Eigenschap:Omschrijving

Kennismodel
:
Type eigenschap
:
Tekst
Geldige waarden
:
Meerdere waarden toegestaan
:
Nee
Weergave op formulieren
:
Tekstvak
Initiële waarde
:
Verplicht veld
:
Nee
Toelichting op formulier
:
Bevat de tekst van het kennisitem
Subeigenschap van
:
Geïmporteerd uit
:
Formatteerfunctie externe URI
:

Klik op de button om een nieuwe eigenschap te maken:


Showing 250 pages using this property.
A
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/456066|rijksmonumentencomplex 456066]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/456066|rijksmonumentencomplex 456066]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/456066|rijksmonumentencomplex 456066]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/456066|rijksmonumentencomplex 456066]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/456066|rijksmonumentencomplex 456066]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/456066|rijksmonumentencomplex 456066]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/456066|rijksmonumentencomplex 456066]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/456066|rijksmonumentencomplex 456066]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/456066|rijksmonumentencomplex 456066]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/456066|rijksmonumentencomplex 456066]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/456066|rijksmonumentencomplex 456066]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/456066|rijksmonumentencomplex 456066]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/456066|rijksmonumentencomplex 456066]]. </div>  +
=='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Geschiedenis en omschrijving== Het Kastelenlexicon, een database van het Kenniscentrum voor Kasteel en Buitenplaats (Nederlandse Kastelenstichting), bevat uitgebreide informatie over dit object. Zie de link naar het Kastelenlexicon onder het kopje Bronnen en verwijzingen.  +
=='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Geschiedenis en omschrijving== Het Kastelenlexicon, een database van het Kenniscentrum voor Kasteel en Buitenplaats (Nederlandse Kastelenstichting), bevat uitgebreide informatie over dit object. Zie de link naar het Kastelenlexicon onder het kopje Bronnen en verwijzingen.  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/456066|rijksmonumentencomplex 456066]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/456066|rijksmonumentencomplex 456066]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/456066|rijksmonumentencomplex 456066]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/456066|rijksmonumentencomplex 456066]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/456066|rijksmonumentencomplex 456066]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/456066|rijksmonumentencomplex 456066]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/456066|rijksmonumentencomplex 456066]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/456066|rijksmonumentencomplex 456066]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/456066|rijksmonumentencomplex 456066]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/456066|rijksmonumentencomplex 456066]]. </div>  +
==Besluit== Omschrijving van het besluit, toelichting en overige gegevens.  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/complexen/528268 rijksmonumentencomplex 528268].</div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/532231|rijksmonumentencomplex 532231]]. </div>  +
==Besluit== Omschrijving van het besluit, toelichting en overige gegevens.  +
==Geschiedenis== De eerste restauratie dateert van ca. 1987-1991. Het pand kwam deels leeg te staan. Er werd afgezien van sloop en besloten om het pand te restaureren/renoveren. De voorwaarde was dat een deel van het omliggend terrein verkocht werd ten behoeve van kantoorbouw, en dat het weeshuis gerenoveerd zou worden door Hannie en Aldo van Eyck. Na renovatie was het Burgerweeshuis deels nog weeshuis en deels huisvesting voor het Berlage Instituut. Tot 1993 is het weeshuis geweest. Daarna volgde de tweede restauratie: van 1993 tot 1995. ==Exterieur== De hoofdstructuur van het weeshuis is opgebouwd uit twee reeksen van vier geschakelde paviljoens. Deze twee reeksen staan haaks op elkaar, en vormen zo een T-vormige plattegrond. De paviljoens voor jongere kinderen zijn op het zuidoosten georiënteerd, die voor oudere kinderen op het zuidwesten. De entree is gesitueerd bij het snijpunt van beide reeksen, aan de noordzijde. Deze entree wordt geflankeerd door nevenruimten met de diverse voorzieningen die onmisbaar zijn voor een huishouden met 125 kinderen. Zo is een besloten voorplein gecreëerd. De op het zuidoosten georiënteerde reeks wordt aan de zuidzijde beëindigd met een ziekenafdeling, gecombineerd met een babyafdeling. Aan de westzijde van deze reeks is een feestzaal geplaatst. De paviljoens worden vanaf de entree ontsloten door twee ruime en lichte binnenstraten. Door een aantal patio’s valt het licht vrijwel overal in het gebouw aan twee kanten binnen. Het weeshuis is in wezen een gebouw met één bouwlaag. Alleen de paviljoens voor oudere kinderen zijn voorzien van een verdieping met slaapkamertjes. De twee clusters met voorzieningen aan de noordzijde worden verbonden door een smal langgerekt bouwdeel dat eveneens twee bouwlagen telt. Op de verdieping is woongelegenheid voor inwonend personeel ondergebracht. Dit bouwdeel staat deels op kolommen en vormt zo een poort die toegang geeft tot het voorplein. In deze poort is de hellingbaan naar de fietsenkelder gesitueerd. ==Interieur== Grotere en kleinere ruimtes verbonden door brede gangen, open keukens en verblijfsruimtes. Gegroepeerd rondom enkele patio’s. ==Kunstwerken== # Keukenkasten. # Granieten uitserveertafel met bakken met mozaïekbodem en houten afdekplanken. # Houten opbergkasten. # Opbergkasten van baksteen en hout. # Opbergkasten van baksteen, beton en hout. # Betonnen speel- en zitelementen; buiten en binnen. # Stalen, bolvormige lampen op palen, in de keuken/verblijfsruimten en buiten in de speelruimte. # Bol-lampen met armatuur aan de muren. # Betonnen paraboolvorminge lampen aan de muren. # Paraboolvorminge lampen met stalen, gerasterde omkleding aan de muren. # Bank. # Granieten wasbak. # Betonnen wasbak. # Houten traptreden in zitgedeelte in verblijfsruimte.  
==Geschiedenis== Al 20 jaar voor de opening, in 1943, onderzocht de Hotel Urgentie Commissie in Rotterdam met een optimistische kijk in de toekomst de mogelijkheid voor de bouw van een groot, op Amerikaanse leest geschoeid hotel. Al snel na de oorlog nam het bezoek van toeristen en zakenlieden explosief toe. In 1954 signaleerde de Kamer van Koophandel dat het aanbod van hotelfaciliteiten ver achterbleef bij de vraag. In Amsterdam waarschuwde de Holland Promotion Society dat de stad de snel groeiende stroom toeristen zou mislopen als er niet snel voldoende hotelcapaciteit zou bij komen. Beide instellingen (KvK en HPS) gingen in 1958 samenwerken. De gedachten gingen uit naar Hilton. Die exploiteerde wel hotels, maar bouwde niet zelf. Uiteindelijk ging Hilton akkoord, op voorwaarde dat er tegelijk in Amsterdam en Rotterdam een nieuwbouw zou verrijzen. Daarmee zijn de beide hotels de eerste bouwinvestering van de Amerikaanse hotelketen. Het Hilton Hotel Amsterdam is na Istanbul (1958) de tweede vestiging van Hilton in Europa. Het Hilton Hotel is gesitueerd op de markantste locatie van het uitbreidingsplan dat H.P. Berlage in 1915 heeft gemaakt voor Amsterdam Zuid. Dit stedenbouwkundig ontwerp wordt gedomineerd door een aantal monumentale assen. Het hotelgebouw staat geheel vrij, op een grote kavel aan de Apollolaan, precies in de as van de Minervalaan. Aan de noordzijde wordt de kavel begrensd door het Noorder Amstelkanaal. De architecten hebben de bijzondere betekenis van de lokatie ten volle benut. Het is het verlate sluitstuk van het plan-Berlage, dat op dit punt een kruising van twee hoofdassen heeft, met een monumentale symmetrische opzet. Het terrein biedt voor een hotel vele voordelen: ligging aan het water (er was een bootverbinding met Schiphol), parkeermogelijkheden, een rustige buurt met veel groen, een mooi uitzicht op het plein aan de zuidkant en over de grachten aan de noordzijde. De geknikte vorm houdt verband met het beloop van de Apollolaan ter weerszijden van het plein en is tevens uitnodigend bedoeld. Aan de achterzijde is aan het water een eenvoudige tuin aangelegd en een insteekhaventje met aanlegsteigers. ==Constructie== De begane grond is een los van de betonbouw staande glas- en staal constructie. Een constructieve tussenverdieping zorgt voor het overbrengen van het gewicht van het beddenhuis op de wijd uiteen geplaatste pijlers van de begane grond én biedt ruimte aan de infrastructuur van leidingen uit de kelder naar de kamers en terug. Het beddenhuis zelf is een betonnen boxframe. De oorspronkelijk stalen ramen zijn door aluminium ramen vervangen. ==Exterieur== Het hotel bestaat uit een begane grond met een entree onder een ver uitstekende luifel, een terug liggende constructieve tussenverdieping en een negen lagen tellend beddenhuis. De betonvloeren van het beddenhuis zijn in de gevels als horizontale banden in het zicht gelaten. Met de vertikale, donkere penanten tussen de vensters vormen zij in de voor- en achtergevel een raster van horzontale en vertikale lijnen. In de voorgevel bestaat de vensterloze travee van het lift- en trappenhuis, net als de borstweringen onder de vensters, uit gemetselde grijs geglazuurde bakstenen. De zijgevels zijn bekleed met sierbeton. De hoekkamers hebben glaspuien over de volle verdiepingshoogte. De balkons van de hoekkamers aan de voorgevel liggen om en om aan de voor- en aan de zijgevel. De liftschacht steekt hoog boven het dak uit met oog op een later eventueel te bouwen, twee verdiepingen hoge rooflounge. Nu staat er een paviljoen. Het beddenhuis is gebouwd op een symmetrische, licht geknikte plattegrond. Het lift- en trappenhuis vormt daarin aan de voorzijde een asymmetrisch accent. De entree van de parterre is ingrijpend gewijzigd. Links in de voorgevel is een entree toegevoegd. In de tuin aan de achterzijde is onlangs een bescheiden glazen paviljoen gerealiseerd. Het benzinestation aan de westzijde van het gebouw heeft plaats gemaakt voor een kantoorgebouw. De oorspronkelijke cursieve belettering “Amsterdam Hilton” boven de luifel is verdwenen. In plaats daarvan staat nu op de lifttoren “HILTON”. ==Interieur== Kelderverdieping met installaties, voorraadkamers, werkplaatsen, personeelsruimtes e.d. Begane grond met publieksruimtes (lobby, receptie, bar, restaurants, balzaal, winkels) en bedrijfsruimtes (administratie, keukens). [[Bestand: John Lennon en zijn echtgenote Yoko Ono op huwelijksreis in Amsterdam. John Lenn, Bestanddeelnr 922-2302.jpg|400px|rechts|thumb|Afb. 2. John Lennon en Yoko Ono in een kamer in het Hilton tijdens Bed-In for Peace, maart 1969. [https://commons.wikimedia.org/wiki/File:John_Lennon_en_zijn_echtgenote_Yoko_Ono_op_huwelijksreis_in_Amsterdam._John_Lenn,_Bestanddeelnr_922-2302.jpg Foto door Eric Koch / Anefo], Nationaal Archief, CC0, via Wikimedia Commons.|alt=Zwart-witfoto. John Lennon en Yoko Ono zitten rechtop in een hotelbed dat tegen het raam van de hotelkamer geschoven is. Op de achtergrond is een deel van de stad te zien. Op het bed liggen bloemen, een gitaar en een taperecorder.]] Boven de constructielaag het beddenhuis met 276 kamers verdeeld over 9 étages. De kamers zijn alle identiek, twee aan twee gespiegeld en voorzien van een badkamer met ligbad en toilet. Op de vier hoeken van elke étage zijn suites gesitueerd. De interieuraankleding van de ‘gesloten ruimtes’, d.w.z. zalen en kamers, werd verzorgd door het ontwerpbureau van Hilton. Hoewel de structuur van de parterre in grote lijnen nog intact is, zijn de functies van de meeste ruimten in de loop der tijd gewijzigd. Vrijwel de volledige interieurafwerking is bij de renovatie in 1998 verdwenen. Het interieur was indertijd al zo ontworpen dat het zonder al te grote ingrepen aan de smaak van de tijd kon worden aangepast. Als enige ruimte toont de bar links van der lobby, uitziend op het haventje, het aspect van de jaren ’60: de openhaard, een aantal tafels, stoelen en banken met lederen kussens en het houten plafond zijn uit de bouwtijd. De - ook oorspronkelijke - spits toelopende vakken van de plafondbetimmering en de golfmotieven op de houten ribben roepen het beeld op van scheepsdekken. ==Kunstwerken== # Ben Nadorp, Keramiek in de voormalige patisserie (gaat nu schuil achter een voorzetwand). Voorstellende De Stad Amsterdam. # Jan Bons, Koperreliëf voorstellende De Halve Maen, Oorspronkelijk op de wand achter de bar ‘De Halve Maen’ (de huidige verblijfplaats is onbekend) ==Monumentale waarde== Het hotel is van belang als uiting van de enorme economische en toeristische groei in de jaren ’50 van de vorige eeuw, mogelijk gemaakt door de snelle intensivering van het vliegverkeer. Met de Hiltons in Amsterdam en Rotterdam werd de luxe van de moderne Amerikaanse hotels in Nederland geïntroduceerd (het ‘American-style luxury hotel’). Het Hilton Hotel is in feite het late sluitstuk van het uitbreidingsplan van Amsterdam Zuid van Berlage (1915). Ligging en ontwerp zijn van grote stedenbouwkundige betekenis omdat zij inspelen op de daarvoor al bestaande lijnen van water (Noorder Amstelkanaal) en lanen (Apollolaan, Minervalaan). In die zin versterkt het hotel de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Met de beide Hiltons werd de uniforme Amerikaanse hotelformule voor het eerst in Nederland geïntroduceerd. Niettemin kreeg elk hotel een eigen, lokale identiteit. In Amsterdam was dat de lounge rondom een openhaard met vrijhangende afvoerpijp. Amsterdam en Rotterdam waren de eerste Europese hotels in de Hiltonketen die niet door een Amerikaanse architect waren ontworpen. Door toepassing van een glijbekisting kon de liftschacht in tien dagen non-stop werken gestort worden, wat een aanzienlijke verkorting van de bouwperiode mogelijk maakte. Technisch is het hotel interessant vanwege een constructieve, 2,5 meter hoge tussenverdieping die de overgang mogelijk maakt tussen een moduulmaat van ca. 4 meter in het beddenhuis en een kolomafstand van 8 meter in de onderbouw. De leidingschachten, die vanuit de tussenverdieping naar het beddenhuis omhooggaan en terugkomen, zijn door afneembare panelen in de gangen bereikbaar. Daardoor kunnen reparaties plaatsvinden zonder de gasten te storen. Typologisch zetten het Amsterdamse en Rotterdamse Hilton de toon voor latere hotelbouw. De interne structuur van publieksruimtes, hotelkamers en logistiek vond veelvuldig navolging. Het Hilton Amsterdam is ontworpen door architectenbureau De Vlaming en Salm. Omdat Conrad Hilton er de voorkeur aan gaf met één architect van doen te hebben voor de Rotterdamse én de Amsterdamse vestiging, was Maaskant toegevoegd als hoofdarchitect. Wat ieders aandeel is, is moeilijk te achterhalen. Conform de wens van Hilton verschillen de beide hotels van uiterlijk. Amsterdam moest vooral de toerist, Rotterdam de zakenman aanspreken. Binnen vertonen ze een verschillende lay-out van de begane grond, maar het beddenhuis is nagenoeg identiek. Dat is echter niet toe te schrijven aan Maaskant of De Vlaming, maar aan de strikte opvattingen van Hilton over het functioneren van een modern hotel. Dat De Vlaming, gespecialiseerd in interieurontwerpen voor cruiseschepen, een groot aandeel in de aankleding van het hotel heeft gehad, is niet aannemelijk.  
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/528268|rijksmonumentencomplex 528268]]. </div> ==='"`UNIQ--h-1--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/528284 rijksmonument 528284].</div>  +
==Omschrijving== De flat is gebouwd op een Y-vormige plattegrond, waarvan de kortere zuidvleugel de poot en de symmetrie-as vormt. De flat heeft een in hoofdzaak bakstenen aspect. Het betonskelet komt tot uitdrukking in de horizontale, lichte banden die de verdiepingen markeren. De indeling van elk van de gevels is over de hele hoogte identiek. De vele reeksen balkons benadrukken het verticale aspect van de flat. Om een parkje aan de noordzijde van de flat liggen achttien garages, op de vijf laatste is een woning gebouwd, die via een buitentrap toegankelijk is. Garages en woning zijn in dezelfde materialen als de flat opgetrokken en vormen daarmee een fysieke en visuele eenheid. Op de begane grond onder de westvleugel bevinden zich een open voorportaal en een ruime entreehal met toegang naar de liften en bergingen onder de oostvleugel. Elk van de 8 woonlagen van de zuidvleugel bevat 2 appartementen; de westvleugel en oostvleugel hebben 9 verdiepingen met elk één appartement. Openbare ruimtes: De hal is belegd met marmeren tegels, het muurwerk bestaat uit schoonmetselwerk. De kolommen en de liftenwand zijn bekled met travertijn. Dezelfde materialen zijn gebruikt voor de portalen op de verdiepingen. De flat is gelegen in een stedelijke, maar toch vrij groene omgeving. Het gebouw grenst aan de achterzijde aan het Beatrixpark. Het parkje tussen de flat, de garages en de woning maakt deel uit van het ontwerp en valt onder de bescherming. Een aantal appartementen heeft na interne verbouwingen niet meer de oorspronkelijke plattegrond. Het exterieur is in hoofdzaak ongewijzigd, dat geldt ook voor de garages (oorspronkelijke houten deuren met houten ventilatieroosters) en de vrijstaande woning. ==Monumentale waarde== De flat behoort tot een van de eerste van dit type in Nederland. Flats op stervormige plattegrond hebben als voordeel ten opzichte van strokenbouw dat de appartementen aan drie zijden vensters en balkons hebben en daarmee ook een betere bezonning (voor de gekoppelde appartementen in de zuidelijke vleugel geldt dit uiteraard niet). De flat, de eerste woontoren van Stam, is gebouwd in zijn Amsterdamse periode – een tijd waarin de architect niet meer uitsluitend sociale woningbouw ontwierp maar ook voor de gegoede burgerij bouwde. De esthetische kwaliteit van het ontwerp ligt vooral in zijn complexiteit: het is geen gebouw van lengte, breedte en hoogte, maar architectuur van ruimte en tijd. Het complex markeert met het gelijktijdig aangelegde Beatrixpark de zuidgrens van het Algemeen Uitbreidingsplan uit 1939. De flat is sterk beeldbepalend vanwege zijn afwijkende plattegrond en hoogte in een omgeving van gelijkvormige, rechthoekige flatgebouwen. De flat is een opvallend accent als laatste bouwvolume aan de zuidrand van het Algemeen Uitbreidingsplan (1934-1935), zoals dat pas in de jaren ’60 van de vorige eeuw vorm kreeg. Bijzonder is dat de flat met de garages, de woning en het parkje een klein stedenbouwkundig geheel vormt binnen de rechthoekige kavel en daarmee afwijkt van de overige flatgebouwen in strokenbouw langs de Beethovenstraat.  
