen) zijn symbiosevormen tussen een mycobiont: een schimmel en een fycobiont: een fotosynthetisch organisme dat een bacterie of een alg is. Taxonomisch worden de korstmossen gerekend tot de schimmels en zijn dus geen landplanten. (Wikipedia)  +
Kozijnen, die in muren zijn gezet om ramen te bevatten. Ze kunnen ommanteld zijn voor een schuifraam, of vast en gerabatteerd voor openslaande ramen. (AAT-Ned)  +
Kraagstenen zijn in de muur gemetselde, uitstekende stenen, die dienen om de geboorte van bogen of gewelfribben of het einde van een balk te dragen. Meestal zijn ze geprofileerd of van een ornament voorzien. De functie is dus gelijk aan die van een half kapiteel, waarvan het de vormontwikkeling in de opeenvolgende stijlen deelt. In de renaissance en barok wordt de kraagsteen toegepast in de vorm van een console. (Haslinghuis)  +
Klein sieraad, veelal rond en doorboord (het zogenaamd oog) om aan een ketting te rijgen. (ABR)  +
Ronde rand aan zinken goot of daklijst. (Haslinghuis)  +
Krijt is een zacht gesteente dat uit calciumcarbonaat bestaat. (Conservation Dictionary) Krijt is een zacht gesteente dat uit calciumcarbonaat bestaat, CaCO3.  +
Kristallijn betekent dat een (vast) materiaal opgebouwd is uit kristallen. Een synthetisch kristallijn materiaal kan bijvoorbeeld een legering zijn, opgebouwd uit kristallen van vaste metalen. Natuurlijke kristallijne materialen worden kristallijne gesteenten genoemd.  +
De kronkelwaard is een stroomrug binnen de meanders van een rivier met een bultig reliëf. Stroomrug binnen de meanders van een rivier met een bultig reliëf.  +
Kroonglas is een soort vlak glas dat wordt gemaakt door een glasbel te blazen, deze over te brengen van de blaaspijp op een glazen staaf, open te snijden en dan snel rond te draaien onder herhaald verhitten. Door de middelpuntvliedende kracht vloeit het glas uit tot een grote, platte schijf die wel 1,2 meter in diameter kan worden. De staaf werd afgebroken, het glas uitgegloeid, en de schijf werd in rechthoekige stukken gesneden. De middelste ruit had een onregelmatige knobbel waar de staaf had gezeten. Deze knobbel werd ossenoog genoemd. Deze fabricagemethode wordt in het Engels wel de Normandy mode genoemd.  +
Langzame, voortdurende vervorming of beweging van bouwwerken of landschapskenmerken onder aanhoudende druk of neerwaartse trekkracht , zoals bijvoorbeeld de zwaartekracht. (AAT)  +
Een kuil is een holte in de grond van natuurlijke of menselijke oorsprong.  +
Een kunsthars is een synthetische stof die dezelfde kenmerken heeft als een natuurlijke hars: het is gietbaar, zacht maar goed hechtend. (Wikipedia) Een synthetische hars heeft eigenschappen die vergelijkbaar zijn met hars, maar de meeste kunstharsen hebben een veel hoger molecuulgewicht. Voorbeelden zijn acrylhars en epoxyhars.  +
Kunstharsgebonden mortel is een twee- of driecomponenten systeem, waarbij de kunststof thermohardend is.  +
Kunstmatig patina is een door de kunstenaar, bronsgieter of restaurator aangebrachte laag. Deze laag kan een enigszins beschermende werking hebben en heeft doorgaans een beperkte duurzaamheid. Door verwering, betasting of regelmatig reinigen kan de laag verdwijnen.  +
Kunststeen tegels zijn tegels vervaardigd van iedere combinatie of mengsel van materialen. Ze worden gemaakt om natuursteen te vervangen. Merknamen: Keracem  +
Verbinding bestaande uit grote moleculen (polymere verbinding), gemaakt van natuurlijke producten (bijv. cellulose) of zuiver chemisch. Er bestaan drie soorten kunststof: thermoplasten, thermoharders, en elastomeren. Niet te verwarren met plastic, dat hier gebruikt wordt als synoniem voor thermoplast. (Project Fotografie) Kunststoffen zijn chemische verbindingen die door niet-natuurlijke scheikundige processen worden gemaakt. (Wikipedia)  +
Kwarts is de minerale vorm van siliciumdioxide (SiO<sub>2</sub>); het komt veel voor in rots en edelstenen.  +
kwartsiet: metamorfe natuursteen gevormd uit zandsteen.  +
Te gebruiken voor het zuivere metaalelement met het symbool Hg en het atoomnummer 80. Het is een glanzend zilverachtig metaal dat vloeibaar is bij normale temperaturen. Ook te gebruiken voor het metaal wanneer het wordt bewerkt en gevormd om, meestal in combinatie met andere stoffen, verscheidene voorwerpen en materialen te maken. (Toegepaste Kunst Project, RKD)  +
l
Een laag is een deel van een object dat het oppervlak geheel of gedeeltelijk bedekt zoals een coating of beschermlaag.  +
Bodemrestant uit het Allerød-interstadiaal. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Laagveen wordt alleen onder water gevormd. Het is dan ook vooral te vinden in moerasgebieden in het westen van het land. Laagveen bestaat uit afgestorven resten van moerasplanten en bomen. Dode planten en resten ervan die in het water vallen, zijn afgesloten van zuurstof en verteren niet.  +
Laboratoria zijn afdelingen in een ziekenhuis waar onderzoek wordt gedaan. In een klinisch chemisch laboratorium worden lichaamsvloeistoffen onderzocht. In een pathologisch laboratorium wordt weefselonderzoek gedaan en in een microbiologisch laboratorium wordt onderzoek gedaan naar ziekteverwekkende micro-organismen. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Haak, bevestigd aan een dak of torenspits, waaraan een (leidekkers)ladder opgehangen kan worden. (Haslinghuis)  +
Lagen zijn reeksen aaneengevoegde stenen van gelijke dikte op hun plat, horizontaal, soms in hellende stand of op hun kant (rollaag) gelegd. De hoogte van bakstenen metselwerk wordt naar het aantal lagen opgegeven. Een laag waarin alleen de korte zijden van de bakstenen zichtbaar zijn, heet een koppenlaag. die waarin alleen de lange zijden vertonen noemt men een strekkenlaag. (Haslinghuis)  +
Lak is een laag of een bindmiddel gemaakt van de uitscheidingsproducten van een aantal boomsoorten. Verschillende landen gebruiken lokale namen voor de lak: urushi uit Japan, China en Korea afkomstig van de Rhus verniciflua, yun uit Birma afkomstig van de Melanorrhoea usitate, terwijl gelijksoortige materialen worden gebruikt in Thailand, Vietnam, Indonesië en Taiwan. (Conservation Dictionary)  +
Lamelparketvloeren zijn afwerkvloeren bestaande uit een onderlaag van bijvoorbeeld spaanplaat of (vuren)hout met daarop gelijmd een dunne laag van het gewenste hout. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Lamprendement is de stralingsenergie, eigenlijk dus het licht dat de lamp produceert. Van alle lampensoorten heeft de gloeilamp het laagste rendement. Het rendement ligt tussen de 10 en 25%. Dit betekent dat van alle elektrische energie die de lamp in gaat er maar 10 tot 25% wordt gebruikt om licht te produceren.  +
Een landduin is een door de wind gevormde zandheuvel in het binnenland; duin in het binnenland.  +
Het Landelijk Contact van Museumconsulenten (LCM) is het interprovinciale samenwerkingsverband van museumadviseurs in Nederland.  +
Wordt gebruikt voor het procedé waarbij twee stukken metaal aan elkaar worden bevestigd door de te verbinden oppervlakken te ontharden en te smelten door middel van warmte, met of zonder toegevoegd lasmetaal en met of zonder gebruik van druk. Als bij het verbinden van metaal soldeer moet worden toegevoegd, maar de te verbinden oppervlakken niet noodzakelijkerwijs week hoeven te worden gemaakt of gesmolten hoeven te worden, dan kan men de term 'solderen' gebruiken wanneer de verhittingstemperatuur onder de 750 graden Celsius ligt. (AAT-Ned)  +
De Jonge(re) Dryas of het Jonge(re) Dryas-stadiaal (12.700 - 11.560 jaar BP) is de laatste koudeperiode (een zogenaamd stadiaal) tijdens het Weichsel-glaciaal.  +
Latex is het exudaat van de boom Hevea braziliensis; het bestaat uit een waterige suspensie van cis (1,4)-polyisopreen. Voor conserveringsdoeleinden wordt de suspensie gestabiliseerd met ammonia en het polymeer gevulkaniseerd met zwavel. Het is toegepast voor het maken van flexibele gietvormen.  +
Een ledlamp is een vorm van solid-state lighting (SSL), opgebouwd uit een groep van leds (licht-emitterende diodes). De karakteristieken van de toegepaste leds in de lamp bepalen samen met de stralingshoek de lichtstroom, lichtsterkte en kleurweergave. Halfgeleidende diodes die zichtbaar of infrarood licht uitstralen als er gelijkstroom doorheen loopt. Men gebruikt ze vaak als indicatielampjes op elektronische apparaten of in auto's. Tegenwoordig gebruikt men ze ook voor wegbebakening en verlichting. (AAT-Ned)  +
In de geologie en bodemkunde wordt met leem een mengsel van silt, klei en weinig zand aangeduid. Silt (een korrelgrootte tussen klei en zand in: 0,002 tot 0,05 mm) is de dominante component in dit mengsel. Leem kan door het ijs, door rivieren of door de wind zijn afgezet. In het bouwbedrijf werd leem gebruikt voor het bestrijken van wanden, schoorsteenboezems, plafonds e.d., als bekleding van vlechtwerkvullingen, vaak vermengd met kalk en strohaksel. Het werd ook gebruikt voor het minder brandbaar maken van dakbedekkingen van stro, schindel. (Haslinghuis)  +
Leger: bij natuurlijk gelaagde natuursteen de min of meer evenwijdige vlakken en lagen van de gelaagdheid.  +
Leibedekking is bedekking van een dak met leien. Er zijn twee hoofdtypen: rechthoekige leien (of daarvan afgeleide vormen), die elkaar in dubbele dekking als in halfsteensverband overlappen (Maasdak) en schubvormige leien, in schuin oplopende lijnen elkaar ca 7 cm in enkele dekking overlappend (Duitse dekking of Rijndekking). (Haslinghuis)  +
Leien zijn kleine dunne platen, die uit leisteen gekloofd en gehakt zijn, en worden gebruikt als dakbedekking. Een lei is enkele mm tot ruim 1 cm dik, meestal blauwgrijs maar ook roodpaars of groen van kleur. Naar gelang de structuur van het basismateriaal kunnen ze worden geleverd in rechthoekige of daarvan afgeleide vorm of in schubvorm. Schubleien kwamen in hoofdzaak uit het gebied van Rijn en Moezel, vandaar dat er ook gesproken wordt van Rijndak. Ook Thüringen levert goede schubleien. Bij Rijnse leien werd gesproken over Andernakels (Andernach).In de 17e en 18e eeuw kwamen veel leien uit Cornwall en Devonshire in Engeland, onder verbasterde namen als Dortmuidse leien, Pleymuidze leien, Salcomse of Schaalkomse leien en Vaalmuidse leien. Tegenwoordig worden ook leien gehakt uit Spaans materiaal.Als de leien uit het Franstalige gebied afkomstig waren, werden ze vaak als schaliën aangeduid. (Haslinghuis)  +
Leihaken zijn haken waaraan de daklei wordt opgehangen. Deze worden voornamelijk gebruikt bij een Maasdak. (Haslinghuis)  +
Leipannen zijn platte keramische pannen met een rechthoekige vorm. Soms licht gebogen (molenleipan), aan de onderzijde afgerond (beverstaart) of afgeschuind (ossetong).  +
Leisteen is een grijszwart sedimentgesteente die gemakkelijk splijt, waarbij dunne plakken worden gevormd. In Europa in de 16e en 17e eeuw is het ook gebruikt als drager voor olieverfschilderijen, met name in Italië.  +
De levensduur van een object is de periode vanaf vervaardiging tot aan het weggooien ervan.  +
Doosachtige voorwerpen met een doorschijnend oppervlak, bijvoorbeeld van matglas, gelijkmatig van binnen uit verlicht en doorgaans gebruikt voor het bekijken of weergeven van transparanten en films als dia's en röntgenfoto's, voor het maken van doordrukken of om kleine objecten zonder schaduwen te verlichten. (Project Fotografie)  +
Lichtbreking is een optisch verschijnsel dat optreedt wanneer een lichtstraal een grensvlak tussen twee materialen met verschillende optische eigenschappen passeert. De lichtstraal verandert daarbij van richting; zij breekt als het ware.  +
Lichtechtheid is de mate waarin een gekleurd materiaal bestand is tegen verschieten onder invloed van licht.  +
Een lichtgevoelig materiaal of object raakt beschadigd door de blootstelling aan licht. De mogelijkheid of neiging van een stof te reageren op licht of een soortgelijk straling. (AAT)  +
Houd voor ieder voorwerp de belichting bij in een logboek of in een collectiebeheersysteem.  +
(Zon)lichtschade is een schadeoorzaak die zorgt voor veroudering van de vernis- of verflaag. Het infrarood in licht zorgt ervoor dat bindmiddelen degraderen. Hierdoor ontstaat schilfering of verpoedering van de verflaag. De UV straling in licht is verantwoordelijk voor chemische afbraakreacties, zoals het verbleken van organische pigmenten. (The transfer of wall paintings / Brajer, I., 2002)  +
De lichtstroom is een lichttechnische grootheid die uitgestraalde hoeveelheid licht per tijdseenheid aangeeft, gecorrigeerd voor de spectrale gevoeligheid van het menselijk oog. De lichtstroom kan worden gezien als het fotometrisch equivalent van het geleverde vermogen.  +
Lignine is het bestanddeel van hout dat de cellen samenbindt. Het heeft een in hoge mate aromatische, gecrosslinkte structuur met een hoog molecuulgewicht. Het is lichtgevoelig en zou verantwoordelijk zijn voor de afbraak van houtslijppapier. Bij thermomechanische pulp is de lignine anders verdeeld tussen de papiervezels door de hogere temperatuur en beschermt het de cellulose tegen oxidatie.  +
Lijkenhuizen zijn ruimten of gebouwen waar, in afwachting van de begrafenis, de lijken werden gelegd van mensen die aan een besmettelijke ziekte waren overleden. Door deze gescheiden te houden van de levenden werd de kans op besmetting geminimaliseerd. Pesthuizen of gasthuizen hadden bij hun kerkhof al vaak zo’n huisje totdat in de Wet op de Besmettelijke Ziekten van 1872 werd vastgelegd dat elke begraafplaats zo’n ruimte of huisje moest hebben. Dit voorschrift was een gevolg van een andere kijk op hygiëne en gezondheidszorg, die dankzij nog veel meer maatregelen aan het eind van de 19de eeuw sterk verbeterde. Lijkenhuizen werden vaak gecombineerd met een aparte opbaarruimte. (Stichting Dodenakkers.nl)  +
Lijm: vloeibare stof of mengsel, als dan niet voorzien van (zeer fijne) vulmiddelen, waarmee na verharding een verbinding tussen twee onderdelen is te bewerkstelligen. (Bestekstermen voor B bewerking, behandeling en verwerking van natuursteen)  +
Als men twee of meer delen van een object aan elkaar lijmt, voegt men ze met een hechtmiddel samen.  +
Rauwe lijnolie wordt geperst of geslagen uit lijn- of vlaszaad. Bestaat voor het grootste deel uit geperst of geslagen uit glyceriden, chemische verbindingen van glycerine met vetzuren. (Bouwmaterialen : encyclopaedische gids voor theorie en practijk / P.W. Scharroo, 3e herz. en verm. dr.) Een veelgebruikte, drogende olie die als oplosmiddel in verf wordt gebruikt; verhardt in de loop van enkele weken wanneer delen van de olie polymeriseren en een onoplosbaar bindmiddel vormen. (Zuiderzeemuseum)  +
De lijsten in een wandbetimmering of plafond. Hiertoe worden gerekend: platstuk, koplat, hollat, neuslijst en architraaf. (Haslinghuis)  +
Linnen is textiel gemaakt van de vezels van vlas; het wordt onder meer gebruikt als drager voor schilderijen.  +
Linoleum bestaat uit zogenaamde linoleumstof op een jute ondergrond. De linoleumstof bestaat uit geoxideerde lijnolie, natuurlijke hars, gommen, kalksteen, hout- en/of kurkmeel en kleurstof. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Lintvoegen zijn horizontale voegen tussen twee lagen metselwerk. (Haslinghuis)  +
Lipverbindingen zijn ijzerverbindingen, bijvoorbeeld toegepast als twee staven elkaar kruisen of onder een hoek samenvallen. Uit elk stuk ijzer wordt dan evenveel materiaal weggenomen, dat wil zeggen de helft van de dikte en ter breedte van het daarin vallende stuk, zodat de beide stukken in elkaar kunnen grijpen.  +
Klein afsluitbaar compartiment, voorzien van een raampje waardoor aan het publiek inlichtingen, plaatsbewijzen, reisbiljetten, geldwaarden e.d. worden verstrekt. (Haslinghuis)  +
Te gebruiken voor het zuivere metaalelement met het symbool Pb en het atoomnummer 82; het metaal is zacht, kneedbaar en vaalgrijs van kleur. Ook te gebruiken voor het metaal wanneer het wordt bewerkt en gevormd om, meestal in combinatie met andere stoffen, verscheidene voorwerpen en materialen te maken. (Archeological Base Register)  +
Doorzichtig glazuur met loodoxide als vloeimiddel. (AAT)  +
Loodmenie is de naam voor het rode loodoxide, een rood pigment dat sinds de oudheid wordt gebruikt, en dat ook een grondstof is voor het maken van loodglas.  +
Droge, witte verfstof, bereid door repen dun bladlood bloot te stellen aan de inwerking van verwarmd koolzuur, waterdamp en damp van azijn. (Bouwmaterialen : encyclopaedische gids voor theorie en practijk / P.W. Scharroo, 3e herz. en verm. dr.)  +
Ruitvormig zinken dakbedekkingselement. Maten: 38 X 20, 43 X 22, 50 X 25, 58 X 29 cm. Er zijn ook zeshoekige losanges toegepast (systeem Baillot). Losanges worden met klangen aan het dakbeschot bevestigd. Vooral toegepast in XIXb. (Haslinghuis)  +
Het loslaten van metselspecie door krimp.  +
Een oppervlaktelaag van een object heeft losgelaten als stukken gedeeltelijk losgekomen zijn van de ondergrond.  +
Löss is een eolische afzetting van silt. Silt is de textuurfractie met een korrelgrootte die tussen die van zand en lutum in ligt. Qua samenstelling bevat löss voornamelijk siliciclastica (kwarts en andere silicaten), maar het kan ook een kleine fractie kleimineralen bevatten. Soms is die fractie groter geworden sinds het moment van sedimentatie als gevolg van chemische verwering.In het dagelijkse spraakgebruik wordt het begrip löss of Limburgse klei veelal gebruikt voor gronden die onder andere voorkomen in Nederlands en Belgisch Limburg, langs de Veluwezoom bij Rheden, in de Achterhoek en op het plateau bij Groesbeek ten zuidoosten van Nijmegen.  +
m
Bovenkant van een terrein dat een bouwwerk omgeeft. (Haslinghuis)  +
Uitgekraagde gaanderij op een stads-, vesting- of kasteelmuur, voorzien van schietopeningen in de vloer, tevens dienende voor het werpen van kokende olie, stenen e.d. op zich aan de voet van de muur bevindende aanvallers; ook wel genoemd hordijs, pekneus of werpgang; voor een kleinere uitvoering zie mezenbouw.( Stichting Menno van Coehoorn)  +
Machinaal kathedraalglas is gewalst glas met een regelmatige (bobbel)structuur, waarvan het patroon wordt verkregen met een geprofileerde wals. Het machinale kathedraalglas heeft een beperkt kleurengamma. De dikte is 4 mm en de afmeting ca. 2160 x 1650 mm. Verder is het met een andere glassoort te combineren d.m.v. van hars. Toepassing: verwerking in glas-in-lood. In de Verenigde Staten bekend onder de namen van: Corrella, Seville, Florentine en Muffle. De afmetingen zijn ca. 800 x 1100 mm en een dikte van 2,5-4 mm. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Magnesiumcarbonaat, MgCO<sub>3</sub>, is een poeder dat wordt gebruikt bij het ontvetten en reinigen van bont en veren op dierenhuiden. Er is een lichte en een zware variant, die absorbeert en wordt gebruikt bij het ontvetten en schoonmaken.  +
Mahoniehout is hout van bomen van het geslacht Swietenia dat voornamelijk in Centraal-Afrika groeit. Deze houtsoort wordt gebruikt voor meubels en betimmeringen. (Haslinghuis)  +
Majolica is in Spanje gemaakt aardewerk met tinglazuur.  +
Een mal is een gietvorm waarmee een afgietsel van een voorwerp of een onderdeel wordt gemaakt. Vloeistof wordt in de mal gegoten en stolt, waardoor de na te maken vorm ontstaat. (Conservation Dictionary) In hout, gips, steen of metaal gesneden, verdiepte vorm, mogelijk aangevuld met een tegenvorm. Wordt gevuld met een zachter materiaal dan de mal ter verkrijging van een voorwerp. Zo zijn er houten mallen voor koeken, gipsen mallen om wassen beeldjes mee te maken of mallen van steen voor de vervaardiging van bijvoorbeeld tin-loden pelgrimsinsignes of devotiebeeldjes van klei (die vervolgens worden gebakken). RT matrijs; pons. (Religieus Erfgoedthesaurus). In negatieve vorm uitgezaagde plank waarmee door de stukadoor een lijst wordt getrokken (Van aaks tot zwei) In negatieve vorm uitgezaagde plank waarmee door de stukadoor een lijst wordt getrokken. (Van aaks tot zwei)  +
Mangaan (Mn) is een metallisch element dat in de vorm of mangaanoxide gebruikt wordt om glas te kleuren en ceramiek te versieren. In glas geeft het een bleekrode of roze kleur. Op ceramiek geeft het een kleur die varieert van purper tot een warm bruin, afhankelijk van de soort glazuur en de gebruikte hoeveelheid. Mangaanoxide werd ook gebruikt als ontkleuringsmiddel bij het maken van glas om de groene kleur af te dekken.  +
Een mantelbuis (of loze leiding, in België wachtbuis genoemd) is een buis bestemd voor de doorvoer van telefoonkabels of elektriciteitsleidingen, of voor de doorvoer van water- en gasleidingen (vb. door de keldermuur).Een mantelbuis wordt gebruikt bij bijvoorbeeld een doorvoer onder of door een obstakel, zoals een muur, fundering, verkeerweg of anderszins. Op deze manier is het mogelijk de kabels en leidingen aan te brengen of bij onderhoud te vervangen, zonder dat het obstakel behoeft te worden afgebroken of verwijderd.Meestal wordt voor een mantelbuis een PVC-leiding gebruikt.  +
Open plein of veld waar vee, levensmiddelen en andere koopwaar uitgestald en verhandeld worden, voor een groot deel in kramen en hallen ( (zie) markthal). Uit markten hebben zich steden ontwikkeld. Dat kon geheel zelfstandig gebeuren, dan wel onder bescherming van een heerlijke burcht of in strijd tegen een dergelijke burcht, of onder bescherming van een geestelijke immuniteit (kathedraal, abdij). Naar de markt richtten zich aanvankelijk verkeerswegen. De plattegrond van m.e. steden wordt voor een belangrijk deel bepaald door de wijze waarop die wegen op elkaar aansloten (rechthoekige, driehoekige, aaneengesloten markten). Zoals elk ander plein kon de markt door een galerij omgeven zijn. Ook omgaven gildehuizen het plein (Brussel) en diende zij voor feestelijkheden. (Haslinghuis)  +
marmer: natuursteen waarvan de grondmassa en het bindmiddel in hoofdzaak bestaan uit kalkverbindingen, tevens zijnde een metamorfe natuursteen. Polijstbare kalkstenen worden in de natuursteenhandel ook vaak marmer genoemd.  +
Met een marmerimitatie, ook wel marmeren, wordt het aanbrengen van patronen op houten onderdelen bedoeld, waarmee echt marmer gesuggereerd wordt. (Wikipedia)  +
Massangis: kalksteen welke gewonnen wordt in het Département de l’Yonne, Frankrijk. De steen is fijnkorrelig en gelijkmatig poreus. De kleur is bruinachtig geel tot okergeel met een lichtelijk gewolkt oppervlak. Kiezelachtige 'doorns' komen voor en aderen kunnen aanwezig zijn. Massangis roche jaune: variant van Massangis. vaurion: variant van Massangis.  +
Mastgoten zijn uitgeholde houten dakgoten die gemaakt worden uit in de lengte doorgezaagde masten. De doorsnede wordt begrensd door twee concentrische cirkels. Ter verlenging van de levensduur worden ze inwendig afgewerkt met menie of pek. Mastgoten kunnen ook in koper, gietijzer, zink of kunststof zijn uitgevoerd. Al deze soorten dakgoten worden ondersteund door gootbeugels. (Haslinghuis)  +
Afmetingen of groottekenmerken die door meting worden vastgesteld: een magnitude, hoeveelheid of omvang die wordt berekend door toepassing van een instrument of ander hulpmiddel met een notatie in standaardeenheden. (AAT) In algemene zin, de grootte, massa of maataanduidingen van een gegeven object. Kan ook in specifieke zin verwijzen naar een specifieke grootte of een reeks maataanduidingen, in het bijzonder van een serie, bijvoorbeeld van productieartikelen zoals schoenen, damesjurken, handschoenen, enzovoort. (AAT) Ordes van grootte of afmetingen, doorgaans genummerd, waarin artikelen op basis van hun grootte onderverdeeld worden. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij kleding, zoals schoenen, jurken, handschoenen en hoeden. (AAT)  +
Een materiaal is een natuurlijke of kunstmatig geproduceerde stof, grondstof of ingrediënt die bestemd is om verwerkt te worden tot het maken van objecten. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Mattering is een methode voor het versieren van glas waarbij het oppervlak ondoorzichtig of mat wordt gemaakt door etsen met fluorwaterstofzuur.  +
Een ondoorzichtig glas dat op wit porselein lijkt. (Project Fotografie) Melkglas is door en door gekleurd, wit, doorschijnend vlakglas, dat het achterliggende licht zeer egaal verdeelt. Dit in tegenstelling tot wit opaakglas dat geen licht doorlaat. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Het membraan bevindt zich bij niet-mechanische orgels onder de windlade en is eigenlijk een kleine lederen balg onder een ventiel dat wind kan doorlaten. De functie van het membraan bestaat erin, door zich te vullen met wind, de kegel op te tillen en lucht door te laten naar de corresponderende pijpen. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Meranti is een verzamelnaam voor een aantal houtsoorten, die afkomstig zijn uit Zuidoost-Azië. (Wikipedia)  +
Mergel is een kleisoort die ijzeroxide bevat en een hoog gehalte aan calciumverbindingen. Mergelsoorten worden gebruikt als pottenbakkersklei voor laagbakkend aardewerk en voor bakstenen.  +
Textielwerken, meestal van fijne stof, waarop door vrouwen en meisjes in verschillende steken is geborduurd en die bedoeld zijn om in te lijsten. Ze werden doorgaans gemaakt door beginnelingen om hun vaardigheden te tonen. Kenmerkend zijn een combinatie van steken, motieven, letters en verzen, en vaak de voltooiingsdatum en de naam van de borduurster. (AAT-Ned)  +
Mesotroof veen is veen dat in een nat en matig voedselrijk milieu is ontstaan. Vaak staan deze venen onder invloed van kwelwater of liggen ze aan de randgebieden van het bereik van voedselrijk rivier- of zeewater. Voorbeelden van mesotrofe veentypen zijn zeggeveen, rietzeggeveen of mosveen. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Legering van koper en zink, z.g. geelkoper. Hiervan werden talloze voorwerpen gegoten, zoals kronen, lezenaars, koorhekken of onderdelen daarvan. Men noemde dit geelgieterswerk. (Haslinghuis)  +
Alle leden van een grote groep stoffen die meestal een kenmerkende glans vertonen. Het zijn goede geleiders van elektriciteit en warmte, ze zijn ondoorschijnend, kunnen smelten en zijn meestal pletbaar of kneedbaar. (Project Fotografie) Een metaal is een materiaal dat in vaste vorm kristallijn is, ondoorzichtig, smeedbaar, pletbaar en een goede geleider van warmte en stroom. (Conservation Dictionary)  +
Metaalhalogeniden zijn verbindingen tussen metalen en halogenen. Sommige, zoals natriumchloride, zijn ionisch, terwijl andere covalent gebonden zijn. Enkele metaalhalogeniden zijn afzonderlijke moleculen, zoals uraniumhexafluoride, maar de meeste hebben een polymere structuur, zoals palladiumchloride.  +
Metaaloxiden zijn binaire verbindingen van een metaal met zuurstof.  +
Metamorfe natuursteen: natuursteen gevormd door omzetting van een stollingsgesteente of een sedimentaire natuursteen. Door hoge drukken en temperaturen is een wijziging van de structuur en mineraalinhoud opgetreden.  +
Metselverbanden zijn steenverbanden, de wijze waarop stenen, m.n. bakstenen, aan de buitenzijde van een muur zijn gerangschikt, om een goede hechtheid van het metselwerk te garanderen en de muur een goed aanzien te geven. Essentieel is dat in opvolgende lagen stootvoegen niet boven elkaar staan. (Haslinghuis)  +
Meubelplaten bestaan in de regel uit drie lagen met samengestelde dekbladen van 2 tot 4,5 mm dikte en een vulling van latten of staafjes. (Bouwmaterialen : encyclopaedische gids voor theorie en practijk / P.W. Scharroo, 3e herz. en verm. dr.) Meubelplaat is een materiaal dat bestaat uit een kern (ook: vulling, middenlaag) van latten of staafjes massief hout, waarop aan weerszijden een laag fineer is gelijmd, zodanig dat de vezelrichting van de fineerlaag haaks staat op de lengterichting van de latten respectievelijk de staafjes.  +
Meubilair is een verzamelnaam voor allerhande meubels die worden gebruikt in en om het huis, een kasteel of een kerk. (Wikipedia)  +
Mica is de naam voor een groep silicaatmineralen met een tweedimensionale gelaagde kristalstructuur.  +
Microcement is een coating op basis van cement, kunsthars, toevoegingen en minerale pigmenten.  +
Een microklimaat is een besloten en gecontroleerd milieu, gewoonlijk bedoeld om voorwerpen onder optimale condities te bewaren of tentoon te stellen in een afgesloten omhulsel of vitrine.  +
De microklimaatdoos is een soort permanente vitrine waarin schilderijen worden gepresenteerd die gevoelig zijn voor klimaatschommelingen.  +
Microkristallijne was is een was die is opgebouwd uit koolwaterstoffen met vertakte ketens. Microkristallijne was van verschillende kwaliteit wordt gewonnen uit ruwe olie.  +
Morfologie op uiterst kleine schaal. (AAT-Ned)  +
Met milieuklasse wordt de omgeving bedoeld waaraan de betonconstructie, of een onderdeel daarvan, tijdens het gebruik wordt blootgesteld.  +
Een millimeter (0,001 meter), symbool mm, is een uit het SI-stelsel afgeleide lengtemaat met de grootte van een duizendste deel van een meter. milli is afgeleid van het Latijnse woord voor duizend.  +
Het begrip minerale verf beschrijft verfstoffen met minerale bindmiddelen. Op het gebied van verf wordt een onderscheid gemaakt tussen twee relevante minerale bindmiddelen: kalk en silicaat.  +
Een mineraal is een in de natuur voorkomende stof van een vaste chemische samenstelling en kristalvorm. Namen van mineralen worden soms gebruikt om kunstmatige materialen aan te duiden die dezelfde eigenschappen hebben. (bouwmaterie,Conservation Dictionary)  +