==Besluit== Omschrijving van het besluit, toelichting en overige gegevens.  +
==Kerk== In 1643 kreeg Nieuwendam een eenvoudige kerk met een klein torentje. De kerk is vooral bekend van afbeeldingen, want in 1848 werd begonnen met de vervanging van de kerk. Deze kwam gereed in 1849 en was iets zuidelijker opgetrokken, zodat er wat meer ruimte voor het kerkhof ontstond. ==Kerkhof== Het kerkhof dat in 1643 werd aangelegd bij de eerste kerk was waarschijnlijk niet erg groot. Het werd steeds opgehoogd en bood voldoende ruimte voor de bewoners van Nieuwendam. Het huidige kerkhof kreeg zijn vorm met name na de overname door de gemeente Nieuwendam in 1829. Later volgde nog een keer een uitbreiding en werd de huidige omvang bereikt. Het kerkhof kent feitelijk twee delen, verdeeld door een grindpad. Er ligt nog een groot aantal zerken voor families die verwijzen naar de geschiedenis van Nieuwendam.  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/532231|rijksmonumentencomplex 532231]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/532231|rijksmonumentencomplex 532231]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/532231|rijksmonumentencomplex 532231]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/532231|rijksmonumentencomplex 532231]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/532231|rijksmonumentencomplex 532231]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/528268|rijksmonumentencomplex 528268]]. </div> ==='"`UNIQ--h-1--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/528292 rijksmonument 528292].</div>  +
De opzet van de school is beïnvloed door een vorm van onderwijs die verwant is aan het Daltonsysteem, waarbij de leerlingen op een individuele wijze de leerstof krijgen aangeboden. Om die reden zijn onder meer aan de voorzijde erkers aangebracht die als werknissen ontworpen zijn. ==Exterieur== Het schoolgebouw staat volledig vrij en heeft een plat dak. Het gebouw bestaat uit twee en drie bouwlagen met 27 lokalen, twee gymnastieklokalen en een aula. Het schoolgebouw behoort tot het type corridorschool met lokalen aan een zijde van de gang. De plattegrond is samengesteld uit vijf bouwdelen, waarin een combinatie tussen een kruis en een E-vorm te herkennen is, terwijl de eerste en tweede verdieping alleen T-vormig zijn. Het gebouw is onder te verdelen in vijf volumes, waaronder drie hoofdvolumes. Het eerste hoofdvolume is het hoofdgebouw met de theorielokalen, dat in oost-westelijke richting ligt. Het is rechthoekig van vorm en bestaat uit drie bouwlagen. De lokalen liggen aan de achterzijde en zijn voorzien van buitenterrassen. Deze terrassen zijn als openluchtklassen ontworpen. De gangen aan de voorkant zijn voorzien van vijf erkers met werknissen. Aan de uiteinden van de gangen van de eerste en tweede verdieping zijn beglaasde uitbouwen met secundaire trappenhuizen. Het tweede bouwvolume is de aulavleugel, het enige bouwdeel aan de zuidkant van het hoofdgebouw. Het is vrijwel vierkant en heeft een vooruitgeschoven ligging met een verlaging naar het water. Een omloopbordes rondom de aula kan dienen als aanlegsteiger. Het derde bouwdeel is het brede gymnastiekgebouw aan de noordkant in het midden van het hoofdgebouw. Bij de laatste verbouwing is tussen de beide vides van gymzalen een mediatheek gebouwd. Het vierde en het vijfde volume, ook aan de noordkant, ooit bestemd voor conciërgewoning en lokalen, zijn inmiddels gesloopt en vervangen door nieuwbouw. De gesloten voorgevel van het drie tot vier verdiepingen hoge schoolgebouw is door de stapeling van de serres ritmisch opengebroken. De lange gevel wordt iets uit het midden onderbroken ter hoogte van de entreehal, waar het torenachtige trappenhuis een verticaal accent geeft in het sterk horizontaal belijnde gebouw. Als kroon op het schoolgebouw werd bovenop de toren een sterrenwacht geplaatst, die sterk bijdraagt aan het karakter van 'landmark' voor het gebouw. De constructie bestaat uit een combinatie van betonskeletten en constructieve wanden. ==Interieur== De entree bevindt zich in een verbindingsdeel met garderobe, tussen het hoofdgebouw en het gymgebouw in, en sluit met een haakse hoek aan op de hal in het hoofdgebouw. Aan de oostkant van de hal met balie-buffet, leidt de begeleidende gang langs de conciërgeruimte en de toiletblokken naar vier klaslokalen. Deze gang omvat aan de noordzijde twee uitbouwen als werknissen. Na het laatste lokaal met zijlokaaltje dat als handenarbeidruimte dient, begint het vierde bouwdeel, één van de twee naar voren (naar het noorden) geschoven vleugels. Deze parterrevleugel huisvestte aanvankelijk de conciërgewoning met daarachter een transformatorruimte en een 'bromfietsstalling'. Deze vleugel is verbouwd tot administratieruimte. Het centrale trappenhuis bevindt zich aan de westkant van de hal met daarachter de kamer van de conrector en de toiletten. Aan de westelijke gang liggen zes leslokalen, eveneens met buitenterrassen. Aan deze gang zijn drie uitbouwen als werknissen. De oostelijke, naar voren geschoven vleugel, het vijfde bouwdeel, bevatte ook lokalen, maar is inmiddels vervangen door nieuwbouw met eveneens lokalen. Hart van de school is de aula aan de zuidkant van de hal, bedoeld voor overblijven, muziekonderwijs, toneelvoorstellingen en bijeenkomsten. De aula springt het meest in het oog vanwege het bijzondere licht dat door de rastervormige gevels binnenvalt. Opvallend zijn ook de grote paddenstoelkolommen in de aula die donker afsteken tegen het scherpe licht in de aula, dat door de weerkaatsing van het omringende water versterkt wordt. Met de door treden gevormde verlaging van de hal naar de aula en door het gebruik van schuifwanden is een toneelpodium te creëren. Het gymnastiekgebouw tegenover de aula, bevat in het midden kleedruimten met douches geflankeerd door de twee gymzalen. Daartussen bevindt zich op de bovenverdieping de recent gebouwde mediatheek. ===Eerste verdieping=== De eerste verdieping van het hoofdgebouw is qua indeling vrijwel identiek aan de begane grond. De eerste twee lokalen aan de oostzijde waren oorspronkelijk de aardrijkskundelokalen. Aan de oostkant van de hal waren een bibliotheek en een godsdienstlokaal, die door glazen schotten van de hal worden gescheiden. Daarnaast bevindt zich de administratie en aansluitend, aan de kopse kant van de aulavleugel, is een lerarenkamer. Aan de westkant in deze vleugel liggen drie ruimtes, twee voor de schoolarts en bij de hal, ook achter glazen schotten een grote kamer voor de rector. ===Overige verdiepingen=== De tweede verdieping is aan de oostzijde gelijk aan de lagere bouwlagen waarbij het lokaal boven het aardrijkskundelokaal voor handwerken bedoeld is. De westkant heeft vijf lokalen. Het lokaal naast de hal is een dubbel lokaal voor natuur- en scheikunde. Boven de bibliotheek en de godsdienstruimte bevindt zich een biologielokaal terwijl boven de lerarenkamer nog een natuur- en een scheikundelokaal met bijbehorende kabinetten en een kamer voor de amanuensis gelegen zijn. Alleen het volume boven de hal heeft een derde en vierde verdieping. De derde verdieping bevat een tekenlokaal, een dakterras en een trap naar de sterrenwacht op de vierde verdieping. De kelderverdieping is bestemd voor ketelhuis en fietsenstalling. De afscheidingen tussen de gang en enkele bijzondere lokalen zijn van glas waardoor er een transparante werkomgeving gecreëerd is. De ingangen van enkele lokalen hebben door aanwezige kasten brede dagkanten en werken als poorten. Bij de inrichting van de lokalen die ook nog voor het overgrote deel in de originele staat verkeren, is ook veel hout gebruikt. Het interieur is nog vrijwel geheel in zijn oorspronkelijke staat. De kolommen en de balken van gewapend beton zijn zowel in het interieur als in het exterieur in het zicht gelaten en hebben ook een compositorische functie. ==Monumentale kunst== (Afb. 3) Compositie van bakstenen muurtjes, banken en tafels met abstracte afbeeldingen in reliëf (de zgn. “kletsmuurtjes") van baksteen en beton van Ch.F.J. Karsten op linker voorplein school. In plaats van voor een traditioneel bronzen beeld koos Karsten voor een bestratingspatroon van het voorplein in verschillende materialen, een vlaggenstok en muurtjes van uiteenlopend formaat die de bezoekers van het plein als het waren moeten dirigeren. De muurtjes konden tevens dienst doen als ‘kletsmuurtjes’: als ongedwongen zit- en kletsgelegenheid. Karsten wilde hiermee een ruimtelijk beeld ontwerpen dat het functioneel gebruik en de optische beleving in zich tracht te verenigen. ==Tuin== C. van Empelen ontwierp de tuin die, met name aan de waterkant, nog nauwelijks is gewijzigd. Door de opzet hiervan en door gebruik te maken van hagen loodrecht op het gebouw creëerde de tuinarchitect als het ware een aantal studieplekken in de open lucht. ==Geschiedenis== Voor het ontwerp van deze school ontving Duintjer in 1959 de opdracht. Bij de bouw van de school was ook een kunstbudget beschikbaar dankzij de 1% regeling van het rijk. Op aanwijzing van Duintjer kreeg Charles Karsten de opdracht. In plaats van een traditioneel bronzen beeld ontwierp Karsten een bestratingspatroon van het voorplein in verschillende materialen , een vlaggenstok en muurtjes van uiteenlopend formaat. De architect en de Rijksadviescommissie keurden het ontwerp goed. Het schoolbestuur was aanvankelijk teleurgesteld en besloot de leerlingen naar hun mening te vragen. Toen deze ook in meerderheid hun instemming betuigden ging ook het schoolbestuur akkoord. Het resultaat bleek baanbrekend, gezien het grote aantal pleinmeubelen dat sindsdien is gebouwd. Het totale gebouw werd pas in 1976 voltooid met de bouw van de westvleugel. Dit bouwdeel is als laatste gerealiseerd en komt in de eerste plattegronden van Duintjer niet voor. In 2006 ontwierp Thomas Rau een uitbreiding van de school met twee vleugels aan de beide uiteinden van de voorzijde. Daarbij verdween de oorspronkelijke bouwvolumes op die plaatsen, inclusief de conciërgewoning aan de oostzijde. Ook werd op de eerste verdieping in de ruimte tussen de beide gymzalen een mediatheek gebouwd. ==Monumentale waarde== In dit schoolgebouw komen belangrijke kenmerken van het werk van Marius Duintjer samen. De school is daarmee een zeer geslaagd voorbeeld van de zogenaamde 'shake hands architectuur'. De school is meteen al zodanig vormgegeven, dat er naast klassikaal onderwijs ook individueel of in groepjes les kan worden gegeven, wat in die tijd nog niet gebruikelijk was. Met de inrichting van de aula werd aangesloten bij nieuwe idealen in het onderwijs waarbij de aula of schoolhal bedoeld was om de zgn. gemeenschapszin onder de jeugd te stimuleren. Deze aula is een van de beste en vroegste voorbeelden daarvan. De licht- en ruimtewerking, waarmee Duintjer in zijn eerder gebouwde kerken al veelvuldig experimenteerde, heeft hij hier nu ook voor het eerst en op bijzonder geslaagde wijze bij een schoolgebouw toegepast. Het alom aanwezige licht wordt gefilterd door de rastervormige glaspuien en weerkaatst door het water of als ritme gebruikt in het licht- en schaduwspel in het interieur. De architect lijkt zich bij het ontwerp van dit gebouw sterk te hebben laten inspireren door de Japanse architectuur. Zoals in een traditioneel Japans huis de rijstpapieren wanden het licht filteren, zo brengen in dit lyceum de vele vensterrasters nuanceringen aan in de werking van het licht. Dit alles maakt het gebouw tot een van de belangrijkste werken van Duintjer. Het kunstwerk bestaande uit de ‘kletsmuurtjes’ op het linker schoolplein is het oudste voorbeeld van de plaatsing van dergelijke objecten op een schoolplein. Sindsdien heeft dit voorbeeld veel navolging gevonden.  