Een (schaal)model is een duplicaat van een voorwerp of landschap in meestal verkleinde vorm, waarbij de verhoudingen zoveel hetzelfde blijven als in werkelijkheid. Hiervoor wordt voor een model een schaal gehanteerd die de grootte van de onderdelen en het geheel van het model bepaald. Vaak worden de voorbeelden verkleind, maar kleine dingen kunnen juist vergroot worden weergegeven. Een model is een schematische weergave van de werkelijkheid. In een wetenschappelijke context gaat het vaak om doorwerkingen van mathematisch-logisch systeem. Een model kan formeel zijn (bijvoorbeeld een wiskundige vergelijking, een diagram of een tabel) of informeel (een beschrijving in woorden).  +
Moerige gronden is de bodemkundige term uit de Nederlandse bodemklassificatie voor bodems waarvan het bodemprofiel tussen 0 en 80 cm diepte voor minder dan vijftig procent uit moerig materiaal bestaat en die een moerige bovengrond of een moerige tussenlaag hebben. In de Nederlandse bodemclassificatie vormen de moerige gronden de overgang van de veengronden (meer dan de helft moerig materiaal) naar de minerale gronden. Nederland telt ongeveer 125.000 hectare aan moerige gronden, dit zijn bijvoorbeeld gronden met dun restveen in droogmakerijen en in de veenkoloniën. (Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Monniken en nonnen zijn middeleeuwse dakpannen, die beurtelings met de holle en de bolle kant naar boven werden gelegd. Ze werden voornamelijk in Noord- en Oost-Nederland gebruikt.  +
Loden kap met een breedte tot c. 20 cm in een leibedekking om de zolderruimte te ventileren. (Haslinghuis)  +
Een monomeer is een klein molecuul dat chemisch kan reageren met een of meer andere monomeren en zo een oligomeer of polymeer kan vormen.  +
Een monster is een stukje van een voorwerp dat eraf is genomen voor onderzoek, analyse of voor het archief. Men moet erop letten dat het monster representatief is voor het materiaal dat men wil onderzoeken. (Conservation Dictionary)  +
Bouwwerk dat door zijn grootse, schone of kunstzinnige vormen opmerkelijk is of door de eraan verbonden historische associaties eerbiedwaardig wordt geacht. Ook om zijn betekenis voor de kunst- en bouwgeschiedenis, de geschiedkunde en de technologie kan het gebouw hoog worden gewaardeerd. De ouderdom, de hiermee gepaard gaande inwerking van de tijd en het harmonische geheel hebben er verder toe geleid dat een ‘samengegroeide’ veelheid van bouwwerken als monument kan worden beschouwd. Dit geldt voor een straat, een gracht, een wijk en zelfs een stad of dorp.In Nederland is de wettelijke bescherming sedert 1961 geregeld in de Monumentenwet, waarin ook beschermde stads- en dorpsgezichten zijn opgenomen. (Haslinghuis)  +
De Monumentenwacht ondersteunt eigenaren en beheerders bij het onderhoud van hun monument.  +
Te gebruiken voor de fysieke vorm van een ding of een materiaal, vaak met betrekking tot vormen of rangschikkingen van delen. (AAT)  +
De mossen of bladmossen zijn kleine, kruidachtige landplanten, die dicht op elkaar gepakt groeien in matten of kussens op rotsen, bodem of als epifyten op de stam of bladeren van bomen. (Wikipedia)  +
Mousselineglas is vlakglas waarbij door stralen of etsen een voorstelling op het glas wordt aangebracht. Voor het stralen of etsen wordt een zinken mal gebruikt met een zich herhalend motief, bijvoorbeeld een bloemmotief. De mal wordt op het glas gelegd en daaroverheen gaat een pasta. Na het verwijderen van de mal wordt het glas geëtst of gestraald. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Mozaïek is een kunstvorm waarbij een grote afbeelding wordt vervaardigd uit een groot aantal kleine gekleurde steentjes (tesserae), die in een vloer of wand worden gemetseld. Met glas is het mogelijk een glas in lood-mozaïek te maken. In de Griekse en Romeinse tijd werden in luxe villa's mozaïeken gemaakt, waarop afbeeldingen van keizers, goden of taferelen van alledag te zien waren. Op diverse plaatsen in Europa zijn mozaïeken teruggevonden die tot op de dag van vandaag goed bewaard zijn gebleven. Vanuit de middeleeuwen is onder meer de cosmatentechniek bekend, waarbij op geraffineerde wijze geometrische figuren werden ingelegd. (Wikipedia) Mozaïeken zijn oplegwerken ter decoratie. Bestaande uit naast elkaar gelegde kleine of grotere stukken steen, glas, gebakken aarde, email of hout van verschillende kleuren, waarvan de rangschikking een geometrisch patroon of een voorstelling vormt. Kan aangebracht zijn tegen een muur, gewelf of op een vloer. Werd toegepast bij onder andere woonhuizen. (Haslinghuis) Schildering of decoratie met behulp van kleine gekleurde blokjes van marmer, gekleurd glas of geglazuurde steen, die in mortel worden vastgezet. (Religieus Erfgoedthesaurus)  +
Muldenpannen zijn machinaal vervaardigde dakpannen met kop- en zijsluiting. Deze pan is voor het eerst in Duitsland gefabriceerd in 1841 door Gebr. Gilardoni. In Nederland doorgaans in XIXb of XXa vervaardigd door een van de vele pannenbakkerijen te Tegelen (L.), en als zodanig meestal te herkennen aan de ingestempelde kenmerken aan de achterzijde. Er zijn twee typen: met een rug in het midden en hol.  +
Zware rechtopstaande afsluitende afscheidingen van steenachtig materiaal die meestal een dragende functie hebben. Gebruik 'wanden' voor lichte afscheidingen die geen dragende functie hebben. (AAT-Ned)  +
Een muurkas is een kas welke geplaatst wordt tegen een rechte en stevige muur met voldoende hoogte.  +
Zware houten plaat, overlangs op een buitenmuur gelegd, waarop de daksporen rusten.  +
Houten stijl in en tegen een muur, meestal verbonden en een hecht geheel vormend met een balk, sleutelstuk en korbeel. gebint. (Haslinghuis)  +
Mycena is een geslacht van schimmels dat behoort tot de plaatjeszwammen (Agaricales). Het geslacht omvat soorten met middelgrote tot kleine paddenstoelen. Ze hebben een kegel- tot klokvormige hoed met vaak gevoorde, rechte rand, die bij het rijper worden niet naar binnen omkrult. De steel is dun en heeft geen manchet. Sommige soorten hebben melksapbuizen in de steel waardoor bij doorbreken een wit of rood sap naar buiten komt.  +
n
Natriumglas is glas waarin natrium het alkalibestanddeel is (toegevoegd als soda, natriumcarbonaat). Soda dient als smeltmiddel om het smeltpunt van siliciumdioxide te verlagen bij het glasmaken. Soda werd in Egypte verkregen uit Natron en verder uit zeewier. Egyptisch, Romeins en Venetiaans glas was allemaal natriumglas. Het bevat ook calciumoxide (ongeveer 15%) en wordt soms natrium-calciumglas genoemd. Natrium- en kaliumglas zijn glassoorten die gemaakt worden met alkalimetalen, meestal soda of potas. Natrium en kalium zijn twee alkalimetalen. Zie sodaglas; zie potasglas.  +
Natriumcarbonaat is een anorganische verbinding met als brutoformule Na2CO3. (Wikipedia)  +
Natriumsilicaat is een oplosbaar natriumzout van kiezelzuur, met als brutoformule Na2SiO3 (in watervrije toestand). (Wikipedia)  +
Natuurlijk patina is het verweerde of verkleurde oppervlak van metaal of steen. Koper en brons kleuren na enige tijd bijvoorbeeld groen.  +
natuursteen: gesteente, niet gevormd in ambachtelijke of industriële processen.  +
Categorie van wetenschappen die zich bezighoudt met wezens, voorwerpen, energie en processen die in de natuur waarneembaar zijn, en met objectief meetbare verschijnselen. (AAT-Ned)  +
De Neogotiek is een architectuurstijl die de gotische bouwkunst herleeft tussen ca. 1830-1910. In Nederland kan de neogotiek onderscheiden worden in twee fasen: de Willem II-gotiek en de ambachtelijke neogotiek. De Willem II-gotiek is een decoratieve variant van de neogotiek, omdat ze voornamelijk de decoratieve elementen van de gotiek herleeft. In Nederland was er bij het ontwerpen in eerste instantie geen sprake van een logisch doordachte benadering van de gotiek. Vanaf omstreeks 1850 ontstaat een rationalistische variant in Nederland, met P.J.H. Cuypers als pionier. Deze variant, ook wel bekend als de ambachtelijke neogotiek, wordt gekenmerkt door een liefde voor het ambacht, echtheid van het materiaal en eerlijkheid van de constructie. Een voorbeeld van een verschil tussen de Willem II-gotiek en de ambachtelijke neogotiek is de toepassing van een imitatieribgewelf van hout en stuc tegenover de toepassing van een stenen gewelf of houten overkapping, zoals dat in de Middeleeuwen werd gedaan. (Haslinghuis)  +
Synthetisch rubber gemaakt door polymerisatie van chloropreen en gekenmerkt door de uitstekende bestendigheid tegen olie, benzine, zonlicht, ozon en warmte, en doordat de doorlaatbaarheid voor gas minder is dan van rubber. (AAT-Ned)  +
Verwijst naar de stijl in de 19de-eeuwse Europese en Amerikaanse architectuur en decoratieve kunsten die in eerste instantie geïnspireerd werd door de Italiaanse Renaissance en wordt gekenmerkt door pilasters, het landleven, en klassieke motieven. Later bevat het Renaissance stijlen gebaseerd op regionale of nationale variaties zoals de Elizabethaanse en Jacobijnse oplevingen en de Franse renaissance opleving. Periode 1875-1915 (AAT)  +
Neostijlen zijn bouwstijlen waarin wordt teruggegrepen op de oude architectuur van het romaans, de gotiek, de renaissance en de barok. Men spreekt ook van revivalarchitectuur. Het tijdperk van de neostijlen brak aan na ca. 1815. Naar believen werden elementen uit de oude architectuur toegepast, soms zelfs gecombineerd in een enkel gebouw (dit was vooral het geval bij het zogenaamde eclecticisme).  +
Wordt gebruikt voor voorwerpen die bestaan uit ineengrijpende schikkingen van draden, koorden of touwen die zijn samengedraaid, geknoopt of geweven op regelmatige afstanden. Gebruik de term 'net (textiel)' voor open geweven stof gemaakt van twijn, sterke draad of garen, meestal van zijde, katoen, nylon of rayon, met fijne of grove mazen van vaste afmetingen, die wordt gebruikt om verschillende dingen te maken, van sluiers en garneersel op kleding tot tennisnetten en visnetten. (AAT-Ned)  +
Een bedrijf dat eigenaar is van een systeem voor mobiele telefonie (netwerk) en dat dit systeem beheert.  +
Radioactiviteit is het uitzenden van ioniserende straling door materialen. (Wikipedia)  +
o
Klein rond, ovaal of achthoekig licht, (zie) oculus, aangebracht waar weinig plaats is voor dakverlichting, zoals onder gewelven, in zolderingen, gevelfrontons en kelders. (Haslinghuis)  +
Oeverwallen zijn langgerekte hoogtes, die langs een (voormalige) riviergeul gevormd zijn. Ze vormen tijdens overstromingen, als de rivier het meeste en het wat grovere materiaal op korte afstand van de riviergeul afzet. Oeverwallen kunnen alleen overstromen bij hoogwater en fungeren dus als een 'natuurlijke dijk' die de rivier in zijn stroombedding houdt. In de Rijn-Maasdelta liggen oeverwallen gemiddeld 1 à 2 meter hoger in het landschap ten opzichte van de nattere komgebieden. Ze bestaan vooral uit zandige klei (zavel) en lichte klei. Oeverwallen vormden al vóór de Middeleeuwse bedijking de hogere en drogere delen in het landschap, aantrekkelijk voor bewoning. Kenmerkend voor oude oeverwallen in het huidige cultuurlandschap zijn de oude kromme wegen, de dorpskernen en het voorkomen van fruitteelt. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Lichtbron met oliereservoir. De verbranding van de olie door middel van een in de olie gedrenkt katoentje zorgt voor het licht. Werd gebruikt als verlichting in kerken en kloosters. (Religieus Erfgoedthesaurus)  +
Oligotroof veen is veen dat in een nat en (zeer) voedselarm milieu is ontstaan. Deze venen zijn zuur en vormen vaak alleen onder invloed van voedselarm regenwater. Ze groeien vaak boven de oorspronkelijke regionale grondwaterspiegel uit (als hoogveen). Ze liggen daarom buiten de invloedsfeer van voedselrijk rivierwater of grondwater. Sphagnum veen (veenmosveen) is het meest voorkomende veentype.  +
Een omgevingsvergunning is een vergunning voor het bouwen van een bouwwerk en/of een vergunning voor bedrijfsactiviteiten die mogelijke hinder voor mens en milieu zullen veroorzaken.  +
De zichtbare elementen rond een deur, raam of andere opening. (AAT-Ned)  +
Uitstekende metsellagen die bij metselwerk met natuursteen worden geplaatst ter hoogte van de vensterbank, en die zich meestal onderscheiden doordat ze verder uitsteken, dikker zijn afgewerkt, of in het geheel dikker zijn. (AAT-Ned)  +
Er voor zorgen dat mensen, materiële voorwerpen of eigendommen operationeel blijven zoals ze zijn in hun huidige toestand. (AAT)  +
Onderpannen zijn machinaal vervaardigde dakpannen waarbij de golf aan de onderzijde is afgesloten om het inkijken te beletten.  +
1. Het nauwkeurig onderzoeken van een situatie of voorwerp, meestal om de aard of huidige staat ervan vast te stellen (AAT-Ned). 2. Het (voor)onderzoek van een object is het materiële onderzoek dat voor en tijdens een behandeling wordt uitgevoerd om informatie te verkrijgen, voor documentatiedoeleinden en om beslissingen te kunnen nemen. Onderzoek is een studie die wordt ondernomen om nieuwe gegevens en inzichten op een bepaald wetenschapsgebied te verwerven.  +
Het veranderen van menselijke activiteiten, gebruiken of nederzettingen door de tijd heen, meestal in de zin van verbetering of uitbreiding. (AAT)  +
Onder de ooggevoeligheid wordt verstaan de gemiddelde gevoeligheid van het menselijk oog voor verschillende golflengtes. Hij wordt bepaald door drie verschillende typen lichtgevoelige cellen in het netvlies, kegeltjes genoemd. Deze kegeltjes zijn vooral goed vertegenwoordigd in de gele vlek, een gebied rond het punt waar de optische as van de ooglens van het netvlies snijdt. In de gele vlek is de gezichtsscherpte dan ook het grootst.  +
Ooivaaggronden zijn rivierkleigronden, met in de bovenste 50 cm geen hydromorfe kenmerken (d.w.z. roest en grijze vlekken ontbreken in de bovenste 50 cm). De grondwaterstand was tijdens de bodemvorming dus relatief laag voor een kleigrond. Daarom worden deze gronden vaak geassocieerd met oude bewoningslocaties. Dit type rivierkleigronden komt vaak voor op stroomruggen, oeverwallen en in uiterwaarden. Ooivaaggronden zijn daarnaast ook leemgronden, met roest en grijze vlekken beginnend tussen 50 en 80 cm diepte. Ze komen vaak voor op lössgronden zonder briklaag. (Legenda bodemkaart op bodemdata.nl)  +
Opaakglas is ondoorzichtig, in de massa door en door gekleurd vlakglas, dat onder meerdere namen op de markt is gebracht. Het wordt in Nederland meestal aangeduid met ‘marmerglas’, ‘marmorite’ of ‘marbriet’. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Blauwachtig wit, vurig, opaalachtig, doorschijnend glas dat deels ondoorzichtig is gemaakt met bijvoorbeeld tinoxide. Bij doorgelaten licht zijn er rode tinten zichtbaar. (Toegepaste Kunst Project, RKD)  +
Opalescenten, opaliserende middelen, zijn stoffen die glas ondoorzichtig maken. De Romeinen gebruikten calciumantimonaat. Rond 500 na Chr. was tinoxide in gebruik. In de 18de eeuw werd dit opgevolgd door calciumfluoride en loodarsenaat. Een opalescent is een middel waarmee men normaliter doorzichtig materiaal zoals ruiten, glaswerk of vernis ondoorschijnend kan maken.  +