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/530906 rijksmonument 530906].</div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/530914|rijksmonumentencomplex 530914]]. </div> ==='"`UNIQ--h-1--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/530917 rijksmonument 530917].</div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/530914|rijksmonumentencomplex 530914]]. </div> ==='"`UNIQ--h-1--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/530918 rijksmonument 530918].</div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/528268|rijksmonumentencomplex 528268]]. </div> ==='"`UNIQ--h-1--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/528281 rijksmonument 528281].</div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/528268|rijksmonumentencomplex 528268]]. </div> ==='"`UNIQ--h-1--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/528280 rijksmonument 528280].</div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/528268|rijksmonumentencomplex 528268]]. </div> ==='"`UNIQ--h-1--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/528279 rijksmonument 528279].</div>  +
De RAI vindt zijn oorsprong in de in 1893 opgerichte vereniging ‘De Rijwiel-Industrie’, enkele jaren daarna hernoemd tot ‘De Rijwiel en Auto-Industrie’. De eerste tentoonstelling van de RAI werd in 1895 gehouden in het Amsterdamse Paleis voor Volksvlijt. In 1922 trok de RAI in een eigen gebouw aan de Ferdinand Bolstraat. In deze ‘Oude RAI’ beschikte men over een eigen expositiecentrum, die – ondanks diverse uitbreidingen – al gauw te klein werd. Om die reden werd Bodon in de arm genomen om een eerste schets voor een nieuwe gebouw te maken. De gemeente nam deel aan de onderhandelingen vanuit het oogpunt dat in de uitbreidingsplannen voor de stad een tentoonstellingsgebouw aan het Scheldeplein was geprojecteerd. Amsterdam was niet de enige stad die in deze periode in een tentoonstellingsgebouw wilde investeren. In het vooruitgangsoptimisme van de wederopbouw en het besef dat de tentoonstellingen en beurzen een positieve economische impact op de omgeving hebben, kwamen in verschillende steden tentoonstellingsgebouwen tot stand. Zo werd de voorloper van het huidige Ahoy in Rotterdam in 1950 gerealiseerd en kwamen in de loop van de jaren 50 de tentoonstellingshallen op het huidige Jaarbeursterrein in Utrecht tot stand. De onderhandelingen voor de totstandkoming van de RAI duurden lang, voornamelijk door financiële kwesties. Uiteindelijk kwamen beide partijen tot een gezamenlijke financiering, waarbij de RAI 2/7 deel voor rekening en de gemeente 5/7. Er werd een commanditaire vennootschap opgericht tot stichting, instandhouding en exploitatie van het bouwwerk; een Publiek-Private Samenwerking avant la lettre. Er werd tegemoet gekomen aan de wens van de gemeente een congrescentrum in de nieuwbouw op te nemen. [[Bestand: rai voorgevel 532206.jpg|400px|rechts|thumb|Afb. 1 Voorgevel van de Europahal. Foto door A.J. van der Wal, 2002. Beeldbank RCE, CC BY-SA 3.0|alt=Foto van het gebouw met gebogen dak en glazen voorgevel. Voor het complex ligt een plein.]] In 1955 werd de bouwvergunning aangevraagd voor de nieuwbouw, inclusief een ondergrondse parkeergarage en congrescentrum, te exploiteren door de gemeente. De prioriteiten van het Rijk lagen op dat moment bij woningbouw en de vergunningsaanvraag werd afgewezen. De oplossing werd door burgemeester Van Hall aangedragen: het Congrescentrum zou in een later stadium tot stand komen en de parkeergarage kwam te vervallen. In juni 1958 volgde alsnog de rijksgoedkeuring. Bij het zoeken naar een architect is het bestuur van de RAI te rade gegaan bij de BNA. Op de shortlist stonden A. Bodon, A. Boeken en J.W.H.C. Pot en J.F. Pot-Keegstra. Volgens Bodon zelf heeft hij deze opdracht gekregen vanwege zijn ruime ervaring met het ontwerpen van tentoonstellingen en beurzen, waarmee hij zich tot begin jaren 50 bezighield. De opdracht voor de RAI zou uitgroeien tot zijn magnum opus. Niet alleen was Bodon als huisarchitect een groot deel van zijn leven bij de ontwikkeling van de RAI betrokken, de opdracht betekende ook een doorbraak in de erkenning van zijn werk. Het door de gemeente gefinancierde Congrescentrum werd in 1965 geopend en evenals het tentoonstellingsgebouw geëxploiteerd door RAI Gebouw N.V. Doordat verschillende faciliteiten zowel voor het tentoonstellingsgebouw als voor het Congrescentrum waren te gebruiken (zoals het café-restaurant en de verwarmingsinstallatie) kon een kostenbesparing worden bewerkstelligd. Met de nieuwbouw stegen de bezoekersaantallen explosief. Deze trend zette zich door in de jaren 70 toen ook nieuwe evenementen zoals de Horecava in het gebouw werden georganiseerd. De interieurs van het café-restaurant, diverse bars en buffetten zijn volgens ontwerpen van H. Salomonson uitgevoerd. De overige interieurs, waaronder de vergaderzaal, pers- en bestuurskamer zijn ontworpen door A. Bodon, in samenwerking met interieurarchitect Titia Bodon-Kuipers. De Europahal is in de loop der jaren grotendeels ongewijzigd bewaard gebleven, afgezien van facilitaire en installatietechnische onderdelen die zich in de bokkenrijen bevinden (deze onderdelen vallen buiten de bescherming van rijkswege). Het RAI-complex is echter wel in verschillende fasen stapsgewijs uitgebreid (deze uitbreidingen vallen buiten de bescherming van rijkswege). In eerste instantie betrof dat de uitvoering van de met het eerste plan meeontworpen onderdelen, later werden ook diverse nieuwe onderdelen ontworpen. Bijzonder is dat bij een groot deel van de uitbreidingen de oorspronkelijke architect betrokken was. Bij de eerste uitbreidingen was Bodon zelf de architect, bij latere toevoegingen waren dit de opvolgers van Bodon in zijn ingenieurs- en architectenbureau J.P. van Bruggen, G. Drexhage, G.J. Sterkenburg en A. Bodon (later DSVB Ingenieurs en Architecten). Bodon was wel betrokken bij deze ontwerpen. Het laatste complexonderdeel waar Bodon aan meewerkte was de in 1993 opgeleverde Hal 11 (Parkhal). De eerstvolgende uitbreiding (het Elicium) werd ontworpen door Benthem Crouwel Architecten, de opvolgers van DSVB en de huidige huisarchitecten van de RAI. Het is waarschijnlijk mede te danken aan de continuïteit in uitvoerende architecten dat de uitbreidingen zich over het algemeen goed verhouden met de waarden en karakteristieke uitstraling van eerste bouwwerken van het RAI-complex. [[Bestand: rai tentoonstellingshal 532206.jpg|400px|rechts|thumb|Afb. 2 De tentoonstellingshal. Foto door A.J. van der Wal, 2002. Beeldbank RCE, CC BY-SA 3.0|alt=Foto van een grote, lege hal die lijkt op een loods. Het plafond is gebogen.]] ==Stedenbouwkundige ligging== Het RAI-complex werd gebouwd aan de zuidelijke ringweg om Amsterdam, op de rand van de vooroorlogse grens van de bebouwing. Het werd gesitueerd op een kleine 800 meter van het oude RAI-gebouw aan de Ferdinand Bolstraat. Bij de locatiekeuze was een goede aansluiting op diverse wegen van belang, alsmede een gunstige verbinding met Schiphol. Vanaf het begin werd rekening gehouden met (voor die tijd) ruime parkeervoorzieningen. In 1961 omvatte het terrein 16 hectare, waarvan 4 hectare als bouwterrein werd ingericht. Bovendien was er een openlucht tentoonstellingsterrein gepland aan de Amstel dat via de Europaboulevard met het Europaplein zou worden verbonden. Het Scheldeplein, zoals het terrein oorspronkelijk was genoemd, werd omgedoopt tot Europaplein, vermoedelijk om het geheel een internationale allure te geven. Terwijl in Plan Berlage uit 1917 het terrein nog was bestemd voor woningbouw, veranderde de beoogde bestemming met het Algemeen Uitbreidings Plan (AUP) van een woon- in een bedrijfsbestemming, te weten een groot tentoonstellingscomplex. Uit stedenbouwkundig oogpunt is onder andere de voor de Europahal geplaatste reclametoren ‘het Signaal’ van belang. Het beeldbepalende ontwerp van Dick Elffers torende in eerste instantie hoog boven de hallen uit, en vormde zo een belangrijk landmark. Met de bouw van het hogere Hollandcomplex in 1982 is de toren opgehoogd, om deze functie te kunnen behouden. ==Exterieur== De architectonische verschijningsvorm van de Europahal ter zijde van het Europaplein wordt bepaald door de vorm van de gebogen dakconstructie van de hal, met horizontale ‘schouders’, bestaande uit de plat afgedekte horizontale bokkenrijen ter weerszijden. Deze horizontale lijn wordt doorgezet in de ter weerszijde van de Europahal gelegen hallen (die buiten de bescherming van rechtswege vallen). De constructie van het complex is functionalistisch in opzet en heeft een heldere, en transparante uitstraling. Er is veel gebruik gemaakt van gewapend betonconstructies. De Europahal heeft een overspanning van 67,5 meter en is 195 meter lang. Deze overspanning bestaat uit dunne stalen boogspanten (h.o.h. 5 meter), steunend op betonblokken aan weerszijden en uitgevoerd als driescharnierbogen met stalen trekstangen tussen de betonblokken onder het halvloerniveau. De boogspanten zijn driehoekig in doorsnede, met een bovenrand en twee onderranden. Deze smalle spanten steunen elkaar en vormen zo samen een netwerkachtig gewelf. De onderzijde van de spantconstructie bestaat uit betonnen bokken. De beuken waarin deze zijn geplaatst, worden de ‘bokkenrijen’ genoemd. Bij de materiaalkeuze voor de gevels is erop gelet dat deze weinig onderhoud vergen. Zo is aan de buitenzijde weinig staal verwerkt: de grote glasvlakken zijn van aluminium stijlen en roeden voorzien. ==Interieur== De Europahal vormt de kern van het in 1961 gebouwde deel van de RAI. Deze hal staat niet alleen functioneel centraal in het RAI-complex, maar vormt ook het architectonische zwaartepunt. De overige expositieruimten (die buiten deze bescherming van rijkswege vallen) werden om deze hal heen gesitueerd, om naar gelang het type gebruik bij de Europahal te kunnen betrekken. Voor het afzonderlijke gebruik van de hallen werden aparte ingangen ontworpen, zodat ook gelijktijdig exposities konden worden georganiseerd. Flexibiliteit in gebruik was een van de belangrijkste principes in het ontwerp van de RAI. Alle hallen kunnen met elkaar worden verbonden, maar ook gescheiden van elkaar worden gebruikt door middel van schuifwanden en rolluiken. Interieurarchitect T. Bodon-Kuipers was onder andere betrokken bij het ontwerp van het interieur van de tentoonstellingsruimte. Het interieur van de Europahal kent een indrukwekkende ruimtewerking, niet alleen vanwege de grote afmetingen van de hal, maar vooral doordat het licht gefilterd binnentreedt door de naar het oosten gerichte lichtkappen. De twee ‘zijbeuken’ met wit geschilderde betonbokken (de ‘bokkenrijen’) waar de spantconstructie van de Europahal op steunt, vormen de grens met enerzijds de Oost- en Noordhal en anderzijds de Zuid- en Westhal. De galerijen tussen de bokken kunnen bij de tentoonstellingen worden betrokken. In deze zijbeuken zijn facilitaire ruimten ondergebracht met onder andere de luchtbehandelingsinstallaties, kantoorruimten, publieksruimten met toiletten en koffiecorners (deze onderdelen binnen de ‘stroken’ vallen buiten de bescherming van rijkswege). De luchtbehandelingsuitlaten zijn op de galerijen in de trappenhuizen geclusterd. Rond de wit geschilderde betonbokken zijn her en der rode en blauwe accenten aangebracht in de rolluiken die de hallen van elkaar kunnen scheiden. De aanwezige kunstverlichting bestaat hoofdzakelijk uit TL-buizen. Alle vaste letteropschriften waren in oorsprong van de hand van graficus Jan Bons. Anno 2012 wordt deze typografie niet meer als standaard toegepast. Kunstwerken: * Dick Elffers, Reclametoren Europaplein: ‘het Signaal’ gelegen voor het gebouw, op het Europaplein. ==Monumentale waarde== De Europahal is architectonisch van belang vanwege zijn esthetische kwaliteiten die met name zijn gelegen in de grote schaal van de ruimte en helderheid, lichtheid en transparantie van de constructie. De Europahal is als onderdeel van de RAI van bijzondere architectuurhistorische waarde in het oeuvre van de landelijk gerenommeerde architect Alexander Bodon, die fungeerde als huisarchitect van de RAI. De Europahal vormt het functionele en architectonische zwaartepunt van Bodon’s magnum opus. Bijzonder is dat het grootste deel van de later toegevoegde bouwdelen van de hand van, dan wel ontworpen zijn, in samenwerking met Bodon. De Europahal is als onderdeel van het RAI-complex ook stedenbouwkundig van belang vanwege de situering die verbonden is met de naoorlogse ontwikkeling van het gebied en de ruimtelijke relatie met de Boerenwetering en het ten westen van het complex gelegen Beatrixpark en de prominente ligging aan het eind van de Rooseveltlaan en de Pres. Kennedylaan. De Europahal is als onderdeel van het RAI-complex van bijzondere betekenis vanwege de specifieke functie, die in omvang, typologie en functie op nationaal niveau zeldzaamheidswaarde kent.  
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/528268|rijksmonumentencomplex 528268]]. </div> ==='"`UNIQ--h-1--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/528278 rijksmonument 528278].</div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/530911 rijksmonument 530911].</div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/532231|rijksmonumentencomplex 532231]]. </div>  +
==Kennis over dit rijksmonument== De Sloterhof bestaat uit de volgende onderdelen: # Drie hoge galerijflats van 7 woonlagen, opgetrokken in donkergekleurde airey-blokken ([[Monumenten/532232|532232]]). De onderste woonlaag voor kleine huishoudens, daarboven maisonnettes bestaand uit twee woonlagen. De woningen worden ontsloten door binnen de gevel liggende galerijen op de eerste, tweede, vijfde en zesde etage. Deze flats zijn op pylonen over het water van de ‘siergracht’ gebouwd en hebben aan die zijde een uitwendige wenteltrap. # Dertien lage portaalflats van vier woonlagen ([[Monumenten/532233|532233]]), opgetrokken uit lichtgekleurde airey-blokken. De toegangen van deze flats liggen verhoogd en zijn bereikbaar via een gemetseld bordes: een knipoog naar de grachtenpanden. # De portaalflat (torenflat) van 12 woonlagen ([[Monumenten/532234|532234]]) is opgetrokken in donkergekleurde airey-blokken. Het betonskelet komt tot uiting in de lichtkleurige horizontale en verticale banden. Entree met betonreliëf onder een ver uitstekende luifel.<br />Alle flats hebben stalen ramen in betonnen vensterframes. Alle hebben bergingen op de begane grond, die van de lage woonblokken komen uit op een galerij. Bergingen en garageboxen krijgen licht door ramen in de vorm van betonnen, prefab roosters. # Aan de gebouwkoppen van de flats aan de Comeniussstraat zijn winkels geplaatst ([[Monumenten/532235|532235]]). # Een blokje van vier atelierwoningen, van twee woonlagen, opgetrokken uit roodgekleurde airey-blokken ([[Monumenten/532236|532236]]). Daarbij een aantal garageboxen, tussen de flats gelegen, evenwijdig aan de Comeniusstraat, maar zonder de groengebieden tussen de flats volledig af te sluiten. Alleen de binnentuinen van de blokken ter weerszijden van de Johan Huizingalaan zijn wel afgesloten door blokken van één laag voor winkels/bedrijfjes. # Twee voormalige benzinestations/garages, elk bestaande uit drie tegen elkaar geplaatste en op kolommen rustende, betonnen, v-vormige daken ([[Monumenten/532237|532237]]). # Een restaurant tegen de zuidzijde van de eerste flat ten oosten van de Johan Huizingalaan, opgetrokken uit afwisselend licht en donker gekleurde lagen airey-blokken ([[Monumenten/532238|532238]]). De flats zijn gebouwd volgens het Nemavo-constructietechniek Aireysysteem, de door Nederlandse ingenieurs en architecten (waaronder Berghoef) ontwikkelde variant van het Engelse Airey-systeem. De flats bestaan uit een skelet van beton en staal, waarbinnen de muren met prefab Airey-blokken worden opgetrokken. De blokken zijn aan de binnenzijde afgewerkt met houtvezelplaat. Kozijnen en dakspanten zijn van staal, het dakbeschot is van hout, bedekt met bitumen. De torenflat en de meest oostelijke hoge flat hebben een gedecoreerde ingangspartij in betonreliëf, de eerste met donkere figuren op een lichte achtergrond (een zon, een maan, boten en vissen), de twee met lichte figuren op een donkere achtergrond (echtpaar met kind, bomen, bloemen, zon en maan). Thema: wonen in een gezonde omgeving. De flats zijn gelegen in een tegelijk met de bouw ontworpen groene omgeving (532239), bestaande uit binnentuinen tussen de flats en een groenstrook met ‘siergracht’ evenwijdig aan de Lelylaan. De drie hoge flats lopen op pylonen door tot over de ‘siergracht’, de lage tot aan de ‘siergracht’. Er hebben zich geen noemenswaardige wijzigingen voorgedaan, behalve dat 1) op enkele plaatsen de groenvoorzieningen tussen de flats verhard zijn ten behoeve van parkeren en dat 2) op de hoek van de eerste flat ten westen van de Johan Huizingalaan een restaurant is aangebouwd. ==Monumentale waarde== Het complex staat symbool voor de enorme sociaal-economische ontwikkelingen na de Tweede Wereldoorlog en voor de ideeën over een gezonde leefomgeving met ruimte, lucht en licht. Het complex is een van de hoogtepunten in Nederland van het naoorlogse bouwen als het gaat om nieuwe bouwtechnieken ter wille van snel te realiseren stadsuitbreidingen. Van typologische waarde is de mix van functies (gezinswoningen, bejaardenwoningen, garages, winkels etc.) en de omvang van het complex. Typologisch zijn bovendien de flats met zeven woonlagen bijzonder vanwege de maisonnettes waarvan bij een aantal de slaapkamers onder de woonvertrekken liggen. Voor de bouw van de Sloterhof werd voor het eerst in Nederland op grote schaal het Airey-systeem toegepast. Daarvoor werd het alleen nog voor eengezinswoningen toegepast. Het complex laat zien hoe Berghoef, afkomstig uit de traditionele Delftse School, flexibel genoeg was om ook grootstedelijke architectuur te ontwerpen volgens prefab-systeembouw, zonder de ideeën van het CIAM – met name de scheiding van functies - te omarmen. Het complex is van zeer hoogwaardige esthetische kwaliteit vanwege de groepering en afwisseling van de verschillende bouwblokken qua volume en kleur, en de integratie daarvan met de groen- en wateraanleg. De hoge, donkerkleurige blokken met de in de gevel uitgespaarde witgeverfde galerijen zijn qua ontwerp bijzonder origineel en van een hoge esthetische kwaliteit. De ensemblewaarde van het complex is hoog; de combinatie met winkelstroken, tankstations en woningbouw is bijzonder, vooral omdat de diverse functies als zodanig nog in gebruik zijn. Daarnaast vormt de Sloterhof ook op grotere schaal een ensemble van hoogwaardige architectuur aan de Cornelis Lelylaan samen met de tegenoverliggende woningbouw van Komter en het viaduct op de kruising van de Cornelis Lelylaan en de Johan Huizingalaan. De plaatsing van winkels in de gebouwkoppen geeft de Comeniusstraat het karakter van een winkelstraat met open bebouwing. Dit wordt versterkt door de bomenrijen. Door de omvang van het complex en de forse maat van de bouwblokken fungeert de Sloterhof niet alleen op de schaal van de wijk, maar ook op het schaalniveau van de stad. De Cornelis Lelylaan diende volgens het stedenbouwkundig ontwerp een route ‘met allure’ te zijn. Het principe van systeembouw (Airey) langs de Cornelis Lelylaan werd doorgezet in het ontwerp voor de tuinstad Overtoomse Veld (Johan Jongkindstraat). De toren aan de Hemsterhuisstraat vormt een onderdeel van het stadsbeeld aan de Sloterplas. Het complex is dan ook van grote betekenis in de context van de westelijke tuinsteden in Amsterdam. Het sterk beeldbepalende karakter is sinds de bouw vrijwel ongewijzigd en daarmee nog altijd een hoogtepunt in zijn omgeving.  
==Aanleiding voor de bescherming== Dit monument is bij de eerste aanwijzing onder de Monumentenwet 1961 ingeschreven in het rijksmonumentenregister. Onder één rijksmonumentennummer zijn beide panden beschermd. Nr. 346 wordt in het register beschreven. Ook Huidenstraat 2, valt onder dit rijksmonumentnummer. Via een poort in de Huidenstraat is het toegankelijk. (De gevelsteen met een oranje appel boven de poort is door één van de vorige bewoners geplaatst, vriendelijke mededeling mevr. N. de Jong). Het pand wordt zowel aangeduid als kapel als als meisjesweeshuis. Later is het tuinhuis apart beschermd onder nr. [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/528259 528259]. ==Geschiedenis== Deze geschiedenis beschrijft in het kort het gebruik van de panden als weeshuis. Er wordt niet ingegaan op de bouwgeschiedenis van de panden. Beide huizen zijn als particuliere woonhuizen aan de Herengracht hun bestaan begonnen. In 1680 is nr. 346 aangekocht ten behoeve van het weeshuis. Eerder was dit gevestigd in het pand Keizersgracht 345 ([https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/2321 rm 2321]). Toen dit te klein werd voor het groeiende aantal wezen, is het grotere pand aan de Herengracht betrokken. In 1893 is het weeshuis vergroot door de aankoop van nr. 344. Dit pand is daarna verscheidene malen ingrijpend verbouwd. In 1919 wordt het weeshuis verplaatst naar De Lairessestraat 11 en nog weer later naar Hilversum. Het hele complex aan en achter de Herengracht/Huidenstraat werd in 1921 verkocht aan het Ministerie van Financiën en is het een aantal decennia in gebruik bij het Rijk. Later zijn in het complex appartementen ingericht. ==[[Rijksmonumentenregister - Canonvenster 25 Sara Burgerhart|Canon van Nederland, venster 25 - Sara Burgerhart]]== Na de dood van haar ouders in 1745 werd de vierjarige Agatha Deken ondergebracht in het weeshuis De Oranje Appel in Amsterdam. Zij kreeg hier een goede opvoeding in een vrijzinnig-protestantse sfeer, waarop zij later met goede herinneringen terugkeek. In 1760 liet Agatha Deken zich in het collegiantencentrum Rijnsburg dopen. In 1767, 25 jaar en voor de wet volwassen, verliet ze het weeshuis. Zij voorzag daarna in haar onderhoud door als dienstbode of gezelschapsdame te werken. Ondertussen begon zij ook met schrijven van vooral gedichten. Uit een eerste ontmoeting met Betje Wolff in 1776 groeide een hechte vriendschap en vanaf 1777 een leven van samen wonen en schrijven.  
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/528268|rijksmonumentencomplex 528268]]. </div> ==='"`UNIQ--h-1--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/528290 rijksmonument 528290].</div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/532231|rijksmonumentencomplex 532231]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/530914|rijksmonumentencomplex 530914]]. </div> ==='"`UNIQ--h-1--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/530915 rijksmonument 530915].</div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/530914|rijksmonumentencomplex 530914]]. </div> ==='"`UNIQ--h-1--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/530916 rijksmonument 530916].</div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/complexen/530914 rijksmonumentencomplex 530914].</div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/528268|rijksmonumentencomplex 528268]]. </div> ==='"`UNIQ--h-1--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/528283 rijksmonument 528283].</div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/528268|rijksmonumentencomplex 528268]]. </div> ==='"`UNIQ--h-1--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/528282 rijksmonument 528282].</div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/528268|rijksmonumentencomplex 528268]]. </div> ==='"`UNIQ--h-1--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/528295 rijksmonument 528295].</div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/528268|rijksmonumentencomplex 528268]]. </div> ==='"`UNIQ--h-1--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/528285 rijksmonument 528285].</div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/528268|rijksmonumentencomplex 528268]]. </div> ==='"`UNIQ--h-1--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/528294 rijksmonument 528294].</div>  +
==Besluit== Omschrijving van het besluit, toelichting en overige gegevens.  +
==Inboedel== De inboedel bevat ruim 3000 schilderijen, meubels, tapijten, boeken en andere (kunst)voorwerpen. De helft daarvan bevindt zich nog in het Witsenhuis zelf. Het gaat om Witsens zelfportretten, diverse van zijn Amsterdamse stadsgezichten en enkele schilderijen van zijn schildervrienden. Daartussen zitten werken van George Breitner, Isaac Israëls, Jacob Maris, Willem Tholen en Marius Bauer. ==Bezichtigen== Twee kamers in het huis zijn te bezichtigen. In 1906 kreeg de Witsenkamer de vorm zoals die nu nog te zien is. De vloeren werden bekleed en de wanden werden behangen met zeer kostbaar gelithografeerd behang, ontworpen door Theo Nieuwenhuis. In de Witsenkamer zijn ook meubilair, Chinees porselein, tapijten en de boeken van Willem Witsen aanwezig. De overige vertrekken in het Witsenhuis worden sinds 1943 tijdelijk bewoond door Nederlandse letterkundigen. Onder meer de schrijvers Bert Voeten, Marga Minco, Thomas Roosenboom en Jan Kal hebben hier kortere of langere tijd hun intrek gehad. ==Over dit ensemble== ===Herkomst=== De tweede vrouw van Willem Witsen, Augusta Maria Witsen-Schorr (1874-1943), heeft na haar overlijden in 1943 het huis en de gehele inboedel nagelaten aan het Rijk. De roerende goederen worden nu beheerd door de Rijksdienst. ===Relatie met andere collecties=== Een deel van de prenten, tekeningen en foto’s van Witsen zijn opgenomen in het Rijksprentenkabinet. Oude glasnegatieven bevinden zich in het Prentenkabinet te Leiden. Met het Rijksprentenkabinet is een afzonderlijke beheersoverdracht gesloten voor Witsens tekeningen, grafisch werk en de fotografische nalatenschap. Witsens archief met ruim 1200 brieven is overgebracht naar de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.  +
==Omgeving== Het gebouw ligt in een gebied waar verschillende uitbreidingsplannen van de gemeente elkaar raken. Als een drukke verkeersroute in het stadsdeel Oud-West behoort de Overtoom tot een gebied waarvan de bebouwing grotendeels tot stand kwam door de grote stadsuitbreidingen vanaf het laatste kwart van de negentiende eeuw. Ten westen van het water van de Schinkel en de Kostverlorenvaart sluit de Overtoom ter hoogte van het betreffende gebouw aan op de buurten rond het Surinameplein en nog verder naar het westen gelegen, op de Westelijke Tuinsteden. De aanleg en bebouwing van het Surinameplein met omgeving is grotendeels tot stand gekomen op basis van het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam (A.U.P.) van Cornelis van Eesteren uit 1929-1934. Het naar de Overtoomsesluis gerichte bouwwerk heeft een gebogen voorgevel die de bocht bij de aansluiting van de Overtoom op de Amstelveenseweg volgt. Ook de Amstelveenseweg is een drukke verkeersroute. Het Autopon-gebouw maakt hier deel uit van een aaneengesloten gevelwand met bebouwing uit diverse periodes en sterk wisselende hoogtes. Behalve door de Overtoom (noordkant) en de Amstelveenseweg (westzijde) wordt het betreffende bouwblok aan de achterkant (zuidzijde) omkaderd door de Zocherstraat. Deze via een dubbele knik verlopende straat sluit aan de oostkant van het blok haaks aan op de Overtoom. Aan de Zocherstraat staan woningbouwcomplexen uit de jaren 1910 en 1920 en direct aan de zuidzijde ligt het Vondelpark. Het Autopon-gebouw loopt ononderbroken door van de Overtoom naar de Zocherstraat en is langs beide straten langs de rooilijnen gesitueerd. Aan de Overtoom is er evenwel een inpandige gaanderij waardoor de bouwmassa op de onderste verdiepingen terugwijkt van de openbare weg. Door zijn vormgeving neemt het bouwwerk aan beide straten een opvallende plek in te midden van de overwegend uit oudere panden bestaande bebouwing. Nadat Pon’s Automobielhandel uit het gebouw vertrok werd het eerst gebruikt door een andere Volkswagen dealer en later als meubelzaak. In 2012 vestigde zich een sportschool. Een jaar na de oplevering werd het gebouw met een tussenverdieping uitgebreid om extra kantoorruimte te realiseren. De sportschool heeft een zwembad gerealiseerd in het gebouw. ==Exterieur == Zowel aan de Overtoom als aan de Zocherstraat wordt de architectonische verschijningsvorm van dit complex gekenmerkt door hoge gevels die zijn verlevendigd met betonnen rasters die aan de kant van de Overtoom worden gecombineerd met in beton gegoten pilotis. De gevelopeningen van de diverse woningen liggen ingebed in de rasters die de stalen ramen en balkondeuren omvatten. Duidelijk is te zien waar de inpandige trappenhuizen de woningreeksen ontsluiten. Ze zijn ‘vrijgehouden’ van de gevelrasters en markeren de uiteinden van de gevels. Langs de Overtoom heeft de gevel een gebogen opzet waardoor ze krachtig naar voren treedt. Dit effect wordt versterkt door de grindbetonnen pilotis die zich naar beneden toe verjongen. Het spel van licht en schaduw binnen de inpandige gaanderijen op de begane grond vormt een eenheid met de afwisselend vormgegeven betonrasters op de bovenverdiepingen. Hier zijn de sober opengewerkte borstweringen van de balkons ingepast tussen de verticaalstijlen en worden ze afgewisseld door schaduwrijke inhammen. De naar voren gestoken ‘zwevende’ vitrine ter hoogte van de hoofdingang en het al even zwevende balkon van de tweelaagse woning op het dak vormen markante accenten. Aan de Zocherstraat is de in een evenwijdig vlak uitgevoerde gevel iets terughoudender maar vergelijkbaar gedetailleerd. De eerste twee bouwlagen vormen een sokkel waarboven zich het betonnen raster langs de vensterreeksen van de woningen verheft. Verticaalstijlen versterken het stuwende karakter van de onderste bouwlagen en pas na een schaduwrijke lage horizontaalstrook volgt het betonraster. Ook ditmaal is er een levendige opzet met verspringende borstweringen en inhammen. Uiterst links vormt een langs de gevel gelegen bordestrap een markant accent dat het oog naar het langs de linker zijgevel gelegen inpandige trappenhuis voert. Net als aan de Overtoom nemen de trappenhuisvensters een terughoudende positie in. ==Monumentale waarde == Het Autopon is een toonbeeld van de opkomende consumptiemaatschappij, waarin de auto binnen breed bereik kwam. Het Autopon is kenmerkend voor de gebouwen van Ingwersen die op Le Corbusier zijn geïnspireerd en heeft een hoogwaardige esthetische kwaliteit. Bijzonder is de mozaïekstenen voorgevel. De galerijflat is als gesloten wand visueel een essentieel onderdeel van het stedelijk bouwblok. Vanaf het Surinameplein en de hierop aansluitende gelijknamige straat vormt het Autopon-gebouw een eerste blikvanger waarvoor de brug van de Overtoomsesluis de entree is.  
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/528268|rijksmonumentencomplex 528268]]. </div> ==='"`UNIQ--h-1--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/528291 rijksmonument 528291].</div>  +
==Besluit== Omschrijving van het besluit, toelichting en overige gegevens.  +
==Geschiedenis== Na de oorlog was de toekomstige functie van het gebouw jarenlang een bron van controverse. Even leek het alsof de Hollandsche Schouwburg opnieuw in gebruik genomen zou worden. Nog tijdens de oorlog, op 5 juni 1944, werd het voormalige amusementspaleis door de bezetter verkocht aan twee fabrikanten uit Deventer die de zaal voor voorstellingen en concerten te huur aanboden. Toen de eigenaar in 1946 toestemming vroeg het tot dan toe besloten Piccadilly Theater als openbaar theater of bibliotheek te exploiteren, barstten protesten los. Pamfletten en artikelen van onder anderen Jacob Soetendorp (1914-1976), toen redacteur van het Nieuw Israelietisch Weekblad, en de socialist Sam de Wolff (1878-1960) leidden in 1946 tot oprichting van een breed samengesteld Comité Hollandsche Schouwburg, onder erevoorzitterschap van Prins Bernhard. Binnen een jaar was het benodigde geld voor de aankoop bijeen – de eigenaar was echter pas twee jaar later bereid het pand af te staan. Het Comité, waarin ook prominente Amsterdammers als dominee Johannes Jacobus Buskes (1899-1980), pastoor Willem Nolet (1885-1965) en opperrabbijn Justus Tal (1881-1954) zitting hadden, droeg het gebouw vervolgens in 1950 over aan de Gemeente Amsterdam, op voorwaarde dat het gebouw gedurende 25 jaar ‘niet voor doeleinden van vermaak te bezigen en er een ruimte in te reserveren tot het inrichten van een ‘chapelle ardente’ – een rouwkapel. Het zou nog enkele jaren en talloze onuitgevoerde plannen duren voordat de Amsterdamse gemeenteraad in november 1958 besloot het gebouw in te richten als ‘algemene herdenkingsplaats.’ In het kielzog van de sanering van de voormalige jodenbuurt – de huizen waren tijdens de Hongerwinter van hout beroofd en tot ruïnes vervallen - was het bouwvallige interieur van de Schouwburg al eerder gesloopt. Op 4 mei 1962 – 70 jaar na de opening van het theater – kon burgemeester Gijs van Hall (1904-1977) de door architect Johannes Leupen (1901-1985) ontworpen herdenkingsplaats plechtig inwijden. Het monument bestaat uit de gevel en het achterliggend restant van de voormalige Hollandsche Schouwburg. Daarachter gelegen binnenplaats met galerijen, monument en ruïne van de toneeltoren ter herdenking van de van hier uit gedeporteerde Amsterdamse joden. Onderin het schouwburgdeel een chapelle ardente met de namen van de gedeporteerden. Terreininrichting, met bestrating en besloten, onverharde tuin. De achter de overeind gebleven voorbouw van de vrm. schouwburg gelegen open ruimte wordt aan beide zijden geflankeerd door een overdekte galerij. Voor het vrm. toneel staan, in twee rijen naast elkaar, drie banken. Van de voormalige toneeltoren resten nog zorgvuldig gecomponeerde ‘ruïneuze’ muurfragmenten, welke naar het midden van de ruimte schuin aflopen. In het midden van het vrm. toneel staat het monument ter herdenking van de gedeporteerden: een obelisk van basaltlava geplaatst op een liggende davidsster. De ruimte achter de obelisk wordt afgesloten door een hardstenen plaat met, in typografie van Sem Hartz, de tekst: “ter herinnering aan hen, die van deze plaats werden weggevoerd 5700-5705 / 1940-1945”. In de ‘chapelle ardente’ aan de zijkant direct achter de voorgevel, stond een monument naar ontwerp van Léon Waterman. Dit heeft in 1993 plaatsgemaakt voor een wand waarin de familienamen van de gedeporteerden oplichten. ==Kunstwerk == # Obelisk op sokkel in de vorm van een davidsster en hardstenen plaat met herdenkingstekst. ==Monumentale waarde == De Hollandsche Schouwburg is een van de belangrijkste monumenten van de Jodenvervolging in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dit gebouw behoort samen met Museum Het Anne Frank Huis, het Herinneringscentrum Kamp Westerbork en Nationaal Monument Kamp Vught tot de vier belangrijkste Nederlandse ’lieux de mémoire’ waar de Sjoa centraal staat. Van die vier plaatsen heeft de Hollandsche Schouwburg voor de joodse gemeenschap de grootste betekenis bij het gedenken van de Holocaust, getuige de gedenkplechtigheden op Jom Hasjoa en op 4 mei. Toch komt de Hollandsche Schouwburg niet voor in het vierde deel van het standaardwerk Plaatsen van herinnering, dat aan de twintigste eeuw gewijd is. Dat is des te vreemder omdat het hier gaat om het grootste nog bewaarde gebouw in zijn soort in Nederland, waar naartoe de meeste in Nederland woonachtige Joden verzameld zijn en vanwaar zij gedeporteerd zijn. Vlakbij het Auschwitz monument, het Verzetsmuseum, het voormalige Meisjesweeshuis, de Portugese Synagoge en het Joods Historisch Museum is het centraal gelegen in de hoofdstad, de stad waar nog steeds de meeste joden wonen en waar nieuw joods leven opnieuw tot bloei is gekomen.  
==Geschiedenis== Dit is de tweede Citroëngarage van Jan Wils op het Stadionplein. Dit gebouw nam de functie van garage over van het eerste gebouw dat toen volledig werd ingericht als kantoor- en verkoopruimte. De twee gebouwen vormen een onderdeel van het door Wils bebouwde terrein rond het eveneens door hem gebouwde Olympisch Stadion. Samen met het eerste Citroëngebouw geeft het uitdrukking aan de decennialange aanwezigheid van het automobielbedrijf Citroën in dit gebied. In de periode waarin Wils deze garage bouwde werd zijn bureau versterkt door de architecten F. Ottenhof en M.J.B. Meysen. De garage, gebouwd op de plek van de voormalige Olympische schermzaal, vormt het sluitstuk van een gebied waarin alle gebouwen en artefacten zijn ontworpen door architect Jan Wils. Het terrein werd in 1926, met het oog op de Olympische Spelen van 1928, bouwrijp gemaakt en aan de westzijde begrensd door een met gebogen loop gegraven gracht, de Stadiongracht, die in 1915 ook al door Berlage in diens Plan Zuid was voorzien. Met de bouw van het Olympisch Stadion op deze plek deed zich de mogelijkheid voor om Plan Zuid ook aan de westzijde – naast de Berlagebrug in het oosten en het Zuiderstation in het zuiden – een monumentaal accent te geven. Hiertoe werd de verkeersstructuur uit het oorspronkelijke Plan Zuid ‘in de geest van Berlage’ gewijzigd door de dienst der Publieke Werken en stadsarchitect A.R. Hulshoff, met als belangrijkste resultaat de monumentale stedenbouwkundige oost-west as tussen het Van Tuyll van Serooskerkeplein en het Stadionplein, met als sluitstuk de Marathontoren en het Olympisch Stadion. Het sportcomplex werd daarmee tot ijkpunt van de ontwikkeling van de wijk. Komende uit de richting van het Van Tuyll van Serooskerkeplein verbreedt de monumentale as zich eerst in het Stadionplein, om daarna weer te versmallen en te eindigen in een klein voorplein direct voor het stadion. Aan dit voorplein werden een tijdelijk krachtsportgebouw (zuidzijde) en een tijdelijk schermgebouw (noorden) neergezet, die beide na afloop van de spelen weer werden afgebroken. Het stedenbouwkundig concept werd echter gehandhaafd. ==Exterieur== Het gebouw, op rechthoekige grondslag, telt drie bouwlagen met daaronder een kelder en daarboven een parkeerdek. Aan de noordzijde zijn op het dak een kantine, technische ruimten en een autolift gebouwd. Op de zuidwesthoek bevindt zich een kleine opbouw voor het trappenhuis met spiltrap, die tot in de kelder doorloopt. De Garage is gebouwd van gewapend beton met glazen vliesgevels. Inmiddels is het exterieur bekleed met witgemoffelde aluminium gevelplaten. Hierachter de oorspronkelijke donkergrijze en zwarte leisteen. ==Interieur== Op de open verdiepingen zijn functie-eenheden als kantoren, receptie, portiersloge, toiletgroepen, wasruimten, wachtkamers, showrooms, reparatiewerkplaatsen, spuiterij en andere (technische) ruimten ondergebracht in centrale ‘eilanden’ of in afzonderlijke ruimten langs de zuid- oost of noordgevel. Extern zijn deze eenheden ook als zodanig te onderscheiden. Met uitzondering van de kelder die bijna in zijn geheel is ingericht als magazijn, zijn de open ruimten bestemd voor auto’s: elke verdieping voor een bepaald soort auto. De verdiepingen zijn met elkaar verbonden middels hellingbanen, die zich vanaf de hoofdingang op de zuidoosthoek vertakken naar de begane grond, de verdiepingen en naar de kelder. Het parkeerdek is voor auto’s via de autolift te bereiken. Behalve het trappenhuis op de zuidwesthoek, zijn er nog enkele secundaire verkeersruimten in de vorm van trappenhuizen met steektrappen en een personenlift, centraal in het gebouw en aan de oostzijde. De centrale werkruimten met glazen ruiten in ijzeren kozijnen en ijzeren deuren. Zwarte leisteen als wandafwerking in de hal van de personeelsingang. De kassa’s in de noordelijke gevel zijn recent (jaartal onbekend maar waarschijnlijk ná 2002) verdwenen achter witgemoffelde aluminium gevelplaten. In de verkoopgelegenheid bevonden zich een drietal gesmeed ijzeren panelen van Van den IJssel. Deze zijn bij de meest recente verbouwing (datum onbekend) tot showroom verdwenen; huidige locatie onbekend. ==Kunstwerken== # B. Roth, Abstract organisch gevormd bronzen wandreliëf in de hal van de voormalige personeelsingang (rechts in de voorgevel). # Abstracte voorstelling; blokken in reliëf en verdiepte velden: hoog, laag, vierkant en rechthoekig in voorgevel begane grond rechts van de voormalige personeelsingang (rechts in de gevel). Ook in de tochtpui van de ingang zelf op de linker- en rechterwand. Kunstenaar onbekend. ==Monumentale waarde== De garage is een toonbeeld van de toenemende consumptiemaatschappij, waarin de auto voor het eerst binnen het bereik van velen kwam en van de ontwikkeling naar een gebouw met meerdere verdiepingen, die via een hellingbaan toegankelijk zijn. De garage vormt een ensemble met andere gebouwen op het Stadionplein die eveneens door Wils ontworpen zijn en zo een stilistische ontwikkeling van zijn werk laten zien.  