Opalineglas is de benaming voor een samengesteld vlakglas, bestaande uit een dun laagje blank glas, met een laag wit porseleinglas erop gesmolten. Dit glas mag men niet verwarren met het opgelegde glas (‘plaquéglas’ of ‘Überfang’) dat bestaat uit blank of gekleurd glas met een dun laagje glas van een andere kleur. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) Witte glassoort, opaalglas, die op verschillende manieren kan worden gemaakt. Een variant is de ruit met onregelmatig oppervlak uit massief wit glas. De ‘witte’ kleur van dit glas wordt verkregen door het toevoegen van tinoxide aan de glasbatch. Het wordt door glaskunstenaars opalineglas genoemd of kortweg ’opaline’. In de twintigste eeuw werd het veel gebruikt om niet transparante glasmozaïeken of glastegeltableaus te maken met daarop gebrandschilderde taferelen. (Religieus Erfgoed)  +
Taken, projecten of activiteiten die worden gevraagd en meestal gefinancierd door een partij en opgedragen of toevertrouwd aan een kunstenaar of andere partij om te worden uitgevoerd. Er kan bijvoorbeeld een opdracht worden gegeven om een bepaald kunstwerk te maken. (AAT)  +
Opnieuw verbeterde Hollandse pannen zijn Hollandse pannen met een een extra kop- en zijsluiting. Ten opzichte van de verbeterde Hollandse pan is de welving van de pan groter. Deze pan is dan ook een verbeterde versie van de verbeterde Hollandse pan.  +
In een galvanisch systeem, dat is gebaseerd op de galvanische werking van de metalen. Het onedele metaal (zink) offert zich als het ware op voor het meer edele metaal (staal). Dit systeem vormt feitelijk zijn eigen batterij en hierdoor is er geen externe stroombron nodig. Deze vorm van KB wordt aangebracht als oppervlakte anode of als discrete anode in de constructie.  +
Een oppervlaktelaag van een object heeft losgelaten als stukken gedeeltelijk losgekomen zijn van de ondergrond. Het gedeeltelijk omhoog komen van een bovenlaag, bijvoorbeeld een verf-, lak - of vernislaag, doordat deze loslaat van de onderlaag.  +
Datgene wat van een bouwwerk overeind staat en zich boven de grond verheft. (Haslinghuis)  +
Opstoppen is het herstellen van een rietdak door riet in kleine bosjes met een lengte van 60 cm in de bestaande rietlaag te steken en op de dikte van het rietdek geklopt. De gaarden worden om de andere lat op het riet gebonden. Dit betekent dat de gaarden dan zichtbaar blijven.(Het weke dak: riet- en strobedekkingen / RV bijdrage 11, Zeist 1992  +
Opstuiken is het verdikken en verkorten van ijzeren stukken. Het is het tegenovergestelde van pletten.  +
Het procédé van het vullen, vooral door de inhoud goed samen te persen. (AAT-Ned) Het gebruik van een zacht materiaal of massa om op te vullen of te verhogen, te verzachten, dan wel te beschermen. (AAT-Ned)  +
Oranjerieën of orangerieën komt van het Franse woord oranger, wat sinaasappelboom betekent. In Noord-Europa kunnen (sub)tropische planten en bomen gezien het gure klimaat tijdens de winter buitenshuis niet overleven. Daarom werden er voor de niet-winterharde beplanting maatregelen getroffen. Erik Geytenbeek omschrijft oranjerieën, in het boek Oranjerieën in Nederland (1991), als geheel van de maatregelen dat getroffen wordt in de meer noordelijk gelegen landen tegen het gure klimaat ten behoeve van de cultivatie van citrusgewassen en exclusieve beplanting. Wanneer men hedendaags spreekt over een oranjerie, doelt men doorgaans op een gebouw waarin tijdens de gure maanden de planten en bomen overwinteren, door Geytenbeek ook wel omschreven als het oranjehuis. Een oranjerie is doorgaans ingericht op een afgebakend stuk grond, georiënteerd op het zuiden en afgeschermd naar het noorden. De term oranjerie geldt voor zowel de winter- als de zomeropstelling. Oranjerieën uit de 17de en de 18de eeuw dienden met name om als exclusiviteit zeldzame, onbekende en uitheemse gewassen te verzamelen. Tijdens de hernieuwde belangstelling in de 19de eeuw dient deze meer om naar de mode exotische planten decoratief tentoon te stellen. Er is een onderscheid te maken tussen afneembare-oranjerieën en (semi)permanente-oranjerieën. (Oranjerieën in Nederland. Alphen aan de Rijn / Geytenbeek, E., 1991)  +
Kleur die dat deel van het spectrum weergeeft dat zich tussen rood en geel in bevindt, met een golflengte tussen 585 en 620 nanometer. De term kan verwijzen naar alle in helderheid en verzadiging variërende kleurschakeringen binnen deze groep kleuren. Een voorbeeld van de kleur oranje in de natuur is de kleur van de citrusvrucht de sinaasappel. Oranje is een secundaire pigmentkleur (ontstaan door vermenging van geel en rood). (AAT)  +
De orgelkas(t) is een fraai uitgevoerd, meestal geornamenteerd, meubel waarin zich het instrument bevindt. Niet alleen functionerend als beschermend omhulsel, maar mede klankbepalend element. Wordt ook wel orgelkas genoemd. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Een orgeltrapper heeft de taak een orgel te voorzien van constante winddruk. Daartoe staat hij op aan de balgen gemonteerde hefbomen, waarmee hij deze vult met lucht; bij het leeglopen van de blaasbalg wordt de 'wind' het orgel in geblazen.  +
Decoratieve vormen die behoren tot een gebouw of object, maar die niet essentieel zijn voor de constructie. Gebruik de term 'decoratie' met betrekking tot de methoden en technieken voor het aanbrengen van ornamenten. (AAT-Ned)  +
Polders, ontstaan door het droogmalen van meren en plassen  +
Polders; ontstaan door bedijking van bewoonde kweldergebieden  +
Overheidsdienstgebouwen zijn gebouwen waarin diensten van de overheid gevestigd zijn.  +
Diagonaal, onder een hoek geplaatst.  +
Een overspanningsafleider is een constructie die in het geval van het optreden van een overspanning, bijvoorbeeld ten gevolge van blikseminslag of schakelhandelingen, een veilige afleiding in werking zet opdat de overspanning geen schade toebrengt aan overige componenten.  +
In de anorganische chemie is een oxide een verbinding tussen een ander element en zuurstof waarin zuurstof als oxidator optreedt en de oxidatietoestand -2 aanneemt (O2-). (Wikipedia)  +
Een oxidehuid is een laagje oxide op het moedermateriaal, die bestaat uit het materiaal dat gereageerd heeft met zuurstof. Het oxideren van metaal (zoals roest) tast meestal het materiaal aan. Maar soms vormt de oxidehuid een bescherming. Wanneer de oxidehuid ontstaat door reactie met zuurstof in de lucht, dan ontstaat vanzelf een nieuwe oxidehuid bij een beschadiging. De oxidehuid kan ook chemisch aangebracht worden. Dan wordt vaak een zuur gebruikt.  +
Beschermende laag op materiaal. Bijv. op aluminium.  +
Wordt gebruikt om aan te geven dat iets met zuurstof in aanraking is geweest, maar ook om aan te geven waartoe dat contact heeft geleid. Soms draagt oxyderen bij aan de aantasting van een oppervlak, zoals bij corrosie. (AAT-Ned) Een stof wordt geoxideerd als deze chemisch reageert met zuurstof. Zowel metalen als organische stoffen ondergaan oxidatie, vaak in de loop van het verouderingsproces.  +
Ozon is luchtverontreiniging die voortkomt uit reacties tussen andere verontreinigingen en stikstofdioxide, met name onder invloed van zonlicht.  +
Oöliet is een klastisch sedimentair gesteente dat gevormd wordt door oöïden, afgeronde, uit concentrische lagen kalk of klei opgebouwde korrels. In de regel zijn de oöïden tussen een paar millimeter en enkele centimeters groot.  +
p
Langwerpig plat ijzer met een handvat als van een troffel en een afgerond einde.  +
Parement is een benaming die wordt gegeven aan (meestal natuurstenen) gevelbekleding.  +
Afgeperkte, afgesloten ruimte, in het bijz. in een rechtszaal, waar de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie zit. (Haslinghuis)  +
Passieve conservering zorgt voor de juiste voorwaarden voor behoud: het optimaliseren van klimaatcondities; de implementatie van veilige procedures voor de hantering van objecten en voor de opslag in depots; het maken van tentoonstellingssteunen en verpakkingen voor transport. Pest management en risico management maken hier ook onderdeel van uit. Preventieve conservering omvat de maatregelen die men rond een voorwerp of in een gebouw neemt om de oorzaken van verwaarlozing, aantasting en verval te bestrijden door middel van betere klimaatbeheersing, opslag- en tentoonstellingsomstandigheden en door de manier van hantering van de voorwerpen te verbeteren.  +
Term die in algemene zin wordt gebruikt om te verwijzen naar verschillende soorten kopercorrosie. Hoewel 'patina' technisch-chemisch gezien alleen verwijst naar basisch koperacetaat, wordt de term ook gebruikt voor natuurlijk groene patina's die bestaan uit kopersulfaat, koperchloride of basisch kopercarbonaat. (AAT-Ned) a. De patina, het patien, van een materiaal is een verweerd oppervlak waarvan men vindt dat het esthetische kwaliteiten heeft. b. Een patina op een metaal is een dunne laag corrosie op het oppervlak. Dit kan het resultaat zijn van natuurlijk verval of kunstmatig teweeg zijn gebracht.  +
Patinering is het ontstaan van oppervlakte-verschijnselen aan vuursteen (verkleuring en glans) door ouderdom, vorst en verbranding. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Ontwerp van een bouwwerk, eerst in abstracte zin, sedert XVIa tekening of schilderij. Ook: model: in 1528 werd een patroon voor onderdelen van de schouw in het Vrije te Brugge in het klein in witte kalksteen gesneden. bewerp. (Haslinghuis)  +
Pek is een meer gezuiverde steenkoolteer, ontdaan van ammoniakwater, benzol en teerolien. Het zuiveren geschiedt door destillatie.  +
Peperino is een variant van tufsteen, die gevonden wordt nabij de Italiaanse stad Viterbo. (Wikipedia)  +
Het maken van gaatjes in een voorwerp. Deze gaatjes kunnen met opzet worden gedaan, zowel tijdens de vervaardiging als daarna, maar ze kunnen ook het gevolg zijn van een natuurlijk proces.  +
De permanente anti-graffitisystemen zijn vooral bedoeld voor gebouwen, doorgaans zichtbaar en niet reversibel.  +
Permeabiliteit is de mate van diffusie van een gas door een bepaalde film en wordt gewoonlijk uitgedrukt in gram per vierkante meter per dag (g/m2/24 uur).  +
Zo samendrukken, met name door regelmatige, volledige drukuitoefening, dat er een zekere gedaante aan iets wordt gegeven.  +
Te gebruiken voor glaswerk dat wordt geproduceerd door heet gesmolten glas in een gietvorm te gieten en passend te maken door middel van een zuiger; de binnenvorm is onafhankelijk van de buitenvorm. (AAT-Ned)  +
Persoonlijkheidsrechten houden in dat de maker van het werk bezwaar kan maken als zijn werk bijvoorbeeld onder een andere naam dan zijn eigen wordt uitgegeven. Ook kan de maker optreden als zijn werk door anderen wordt verminkt of aangetast. Bovendien kan de maker zich verzetten tegen andere wijzigingen die in het werk worden aangebracht, maar dat alleen als het verzet niet in strijd is met de redelijkheid. De maker kan zich ook verzetten tegen eventuele aantastingen van zijn werk door de exploitant ervan. Persoonlijkheidsrechten zijn niet aan iemand anders over te dragen.  +
Piastrina is een door en door gekleurde, ondoorzichtige glassoort, die in Italië wordt gemaakt. Het glas wordt gegoten in de vorm van een 4 millimeter dikke tegel, die in kleine stukjes van 10 x 10 of 20 x 20 millimeter wordt gesneden. Men gebruikt in terrazzo de bovenkant van de stukjes in plaats van het snijvlak. Dit geeft een vlak oppervlak als resultaat. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Alle relatief onoplosbare organische, anorganische, natuurlijke of kunstmatige substanties die kleur afgeven aan een andere substantie of mengsel en die altijd dezelfde eigen kleur hebben wanneer ze onder wit licht worden gezien. Het is het bestanddeel van verf of inkt dat voor de kleur zorgt. (Project Fotografie) Een pigment is een onoplosbaar fijn poeder dat wordt gebruikt als kleur voor verf en andere stoffen zoals plastic en cement. (Conservation Dictionary)  +
Loden of uit klei gebakken afdekking op een boven het dak uitstekende (zie) koningsstijl of op (zie) broekstuk, doorgaans versierd.  +
Al dan niet bewerkt blok met vlakke bovenzijde die dienst doet als voetstuk van een beeld of een zuil. (Religieus Erfgoedthesaurus) Piëdestallen zijn voetstukken voor tuinornamenten. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Concentratie van bebouwing.  +
Gewaltste stalen al of niet gegalviseerd.(Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Plaatvloeren zijn vrijdragende vloeren bestaande uit gewapend betonnen vloerelementen. Wanneer het element twee ribben aan de onderzijde heeft wordt gesproken over een TT-plaatvloer. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
De oppervlakken boven binnenruimten, soms gemaakt om bouwsystemen of bouwelementen te verbergen. (AAT-Ned)  +
Deel, plaat; stuk hout breder dan het dik is en langer dan breed.  +
De driedimensionale eigenschap van een vorm, de ronding, tastbaarheid, uiterlijke hardheid of reliëfkenmerken. (AAT)  +
Een plastisch materiaal is materiaal dat zich laat vormen en dat bij gebruik in die vorm blijft. Voorbeelden zijn klei, hoorn, polytheen.  +
De horizontale planken of balken in een muur bij een vakwerkconstructie, hetzij bovenop de standvinken van een muur, hetzij op de grond om andere balken of dwarsbalken te dragen. (AAT)  +
Plavuizen zijn uit klei gebakken vlakke vierkante vloerstenen, rood, grijs of geglazuurd (geel, groen, rood, zwart). Door de verschillende kleuren kunnen de tegels in een dambord- of ander patroon gelegd worden. Het woord plavuis wordt ook gebruikt voor een tegel van blauwe Belgische natuursteen. (Haslinghuis)  +
Pleister is een mengsel van water, een bindmiddel (bijvoorbeeld gips of kalk) en vulstoffen dat als afwerking wordt aangebracht op plafonds en muren. Pleister bevat vaak soorten zand, andere vulstoffen en vezelachtige stoffen voor de stevigte. Het wordt ook gebruikt voor beelden en andere siervoorwerpen. (Toegepaste Kunst Project, RKD, Conservation Dictionary)  +
Het weghakken van slecht materiaal (bijv. beton) met behulp van een pneumatische hakhamer.  +
Een Podzol is een bodem met een uitspoelingslaag (E-horizont) en een inspoelingslaag (B-horizont). Het proces van het uitlogen van de E-horizont en de vorming van een B-horizont door inspoeling van amorfe humus en ijzer wordt podzolering genoemd. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Verwijst doorgaans naar een stof die bestaat uit vermalen, verpulverde of op andere wijze fijn gedispergeerde vaste deeltjes. (AAT-Ned)  +
Poelgronden zijn laag gelegen weilanden die 's winters vaak onder water staan. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Fotografische afdrukken vervaardigd met filmpakketten die hun eigen ontwikkelingschemicaliën bevatten en worden belicht in een speciale camera. (AAT-Ned)  +
Het glanzend glad maken van natuursteen of glas. (Haslinghuis)  +
Stuifmeel oftewel pollen bestaat uit de mannelijke sporen (microsporen) van zaadplanten. Het is afkomstig van de meeldraden van bloemen, van katjes of van de mannelijke kegels van naaktzadigen.  +
Thermoplastisch polyester dat wordt gebruikt voor beglazing, met inbegrip van kogel- en explosiebestendige laminaten. (AAT)  +
Veelkleurige, niet figurale beschildering, als integrerend bestanddeel van de architectuur en onderdelen daarvan. Van Egypte en Mesopotamië verspreid over Griekenland, het Romeinse Rijk naar de m.e. kerkelijke en burgerlijke architectuur. In de M.e. werd voor het interieur polychromie vaak zodanig toegepast dat muurvlakken blank bleven, maar de constructieve delen, zoals zuilen, pilasters, kapitelen, bogen, gewelfribben en sluitstenen, kleurig beschilderd werden en van schijnvoegen voorzien. Ook de exterieurs kregen van een kleurige afwerking. Gedurende de renaissance en de barok is een polychrome afwerking van de architectuur eveneens gebruikelijk. De loskoppeling van kleur van de drager – het gebouw en het object – is eigenlijk pas in XX waarneembaar. (Haslinghuis)  +
Een polyester is een polymeer dat bestaat uit een keten van esterbindingen. (Project Fotografie) Een polyester is een polymeer dat wordt gevormd door reactie van een diol en een dicarbonzuur. Polyetheentereftalaat, PET, wordt gebruikt voor het maken van textielvezels, zoals Teryleen, en transparante folie, zoals Melinex. Verscheidene polyester oligomeren worden toegepast in polyesterharsen, polyurethaanschuim en verf.  +
Het polymeer polyetheen is een veel gebruikt materiaal. Het is de meest gebruikte kunststof (plastic). Ook de oudere naam polyethyleen wordt gebruikt, en is in feite nog de meest courante benaming bij de producenten en verbruikers van deze kunststof.Vroeger werd het ook wel als polymethyleen aangeduid omdat het ook gezien kan worden als een keten van aaneengeschakelde methyl-groepen.Omdat het tegenwoordig gemaakt wordt door etheen te koppelen in ketens, is de naam nu polyetheen.  +
Minerale verf die het indringen van zowel vocht als kooldioxide beperkt.  +
Een polymeer is een macromolecuul dat is opgebouwd uit een groot aantal eenheden van kleinere moleculen, monomeren, die door een polymerisatiereactie aan elkaar zijn verbonden. Er is een aantal verschillende reactiemechanismen voor polymerisatie: condensatie, kettingreactie van vrije radicalen en oxidatie. (Conservation Dictionary)  +
Een taaie, lichte, stijve kunststof die wordt vervaardigd door de polymerisering van zeer zuiver propyleengas met een metaalorganische katalysator bij een relatief lage druk en temperatuur. (AAT-Ned)  +
Een helder plastic of stug schuim, een polymeer van styreen, die hoofdzakelijk wordt gebruikt als isolatiemateriaal in koelkasten en airconditioningsapparaten, en als verpakkingsmateriaal. (AAT-Ned)  +
Polyurethaan (pur) is een belangrijke familie polymeren, die veel toepassingen kent, zo wordt het onder meer gebruikt als kunstmatig alternatief voor leder. (Wikipedia)  +
Polyurethaan lakken zijn lakken die gedeeltelijk bestaan uit Polyurethaan. Polyurethaan is een belangrijke groep polymeren.  +
Epoxyhars gemaakt van polyurethaan.  +
Een thermoplastische hars verkregen door de polymerisatie van vinylchloride; wordt onder andere gebruikt voor dunne deklagen, isolatie en buizen. (Project Fotografie) Polyvinylchloride, PVC, is een thermoplast gemaakt van vinylchloride als monomeer. Het polymeer is glashelder en niet buigzaam, met een Tg van 95°C. Het wordt veel gebruikt als kunstglas en in weekgemaakte vorm als flexibele folie. Omdat het niet stabiel is, en vanwege het chloor in de afbraakproducten, wordt het niet meer gebruikt in de buurt van museumvoorwerpen.  +
Polyvinylchloride dakbanen'' zijn kunststof dakbedekkingsmaterialen. Ze zijn in de fabriek weekgemaakt om goed te kunnen verwerken. Vanaf 1966 zijn deze pvc- producten in de handel.  +
Gereedschap voor een glasblazer.  +
Het opstaande oppervlak tot stand gekomen door aanvullende ketting of inslag die uitsteekt van de grondlaag van een weefsel. Gebruik 'vleug' voor het oppervlak tot stand gekomen door de vezels op het oppervlak van een weefsel rechtop te zetten.(AAT)  +
Een poolweefsel is een weeftechniek waarin extra toegevoegde draden boven het grondweefsel uitsteken. Geknoopte tapijten en fluweel zijn voorbeelden van poolweefsels.  +
Wordt gebruikt voor bouwwerken naast, bij of boven toegangspoorten, meestal met de woning van de poortwachter. (AAT-Ned)  +
Porfier is een stollingsgesteente met een typische textuur van relatief grote fenocrysten in een grondmassa van kleinere kristallen. (Wikipedia) Zeer hard stollingsgesteente. Naar gelang de samenstelling van de grondmassa verschilt de kleur van dieprood, bruin tot donkergroen en -blauw. De steen laat zich fraai polijsten. Was afkomstig uit Egyptische groeven, later uit veel Europese landen, o.a. Quenast (B).Veel gebruikt als bestratingsmateriaal. (Haslinghuis)  +
De porositeit van een materiaal is het volume van zijn poriën als deel van het bruto volume van het materiaal.  +
Verwijst naar een soort keramiek van vuurbestendige witte klei, of 'kaolien', en een veldspaathoudende steen die tijdens het bakken reageert. De klei zorgt ervoor dat het voorwerp de vorm behoudt, terwijl de steen wordt omgezet in natuurlijk glas. In China verwijst dit naar alle soorten aardewerk die zo hard worden gebakken dat er een rinkelend geluid ontstaat als het kapot wordt geslagen. In Europa verwijst het alleen naar hardgebakken doorschijnende keramiek. (Project Fotografie) Porselein is bij hoge temperatuur gebakken porseleinaarde die gemengd is met gemalen bot, dat als vulstof en vloeimiddel dient. (AAT-Ned). Porselein is verglaasd aardewerk met een fijne textuur; het wordt gebakken bij temperaturen boven de 1260°C. (Conservation Dictionary)  +
Potas (pot-as) is een mengsel van zouten dat hoofdzakelijk uit kaliumcarbonaat bestaat. De naam wordt ook wel gebruikt voor andere kaliumzouten en kaliumhoudende mineralen  +
scopeNote  +
Een primer of grondverf is de eerste verflaag op een metaal; deze beschermt het metaal tegen corrosie en zorgt voor de hechting van de volgende verflaag.  +
Prismaglas is een vlakglas dat geschikt is om daglicht ver en verspreid in een ruimte te brengen door reflectie en breking. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Prismategels zijn glazen tegels die worden toegepast daar waar lichttoetreding problematisch is of vlakglas niet mogelijk of niet gewenst, bijvoorbeeld in kelderlichten. Zij bevatten prisma’s aan de achterzijde die het daglicht ver en verspreid in een ruimte brengen door reflectie en breking. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Een proces is een serie logische, samenhangende activiteiten die leiden tot een van te voren bepaald doel.  +
Kwaliteitsverklaring over een bepaald realisatieproces in de bouw-, infra- of restauratiesector.  +
De persoon of groep die verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van een product.  +
Puimsteen is een poreus vulkanisch gesteente dat als polijststeen wordt gebruikt.  +
Putcorrosie is de putvormige corrosie aan de buitenkant van gebrandschilderd glas op plaatsen die precies overeenkomen met de decoratie aan de binnenkant van het glas. Het verschijnsel vindt zijn oorzaak in een poreuze verflaag die aan de buitenkant van het glas is aangebracht precies achter de brandschildering. Deze laag had tot doel de brandschildering beter te laten uitkomen. In het algemeen is de oorzaak van putcorrosie beschadiging van de gellaag gevolgd door inwerking van vocht in combinatie met luchtverontreiniging.  +
Een veelvoorkomend geel isometrisch mineraal. (bouwmaterie)  +
r
Schroten met een veer en een groef.  +
Radebrikgronden zijn lösssleemgronden met een compleet brikprofiel. (niet-geërodeerd of afgetopt) (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
C14-dateringen zijn de bepalingen van het gehalte aan radio-actieve koolstof, of 14C, van organisch materiaal (hout, houtskool, veen, schelpen e.d.) waaruit de 14C-ouderdom kan worden afgeleid. Deze ouderdom wordt opgegeven in jaren voor 1950 na Chr. (jaren BP) met daaraan toegevoegd de aan de meting verbonden mogelijke afwijking (standaarddeviatie).(Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Speelgoed voor zeer jonge kinderen bestaande uit een hol voorwerp (dat ofwel kan worden opgehangen ofwel aan een handvat kan worden vastgehouden) waarin zich een of meer losse balletjes bevinden. (Bron: Van Dale)  +
Een recht is een door het objectieve recht verleende en beschermde bevoegdheid van een persoon.  +
Voor bestralingssterkte en bestralingsduur, geldt het zogenaamde ‘Reciprociteitsprincipe’. Dit betekent dat eenzelfde uitkomst van de vermenigvuldiging van bestralingssterkte (E in W.m-2) met bestralingsduur (t in h), dezelfde totale bestralingsdosis (H in W.m-2.h) geeft en daarmee dezelfde schade oplevert (H = E x t). Voor licht en de bijbehorende verlichtingssterkte en belichtingsduur gaat dat verhaal strikt gesproken niet op omdat die grootheden zijn gecorrigeerd voor de gevoeligheid van het oog en geen rekening houden met de energie die in het UV- en het IR-gebied aanwezig is. Dat is echter alleen een probleem bij zeer hoge verlichtingssterktes; bij de in de museumpraktijk gangbare verlichtingssterktes is het principe wel bruikbaar. Dit betekent dat 100 uur belichting met 50 lux dezelfde schade veroorzaakt als 50 uur belichting met 100 lux of 25 uur met 200 lux. De belichtingsdosis is in alle drie gevallen 5000 lx.h.  +
Een reclamebord is een in de openbare ruimte geplaatst reclamemedium en het wordt daarmee tot de buitenreclame gerekend. (Wikipedia)  +
Een register is een serie orgelpijpen in een pijporgel met dezelfde klankkleur. Zo'n serie pijpen wordt als groep geactiveerd, en kan worden gecombineerd met andere registers om de gewenste klank te krijgen. Dit laatste wordt registreren genoemd, en hiervoor worden vaak registranten ingezet die de organist assisteren.  +
Bij het schoonmaken van een voorwerp haalt men er ongewenst materiaal vanaf, dat meestal geen deel uitmaakt van het originele voorwerp. Dit materiaal kan schadelijk zijn, zoals zout op ceramiek, of ontsierend, of het kan de informatie die het voorwerp in zich heeft 'onleesbaar' maken. In het laatste geval kan reiniging opheldering verschaffen over vorm of details. Het vuil wegnemen van of uit. (Van Dale)  +
De relatieve luchtvochtigheid, in procenten, geeft aan hoeveel waterdamp zich in de lucht bevindt ten opzichte van de maximale hoeveelheid waterdamp.Gasmengsels zoals lucht kunnen bij temperaturen onder het kookpunt van water slechts een beperkte hoeveelheid waterdamp bevatten; die hoeveelheid hangt af van de temperatuur en de luchtdruk. Als zo'n gasmengsel meer waterdamp zou bevatten zou condensatie op gaan treden. Bij temperaturen boven het kookpunt van water kan een gasmengsel een ongelimiteerde hoeveelheid waterdamp bevatten zonder dat condensatie optreedt. Relatieve vochtigheid (RV, RH) is de verhouding tussen de hoeveelheid waterdamp aanwezig in de lucht (de absolute vochtigheid) en de maximale hoeveelheid waterdamp die de lucht bij die temperatuur kan bevatten bij een bepaalde temperatuur. Deze verhouding wordt als een percentage uitgedrukt, waarbij lucht met een RV van 0% geen waterdamp bevat en lucht met een RV van 100% verzadigd is. Normalerwijze lijden objecten het minst onder spanningen veroorzaakt door vochtigheidswisselingen wanneer de relatieve vochtigheid per tijdseenheid zo min mogelijk verandert.  +
Gebeeldhouwde voorstelling die zich verheft uit een vlakke achtergrond en niet rondom is uitgehouwen zoals een beeld.  +
Een remote radio head (RRH), ook wel remote radio unit (RRU) in draadloze netwerken genoemd, is een radiozendontvanger op afstand die via een elektrische of draadloze interface verbonden is met een bedieningspaneel. Bij draadloze systeemtechnologieën zoals GSM, CDMA, UMTS, LTE staat de radioapparatuur op afstand van het BTS/NodeB/eNodeB. De apparatuur wordt gebruikt om de dekking van een BTS/NodeB/eNodeB uit te breiden in moeilijke omgevingen zoals plattelandsgebieden of tunnels.  +
Een replica van een voorwerp is een kopie die zo goed mogelijk het uiterlijk, de originele materialen, de makelij en zelfs de hand van de maker van het origineel benadert. (Conservation Dictionary)  +
Wordt gebruikt voor kopieën van kunstafbeeldingen, kunstobjecten of andere gewaardeerde afbeeldingen of objecten, die zijn gemaakt zonder de bedoeling te misleiden; heeft betrekking op kunstafbeeldingen, ook fotografische reproducties; duidt op een meer precieze en getrouwe imitatie dan de term 'kopieën (afgeleide objecten)'. Gebruik de term 'vervalsingen' als er sprake is van misleiding.  +
Herstellen, in goede staat brengen, het (zie) restaureren. (Haslinghuis) Restauratie is de behandeling van een voorwerp waarbij er materiaal aan wordt toegevoegd om het weer origineel te laten lijken qua uiterlijk of constructie. Men doet dit om de leesbaarheid te verbeteren, de esthetische beleving te bevorderen of het gebruik mogelijk te maken.  +
Steen gebruikt bij renovatie of restauratie.  +
Steen gebruikt bij renovatie of restauratie.  +
In goede staat brengen van min of meer bouwvallig geworden gebouwen, uitgaande boven normaal onderhoud. Over de juiste betekenis van het woord zijn in de loop der tijden uiteenlopende interpretaties gegeven. In 1619 spreekt het bestek van het steenhouwwerk voor de herbouw van de door brand beschadigde kerk te Goes over ‘restauratie’. In XIX had het woord meestal de betekenis van terugbrengen in de (vermeende) oorspr. vorm ( reconstructie). Dat hield in dat vaak verdwenen of nooit gebouwde elementen werden toegevoegd. De vele werken van Viollet-le-Duc in Frankrijk getuigen van deze opvatting. Zelfs de afbouw van de dom van Keulen is in deze gedachtewereld te plaatsen. Voorb. in Nederland: de westtorens van de Munsterkerk te Roermond, het wijzigen van de barokke bekroningen van de St.-Servaas in Maastricht en het aanbrengen van balustraden rond het dak van de Grote Kerk te Haarlem, die er vroeger nooit geweest waren. Men veronderstelde dat deze elementen ooit bedoeld geweest zouden zijn.In XXa werden deze invloeden wat milder onder invloed van de in 1916 door de Nederlandsche Oudheidkundige Bond opgestelde ‘Grondbeginselen’. Men hechtte meer waarde aan het handhaven van authentieke materialen, maar verving die ook gemakkelijk door soortgelijke nieuwe en bracht oudere elementen naar gevonden aanwijzingen terug. Metselwerk werd binnen en buiten ontpleisterd om het ‘edele’ materiaal te tonen. Houtwerk werd van kleur en verf ontdaan. Dit alles onder invloed van het ‘eerlijke ambachtelijke bouwen’, zoals dat door Berlage en Kropholler werd gepropageerd. Hierbij ging men voorbij aan het feit dat materialen vroeger meestal door kleur of pleister aan het oog onttrokken werden. Na 1945 kreeg restaureren steeds meer de betekenis van consolideren van de laatst aangetroffen toestand, het instandhouden van het gebouw zoals het door voorgaande generaties aan ons is overgeleverd. Constructiefouten zullen moeten worden weggenomen en verminkingen kunnen zo nodig worden hersteld, na verkregen toestemming op grond van de Monumentenwet.Voorafgaande aan een restauratie zal een diepgaand onderzoek naar de bouwtechnische en bouwhistorische gegevens moeten plaatsvinden. Op de uitkomsten van dit onderzoek zal een restauratieplan moeten worden gebaseerd. Fantasieën moeten worden vermeden. Moderne toevoegingen zijn mogelijk als zij het gebouw niet schaden. (Haslinghuis)  