==Besluit== Omschrijving van het besluit, toelichting en overige gegevens.  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/530858 rijksmonument 530858].</div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/528268|rijksmonumentencomplex 528268]]. </div> ==='"`UNIQ--h-1--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/528293 rijksmonument 528293].</div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/530868 rijksmonument 530868].</div>  +
==Geschiedenis== Tijdens de planperiode ontstaat een verschil van mening over het ontwerp van de parkstrook tussen de Dienst stadsontwikkeling (duidelijke visie op de structuurbepalende elementen van het park maar geen budget) en de afdeling beplantingen (een minder duidelijke visie maar wel budget). Om uit deze impasse te komen wordt besloten om onder toezicht van de Bond van Nederlandse Tuinarchitecten een prijsvraag te laten uitschrijven. In de jury zaten: Broerse (voorzitter BNT), Van Eesteren (stadsontwikkeling), Breman (Beplantingen), Merkelbach (stadsbouwmeester) en Bijhouwer (tuinarchitect). Wim Boer wint. Het park wordt doorsneden door verschillende bestaande noord-zuid verbindingen. Hij concludeert dat het maken van een continue “recreatieruimte” niet mogelijk is; de doorsnijdingen vormen te grote barrières. De Van Nijenrodeweg wordt als enige doorgaande oost-west verbinding vormgegeven als boulevard en ondersteund door middel van een vijf tot zeven rijen brede strook platanen. De parkstrook wordt in drie stukken opgedeeld met een onderling sterk verschillend karakter. Een westelijk gedeelte aansluitend op het Amsterdamse Bos. Een oostelijk gedeelte vormgegeven als uitloper van het Amstelpark en het middendeel, het meest intensieve parkdeel, bestaande uit drie eilanden en grenzend aan het winkelcentrum. Tussen de verschillende parkdelen wordt wel een sterke ruimtelijke relatie gemaakt door middel van doorzichten. Met name het ontwerp van het middengebied en van de boulevard langs de Van Nijenrodeweg worden door de jury hoog gewaardeerd. Aan Wim Boer wordt opdracht verleend tot het maken van een definitief ontwerp dat op een aantal punten afwijkt van het prijsvraagontwerp. Van dit definitieve ontwerp wordt alleen het gedeelte tussen de Buitenveldertselaan en de Van Leijenberghlaan volgens de opvattingen van Wim Boer aangelegd. Het overige deel is van de Dienst Publieke Werken. Wim Boer ging uit van het principe dat parkarchitectuur een geïntegreerd onderdeel van de stedenbouw moet zijn. Het kavelpatroon van Buitenveldert vormt de basis voor het park, de paden sluiten aan op de straten van de wijk. Essentie van het ontwerp is een afwisseling tussen rechthoekige en vierkante patronen waarbij het vierkant gebruikt wordt bij richting verandering of als rustpunt en de rechthoek dient om een richting aan te duiden. Dit is te illustreren aan de hand van het middengebied waar het ontmoetingseiland een vierkant grondvlak heeft en het bloemeneiland en de speel- en ligweiden rechthoekig van vorm zijn. Belangrijk daarbij is dat deze geometrische patronen nergens symmetrie opleveren door aansluitingspunten in bajonet-vorm te maken, of de erop aansluitende ruimtes ten opzichte van elkaar te spiegelen. In het ontwerp komen ook steeds dezelfde maatverhoudingen terug. De opening tussen het bomenvierkant op het ontmoetingseiland is even groot als de met bomen gevulde vierkanten in de platanenrij. Tevens zijn de kleine vierkante openingen in de platanenrij even groot als de vierkante plantvakken op het bloemeneiland. Zelfs de afmeting van de banken verhoudt zich tot de maat van de stoeptegels. Op het bloemeneiland bevindt zich een smalle strook met vaste planten en een slingerpad rondom de pergola: niet aangegeven op kaarten maar wel zichtbaar op een luchtfoto van 23 april 1970. Beplanting (niet uitputtend) volgens beplantingsplan 17 november 1964, plan voor verandering bloemeneiland 5 oktober 1971, beheersplan Buitenveldert deel 2 maart 1991 en eigen waarneming 21 augustus 2012: * Bomen: Platanus acerifolia, Salix alba, Salix viminalis, Salix aurita, Populus robusta, Alnus glutinosa, Crataegus monogyna, Fraxinus excelsior, Corylus colurna, Sophora japonica, Betula papyrifera * Heesters: Cornus mas, Viburnum opulus, Euonymus planipus, Amelanchier canadensis. * Vaste planten (vnl. op bloemeneiland); Ajuga reptans, Alchemilla mollis, Aruncus dioicus, Macleya cordata, Vinca minor. Pergola (Afb. 3.) begroeid met Wisteria. Het park ligt in de 20ste eeuwse ring van Amsterdam in de wijk Buitenveldert. Het totale park heeft een lengte van 2150 meter en een breedte van 230 meter. Het loopt over de gehele oost-west breedte van Buitenveldert en verbindt het Amstelpark met de entree van het Amsterdamse Bos. De begrenzing aan de noordzijde wordt gevormd door woonbebouwing, aan de zuidzijde door de Van Nijenrodeweg. Het beschermde gedeelte is een onderdeel van het totale oppervlak en betreft het middendeel tussen de Buitenveldertselaan (westelijke begrenzing) en de Van Leijenberghlaan (oostelijke begrenzing). Het beschermde deel van het park is opgedeeld in drie delen: het westelijk deel met ligweiden en bosbeplanting; het middendeel wordt gevormd door een plein met platanen (Ontmoetingseiland genoemd) en een noord-zuid fietsverbinding. Het oostelijk deel is een geometrisch opgezette bloementuin met vierkante plantvakken en een pleintje omgeven door een pergola. Alle delen zijn omgeven door water waaromheen weer een brede strook randbeplanting en hoog opgaande bomen. Tijdens de zeventiger jaren wordt er veel kritiek geuit op het park en met name op het middengedeelte. Naar aanleiding van een aantal inspraakavonden wordt, al dan niet met instemming van Wim Boer, een aantal essentiële wijzigingen in het park aangebracht. Van de door Wim Boer ontworpen aanpassing voor het ontmoetingseiland is nu niets meer terug te vinden. Wel is het park gedurende de zeventiger jaren ruimtelijk sterk verdicht en afgescheiden van de omgeving door het op een groot aantal plaatsen aanbrengen van hoge heesterbeplanting. Voorbeelden hiervan zijn de beplantingen onder de platanen aan de Van Nijenrodeweg, rond de zitplekken op de ligweide en tussen het park en de binnentuinen ten noorden van de Kamp. Op het ontmoetingseiland heeft een kiosk gestaan, ontworpen door D.L. Sterrenberg. Deze is inmiddels afgebrand (datum onbekend). ==Kunstwerken== # Van Eyck, A. (Aldo), banken (hout/betonblokken; Afb. 4.), door het hele park verspreid maar vooral aanwezig op het ontmoetingseiland. # Pergola op het bloemeneiland aan de zijde van de Van Leijenberghlaan. # Muur van rechthoekige betonblokken met een rechthoekig gat erin onder de pergola als scherm achter de banken. # Tien bruggen (ijzeren brugleuningen en betonnen brugdek; Afb. 2.). Twee bruggen van het weide/bosdeel naar de Van Nijenrodeweg. Een brug van het ontmoetingseiland naar de Van Nijenrodeweg. Een brug van het bloemeneiland naar de Van Leyenberghlaan. Een brug van het bloemeneiland naar het ontmoetingseiland. Een brug van het ontmoetingseiland naar het weide/bos deel. Een brug van het weide/bos deel naar de Buitenveldertselaan. Twee bruggen van het weide/bos deel naar de bebouwing ten noorden. Een brug van het ontmoetingseiland naar de bebouwing ten noorden. ==Monumentale waarde == Het Gijsbrecht van Aemstelpark is van belang als een nog goed bewaard gebleven centrale recreatieplek binnen een nieuw ontworpen stadsdeel en een goed voorbeeld van de invloed van de nieuwe zakelijkheid binnen de tuinarchitectuur, waar deze maar zelden werd toegepast. Het is een van de weinige parken in Nederland waar de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid tot uiting komt en zo vergaand is doorgevoerd. Boer was een van de weinige tuin- en landschapsarchitecten die al direct na de oorlog de nieuwe zakelijkheid toepast in de tuinarchitectuur. Het middendeel is gaaf en herkenbaar en heeft ondanks enkele wijzigingen niets van zijn oorspronkelijke ontwerpintentie verloren. De oorspronkelijke beplanting, padenpatroon, banken, bruggen, muren en pergola zijn allen nog aanwezig.  
==Besluit== Omschrijving van het besluit, toelichting en overige gegevens.  +
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een huisterp is een kunstmatig opgeworpen verhoging waarop een huis stond, vaak met schuren, stallen en andere bijgebouwen. Huisterpen zijn opgeworpen in laaggelegen gebieden, om zo droge voeten te houden. Ze komen voor in het kustgebied, maar ook in veengebieden en de rivierengebieden van Rijn, Waal, Maas en IJssel. We kennen ze vanaf de late bronstijd/ijzertijd tot in de nieuwe tijd. ==Vrijstellingsdiepte== 35 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 35 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * het verrichten van bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * het ophogen, verlagen of egaliseren van het terrein; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  +
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een terp (in Groningen spreekt men van 'wierde' en in andere delen van Nederland van 'werf' of 'pol') is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de terpen is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de terp, zogenaamde 'valgen'. Veel terpen hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel terpen zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 1000 in Friesland. Een moated site, Engels voor 'omgracht bezit', is een door een gracht omgeven woonplaats, waarvan het voornaamste gebouw in baksteen is uitgevoerd en de andere gebouwen in hout. De gebouwen zijn vaak voorzien van verdedigingselementen, zoals kantelen, torens en een poortgebouw. Andere benamingen voor zo'n woonplek zijn: stenen kamer, stins (Friesland), borg (Groningen), havezate (Oost-Nederland) en begraven hofstad (West-Nederland). ==Vrijstellingsdiepte== 20 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 20 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * ophogen, verlagen of egaliseren; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een terp (in Groningen spreekt men van 'wierde' en in andere delen van Nederland van 'werf' of 'pol') is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de terpen is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de terp, zogenaamde 'valgen'. Veel terpen hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel terpen zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 1000 in Friesland. ==Vrijstellingsdiepte== 30 cm onder het maaiveld, 40 cm onder het maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van toepassing is van 30 cm onder het maaiveld voor het onbebouwde deel en 40 cm onder het maaiveld voor het bebouwde deel. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * ophogen, verlagen of egaliseren; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een terp (in Groningen spreekt men van 'wierde' en in andere delen van Nederland van 'werf' of 'pol') is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de terpen is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de terp, zogenaamde 'valgen'. Veel terpen hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel terpen zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 1000 in Friesland. ==Vrijstellingsdiepte== 15 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 15 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * het verrichten van bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * het ophogen, verlagen of egaliseren van het terrein; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een terp (in Groningen spreekt men van 'wierde' en in andere delen van Nederland van 'werf' of 'pol') is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de terpen is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de terp, zogenaamde 'valgen'. Veel terpen hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel terpen zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 1000 in Friesland. ==Vrijstellingsdiepte== 40 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 40 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * het verrichten van bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * het ophogen, verlagen of egaliseren van het terrein; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een terp (in Groningen spreekt men van 'wierde' en in andere delen van Nederland van 'werf' of 'pol') is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de terpen is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de terp, zogenaamde 'valgen'. Veel terpen hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel terpen zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 1000 in Friesland. Een drenkplaats, ook wel dobbe genoemd, is een waterpoel om vee te laten drinken. Het is een verzamelpunt voor hemelwater. Dit waterreservoir kan ook gebruikt zijn door de mens, bijvoorbeeld als bluswater. Er zijn gegraven dobbes, maar ze kunnen ook op natuurlijke wijze zijn ontstaan. Ze komen voor in zandlandschappen en in zoute of brakke kwelders. De oudste door de mens gegraven dobbes dateren uit de ijzertijd. ==Vrijstellingsdiepte== 10 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 10 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * het verrichten van bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * het ophogen, verlagen of egaliseren van het terrein; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een terp (in Groningen spreekt men van 'wierde' en in andere delen van Nederland van 'werf' of 'pol') is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de terpen is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de terp, zogenaamde 'valgen'. Veel terpen hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel terpen zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 1000 in Friesland. ==Vrijstellingsdiepte== 30 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 30 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * het verrichten van bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * het ophogen, verlagen of egaliseren van het terrein; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een terp (in Groningen spreekt men van 'wierde' en in andere delen van Nederland van 'werf' of 'pol') is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de terpen is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de terp, zogenaamde 'valgen'. Veel terpen hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel terpen zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 1000 in Friesland. ==Vrijstellingsdiepte== 20 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 20 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * het verrichten van bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * het ophogen, verlagen of egaliseren van het terrein; * het dempen van watergangen of depressies; * het graven of verbreden van sloten; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het aanleggen en verwijderen van leidingen; * het aanbrengen van beplantingen; * sloopvergunningsplichtige werkzaamheden; * overige wijzigingen. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een huisterp is een kunstmatig opgeworpen verhoging waarop een huis stond, vaak met schuren, stallen en andere bijgebouwen. Huisterpen zijn opgeworpen in laaggelegen gebieden, om zo droge voeten te houden. Ze komen voor in het kustgebied, maar ook in veengebieden en de rivierengebieden van Rijn, Waal, Maas en IJssel. We kennen ze vanaf de late bronstijd/ijzertijd tot in de nieuwe tijd. ==Vrijstellingsdiepte== 40 cm onder het maaiveld, 35 cm onder het maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van toepassing is van 40 cm onder het maaiveld voor de woonerven en 35 cm onder het maaiveld voor de overige percelen. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * het verrichten van bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * het ophogen, verlagen of egaliseren van het terrein; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een terp (in Groningen spreekt men van 'wierde' en in andere delen van Nederland van 'werf' of 'pol') is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de terpen is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de terp, zogenaamde 'valgen'. Veel terpen hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel terpen zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 1000 in Friesland. ==Vrijstellingsdiepte== 30 cm onder het maaiveld, 40 cm onder het maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van toepassing is van 30 cm onder het maaiveld voor het onbebouwde deel en 40 cm onder het maaiveld voor het bebouwde deel. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * het verrichten van bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * het ophogen, verlagen of egaliseren van het terrein; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