Een rib is een lange houten, metalen of betonnen "lat" van vierkante of rechthoekige doorsnede. (Joost de Vree)  +
Ribgewelven zijn gewelven waarvan de snijlijnen van de gewelfvelden worden ondersteund door ribben. Er kunnen ook drie en vier kruisende ribben zijn, een kruisribgewelf. (Haslinghuis)  +
Riet is een plant die tot de grassenfamilie behoort, kan 1-3 m hoog worden. In waterrijke gebieden is de plant prominent aanwezig. De stengel staat stijf rechtop en het 1-3 cm brede blad met spits toelopende top is grijsgroen. De plant bloeit van juli tot oktober met een 15-40 cm lange, sterk vertakte, purperkleurige of bruinachtige pluim, die rechtop staat of later aan de top kan gaan overhangen. De plant groeit in het water of aan de waterkant op natte, zoete tot brakke grond, maar komt ook voor langs spoorwegen en in akkerranden. Nadat de rietsnijder het materiaal heeft geoogst en verwerkt, kan de rietdekker het verwerken als dakbedekking.  +
Rietlatten zijn dunne latten waaraan het rietdek wordt opgebonden. De latten worden vast gespijkerd op de dakconstructie, bijvoorbeeld de aanwezige sporen of sparren. Rietlatten zijn dunne latten waaraan het rietdek wordt opgebonden. De latten worden vast gespijkerd op de dakconstructie, bijvoorbeeld de aanwezige sporen of sparren. (Het weke dak: riet- en strobedekkingen / , RV bijdrage 11, Zeist 1990)  +
Riftvloeren zijn houten dekvloeren bestaande uit smalle, lange houten planken die naast elkaar op een balkenvloer worden gelegd. De planken van een riftvloer zijn zogenaamd riftgezaagd of kwartiergezaagd. Dat wil zeggen ongeveer haaks op de jaarringen. De planken zijn hierdoor meer slijtvast en krimpen minder in de breedte. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Een rijksmonument is in Nederland een zaak (een bouwwerk of object, of het restant daarvan) die van algemeen belang is wegens de schoonheid, de betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde. Een formeel juistere aanduiding is: 'beschermd monument als bedoeld in de Erfgoedwet'. (Wikipedia)  +
Monument of archeologisch monument dat is ingeschreven in het rijksmonumentenregister.  +
Een onzekere gebeurtenis of reeks gebeurtenissen die, als die zou plaatsvinden, effect zou hebben op het bereiken van doelstellingen. Een risico wordt gemeten door een combinatie van de kans van optreden dat een geïdentificeerde bedreiging of kans optreedt en de mate van de impact ervan op doelstellingen. Een risico is de kans dat een bekend gevaar een bepaalde schade in bepaalde omstandigheden zal veroorzaken, binnen een aangegeven tijdvak.  +
De lange balk die door de askop gestoken de twee wieken vormt. Een windmolen heeft dus 4 wieken en twee roeden. Vroeger werden ze van zeer zware dennen of Amerikaans grenen gemaakt. Tegenwoordig gebruikt men metaalijzer. Dikte in de askop 40 cm, bij de enden 10 cm. Plaatdikte in askop 12 mm, bij de enden 6 mm.  +
Houten lat, onder een roef aangebracht, mede bedoeld om plattrappen van de roef te voorkomen. (Haslinghuis)  +
Een waas of laag op metaal, veroorzaakt door oxydatie. (AAT)  +
Roggestro zijn de stengels van verbouwd rogge, toegepast is strodaken. Minder duurzaam is tarwestro. (Haslinghuis)  +
Rood is in het additieve kleursysteem een primaire kleur. In het subtractieve kleursysteem is het een secundaire kleur.  +
Rozetten zijn versieringselementen in reliëf. Deze elementen lijken op een roos en worden toegepast als versiering van bijvoorbeeld gevelbanden, friezen, dagkanten en plafonds. (Haslinghuis)  +
Natuurrubber is een polymeer dat voorkomt als een emulsie in het sap van een aantal plantensoorten (dit sap is bekend als latex), zoals Braziliaanse rubberboom, Indische rubberboom (Ficus elastica), Euphorbia's (Manihot glaziovii), paardenbloem onder andere Taraxacum kok-saghyz, Parthenium argentatum, Funtumia elastica, Landolphia spp. en Cryptostegia spp. (Wikipedia)  +
Ruigt is bladriet, in de herfst gemaaid riet, waar het blad nog aan zit.  +
Beslotenheid, het door architectonische elementen omvatte (muren, pijlers, overdekking). In die zin is architectuur een ruimtekunst. (Haslinghuis)  +
Personen die paardrijden. (AAT)  +
Het overeind zetten van vezels aan het oppervlak van een stof, om het een poolachtig oppervlak te geven, vooral om het zachter, warmer en absorberender te maken. (AAT-Ned)  +
Bereiding. Verkregen door het ijzer uit zijn verbindingen los te maken door reductie met koolstof in de vorm van cokes, houtskool of koolmonoxide. (Bouwmaterialen / encyclopaedische gids voor theorie en practijk / P.W. Scharroo / 3e herz. en verm. dr.)  +
Röntgenfluorescentie is de uitzending van röntgenstraling door atomen die zijn aangeslagen door kortgolvige röntgenstraling of door een elektronenstraal die op een voorwerp valt. De energieën (golflengtes) van de gefluoresceerde stralen zijn karakteristiek voor de aangeslagen atomen.  +
s
Een sandr (ook wel spoelzandwaaier genoemd) is een waaiervormige landvorm bestaande uit zand en grind afgezet door smeltwater, afkomstig van smeltend landijs. Sandrs in Nederland zijn gevormd tijdens de landijsbedekking in het Laat-Saalien (Midden-Pleistoceen). Het zand en grind is afkomstig uit de omliggende stuwwallen en vermengd met (Scandinavisch) materiaal aangevoerd door het landijs. (Jongmans et al. 2013/Stouthamer et al. 2015)  +
Het mineraal sanidien is een kalium-natrium-aluminium-tectosilicaat met de chemische formule (K,Na)(Si,Al)4O8.  +
Savonnières: witte oölitische kalksteen welke gewonnen wordt in het Département de la Meuse, Frankrijk. De grondmassa is gelijkmatig van structuur en kleur. Het breukvlak is ruw korrelig. Savonnières demi fine: variant van Savonnières.  +
Schade is de ongewenste verandering waardoor een object aan waarde verliest. Schade is vooral het gevolg van materiële veranderingen in het object, maar kan ook veroorzaakt worden door veranderingen in de bewaaromstandigheden of door het verlies van een immateriële eigenschap.  +
Wordt gebruikt voor grote panelen, kaders of andere assemblages waarop schakelaars, zekeringen, instrumenten en beschermende apparaten zijn bevestigd. Voor kleine panelen die schakelaars, zekeringen en stroomonderbrekers bevatten wordt 'bedieningspanelen' gebruikt. (AAT-Ned)  +
Goot waarvan de binnenzijde gevormd wordt door het hellende dakvlak en de buitenboeiing daar loodrecht op staat. (Haslinghuis)  +
Schellak is een gedeeltelijk gezuiverde, gelige, natuurlijke hars, het afscheidingsproduct van de schildluis (Laccifer lacca). Schellak geeft een gladde, duurzame laag die opgelost in alcohol wordt aangebracht. Het wordt gebruikt in lakken, politoer en lederdressing en het is ook gebruikt als smeltlijm voor het plakken van aardewerk.  +
Een scheur is een barst of een uiteenrijting in een flexibel materiaal waarbij geen materiaal verloren gaat en waarbij weinig vervorming optreedt. Een scheur is een vorm van mechanische schade, veroorzaakt door het met kracht uit elkaar trekken van een flexibel materiaal zoals papier of textiel. Langwerpige, smalle beschadiging.  +
Schijvenglas is vlakglas dat wordt verkregen door eerst met een blaaspijp een kleine hoeveelheid lucht te blazen in een hoeveelheid heet, week glas en daarna door het snel draaien van de blaaspijp om zijn as, waardoor door middel van middelpuntvliedende kracht de bel vervormt tot een vrij platte schijf. Om een grotere schijf te krijgen wordt nadat de bol geblazen is aan de tegenoverliggende zijde een ijzeren staaf aangesmolten. Vervolgens wordt de blaaspijp verwijderd waardoor een opening ontstaat. Daarna wordt het glas weer opgewarmd en vervolgens wordt met een stok de opening in de bol zo ver mogelijk opgerekt, zodat een soort schaal ontstaat. Deze wordt opnieuw verhit en om de as van de staaf gedraaid (geslingerd) om een schijf te krijgen. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Schilderen: oppervlakkige behandeling, bestaande uit het aanbrengen van één of meer verflagen.  +
Schimmels of zwammen (wetenschappelijke naam: Fungi) zijn (micro-) organismen die uit cellen met een celkern, mitochondriën, celwand en een cytoskelet bestaan.Tot de schimmels behoren zowel meercellige organismen zoals paddenstoelen maar ook eencellige organismen zoals gisten.  +
Scholen hebben meerdere betekenissen, minstens tien. Binnen het kader van ‘onderwijs’ zijn de navolgende vijf betekenissen van belang.  +
De gelaagde structuur binnen bepaalde soorten natuursteen. Van deze sterk gelaagde structuur wordt bij de winning gebruik gemaakt. Met een graafmachine of een shovel worden schollen van de rots losgespleten. Deze schollen hebben een grillige plaatvorm, een wisselende dikte en een natuurlijk splijtoppervlak. Het oppervlak varieert bij de meeste soorten tussen een halve en een hele vierkante meter.  +
Een schoolbord bestaat uit een of meerdere soms beweegbare panelen gemaakt van een hard materiaal, die voor in een schoolklas zijn opgehangen en waarop een docent met een krijtje instructie kan geven.  +
Methode van verzinken, waarbij gesmolten zink wordt verstoven onder hoge druk. De metaalnevel wordt door een douche geperst en geëlektrificeerd, waarna de metaaldeeltjes op het te behandelen metaal neerslaan. Rond 1916 door ir. Schoop in Zürich uitgevonden. (Haslinghuis)  +
Een schotelantenne, ook wel satellietschotel genoemd, bestaat uit een cirkelvormige of ovale reflector in de vorm van een parabolische schotel en een ontvangstkop, Low Noise Blockconverter (LNB) genaamd, die de eigenlijke antenne bevat.  +
Een schraapstaal is een plat stuk staalplaat dat gebruikt wordt bij houtbewerking. Bij vooral hardere houtsoorten wordt een schraapstaal gebruikt om het glad te maken. De laatste bewerking bestaat dan nog om af te werken met heel fijn schuurpapier.  +
Een brandblusser is een apparaat om het vuur van een kleine brand te doven. Het bestaat uit een cilinder waarin een beperkte hoeveelheid blusmiddel onder druk staat. Er zijn ook blussers waarin zich een drukpatroon bevindt, die eerst geactiveerd (ingeslagen) moet worden via een rode inslagknop boven op de blusser. Door een opening kan het blusmiddel op het vuur gespoten worden.  +
Schuimrubber is een poreus materiaal (schuim), dat bekendstaat om zijn verende eigenschappen. (Wikipedia)  +
Sedentaat is een gesteente of bodem opgebouwd uit ter plaatse wortelende en afgestorven planten en dieren (koralen, foraminiferen en veen) (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Seleniet is de naam voor grote doorschijnende gipskristallen. Gipskristallen ontstaan door oxidatie van kalkhoudende klei-afzettingen.  +
Serres zijn lichte, glazen aanbouwen op de begane grond waar binnen door de werking van het zonlicht snel een aangenaam, warm klimaat ontstaat. Ze kunnen van eenvoudig tot rijk en van klein tot groot zijn uitgevoerd. De ligging is voornamelijk aan de zonnige kant van het gebouw. De bouw kan in combinatie met andere bouwsels zoals balkons, veranda’s, erkers of souterrains zijn gerealiseerd. Serres komen Vanaf de 19e eeuw in Nederland voor. De oudere betekenis van serre is plantenkas; soms wordt oranjerie of wintertuin bedoeld. (Gids historische serres en veranda's 2014)  +
Versieringstechniek waarbij verschillende pleisterlagen (doorgaans zwart, grijs en wit) over elkaar worden aangebracht. Door het gedeeltelijk wegnemen van deze lagen volgens een tevoren bepaald grafisch ontwerp ontstaat een tekening. Gewoonlijk op gevels van gepleisterde stenen gebouwen, zoals in Toscane, Oost-Zwitserland, Oostenrijk en Tsjechië. (Haslinghuis) Sgraffito is het krassen van een figuur in de verf die is aangebracht op een vergulding, waardoor het verguldsel eronder deels zichtbaar wordt. Dit wordt meestal gedaan om het effect van textielbrokaat te krijgen. Sgraffito is ook een techniek bij het maken van een muurschildering. Verschillende gekleurde lagen worden op elkaar aangebracht en dan worden lagen weggekrast om een versiering te maken.  +
Een uitermate duurzame verf waarvan het oplosmiddel hoofdzakelijk bestaat uit waterglas; wordt vooral gebruikt voor het verven op mortel, en soms op droog pleister. Is nauwelijks te onderscheiden van echt fresco. (AAT-Ned)  +
Silicaten zijn zouten of esters van kiezelzuur.  +
Siliciumdioxide of silica is het bekendste oxide van silicium en heeft als molecuulformule SiO2. De zuivere stof komt voor als een wit kristallijn poeder, dat vrijwel onoplosbaar is in water. Samen met water vormt siliciumdioxide kiezelzuur.  +
Silt zijn gronddeeltjes ter grootte van 2 tot 50 micrometer. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Gootlijst, bovenste deel dat de kroonlijst van boven afsluit. Het is vaak de opvolging van een kwartbol en een kwarthol of van een hol en een bol. In de meeste gevallen is het echter een uit twee bogen samengestelde golflijn, waarvan de onderste buitenwaarts en de bovenste binnenwaarts is gekeerd (kroonneuslijst, ojief). In de monumentale bouw wordt zij vaak gebruikt als daklijst. (Haslinghuis)  +
Site sharing is het delen van antenne-opstellocaties door netwerkoperators. In de Telecommunicatiewet is geregeld dat operators wederzijds verplicht zijn te voldoen aan redelijke verzoeken tot medegebruik van antenne-opstellocaties.  +
Als alle leien hetzelfde formaat hebben wordt dit ook wel sjabloondekking genoemd.  +
Slagerswinkels zijn winkels gespecialiseerd in vlees en vleeswaren. De uitbater, vaak ook de eigenaar, noemt men de slager. Slagerijen verkopen voornamelijk rund- en varkensvlees. Wild en gevogelte wordt verkocht in poelierwinkels. Vaak worden geslachte dieren aangeleverd vanaf het slachthuis, en in de slagerij tot product verwerkt dat aan de consument verkocht wordt.(Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed  +
Het vermalen, polijsten, afslijten of scherpen door middel van wrijving. (AAT-Ned)  +
Een voorwerp slijt wanneer delen ervan kaal worden of door het gebruik vergaan.  +
Slijtlagen zijn de toplagen van rietdaken, de lagen riet tot de gaarden. De toplagen slijten in de loop der jaren. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Mate van slijtbestendigheid.  +
Sliklagen: gebrek in de vorm van slik-of leemlagen  +
Slopen: uitnemen van een omvangrijk deel van een constructie.  +
Een gegraven water van maximaal zes à acht meter breed, dat dient om het overtollig water af te voeren. Een sloot is een gegraven water van maximaal zes à acht meter breed, dat dient om het overtollig water af te voeren.  +
Small cells zijn kleine antennes om een klein gebied te bedienen waar veel mensen bij elkaar komen, zoals stationsgebouwen, winkelcentra of parkeergarages.  +
Smeedijzer is ijzer met minder dan 0,05% koolstof en kan niet uitgehard worden.  +
Smeedwerken zijn de werken die door smeden worden of zijn gedaan. Smeedwerken kunnen reparaties zijn of nieuwe werken, al of niet naar voorbeelden uit voorbeeldboeken.  +
Een smeltwaterdal is een dal dat ontstaan is als gevolg van erosie door smeltwater. Dit kan zowel smeltwater van ijs zijn (ijssmeltwaterdalen) als van sneeuw of gedooide permafrost (sneeuwsmeltwaterdalen). Smeltwaterdalen komen veel in reliëfrijke gebieden, zoals op de stuwwallen en in Zuid-Limburg. Ze zijn veelal gevormd in de laatste of voorlaatste ijstijd. Als deze dalen geen afvoerende functie meer hebben, worden ze droogdalen genoemd.  +
Smeltwaterdalen ontstaan door erosie door waterafvoer onder permafrostcondities. Dit water was veelal afkomstig van afgesmolten sneeuw of dooi van de bovenste laag permafrost. Deze dalen liggen vaak aan de flanken van stuwwallen en in Zuid-Limburg en vormden vooral in de laatste ijstijd. Vanwege de aanwezige permafrost kon dit water niet wegzakken, moest het afstromen en vormde het laagtes in het landschap. Doordat regenwater nu vrij makkelijk infiltreert door het ontbreken van permafrost hebben deze dalen vaak geen watervoerende functie meer. Zulke dalen worden droogdalen genoemd.  +
Ergens met een scherp instrument een snede in aanbrengen, waardoor materiaal wordt verwijderd wordt of een voorwerp in stukken wordt gedeeld. (Toegepaste Kunst Project, RKD)  +
1. Solarisatie is een afname in optische dekking van het beeld door zware overbelichting. Een pseudo-solarisatie-effect (Sabatier-effect) kan worden bereikt door het fotografisch materiaal tijdens het ontwikkelen kort aan licht bloot te stellen. 2. Solarisatie is het verschijnsel dat glas dat aanvankelijk kleurloos is een uitgesproken tint krijgt als het lang in de zon staat. De tint is meestal blauw of purper en wordt veroorzaakt door de straling die een reactie bewerkstelligt tussen ijzer- en mangaanoxides in het glas.  +
Mengsel van lood en tin waarmee in gesmolten vorm onderdelen van loodwerk aan elkaar kunnen worden verbonden en naden waterdicht gemaakt. Men onderscheidde grof soldeer (3 lood, 1 tin) en fijn soldeer (2 lood, 1 tin). M.ned. soudeer. (Haslinghuis)  +
Solifluctie is het hellingafwaarts bewegen van met water verzadigd verweringsmateriaal, o.a. bij permafrost. (een permanent bevroren ondergrond) (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Spaanplaat wordt gemaakt uit zaagsel, kleine stukjes (spaanders) hout en een bindmiddel, meestal een kunsthars. (Wikipedia)  +
Als een voorwerp wordt uitgerekt of samengedrukt werkt er een kracht op die spanning wordt genoemd. Overmatige spanning op textiel resulteert in mechanische schade zoals deformatie, gleeën en scheuren.  +
Specie: mengsel van een mortel (mengsel van droge grondstoffen), water en eventuele middelen om eigenschappen als sterkte, aanhechting en dergelijke te verbeteren.  +
Een spectrometer is een instrument voor het meten van de stralingsenergie die door een stof wordt uitgezonden of doorgelaten bij de verschillende golflengten in het spectrum. (Conservation Dictionary) In de optica is een spectrograaf, spectrometer of spektrofotometer een instrument dat licht in de verschillende kleuren opsplitst.De resulterende meting van de verdeling van licht over de verschillende golflengtes wordt een spectrum genoemd.Toepassingen van een spectrograaf liggen bijvoorbeeld in het onderzoek naar spectraallijnen van chemische stoffen.  +
Spiegeldraadglas is draadglas dat aan beide zijden is geschuurd en gepolijst om het doorzichtig te maken. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Spiegelglas is een gegoten glas dat aan beide zijden is geschuurd en gepolijst om het vlak en doorzichtig te maken. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Wordt gebruikt voor voorwerpen met een zeer gepolijst oppervlak, vaak omlijst en ontworpen om beelden te weerspiegelen. (AAT-Ned)  +
Een wachttoren (arkel) is een kleine wachttoren, uitgekraagd op de hoek van een walmuur, de saillant van een bastion of versterkt huis.  +
Buitenste hout, minder duurzame jaarringen van een boom. Wordt snel door houtworm en zwam aangetast en mag niet aan goed constructiehout voorkomen. (Haslinghuis)  +
Boren met één of meer spiraalvormige snijgroeven. Worden gebruikt voor het boren van gaten in metaal, hout en plastic. (AAT-Ned)  +
Een droogscheur komt voor in een verflaag ten gevolge van het drogen. Hij verloopt vaak grillig en is breed. Jeugdbarsten zijn krimpscheuren in een oppervlaktelaag die is gekrompen terwijl de onderliggende laag nog niet droog was en nog van vorm kon veranderen. Het patroon lijkt op een krokodillenhuid. Het verschijnsel komt op karakteristieke wijze voor bij schilderijenvernis die op een bitumenbevattende verflaag ligt. Zie ook droogscheur, krimpscheur. Krimpscheuren zijn schadefenomenen die onstaan tijdens het drogen van het materiaal, zoals pleister. Het materiaal krimpt, waardoor er ook scheuren ontstaan in de daarop aangebrachte verflaag. (Het schildersambacht / Meere, J.A.P., dl. 3, 1969) Een craquelépatroon alleen gevonden in de bovenste verflaag, dat de onderlagen blootstelt. Deze barsten ontstaan tijdens het droogproces en zijn stabiel. Ze worden gevormd wanneer de bovenste verflagen sneller drogen dan de onderste verflagen. (Modern Paint Damage Atlas)  +
Groef of keep waarin een kant van een bouwdeel wordt opgesloten (schuifraam) of waartegen het kan aanslaan (deur, raam, luik). Een kloostersponning is driezijdig, een glassponning en een steensponning tweezijdig. Aan de muurzijde van een kozijn kunnen de stijlen en de bovendorpel voorzien zijn van een steensponning, waarin een kleine sprong in het metselwerk past. Zodoende wordt het kozijn behoed voor verschuiven en wordt water- en winddichtheid bevorderd. Een kalksponning is breed V-vormig en wordt met mortel gevuld, eveneens om het schuiven tegen te gaan. Een tochtsponning vormt een extra belemmering voor tocht. (Haslinghuis)  +
Metalen drijvers die zijn bevestigd aan de hielen van de laarzen van de rijder en die worden gebruikt om het paard aan te drijven. (AAT-Ned)  +
Sporenkappen zijn kappen die bestaan uit een reeks achter elkaar opgestelde sporenparen met hanebalken, eventueel ondersteund door flieringen op kapgebinten.  +
Spouwen zijn de ruimten tussen de bladen van spouwmuren.  +
Enkele mm dik eikenhout, zuiver kwartiers gezaagd, gebruikt om tussen kinderbinten de vloer erboven aan het gezicht te onttrekken. (Haslinghuis)  +
Een sprinkler (installatie) is een brandbestrijdingssysteem dat -reeds in de leiding aanwezig- water spuit als sensoren brand detecteren.  +
Spuitbeton of Shotcrete is een vorm van beton dat in vloeibare, natte verschijning spuitbaar aangebracht kan worden. Het wordt veel gebruikt bij de aanleg van tunnels. De andere toepassingsvariant is nat. Hierbij wordt het cement van tevoren gemengd met water en door de slang geleid, waarbij alleen lucht onder hoge druk toegevoegd wordt. Voordeel van de natte methode is minder stofontwikkeling en snellere hechting aan het te spuiten oppervlak.  +
Alle harde, sterke, duurzame, plooibare legeringen van ijzer en koolstof, vaak met andere materialen zoals mangaan, chroom, nikkel, molybdeen, koper, wolfraam, kobalt of silicium. Wordt algemeen gebruikt als constructiemateriaal. (AAT-Ned) Hard ijzer, oorspr. koolstofarm, dat plotseling in water gekoeld werd (verstalen). Sedert c. 1900 wordt al het ijzer met een laag koolstofgehalte staal genoemd, ook al is het niet gehard. (Haslinghuis) Staal is een legering van staal met 0,05-1% koolstof, die kan worden gehard. Andere gelegeerde elementen kunnen zijn: chroom, nikkel, mangaan, silicium en fosfor. (Conservation Dictionary)  +
Onder een converter verstaat men een kantelbaar vat waarin vloeibaar ruwijzer in staal wordt omgezet.Naast het ruwijzer wordt meestal schroot en soms een hoeveelheid ijzererts toegevoegd, alsmede toeslagstoffen zoals kalksteen, aluminium en/of ferrosilicium.Voorbeelden van converters zijn:Het staal dat aldus wordt vervaardigd wordt converterstaal genoemd.Tegenover het converterstaal staat het staal dat in ovens, zoals de Siemens-Martinoven of de vlamboogoven wordt bereid.  +
Isotopen zijn atomen van een zelfde chemisch element, met hetzelfde atoomnummer, maar met een verschillend massagetal. Ze hebben dus hetzelfde aantal protonen, maar een verschillend aantal neutronen in hun kernen. Hun chemische eigenschappen zijn dezelfde, hun fysische zijn verschillend. Het aantal neutronen bepaalt onder meer de stabiliteit van de kern en, samen met het aantal protonen, de atoommassa. Door het radioactief verval ontstaan uit radio-isotopen (niet stabiele isotopen) uiteindelijk stabiele isotopen.  +
forceren van ornamenten.  +
Schadevorm bij natuursteen waarbij steken (scheuren) ontstaan die meestal loodrecht op het groefleger staan.  +
Harde delfstof die niet smeedbaar, niet brandbaar en (vrijwel) niet in water oplosbaar is. Wordt in de bouwkunst gebruikt als houw-, breuk- of veldsteen. (Haslinghuis)  +
Steengoed of gres is een vorm van keramiek, dat wordt gemaakt van een kostbare kleisoort - gresklei- die kan worden afgebakken bij hogere temperaturen (1200-1300°C); hierbij versintert de klei, nadat keukenzout of soda aan het bakproces is toegevoegd. Het product is geschikt voor het bewaren van vloeistoffen doordat het materiaal niet poreus is. Keramiek wordt pas steengoed genoemd als het op een temperatuur van meer dan 1200 graden Celsius is gebakken. Goede klei voor deze producten is: kaolien (China-clay), een fijne witbakkende kleisoort. Hard en dicht keramisch product, overgangsvorm tussen aardewerk en porselein. Als gevolg van de sterke sintering is de poreusheid zeer laag. Sedert XI toegepast voor gebruiksvoorwerpen (Steinzeug). Dit materiaal werd ook als vloersteentje gebruikt, onder meer rond stookplaatsen. In de Achterhoek zijn die bekend onder de naam potscheur en aan de andere zijde van de Duitse grens als esterkes. Zij zijn gemaakt in Stadtlohn en Vreden. Ook in Zuid-Limburg werden ze gebruikt; hier zijn ze afkomstig uit Raeren bij Aken. Sedert XIX is het materiaal veel gebruikt voor afvoerbuizen, lekdorpeltegels ( lekdorpel) e.d., voorzien van een bruine laag zoutglazuur. (Haslinghuis) Steengoed is een nogal grof soort ceramiek dat gedeeltelijk is gesinterd door verhitting tot ca 1250ºC, maar dat een zekere porositeit heeft behouden. (Conservation Dictionary)  +
Steenkoolteer is een ruwe teer, zwart van kleur, die verkregen wordt uit het gas dat bij verwarming van steenkool vrijkomt. In de 19e eeuw wordt door de industrie de eerste steenkoolteer geproduceerd. Het materiaal wordt toegepast voor houtbescherming.  +
Kleine stukjes natuursteen, verkregen door vermorzeling van grote stukken. In het buitenland gebruikt voor het maken van beton, minder in Nederland. (Haslinghuis)  +
Dun plakje of stukje lood waarop een bouwdeel wordt gesteld. (Haslinghuis)  +
Een stijlperiode is de benaming voor een periode in de cultuurgeschiedenis waarin een bepaalde stijl overheersend wordt geacht. Stijlperiodes worden kunstmatig geclassificeerd en afgebakend op basis van stilistische elementen die zich in die tijd voordeden. (Wikipedia)  +
Stikstof is een bestanddeel van lucht dat, in zuivere vorm, insecten doodt door zuurstofgebrek.  +
Stikstofoxiden en ammoniak in de lucht komen uiteindelijk weer op de grond terecht. Dit heet stikstofdepositie. De stoffen kunnen met neerslag mee komen op de bodem, dit heet natte depositie. Maar ook kunnen planten of de bodem direct stikstof uit de lucht opnemen, dit heet droge depositie.  +
Een stoep is een geplaveide, soms door een hekje omgeven ruimte voor een huis.  +
Een stofzuiger is een apparaat dat huisstof en kleine deeltjes opzuigt. Meestal zit er een sterke elektromotor in, die een centrifugaalpomp laat ronddraaien, zodat lucht en daarmee stof aangezogen wordt. Het stof kan opgevangen worden in een stofzak, of van binnen tegen de buitenkant van een ronde bak geslingerd worden, zodat geen stofzak nodig is. (Wikipedia)  +
De stola is een van de paramenten die gedragen worden tijdens de liturgie in de meeste christelijke kerken. (Wikipedia) Liturgisch kledingstuk, toebehoren bij kazuifel of dalmatiek en veelal uit dezelfde stof vervaardigd, ca. 8 cm. breed en ruim 200 cm. lang, in de liturgische kleur van de dag. Om de nek over de albe gedragen, aan de voorzijde van het lichaam afhangend. Bij de bisschop en priester hangt hij evenwijdig af. De diaken draagt hem over de linkerschouder en gebonden onder de rechterarm. De stola kwam in kleur en uitvoering overeen met de over de linkerarm gedragen manipel (die niet meer wordt gedragen). Tegenwoordig is de stola breder en wordt in sobere uitvoering in de liturgische kleur van de dag ook wel door predikanten gedragen over hun toga. De stola symboliseert het juk van Christus, dat op de schouders van de geestelijke rust.  +
stollingsgesteenten: natuursteen gevormd uit gestolde magma of lava.  +
Stoppels zijn de onderste gedeelten van rietstengels. Rietlagen worden van onder af aan en op afstand van ca. 30 cm. over elkaar aangebracht, waarbij de uiteinden van de rietstengels (stoppels) gelijk worden geklopt, zodat er geen naden ontstaan. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Een straalverbinding is een radioverbinding tussen twee antennes die de data overdragen. De antennes zijn op elkaar gericht. Een straalverbinding is Een alternatief voor een kabelverbinding. Er moet vrij zicht zijn tussen de twee radiostations. Door de kromming van het aardoppervlak is het maximale bereik beperkt tot ongeveer 75 kilometer. Naast vaste straalverbindingen kunnen ook tijdelijke straalverbindingen worden opgezet, bijvoorbeeld ter gelegenheid van een evenement.  +
Beeld dat een straat of het leven of het verkeer op straat oplevert. (Van Dale)  +
Alle kleine gebouwtjes en andere vast geplaatste voorwerpen in de openbare ruimte van een stad of dorp. Daartoe behoren stadspomp, lantaarnpaal, zitbank, transformatorhuis, urinoir enz.. (Haslinghuis)  +