==Besluit== Omschrijving van het besluit, toelichting en overige gegevens.  +
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> De ondergrond van dit terrein wordt gevormd door de Hondsrug. Die ontstond aan het einde van de voorlaatste ijstijd, zo'n 150.000 jaar geleden. Een ijsstroom schoof toen vanuit het Noorden over het huidige Groningen en Drenthe heen. De druk van het ijs en de kracht van het smeltwater lieten een patroon van parallel lopende ruggen en laagtes in het landschap achter. Op die ruggen werd in de laatste ijstijd zand afgezet door de wind, dat we dekzand noemen. De ontwikkeling en bewoning van de Hondsrug zijn bepaald door dit ijstijdenlandschap van ruggen en dalen. Na de laatste ijstijd, ongeveer 10.000 jaar geleden, trokken er eerst jagers, vissers en verzamelaars door het gebied. In de beekdalen en de bossen die de streek toen bedekten, was voedsel in overvloed te vinden zoals wild, vis en eetbare planten. Vanaf ca. 3400 v.Chr. vestigden zich de eerste landbouwers op de hogere zandgronden. Zij kapten het bos, legden akkers aan, weidden hun vee en bouwden boerderijen van hout, leem en riet. We kennen hen vooral van hun stenen grafmonumenten, de hunebedden. Van latere bewoners zijn honderden grafheuvels bewaard gebleven en stelsels van karrensporen die oude wegen aangeven. Dit rijksmonument omvat vier hunebedden, waarvan er twee (bovengronds) verdwenen zijn. De hunebedden werden tussen 3400 en 3000 v.Chr. gebouwd, het zijn de oudste monumenten in Drenthe. Hunebedden zijn grafkamers die gemaakt werden van grote stenen die met het ijstijden-ijs waren meegekomen. In één hunebed werden meerdere mensen begraven, maar niet iedereen kwam hier na zijn dood in terecht. Na het begrafenisritueel werden de hunebedden afgedekt met een pakket grond, dat de dekheuvel wordt genoemd. Ook liggen er tientallen grafheuvels uit vrijwel alle prehistorische perioden. De nabestaanden legden deze heuvels aan voor hun overledenen of begroeven hen in oudere heuvels. Aanvankelijk deed men aan lijkbegraving, later raakte crematie in zwang en werden de stoffelijke resten vervolgens in een urn onder of in een grafheuvel bijgezet. Op sommige plaatsen, ook hier op de Hondsrug, ontstonden complete urnenvelden waarin honderden of zelfs duizenden personen hun laatste rustplaats vonden. Op één van de grafheuvels heeft vanaf de dertiende eeuw een galg gestaan, de Galgenberg. Tegenwoordig staat er een zwerfkei op, die dienst doet als markesteen en de grens tussen de marken Schiphorst, Anloo en Zuidlaren markeert. In de middeleeuwen werden deze grenzen ook wel aangegeven door wallen met aan weerszijden een greppel, de markewallen. Ook daarvan zijn resten bewaard. Bij de Galgenberg komen bundels karrensporen samen. ==Vrijstellingsdiepte== Contact met RCE opnemen. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; bij voorgenomen ingrepen graag contact opnemen met de adviseur archeologie van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een grafheuvel is een door nabestaanden aangelegde heuvel van heideplaggen of ander materiaal waaronder of -in overledenen zijn begraven. De eerste grafheuvels zijn opgeworpen in de late steentijd, toen lijkbegraving – het onverbrand begraven van het lichaam – in zwang was. Vanaf de bronstijd tot in de Romeinse tijd zijn de doden gecremeerd onder de heuvel begraven. Meestal zaten hun resten in een urn. Door het graf met een heuvel te markeren, creëerden de mensen van toen duidelijk zichtbare elementen in het landschap. Grafheuvels treffen we vooral aan op de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Zo zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Drentse Hondsrug grafheuvelrijke regio's. Deze prehistorische grafheuvels herbergen informatie over het vroege verleden. Ze bevatten gegevens over hoe de mensen in het verleden met hun overledenen zijn omgegaan. Vaak hebben de begraafplaatsen een duidelijke relatie met het landschap. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een grafheuvel is een door nabestaanden aangelegde heuvel van heideplaggen of ander materiaal waaronder of -in overledenen zijn begraven. De eerste grafheuvels zijn opgeworpen in de late steentijd, toen lijkbegraving – het onverbrand begraven van het lichaam – in zwang was. Vanaf de bronstijd tot in de Romeinse tijd zijn de doden gecremeerd onder de heuvel begraven. Meestal zaten hun resten in een urn. Door het graf met een heuvel te markeren, creëerden de mensen van toen duidelijk zichtbare elementen in het landschap. Grafheuvels treffen we vooral aan op de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Zo zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Drentse Hondsrug grafheuvelrijke regio's. Deze prehistorische grafheuvels herbergen informatie over het vroege verleden. Ze bevatten gegevens over hoe de mensen in het verleden met hun overledenen zijn omgegaan. Vaak hebben de begraafplaatsen een duidelijke relatie met het landschap. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een grafheuvel is een door nabestaanden aangelegde heuvel van heideplaggen of ander materiaal waaronder of -in overledenen zijn begraven. De eerste grafheuvels zijn opgeworpen in de late steentijd, toen lijkbegraving – het onverbrand begraven van het lichaam – in zwang was. Vanaf de bronstijd tot in de Romeinse tijd zijn de doden gecremeerd onder de heuvel begraven. Meestal zaten hun resten in een urn. Door het graf met een heuvel te markeren, creëerden de mensen van toen duidelijk zichtbare elementen in het landschap. Grafheuvels treffen we vooral aan op de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Zo zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Drentse Hondsrug grafheuvelrijke regio's. Deze prehistorische grafheuvels herbergen informatie over het vroege verleden. Ze bevatten gegevens over hoe de mensen vroeger met hun overledenen zijn omgegaan. Vaak hebben de begraafplaatsen een duidelijke relatie met het landschap. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een grafheuvel is een door nabestaanden aangelegde heuvel van heideplaggen of ander materiaal waaronder of -in overledenen zijn begraven. De eerste grafheuvels zijn opgeworpen in de late steentijd, toen lijkbegraving – het onverbrand begraven van het lichaam – in zwang was. Vanaf de bronstijd tot in de Romeinse tijd zijn de doden gecremeerd onder de heuvel begraven. Meestal zaten hun resten in een urn. Door het graf met een heuvel te markeren, creëerden de mensen van toen duidelijk zichtbare elementen in het landschap. Grafheuvels treffen we vooral aan op de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Zo zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Drentse Hondsrug grafheuvelrijke regio's. Deze prehistorische grafheuvels herbergen informatie over het vroege verleden. Ze bevatten gegevens over hoe de mensen in het verleden met hun overledenen zijn omgegaan. Vaak hebben de begraafplaatsen een duidelijke relatie met het landschap. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een hunebed is een grafmonument gebouwd door de mensen van de Trechterbekercultuur, uit 3400-3050 voor Chr. Het stenen 'skelet' van een hunebed bestaat uit grote draagstenen en daarop gelegde dekstenen. Het monument was oorspronkelijk bedekt met aarde en had een toegang tot de gemeenschappelijke grafkamer. Die bestond uit verschillende ruimtes waarin de botten van de overledenen en grafgiften zijn bijgezet. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om een zichtbaar rijksmonument met archeologische resten op of direct onder het maaiveld, er is daarom geen sprake van vrijstellingsdiepte. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  +
== Parijs == In 1765 vertrok zij naar Parijs voor het grote succes. Gedeeltelijk lukte dat. Zij werd de allereerste vrouw die werd toegelaten tot de Académie des beaux-arts. Anderzijds lukte het haar niet om grote opdrachten van het hof te verwerven. Diderot, die haar goed kende, schreef in zijn dagboeken over haar dat zij talent genoeg had, maar dat het haar ontbrak aan jeugdigheid, schoonheid, bescheidenheid en koketterie. Verder vond hij ook dat zij niet toegefelijk genoeg was tegenover haar opdrachtgevers. Toch was Diderot haar goed gezind. Toen hij haar een portretopdracht gaf, waarop hij met een ontblootte schouders moest worden afgebeeld, merkte hij tijdens het gekleed poseren dat zij moeite had met het schilderen van de schouders. Hij trok zich vervolgens terug achter een gordijn, ontkleedde zich en ging geheel naakt door met poseren. Anna Dorothea bedankte hem voor zijn attente medewerking en voltooide vervolgens het portret. ==Den Haag== In oktober 1768 verliet Anna Dorothea Parijs en reisde zij via Brussel naar Den Haag. Haar zus Anna Rosina had toen net haar verblijf van ongeveer zes maanden in Den Haag beëindigd en bevond zich al in Braunschweig. Anna Dorothea zal zeker voordeel gehad hebben aan de vele contacten die haar zuster in Den Haag had opgedaan. Zo kwam Anna Rosina vaak bij op bezoek op het Noordeinde bij Philip Frederik Tinne, assistent-griffier van de Staten-Generaal, en buurman van griffier Mr. Hendrik Fagel. Diens zoon François Fagel, sinds 1767 adjunct-griffier, was getrouwd met Anna Maria Boreel. ==Anna Maria Boreel== Anna Maria was een dochter van Jacob Boreel en groeide op in Amsterdam en op Huis Beeckestijn in Velsen. In Velsen trouwde zij op 14 april 1764 met François Fagel. Uit hun huwelijk werden zeven kinderen geboren. François overleed in 1773 op relatief jonge leeftijd. Anna Maria overleed enkele jaren later op 15 juli 1781 in het kuuroord Bad Pyrmont, tijdens een reis door Duitsland. Volgens de kuurarts was zij overleden door het eten van aardbeien direct na het drinken van een glas helder bronwater. Ter nagedachtenis aan Anna Maria lieten de families Fagel en Boreel een kleine, ronde tempel bouwen in het park van het kuuroord, dat nu bekend staat als de ‘Erdbeertempel’. ==Het portret== Het ovale portret van Anna Maria Boreel is in 1961 geschonken als onderdeel van de Collectie Fagel door Leopold, graaf van Limburg Stirum. De toeschrijving aan Anna Dorothea Lisiewska is van de kunsthistoricus Adolph Staring, die onder meer gepubliceerd heeft over in de 18de eeuw door Franse kunstenaars vervaardigde portretten van Nederlanders. Het portret van Anna Maria is sinds 2019 te zien in het Huis Beeckestein in Velsen. ---- <blockquote class="templatetekst"><div class="tekst">Tekst: Eric Domela Nieuwenhuis</div> </blockquote> In de Rijkscollectie RCE is van Anna Dorethea Lisiewska 1 portret beschikbaar voor bruikleen.  
==De emancipatie van textiel== Als een van de oudste studenten was Anna eigengereid. Ze ging haar eigen gang en paste de regels van docenten zo nodig aan. En zo besloot ze na twee jaar academie dat de opleiding haar niet voldoende uitdaging gaf. Gesteund door kunstschilder Hans Verweij die zij dat jaar had ontmoet, verliet ze in 1957 de opleiding. In 1959 trok Anna in bij Hans Verweij in, in een voormalige fietsenstalling die op de nominatie stond gesloopt te worden. Het was tochtig en vochtig en de ruimte om er te werken was beperkt, toch gebruikten Anna en Hans de kleine woning ook als atelier. Aanvankelijk maakte Anna wandkleden geïnspireerd op stromingen in de moderne kunst. Haar werk werd, zeker in de beginperiode, gezien als het equivalent van wat haar mannelijke kunstenaars maakten in het Rotterdamse kunstwereld. Anna was verknocht aan haar materiaal. Textiel was tot vlak voor die tijd nog voorbehouden aan huisvlijt. Maar Anna zette het borduren, haken, breien en naaien in om objecten te maken waarin illusies en desillusies van het aardse bestaan werden vastgelegd. De pogingen van Hans Verweij om haar over te halen ook te gaan schilderen heeft ze altijd stellig afgehouden. ==Rotterdamse kunstkringen== De expositiemogelijkheden waren beperkt in de jaren zestig in Rotterdam, maar Anna’s relatie met Hans Verweij bracht haar midden in het kleine Rotterdamse kunstenaarscircuit. Via de vrienden bij de Nederlandse Kunststichting en galerie Delta kreeg Anna vele expositiegelegenheden in Rotterdam. Zo was Anna onder andere deelnemer van een overzichtstentoonstelling over textielkunst in De Doelen in 1969. Op deze tentoonstelling waren de werken van Anna en Ferdi (Tajiri-Jansen) te zien in een kleine groepstentoonstelling. Hun werk had net als van de andere exposanten Jan van Munster, Frans Peeters en Mathieu Ficheroux, betrekking op het menselijk lichaam. Maar door hun gebruik van zachte stoffen, organische vormen onderscheidden het werk van Anna en Ferdi zich van het koele objectivisme van de andere kunstwerken. ==Internationale presentaties== Na 1970 trad Anna ook internationaal op de voorgrond. In 1975 werd haar inzending voor de zevende Biënnale Internationale de la Tapisserie gehonoreerd en niet lang daarna, in 1979, kreeg ze haar eerste museale presentatie in het Stedelijk Museum Amsterdam. Ze legde ze zich steeds meer toe op de betekenis en de lagen in haar werk. Soms was dit letterlijk zichtbaar doordat lagen stof van elkaar waren afgepeld. ==Pioniersrol== In 1978 werd er bij Anna kanker geconstateerd. De wetenschap dat het leven spoedig zou eindigen, heeft vermoedelijk ook veel invloed gehad op haar laatste werken. Tot haar overlijden in 1980 heeft ze nog veel werk gemaakt. Met terugwerkende kracht kunnen er vele dubbele lagen in haar werk worden gezien die wijzen op een bewustzijn of een onbewust gevoel van haar korte bestaan. Anna heeft een pioniersrol vervuld in de emancipatie van het materiaal. Ze heeft de weg vrijgemaakt voor kunstenaars om te kiezen voor het handwerk in hun beeldende taal. De kunst van Anna is nog steeds actueel, krachtig en van deze tijd. ---- <blockquote class="templatetekst"><div class="tekst">Tekst: Daphne Nieuwenhuijse</div> </blockquote> In de Rijkscollectie RCE zijn van Anna Verschuure 7 objecten beschikbaar voor bruikleen.  