Een strandwal is een langgerekte rug aan zee, over het algemeen min of meer parallel aan de kust. Een strandwal valt ten minste bij eb droog, maar overstroomt vaak ook bij vloed niet. Een strandwal ontstaat doordat stroming en branding in zee het zand bij elkaar brengen. Strandwallen zijn in het Holoceen gevormd. (Weerts & Bazelmans 2011)  +
Strengpersen is een machinale productiemethode van vormlingen door klei door een mondstuk te persen, een proces dat extrusie heet. Uit de mond komt een gladde vierkante streng die vervolgens op de juiste lengte wordt afgesneden. Door de vorm van de mond te veranderen kunnen ook vormstenen geperst worden. Het plaatsen van naalden in de mond levert geperforeerde stenen of holle stenen. Verblendstenen zijn bij uitstek als streng geperst met perforaties. Strengpersstenen worden gekenmerkt door een gladde textuur, maar worden soms nabewerkt voor een ruw uiterlijk. Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw wordt de strengpers steeds meer toegepast.  +
Gedroogde stengels van graangewassen of andere grassen, die worden gebruikt bij het vlechten en weven. (Toegepaste Kunst Project, RKD)  +
Strodokken zijn geknoopte bundeltjes roggestro die onder de pannen van onbeschoten daken worden aangebracht ter vermijding van het binnendringen van stuifsneeuw. (Het weke dak: riet- en strobedekkingen / , RV bijdrage 11, Zeist 1990)  +
Strokenvloeren zijn houten dekvloeren bestaande uit smalle, lange houten planken die naast elkaar op een balkenvloer worden gelegd. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Stroomgordels bestaan uit het geheel van rivieroeverwal-, rivierbedding- en kronkelwaardafzettingen, al dan niet met restgeul(en). (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
De microscopische structuur van een materiaal is de ruimtelijke oriëntatie van de atomen, ionen of moleculen. Deze structuur bepaalt de macroscopische eigenschappen.  +
Houtachtige planten die van nature geen stam vormen en doorgaans dicht bij de grond vertakken.  +
Stuifduinen zijn duinen van opgewaaid zand. Deze term wordt vooral gebruikt om duinen aan te duiden, die tijdens het Holoceen gevormd zijn in het binnenland. Vaak onder invloed van de mens. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Stuiknaad; de naad tussen twee in elkaars verlengde liggende planken waarvan de koppen ter plaatse van de naad schuin of recht zijn afgezaagd.  +
Was gebruikt voor het aanbrengen van een beschermende waslaag op metalen (meestal bronzen) beelden.  +
t
Taatsplaten van een waterrad. Binnen- en buitenlap.  +
Een tabletkas is een kas met rechte wanden voorzien van kweektafels de zgn.tabletten.  +
Meubelstukken met een vlakke, plaatachtige bovenkant die op één of meer poten of dragers steunt. (Van Dale)  +
Hard uitsteeksel van gemineraliseerd of deels gemineraliseerd weefsel dat wordt gevormd in de kaken van dieren; door de opbouw te onderscheiden van ander been. (AAT-Ned)  +
Tapijt is vloerbedekking van textiel die bestaat uit een drager van jute of kunststof waarop een bovenkant, de pool, is aangebracht van losse draadeinden of lussen van materialen zoals wol, kunstgaren, katoen of sisal. (Wikipedia)  +
De (gewone) tapijtkever is een kever uit de familie van de spektorren (Dermitidae). De larven voeden zich vooral met wolvezels en harig stof in wollen of gedeeltelijk wollen tapijten. Ook lederwaren en bont worden niet ontzien.  +
Teakhout is duurzaam tropisch hardhout van de Tectona grandis. Het is afkomstig uit Zuidoost-Azië en Indonesië. Java-teak wordt ook djati genoemd. Omdat teakstammen zeer grillig van vorm zijn, worden ze bekapt tot zwalpen om de transportkosten te beperken. Teak bevat veel kalk, waardoor gereedschap spoedig bot wordt. Voor 1940 in Nederland oa veel toegepast voor betimmeringen, winkelpuien en deuren.Soortgelijk hout van andere boomsoorten werd vaak ten onrechte als teak aangeduid, zoals Yang teak (Diptocarpus spec.), Umgusi of Rhodesia teak (Baikiaea plurijuga), Iroko of African teak (Chlorophora excelsa) en Bankirai, Borneo teak (Shorea leavifolia). (Haslinghuis)  +
Een techniek is een werkwijze die men volgt bij het uitvoeren van een werk. Onder de techniek waarmee een kunstwerk tot stand komt, verstaat met de gebruikte techniek zoals de aquareltechniek of de film. Wordt gebruikt voor de manier waarop een handeling wordt uitgevoerd of de methode waarmee dat gebeurt. Gebruik 'procédés' wanneer er in het algemeen wordt verwezen naar de verrichtingen die worden uitgevoerd of de procedures die worden gevolgd teneinde een bepaald resultaat te bereiken, en ook voor werkingen of veranderingen die plaats vinden in materialen of objecten. (AAT-Ned)  +
Een dik, stroperig, bruinachtig tot zwart asfaltresidu dat ontstaat door de gedeeltelijke verdamping of destillatie van petroleum of andere koolwaterstoffen op asfaltbasis of van hout; de samenstelling ervan varieert. ()  +
Gebakken plak klei, al dan niet geglazuurd. Op de tegel kan een voorstelling of een tekst ingebakken zijn. Ook een reliëf kan de tegel sieren.  +
Een tegeltableau is een meestal figuratief beschilderde voorstelling op een in aardewerk tegels verdeeld vlak, dat na de beschildering is gebakken en geglazuurd. (Wikipedia) Tegels die gezamenlijk drager zijn van een voorstelling. (Religieus Erfgoedthesaurus) Tegeltableaus zijn rechthoekige wandtegels, doorgaand beschilderd met een voorstelling en aldus een geheel vormend. (Haslinghuis)  +
Apparatuur voor telecommunicatie.  +
De Telecommunicatiewet heeft als doel het beschermen van de rechten van de burger betreffende elke vorm van digitale communicatie.  +
De mate van warmte zoals deze wordt gemeten op een relatieve schaalverdeling. (AAT)  +
Temperen, afkoelen vindt plaats in een koeloven, waarin het glas na verhitting geleidelijk wordt gekoeld om interne spanning in de glasmassa weg te nemen en het glas te harden.  +
Tentdaken zijn daken waarvan de hoekkepers in één punt samenkomen. Het dak wordt dus gevormd door driehoekige dakschilden. Tentdaken hebben dus geen nok.  +
Terpentijn is een vluchtige vloeistof verkregen door destillatie van het exudaat van pijnbomen.  +
Koolwaterstof oplosmiddelen, die gebruikt worden voor het chemisch reinigen in de textielconservering.  +
Terracotta is laaggebakken, meestal ongeglazuurd, rood tot leverkleurig aardewerk.  +
Bekleding van vloeren, wanden, kuipen en aanrechten met veelkleurige stukjes marmer of graniet, gebed in een cementmortel. Na verharding glanzend geschuurd. De techniek is uit Italië afkomstig en werd eind XIX door de z.g. terrazzieri voor het eerst in Nederland toegepast. (Haslinghuis)  +
Terrazzovloeren zijn afwerkvloeren gemaakt van korrels natuursteen, die samen met een bindmiddel een soort beton vormen. De korrels kunnen veelkleurig zijn. Terrazzo wordt verkregen door korrels natuursteen met kalk of cement en water tot specie te mengen, en na verharding daarvan te schuren en eventueel te polijsten. De benaming granito duidt op het gebruik van granietkorrels. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)  +
Kunststof die zacht wordt bij verhitting en hard bij afkoeling, ongeacht het aantal keren dat deze processen worden herhaald, als gevolg van weinig of geen onderlinge bindingen tussen de moleculen. Synoniem voor plastic. (Project Fotografie) Een thermoplastisch polymeer wordt zacht, gaat vloeien en kan in een gewenste vorm worden gebracht bij verhitting. Veel thermoplastische kunststoffen zijn oplosbaar in een oplosmiddel.  +
Pewter is een legering van tin (80-90%) met lood (20-10%), tegenwoordig met antimoon.  +
Ondoorzichtig glazuur dat een tinoxide of tinas bevat. (Toegepaste Kunst Project, RKD)  +
Tisch kathedraalglas is gegoten glas met een onregelmatige (bobbel)structuur dat wordt verkregen uit met de hand gieten van gesmolten glas op een verhitte stalen tafel. Dit glas is in vele standaardkleuren verkrijgbaar maar kan ook op de wensen van de opdrachtgever gemaakt worden. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) Gekleurd ondoorzichtig glas met een fijn lijnenpatroon, gemaakt door er direct na het gieten een patroon in te rollen. (Haslinghuis)  +
Titanium(IV)oxide wordt gebruikt als pigment en wordt dan titaanwit genoemd. (Wikipedia)  +
Gaasanode voor oppervlakteanodesystemen gemaakt van titanium.  +
Deuren aangebracht aan de buitenkant van het raamwerk van een buitendeur om extra bescherming tegen koude en wind te geven. (AAT-Ned)  +
Bij de restauratie van gebouwen is de toeslag het zand en het grint dat met een geschikt bindmiddel beton, mortel, raaplagen en pleister vormt. Stof die aan een mortel wordt toegevoegd om er volume en vastheid aan te geven. Aan een metselmortel is vaak zand toegevoegd, en bij beton zand en grind of steenslag. Een toeslag is hydraulisch als de mortel door de toevoeging in staat is het bij verharding van kalk vrijkomende water te binden en aldus sneller te verstenen. (Haslinghuis)  +
De (conserverings)toestand van een voorwerp wordt bepaald door de mate waarin de originele onderdelen bewaard zijn en door de fysieke staat ervan.  +
Tongewelven zijn gewelven die te beschouwen zijn als de bovenste helft van een liggende cilinder. De doorsnede is dan een halve cirkel, maar kan bijvoorbeeld ook een spitsboog zijn. Het tongewelf is vaak voorzien van gordelbogen die op regelmatige afstanden geplaatst zijn. Een houten tongewelf is geen gewelf in de ware zin van het woord, maar een plafond. Het kan geen drukkrachten opnemen. (Haslinghuis)  +
Soort ton van gevlochten tenen voor de vangst van prikken in Merwede, met aan het ene eind een tenen deurtje en aan het andere eind een inkel; lengte 60 cm, doorsnee 30 cm.  +
trachiet: stollingsgesteente (uitvloeiingsgesteente) van granitische samenstelling. In bepaalde soorten komen grote, latvormige kristallen van alkaliveldspaat (sanidien) voor.  +
Trappenhuizen zijn ruime gedeelten van gebouwen waarin de trappen zijn aangebracht. Ze zijn minder zelfstandig dan traptorens.  +
Travertin is een wit sedimentgesteente op basis van calciumcarbonaat (CaCO<sub>3</sub>) dat veel als bouwmateriaal is gebruikt.  +
Een trechter is een taps toelopende open aardewerkvorm met aan het uiteinde een gat, al dan niet met een cilindervormige uitgiet. Trechters komen niet alleen voor in aardewerk, maar ook in metaal, plastic en andere moderne materialen. Trechters komen voor vanaf ROM. (ABR)  +
Een trekgat is een water dat is ontstaan door het uitbaggeren van veen. Petgaten of trekgaten komen voor in het veenlandschap, ze hebben daar vaak grote veenplassen gevormd. Deze plassen worden, voor zover niet drooggelegd, dikwijls beheerd als recreatie- of natuurgebied. (wikipedia)  +
Trijp is een weefsel gemaakt van fluweel met een pool van geitenhaar en een grondweefsel van linnen. Door inpersing van blokken of rollen wordt een patroon aangebracht in het textiel. In de tweede helft van de 17de eeuw en begin 18de eeuw kende het trijp een belangrijke industrie in voornamelijk het Noorden van Nederland. Trijp werd vanuit Nederland onder andere geexporteerd naar Frankrijk en omliggende landen. Trijp is ook wel bekend als Velours d'Utrecht, vermoedelijk een Franse verbastering van velours de ‘trec’: het fluweel wordt doorgetrokken onder walsen waarop het patroon in relief is aangebracht. Tot in de 19de en 20ste eeuw bezat Hengelo een Trijp-weverij, die met de oude, bewaarde walsen werkte. Trijp is gebruikt als interieurtextiel. (Winkler Prins Encyclopaedie, Elsevier, 1954 zesde geheel nieuwe druk)  +
Lapje lood dat de loodgieter aanbrengt over spijkers waarmee loodwerk is bevestigd om inwateren tegen te gaan. Meestal in schild- of medaillonvorm in een giettang vervaardigd. Het draagt gewoonlijk de initialen of naam van de loodgieter, een jaartal en een afbeelding van gereedschap (pomp, leidekkershamer e.d.). Ook: dakloodje, traceer-, traseer-, tranceer-, transeerlood(je). (Haslinghuis)  +
tufsteen: sedimentaire natuursteen samengesteld uit verharde vulkanische as (puimsteen) met grofkorrelige gesteentefragmenten (o.m. basalt en leisteen).  +
Tuinen als groen erfgoed zijn cultuurhistorisch waardevolle begrensde terreinen met een sier- of nutsfunctie. Tuinen zijn beplant, vaak ontsloten door paden en liggen meestal in de nabijheid van een huis. Nederlandse tuinen tussen 1700 en 1900 lagen ook buiten de stadssingels of wallen als buitentuin of speeltuin. In het Middel-Nederlands betekent tuyn of tuen vlechtwerk van teen, de omheining. (Haslinghuis)  +
u
Udelfanger zandsteen: zandsteen welke gewonnen wordt bij Udelfangen, ten noordwesten van Trier, Duitsland. De steen is geelgroen van kleur en bevat vaak wat leem. Het breukvlak is fijnkorrelig", "Fijnkorrelige groenige zwartgespikkelde zandsteen uit de omgeving ten noordwesten van Trier. Er komen veel leemhoudende gedeelten in voor, die snel door winderosie verweren. Tussen 1870 en 1900 in Nederland veel toegepast. (Haslinghuis)")  +
Het begrip uitvoeringsklasse, of executieklasse bepaalt waaraan een constructie moet voldoen.  +
In de conservering van schilderijen is uitzetting het toenemen van de afmetingen van de drager.  +
De warmte-uitzettingscoëfficiënt geeft aan hoeveel een materiaal langer wordt wanneer de temperatuur wordt verhoogd met 1 Kelvin. De uitzettingscoëfficiënt van een materiaal is een maat voor de temperatuursafhankelijkheid van de dichtheid. De meeste materialen zullen bij het opwarmen uitzetten (positieve uitzettingscoëfficiënt).  +
Variabele kleur in de reeks levendige en heldere koele blauwe kleuren, die lijkt op pigment dat oorspronkelijk werd ontleend aan het mineraal lapis lazuli. De naam is een verwijzing naar de buitenlandse ('overzeese') oorsprong van dit mineraal. (bouwmaterie)  +
Ultraviolette straling is elektromagnetische straling met golflengte tussen die van langgolvige röntgenstraling en violet licht (4 – 400 nm). Ultraviolette straling wordt gebruikt bij onderzoek aan vernislagen en oude retouches ten behoeve van de conservering van schilderijen. Daarbij wordt een schilderij met UV-licht bestraald waardoor er fluorescentie optreedt in de verf- en vernislagen op in het zichtbare gebied.  +
Houders, met voornamelijk decoratieve functie; vooral de exemplaren met geornamenteerde voet; opening smaller dan de romp; vaak twee handvatten. (AAT-Ned)  +
Verzamelnaam voor urnenmuren, colombaria, urnentuinen, urnengraven, etc.  +
Urnenmuren zijn gebouwde objecten op een begraafplaats of bij een crematorium die bestemd zijn voor het plaatsen van asurnen. Verwant aan het begrip columbarium dat echter ook een bewaarplaats van grafkisten kan zijn.  +
Nis in een urnenmuur of colombarium waarin een of meerdere urnen geplaatst kunnen worden. De nis kan open zijn of afgesloten worden met een tekstplaat.  +
Belasting van ultraviolet licht.  +
Een UV filter is een lensfilter met gehard glas dat ultraviolet (UV) licht blokkeert.  +

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 11 feb 2020 om 17:26.