Adviseur Cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog  +
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een grafheuvel is een door nabestaanden aangelegde heuvel van heideplaggen of ander materiaal waaronder of -in overledenen zijn begraven. De eerste grafheuvels zijn opgeworpen in de late steentijd, toen lijkbegraving – het onverbrand begraven van het lichaam – in zwang was. Vanaf de bronstijd tot in de Romeinse tijd zijn de doden gecremeerd onder de heuvel begraven. Meestal zaten hun resten in een urn. Door het graf met een heuvel te markeren, creëerden de mensen van toen duidelijk zichtbare elementen in het landschap. Grafheuvels treffen we vooral aan op de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Zo zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Drentse Hondsrug grafheuvelrijke regio's. Deze prehistorische grafheuvels herbergen informatie over het vroege verleden. Ze bevatten gegevens over hoe de mensen in het verleden met hun overledenen zijn omgegaan. Vaak hebben de begraafplaatsen een duidelijke relatie met het landschap. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een hunebed is een grafmonument gebouwd door de mensen van de Trechterbekercultuur, uit 3400-3050 voor Chr. Het stenen 'skelet' van een hunebed bestaat uit grote draagstenen en daarop gelegde dekstenen. Het monument was oorspronkelijk bedekt met aarde en had een toegang tot de gemeenschappelijke grafkamer. Die bestond uit verschillende ruimtes waarin de botten van de overledenen en grafgiften zijn bijgezet. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om een zichtbaar rijksmonument met archeologische resten op of direct onder het maaiveld, er is daarom geen sprake van vrijstellingsdiepte. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  +
==Besluit== Omschrijving van het besluit, toelichting en overige gegevens.  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/514494|rijksmonumentencomplex 514494]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/514494|rijksmonumentencomplex 514494]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/complexen/514494 rijksmonumentencomplex 514494].</div>  +
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een grafheuvel is een door nabestaanden aangelegde heuvel van heideplaggen of ander materiaal waaronder of -in overledenen zijn begraven. De eerste grafheuvels zijn opgeworpen in de late steentijd, toen lijkbegraving – het onverbrand begraven van het lichaam – in zwang was. Vanaf de bronstijd tot in de Romeinse tijd zijn de doden gecremeerd onder de heuvel begraven. Meestal zaten hun resten in een urn. Door het graf met een heuvel te markeren, creëerden de mensen van toen duidelijk zichtbare elementen in het landschap. Grafheuvels treffen we vooral aan op de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Zo zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Drentse Hondsrug grafheuvelrijke regio's. Deze prehistorische grafheuvels herbergen informatie over het vroege verleden. Ze bevatten gegevens over hoe de mensen in het verleden met hun overledenen zijn omgegaan. Vaak hebben de begraafplaatsen een duidelijke relatie met het landschap. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een grafheuvel is een door nabestaanden aangelegde heuvel van heideplaggen of ander materiaal waaronder of -in overledenen zijn begraven. De eerste grafheuvels zijn opgeworpen in de late steentijd, toen lijkbegraving – het onverbrand begraven van het lichaam – in zwang was. Vanaf de bronstijd tot in de Romeinse tijd zijn de doden gecremeerd onder de heuvel begraven. Meestal zaten hun resten in een urn. Door het graf met een heuvel te markeren, creëerden de mensen van toen duidelijk zichtbare elementen in het landschap. Grafheuvels treffen we vooral aan op de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Zo zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Drentse Hondsrug grafheuvelrijke regio's. Deze prehistorische grafheuvels herbergen informatie over het vroege verleden. Ze bevatten gegevens over hoe de mensen in het verleden met hun overledenen zijn omgegaan. Vaak hebben de begraafplaatsen een duidelijke relatie met het landschap. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een grafheuvel is een door nabestaanden aangelegde heuvel van heideplaggen of ander materiaal waaronder of -in overledenen zijn begraven. De eerste grafheuvels zijn opgeworpen in de late steentijd, toen lijkbegraving – het onverbrand begraven van het lichaam – in zwang was. Vanaf de bronstijd tot in de Romeinse tijd zijn de doden gecremeerd onder de heuvel begraven. Meestal zaten hun resten in een urn. Door het graf met een heuvel te markeren, creëerden de mensen van toen duidelijk zichtbare elementen in het landschap. Grafheuvels treffen we vooral aan op de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Zo zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Drentse Hondsrug grafheuvelrijke regio's. Deze prehistorische grafheuvels herbergen informatie over het vroege verleden. Ze bevatten gegevens over hoe de mensen in het verleden met hun overledenen zijn omgegaan. Vaak hebben de begraafplaatsen een duidelijke relatie met het landschap. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een grafheuvel is een door nabestaanden aangelegde heuvel van heideplaggen of ander materiaal waaronder of -in overledenen zijn begraven. De eerste grafheuvels zijn opgeworpen in de late steentijd, toen lijkbegraving – het onverbrand begraven van het lichaam – in zwang was. Vanaf de bronstijd tot in de Romeinse tijd zijn de doden gecremeerd onder de heuvel begraven. Meestal zaten hun resten in een urn. Door het graf met een heuvel te markeren, creëerden de mensen van toen duidelijk zichtbare elementen in het landschap. Grafheuvels treffen we vooral aan op de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Zo zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Drentse Hondsrug grafheuvelrijke regio's. Deze prehistorische grafheuvels herbergen informatie over het vroege verleden. Ze bevatten gegevens over hoe de mensen in het verleden met hun overledenen zijn omgegaan. Vaak hebben de begraafplaatsen een duidelijke relatie met het landschap. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een grafheuvel is een door nabestaanden aangelegde heuvel van heideplaggen of ander materiaal waaronder of -in overledenen zijn begraven. De eerste grafheuvels zijn opgeworpen in de late steentijd, toen lijkbegraving – het onverbrand begraven van het lichaam – in zwang was. Vanaf de bronstijd tot in de Romeinse tijd zijn de doden gecremeerd onder de heuvel begraven. Meestal zaten hun resten in een urn. Door het graf met een heuvel te markeren, creëerden de mensen van toen duidelijk zichtbare elementen in het landschap. Grafheuvels treffen we vooral aan op de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Zo zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Drentse Hondsrug grafheuvelrijke regio's. Deze prehistorische grafheuvels herbergen informatie over het vroege verleden. Ze bevatten gegevens over hoe de mensen in het verleden met hun overledenen zijn omgegaan. Vaak hebben de begraafplaatsen een duidelijke relatie met het landschap. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een grafheuvel is een door nabestaanden aangelegde heuvel van heideplaggen of ander materiaal waaronder of -in overledenen zijn begraven. De eerste grafheuvels zijn opgeworpen in de late steentijd, toen lijkbegraving – het onverbrand begraven van het lichaam – in zwang was. Vanaf de bronstijd tot in de Romeinse tijd zijn de doden gecremeerd onder de heuvel begraven. Meestal zaten hun resten in een urn. Door het graf met een heuvel te markeren, creëerden de mensen van toen duidelijk zichtbare elementen in het landschap. Grafheuvels treffen we vooral aan op de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Zo zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Drentse Hondsrug grafheuvelrijke regio's. Deze prehistorische grafheuvels herbergen informatie over het vroege verleden. Ze bevatten gegevens over hoe de mensen vroeger met hun overledenen zijn omgegaan. Vaak hebben de begraafplaatsen een duidelijke relatie met het landschap. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. < ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
Voormalige kweekschool voor kleuterleidsters. De kweekschool is een van de laatste ontwerpen van de Apeldoornse architect Gerardus Wilhelmus van den Beld (1883-1960) en van een vroeg werk uit het oeuvre van zijn zoon Caspar Melchior Balthasar van den Beld (1918-1992. Na het overlijden van zijn vader voltooide hij het schoolgebouw. Op 17 september 1963 legde K. Vondeling de eerste steen. De kweekschool is gesitueerd in de wijk Driehuizen, in een van de naoorlogse uitbreidingen van Apeldoorn. Het pand ligt tussen de Henri Dunantlaan, Asselsestraat en het Sprengenpark. De kweekschool maakt deel van een strook met naoorlogse schoolgebouwen tussen de Asselsestraat en de John F. Kennedylaan. Aan de Henri Dunantlaan staan school- en flatgebouwen uit hetzelfde tijdvak: het derde kwart van de 20ste eeuw. De Asselsestraat kent daarentegen een vooroorlogse bebouwing. Het vrijstaande pand wordt omgeven door een tuin. [[Bestand: 532209 tuin.jpg|400px|rechts|thumb|Afb. 1 Tuin van het complex. Foto door Nanette de Jong, 2012. Beeldbank RCE, CC BY-SA 3.0|alt=Foto van de tuin van het complex met links en achterin twee lage gebouwen.]] ==Exterieur== Betonconstructie. Gevels van crèmekleurige verblendsteen, glasblokken en gele en rode baksteen. Steunberen van crèmekleurige verblendsteen. Aangemetselde plantenbakken. Stalen kozijnen, ramen en deuren. Lekdorpels van kunststeen of bruingeglazuurde steen. Kelderkoekoeken van hardsteen met ijzeren roosters. Oculi. Plat dak met betonnen overstek. Schoorsteen van rode baksteen. ==Interieur== U-vormig grondplan rond een gazon. Centrale hal met aan weerszijden een lange gang die doorloopt in de zijvleugels. De gang ligt aan de voorzijde, aan het gazon. Schoollokalen en overige ruimtes zijn aan de achterzijde van deze gang gesitueerd. Het centrale gedeelte is onderkelderd. Aan het eind van de rechter zijvleugel bevindt zich een onderkelderde toneelzaal. Linoleum in de gangen. Tegelvloeren in de sanitaire ruimtes. Lage vensterbanken van hooggepolijst arduin. Vensterbanken van tegels. Wanden van schoonmetselwerk van gele en rode nageruwde strengperssteen. De houten vensters tussen de gang en lokalen zijn uitgevoerd als vitrines. Houten kozijnen en binnendeuren. Stalen tochtpuien. Verwarmingsradiatoren. Trappen van leisteen en arduin met stalen balustrades. Twee stenen in de entree ter herinnering aan de eerste steenlegging. Toneelzaal met convectorputten, schoonmetselwerk van gele baksteen, houten afwerking tegen de wanden en het plafond en verlichtingsarmaturen in de plafond. ==Kunstwerken== Gaby (Gabrielle) Bovelander, sgraffito in chromatische kleurstelling aan de oostelijke buitengevel van de toneelzaal (straatzijde), voorstellende onderwijzeressen en kleuters. [[Bestand: 532209 sgraffito.jpg|400px|rechts|thumb|Afb. 2 Sgraffito aan de gevel van de toneelzaal. Foto door Nanette de Jong, 2012. Beeldbank RCE, CC BY-SA 3.0|alt=Foto van de grijze sgraffito aan de buitengevel. Aan beide kanten van de wand staan bomen.]] ==Tuinaanleg== Aan de voorzijde bevindt zich een ruim gazon met een perk en een omzoming door borders met heesters. Aan de overige zijden is een vergelijkbare aanleg gerealiseerd. Rechts zijn enkele bomen in de borders opgenomen. Aan de achterzijde gaat de tuin over in de bosschages van het Sprengenpark. ==Relevante wijzigingen== De toneelzaal had wellicht oorspronkelijk een andere functie, maar fungeert al heel lang als toneelzaal. Op enkele plaatsen zijn kleinere vertrekken gecreëerd ten behoeve van de nieuwe functie. De sanitaire ruimtes zijn vernieuwd. Op het oude enkelglas is een veiligheidsfolie aangebracht. De toneelzaal is voorzien van veiligheidsglas. De fietsenkelder is opgedeeld in verschillende ruimtes. Het gazon aan de voorzijde is voorzien van speeltoestellen en speelmogelijkheden voor de kinderen. Aan de rechter zijde is een parkeerplaats aangelegd. Het pand heeft na de sluiting van de school een kantoorfunctie gekregen. ==Monumentale waarde== De bouw van de kweekschool is een indirect gevolg van de naoorlogse geboortegolf. Net als elders in het land werd in Apeldoorn een groot aantal nieuwe schoolgebouwen gerealiseerd voor de verschillende onderwijsvormen. In 1958 werd de algemeen bijzondere opleiding voor kleuteronderwijzeressen opgericht. Naar aanleiding hiervan is de kweekschool opgericht. Het schoolgebouw is een uitdrukking van de toen heersende opvattingen over het onderwijs aan een kweekschool. Klaslokalen werden gecombineerd met een algemene ruimte, grote hal en fietsenkelder. De kweekschool is een voorbeeld van het poëtisch functionalisme. Deze stijl is te herkennen in de functionalistische opzet met platte daken, zichtbare betonconstructie, stalen ramen en deuren, ruime opzet met veel daglichttoetreding (conform het adagium “licht, lucht en ruimte”), gecombineerd met decoratieve details als de gebogen luifels, ronde vensters, steunberen en gevels van glasblokken. De symmetrische opzet van de gebouwdelen rond een cour d’honneur met een entreepaviljoen als corps-de-logis komt voort uit de klassieke paleisbouw. Typerend voor het poëtisch functionalisme is ook het brede dakoverstek. De tuinaanleg is kenmerkend voor naoorlogse buitenruimtes bij instellingen als de kweekschool. De ruimte is eenvoudig ingericht en heeft, met name aan de voorzijde, een open karakter. De kweekschool heeft een evenwichtige opzet, een markante hoofdvorm, een zorgvuldig en bijzonder materiaal- en kleurgebruik en opvallende detaillering. De speelse details als de gebogen luifels, ronde vensters, steunberen en gevels van glasblokken onderscheiden het ontwerp van andere poëtisch-functionalistische gebouwen. Aan het exterieur is te zien welke functie erachter ligt: grote glaspuien ter hoogte van de klaslokalen, hal en toneelzaal. De ronde vensters verbijzonderen de zijentrees. Achter de glasblokken ligt de gang. Deze indeling is nog steeds aanwezig. Ook historische afwerklagen als schoonmetselwerk wanden zijn aanwezig, evenals radiatoren, trappen.  
==Geschiedenis en omschrijving== Het Kastelenlexicon, een database van het Kenniscentrum voor Kasteel en Buitenplaats (Nederlandse Kastelenstichting), bevat uitgebreide informatie over dit object. Zie de link naar het Kastelenlexicon onder het kopje Bronnen en verwijzingen.  +
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een grafheuvel is een door nabestaanden aangelegde heuvel van heideplaggen of ander materiaal waaronder of -in overledenen zijn begraven. De eerste grafheuvels zijn opgeworpen in de late steentijd, toen lijkbegraving – het onverbrand begraven van het lichaam – in zwang was. Vanaf de bronstijd tot in de Romeinse tijd zijn de doden gecremeerd onder de heuvel begraven. Meestal zaten hun resten in een urn. Door het graf met een heuvel te markeren, creëerden de mensen van toen duidelijk zichtbare elementen in het landschap. Grafheuvels treffen we vooral aan op de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Zo zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Drentse Hondsrug grafheuvelrijke regio's. Deze prehistorische grafheuvels herbergen informatie over het vroege verleden. Ze bevatten gegevens over hoe de mensen in het verleden met hun overledenen zijn omgegaan. Vaak hebben de begraafplaatsen een duidelijke relatie met het landschap. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een grafheuvel is een door nabestaanden aangelegde heuvel van heideplaggen of ander materiaal waaronder of -in overledenen zijn begraven. De eerste grafheuvels zijn opgeworpen in de late steentijd, toen lijkbegraving – het onverbrand begraven van het lichaam – in zwang was. Vanaf de bronstijd tot in de Romeinse tijd zijn de doden gecremeerd onder de heuvel begraven. Meestal zaten hun resten in een urn. Door het graf met een heuvel te markeren, creëerden de mensen van toen duidelijk zichtbare elementen in het landschap. Grafheuvels treffen we vooral aan op de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Zo zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Drentse Hondsrug grafheuvelrijke regio's. Deze prehistorische grafheuvels herbergen informatie over het vroege verleden. Ze bevatten gegevens over hoe de mensen vroeger met hun overledenen zijn omgegaan. Vaak hebben de begraafplaatsen een duidelijke relatie met het landschap. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een grafheuvel is een door nabestaanden aangelegde heuvel van heideplaggen of ander materiaal waaronder of -in overledenen zijn begraven. De eerste grafheuvels zijn opgeworpen in de late steentijd, toen lijkbegraving – het onverbrand begraven van het lichaam – in zwang was. Vanaf de bronstijd tot in de Romeinse tijd zijn de doden gecremeerd onder de heuvel begraven. Meestal zaten hun resten in een urn. Door het graf met een heuvel te markeren, creëerden de mensen van toen duidelijk zichtbare elementen in het landschap. Grafheuvels treffen we vooral aan op de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Zo zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Drentse Hondsrug grafheuvelrijke regio's. Deze prehistorische grafheuvels herbergen informatie over het vroege verleden. Ze bevatten gegevens over hoe de mensen vroeger met hun overledenen zijn omgegaan. Vaak hebben de begraafplaatsen een duidelijke relatie met het landschap. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Overblijfselen van metaalbewerking manifesteren zich in de vorm van grote hoeveelheden houtskool, hamerstenen (goud), gietdruppels (brons), hamerslag en smeedslakken (ijzer), malfragmenten en resten van lemen ovens. Metaalbewerking komt in Nederland voor vanaf de late fase van de nieuwe steentijd, omstreeks 2200 voor Chr. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  +
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een grafheuvel is een door nabestaanden aangelegde heuvel van heideplaggen of ander materiaal waaronder of -in overledenen zijn begraven. De eerste grafheuvels zijn opgeworpen in de late steentijd, toen lijkbegraving – het onverbrand begraven van het lichaam – in zwang was. Vanaf de bronstijd tot in de Romeinse tijd zijn de doden gecremeerd onder de heuvel begraven. Meestal zaten hun resten in een urn. Door het graf met een heuvel te markeren, creëerden de mensen van toen duidelijk zichtbare elementen in het landschap. Grafheuvels treffen we vooral aan op de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Zo zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Drentse Hondsrug grafheuvelrijke regio's. Deze prehistorische grafheuvels herbergen informatie over het vroege verleden. Ze bevatten gegevens over hoe de mensen in het verleden met hun overledenen zijn omgegaan. Vaak hebben de begraafplaatsen een duidelijke relatie met het landschap. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een grafheuvel is een door nabestaanden aangelegde heuvel van heideplaggen of ander materiaal waaronder of -in overledenen zijn begraven. De eerste grafheuvels zijn opgeworpen in de late steentijd, toen lijkbegraving – het onverbrand begraven van het lichaam – in zwang was. Vanaf de bronstijd tot in de Romeinse tijd zijn de doden gecremeerd onder de heuvel begraven. Meestal zaten hun resten in een urn. Door het graf met een heuvel te markeren, creëerden de mensen van toen duidelijk zichtbare elementen in het landschap. Grafheuvels treffen we vooral aan op de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Zo zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Drentse Hondsrug grafheuvelrijke regio's. Deze prehistorische grafheuvels herbergen informatie over het vroege verleden. Ze bevatten gegevens over hoe de mensen vroeger met hun overledenen zijn omgegaan. Vaak hebben de begraafplaatsen een duidelijke relatie met het landschap. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een grafheuvel is een door nabestaanden aangelegde heuvel van heideplaggen of ander materiaal waaronder of -in overledenen zijn begraven. De eerste grafheuvels zijn opgeworpen in de late steentijd, toen lijkbegraving – het onverbrand begraven van het lichaam – in zwang was. Vanaf de bronstijd tot in de Romeinse tijd zijn de doden gecremeerd onder de heuvel begraven. Meestal zaten hun resten in een urn. Door het graf met een heuvel te markeren, creëerden de mensen van toen duidelijk zichtbare elementen in het landschap. Grafheuvels treffen we vooral aan op de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Zo zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Drentse Hondsrug grafheuvelrijke regio's. Deze prehistorische grafheuvels herbergen informatie over het vroege verleden. Ze bevatten gegevens over hoe de mensen in het verleden met hun overledenen zijn omgegaan. Vaak hebben de begraafplaatsen een duidelijke relatie met het landschap. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/514541 rijksmonument 514541].</div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/complexen/514486 rijksmonumentencomplex 514486].</div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/514486|rijksmonumentencomplex 514486]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/514486|rijksmonumentencomplex 514486]]. </div>  +
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een grafheuvel is een door nabestaanden aangelegde heuvel van heideplaggen of ander materiaal waaronder of -in overledenen zijn begraven. De eerste grafheuvels zijn opgeworpen in de late steentijd, toen lijkbegraving – het onverbrand begraven van het lichaam – in zwang was. Vanaf de bronstijd tot in de Romeinse tijd zijn de doden gecremeerd onder de heuvel begraven. Meestal zaten hun resten in een urn. Door het graf met een heuvel te markeren, creëerden de mensen van toen duidelijk zichtbare elementen in het landschap. Grafheuvels treffen we vooral aan op de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Zo zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Drentse Hondsrug grafheuvelrijke regio's. Deze prehistorische grafheuvels herbergen informatie over het vroege verleden. Ze bevatten gegevens over hoe de mensen in het verleden met hun overledenen zijn omgegaan. Vaak hebben de begraafplaatsen een duidelijke relatie met het landschap. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Daar waar jagers en verzamelaars tijdelijk hun kamp hebben opgeslagen, waar voedsel op vuur is bereid, en waar vuursteen en andere materialen zijn bewerkt, spreken we van steentijdbewoning. Tijdens het bewerken van vuursteen zijn kleine stukjes afval op de grond terecht komen. Dat vuursteenafval, maar ook werktuigen, houtskool en verbrande noten, zoals hazelnoten zijn kenmerken van kampementen. We kennen deze locaties vanaf de oude steentijd tot in de bronstijd. Vanaf de late steentijd gaan mensen zich vestigen op één plaats. Ze kappen bos, leggen akkers aan, bouwen huizen en houden vee. Hun bestaan is gericht op voedselproductie. Deze plaatsvaste agrarische levenswijze wordt steeds verder doorontwikkeld. Vanaf de Romeinse tijd ontstaan steden, waaraan het achterland producten levert. Sommige dorpen, maar vooral steden, krijgen in de late middeleeuwen verdedigende elementen. ==Vrijstellingsdiepte== 20 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 20 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * ophogen, verlagen of egaliseren; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. * het graven of verbreden van sloten; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het aanleggen en verwijderen van leidingen; * het aanbrengen van beplantingen; * overige wijzigingen. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een grafheuvel is een door nabestaanden aangelegde heuvel van heideplaggen of ander materiaal waaronder of -in overledenen zijn begraven. De eerste grafheuvels zijn opgeworpen in de late steentijd, toen lijkbegraving – het onverbrand begraven van het lichaam – in zwang was. Vanaf de bronstijd tot in de Romeinse tijd zijn de doden gecremeerd onder de heuvel begraven. Meestal zaten hun resten in een urn. Door het graf met een heuvel te markeren, creëerden de mensen van toen duidelijk zichtbare elementen in het landschap. Grafheuvels treffen we vooral aan op de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Zo zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Drentse Hondsrug grafheuvelrijke regio's. Deze prehistorische grafheuvels herbergen informatie over het vroege verleden. Ze bevatten gegevens over hoe de mensen in het verleden met hun overledenen zijn omgegaan. Vaak hebben de begraafplaatsen een duidelijke relatie met het landschap. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een grafheuvel is een door nabestaanden aangelegde heuvel van heideplaggen of ander materiaal waaronder of -in overledenen zijn begraven. De eerste grafheuvels zijn opgeworpen in de late steentijd, toen lijkbegraving – het onverbrand begraven van het lichaam – in zwang was. Vanaf de bronstijd tot in de Romeinse tijd zijn de doden gecremeerd onder de heuvel begraven. Meestal zaten hun resten in een urn. Door het graf met een heuvel te markeren, creëerden de mensen van toen duidelijk zichtbare elementen in het landschap. Grafheuvels treffen we vooral aan op de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Zo zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Drentse Hondsrug grafheuvelrijke regio's. Deze prehistorische grafheuvels herbergen informatie over het vroege verleden. Ze bevatten gegevens over hoe de mensen in het verleden met hun overledenen zijn omgegaan. Vaak hebben de begraafplaatsen een duidelijke relatie met het landschap. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
==Aanleiding voor de bescherming== Op 4 juni 2015 ontving de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de suggestie van de Stichting Het Geldersch Landschap en Kastelen om de ijkbasis op de Zilvense heide in het natuurgebied Loenermark te beschermen en in te schrijven in het rijksmonumentenregister. De Stichting is beheerder van het gebied. De gemeente Apeldoorn is de eigenaar. Ook de gemeente onderschreef deze suggestie. Na onderzoek is gebleken dat het hier om een uniek object gaat met hoge monumentale waarden. Gezien de toenmalig geldende beleidsregel heeft de minister het besluit tot aanwijzing onder andere genomen vanwege het feit dat de ijksbasis een essentiële aanvulling op het bestand is en daarvoor van onmiskenbare meerwaarde is. De ijkbasis valt gezien het bouwjaar binnen de eerste tranche van bescherming van de monumenten uit de Wederopbouwperiode tot 1958. Door zijn geïsoleerde ligging is het object destijds niet opgemerkt in het Wederopbouwprogramma. ==Beschrijving, een ijsberg== De ijkbasis bestaat feitelijk uit twee bases. De hoofdbasis, of interferentiebasis, met de grote objecten uit 1957 en evenwijdig daarnaast een basis van kleine betonnen pijlers bedoeld voor het ijken van invardraden, aangelegd in 1960. Invardraden zijn draden van een vaste lengte, meestal 24 m. en gemaakt van een specifieke metaallegering. Deze (invar)legering zorgt ervoor dat het metaal zeer stabiel is en nauwelijks krimpt of uitzet. Daardoor kunnen met behulp van deze draden nauwkeurige metingen worden uitgevoerd. De hoofdbasis strekt zich uit over een lengte van ruim 576 m. en is 20 m. breed. Deze strip ligt ongeveer in oost-west richting. Bovengronds bevinden zich acht betonnen pijlers en zes betonnen platforms. Dit zichtbare deel is echter het topje van de ijsberg. Ondergronds ligt een zware eveneens betonnen constructie van pijlers, palen en cilinders met klein kelders waarin zich het eigenlijke meetpunt bevindt. Dit alles was erop gericht een zo nauwkeurig en stabiel mogelijke wijze van meten mogelijk te maken. Om de constructie te begrijpen kan het best de publicatie van G.J. Bruins (ed.) bekeken worden op pagina 18 en 19 resp. figuur 3 en 4. Zie hieronder bij bronnen als PDF on line te vinden. ==Geschiedenis== De geschiedenis van de ijkbasis heeft alles te maken met de geschiedenis van de landmeetkunde of geodesie in Nederland en in internationaal perspectief. Om het hele land nauwkeurig te kunnen opmeten was al in de 19de eeuw een zogeheten driehoeksnet uitgelegd. In de loop van de jaren werd deze meting verbeterd en verfijnd en zo ontstond in 1928 het net van de Rijksdriehoeksmeting (RD). Hiervan maakte onder andere het Kadaster, de gemeentes en Rijkswaterstaat gebruik. Het opzetten van een driehoeksmeting was al in de 16de beschreven door de Nederlandse wis- en natuurkundige Gemma Frisius (1508-1555). In de vroege 17de eeuw operationaliseerde de eveneens Nederlandse wis- en natuurkundigen Snellius (Willebrord Snel van Royen 1580-1626) dit systeem door gebruik te maken van de kerktorens als vaste, hoge en daardoor goed zichtbare meetpunten. === Europese samenwerking=== Ook in de ons omringende landen bestonden dergelijk soort meetnetten. Kort na de Tweede Wereldoorlog ontstond het idee om de landelijke driehoeksnetten onderling te verbinden tot een inter-Europees net, een vroege vorm van Europese samenwerking dus. En voor het vervolg werd gedacht aan een wereldomspannend net. Er waren echter zorgen over het correct op elkaar aansluiten van de verschillende bestaande netten. In principe gebruikte ieder land de Parijse standaardmeter, maar er bestond geen zekerheid over de juiste en eenduidige afgeleiden of toepassing hiervan. Zo werd in 1954 door internationaal samenwerkende geodeten de aanbeveling gedaan, dat elk land op eigen grondgebied een ijkbasis zou aanleggen. Deze zouden van een precieze lengte moeten zijn en het meten zou op een afgesproken nauwkeurige standaardmanier moeten plaatsvinden. Het idee van de ijkbasis was geboren. Het ideaal om in ieder land een dergelijke basis op te richten, is echter nooit van de grond gekomen. Behalve in Nederland zijn bases volgens de principes van Väisälä gebouwd in, Finland, Argentinië en Duitsland. === Hulp uit Finland=== Voorgesteld werd om deze bases op te zetten volgens de, al in 1923 door de Finse natuur- en sterrenkundige Y. Väisälä (1891-1971) gepubliceerde, 'lichtinterferentiemethode'. Professor Väisälä had een techniek bedacht om, met gebruikmaking van wit licht, het interferentieverschijnsel in het open veld te benutten voor het meten van afstanden tot enkele honderden meters. Deze methode was nauwkeurig, maar vroeg in de praktijk om een precieze en accurate toepassing waarvoor kennis van zaken en ervaring nodig was. De Rijkscommissie voor Geodesie (RCG) maakte in 1955 dan ook graag gebruik van het aanbod van het Finse geodetisch instituut te Helsinki om de specialistische metingen met de Väisälä-‘comparator’ in Nederland te komen verzorgen. Men zocht een afgelegen locatie met een stabiele ondergrond. Onderzoek wees uit dat dit het best gevonden werd in de Loenermark bij Apeldoorn. In 1956 werd begonnen met de aanleg in 1957 was de ijkbasis gereed. === Einde van de ijkbasis=== De opkomst van nieuwe elektronische afstandsmeettechnieken in de geodesie maakte het gebruik van de ijkbasis overbodig. Ook de invardraden raakten in onbruik. Daarmee dreigde de ijkbasis in de vergetelheid te raken. Het initiatief van de Stichting Het Geldersch Landschap en Kastelen heeft verlies van dit unieke monument voorkomen. ==Monumentale waarde== De ijkbasis Loenermark is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische, architectuurhistorische en ensemble waarde. Tevens is is de ijkbasis gaaf bewaard en goed herkenbaar. In Nederland is de ijkbasis uniek en wereldwijd gaat het om een zeldzaam object. De ijkbasis staat in de traditie van de Nederlandse geschiedenis van de landmeetkunde en is een uitdrukking van de zich ontwikkelende internationale wetenschappelijke samenwerking op het terrein van de geodesie. Er is sprake van een hoog innovatief en pioniers gehalte in het streven om te komen tot internationaal aanvaarde standaard meetmethoden. De samenhang van alle objecten tot elkaar en tot de locatie is van belang. Voor de interferentiebasis geldt ook het wezenlijke belang van de relatie tussen de bovengronds zichtbare delen en de ondergrondse delen met het interieur van de meetkelders.  
==Geschiedenis== De oudste vermelding van het kasteel dateert uit 1379, wanneer het in leen wordt opgedragen aan de hertog van Gelre. Het is mogelijk niet lang daarvoor gebouwd. In 1672 is het kasteel door de Franse troepen grotendeels verwoest. Het is daarna herbouwd en in de achttiende eeuw nog uitgebreid met een washuis. In 1881 is het kasteel gesloopt, met uitzondering van het washuis dat tot het huidige landhuis is verbouwd. ==Omschrijving== Uit de vermelding ‘huys ende hoffstadt’ is niet af te leiden hoe het huis er in de veertiende eeuw uit zag, noch of het bestond uit een hoofd- en voorburcht. De oudste afbeelding dateert uit circa 1730 en laat een groot symmetrisch huis vanuit het zuidwesten zien, met tegen de zuidzijde een iets lagere aanbouw met een traptoren in de hoek tussen beide bouwdelen. In die aanbouw zou, gelet op de plaatsing van de vensters in het midden van de gevel, een veertiende-eeuws gebouw schuil kunnen gaan. In de achttiende eeuw is aan de noordzijde een vleugel aangebouwd met daarin een washuis. Nadat het huis ==Omgeving== Het huis is gelegen aan de oostzijde van een groot, langgerekt omgracht eiland. De toegang bevindt zich aan de oostzijde en daar bevinden zich ook de twee bouwhuizen en de oprijlaan. Het is gezien de grootte van het eiland niet ondenkbaar dat zich hier in oorsprong wellicht ook een voorburcht bevond en dat de toegang tot het kasteel misschien is verplaatst bij de herbouw na 1672. Er zijn op het Actueel Hoogtebestand Nederland echter geen sporen te zien van een gracht die het eiland wellicht ooit in tweeën verdeelde. Rond de gracht loopt een met bomen beplante singel.  +
==Besluit== Omschrijving van het besluit, toelichting en overige gegevens.  +
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een wierde (in Friesland spreekt men van 'terp' en in andere delen van Nederland van 'werf' of 'pol') is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de wierden is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de wierde, zogenaamde 'valgen'. Veel wierden hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel wierden zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 600 in Groningen. ==Vrijstellingsdiepte== 20 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 20 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * ophogen, verlagen of egaliseren; * het aanbrengen van verhardingen, * het wijzigen van het grondwaterpeil, of * het dempen /uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een wierde (in Friesland spreekt men van 'terp' en in andere delen van Nederland van 'werf' of 'pol') is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de wierden is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de wierde, zogenaamde 'valgen'. Veel wierden hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel wierden zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 600 in Groningen. Een klooster is een complex van gebouwen, bestemd voor een gemeenschap van mannen of vrouwen die binnen de muren een godsdienstig leven leiden. Een klooster bestaat uit een kloosterkerk, kloosterhof en -gang, kapittelzaal, refter, ziekenzaal, keuken en verblijven van de kloosterlingen. In Nederland kennen we kloosters vanaf de vroege middeleeuwen. ==Vrijstellingsdiepte== 60 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 60 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * ophogen, verlagen of egaliseren; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een wierde (in Friesland spreekt men van 'terp' en in andere delen van Nederland van 'werf' of 'pol') is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de wierden is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de wierde, zogenaamde 'valgen'. Veel terpen hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel wierden zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 600 in Groningen. Een drenkplaats, ook wel dobbe genoemd, is een waterpoel om vee te laten drinken. Het is een verzamelpunt voor hemelwater. Dit waterreservoir kan ook gebruikt zijn door de mens, bijvoorbeeld als bluswater. Er zijn gegraven dobbes, maar ze kunnen ook op natuurlijke wijze zijn ontstaan. Ze komen voor in zandlandschappen en in zoute of brakke kwelders. De oudste door de mens gegraven dobbes dateren uit de ijzertijd. ==Vrijstellingsdiepte== 60 cm onder het maaiveld, 40 cm onder het maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van toepassing is van 60 cm onder het maaiveld voor het woonerf en 40 cm onder het maaiveld voor het overige deel. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * het verrichten van bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * het ophogen, verlagen of egaliseren van het terrein; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een wierde (in Friesland spreekt men van 'terp' en in andere delen van Nederland van 'werf' of 'pol') is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de wierden is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de wierde, zogenaamde 'valgen'. Veel wierden hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel wierden zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 600 in Groningen. ==Vrijstellingsdiepte== 10 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 10 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * ophogen, verlagen of egaliseren; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een huiswierde is een kunstmatig opgeworpen verhoging waarop een huis stond, vaak met schuren, stallen en andere bijgebouwen. Huiswierden zijn opgeworpen in laaggelegen gebieden, om zo droge voeten te houden. Ze komen voor in het kustgebied, maar ook in veengebieden en de rivierengebieden van Rijn, Waal, Maas en IJssel. We kennen ze vanaf de late bronstijd/ijzertijd tot in de nieuwe tijd. ==Vrijstellingsdiepte== 30 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 30 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * ophogen, verlagen of egaliseren; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  +
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een huiswierde is een kunstmatig opgeworpen verhoging waarop een huis stond, vaak met schuren, stallen en andere bijgebouwen. Huiswierden zijn opgeworpen in laaggelegen gebieden, om zo droge voeten te houden. Ze komen voor in het kustgebied, maar ook in veengebieden en de rivierengebieden van Rijn, Waal, Maas en IJssel. We kennen ze vanaf de late bronstijd/ijzertijd tot in de nieuwe tijd. ==Vrijstellingsdiepte== 30 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 30 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * ophogen, verlagen of egaliseren; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  +
== De oudste Molukse kerk in Nederland == Na de onafhankelijkheid van Indonesië werden de Molukkers in Nederland ondergebracht in kampen die ‘woonoorden’ werden genoemd. De eerste Molukse woonwijk werd gebouwd in Appingedam in Groningen, waar in 1959/1960 gezinnen werden gehuisvest uit het woonoord Schattenberg (voormalig kamp Westerbork) en het woonoord in de Carel Coenraadpolder. Er ontstond in de wijk behoefte aan een eigen kerkgebouw. Voor de bouw van de kerk is door de gemeente Appingedam een perceel beschikbaar gesteld. De bouw werd gefinancierd door de staat en de kerk werd in 1960 geopend. In 1989 werden de Molukse kerken in Nederland door de staat afgestoten. Aan deze kerk was achterstallig onderhoud en in 2011 werd de status van rijksmonument aangevraagd, die in 2013 werd verleend. In hetzelfde jaar werd de kerk overgedragen aan de Stichting Oude Groninger Kerken.'"`UNIQ--ref-00000008-QINU`"' In 2017 is de kerk gerestaureerd, geconserveerd en versterkt in verband met de aardbevingen in Groningen. De kerk wordt vandaag gebruikt door Geredja Indjili Maluku (Molukse evangelische kerk) en door Nood Protestant Maluku di Belanda maart '53 (Nood Gemeente Protestant Maluku). In de kerk is een infomatiecentrum over de geschiedenis van de Molukse gemeenschap in Nederland.'"`UNIQ--ref-00000009-QINU`"' ==Omschrijving== ===Stedenbouwkundige situering=== Het kerkgebouw staat op een trapeziumvormig perceel op de hoek van de Harkenrothstraat en de George van Saksenlaan. De oorspronkelijke bedoeling was de kerk direct naast Molukse wijk te bouwen. Het hart van de Molukse wijk is de Adamistraat, die parallel aan de Harkenrothstraat loopt, maar dan drie straten verderop. Het was de bedoeling dat het gedeelte tussen de Adamistraat en het kerkgebouw ook deel zou uitmaken van de Molukse wijk, maar dat is niet gebeurd. De Molukse Kerk is gelegen op een gazon dat met een haag is afgezet. Aan de westzijde staat een schoolgebouw. Aan de oostzijde van de kerk, staat aan de andere zijde van de Harkenrothstraat, een drie bouwlagen tellend appartementencomplex. Aan de noordzijde is de George van Saksenlaan, aan de zuidzijde loopt de Burgemeester Klauckelaan. ===Exterieur=== Rechthoekige plattegrond (circa 8.00x30.00 meter). Betonblokken op trasraam (circa 10 lagen), flauw hellend zadeldak met bitumineuze dakbedekking; dakruiter midden op het dak voorzien van een met lood beklede spits, beëindigd door een stalen kruis. Rechthoekige ingangspartij aan de zuidzijde (kopgevel) met zadeldakje. Dakoverstek met doorstekende gordingen aan noord- en zuidgevel, dakhout en dakbedekking met tegen de gordingen aan, een houten windveer en waterbord. ===Gebouw: constructietechniek=== Paalfundering van 47 dennen heipalen (8.00 meter) met constructietechniek betonopzetters (2.00 meter). Hierover betonnen funderingsbalken (van 0.25 x 0.45 meter). Op de betonbalken is het steens dikke funderingsmetselwerk aangebracht. Vloer van kerkzaal en ontmoetingsruimte: houten vloeren met een houten balklaag waarover een houten vloer is aangebracht (delen met een dikte van 22 mm). Vloer van de ruimten tussen de kerkzaal en de ontmoetingsruimte is uitgevoerd als “Nehobo”vloer van gewapend metselwerk. Draagconstructie met houten spanten en buitenwanden van gemetselde betonstenen. De houten spanten in de kerkzaal en de jeugdruimte zijn zelfdragend. De spanten in de tussen gelegen ruimten/vertrekken zijn opgelegd in het metselwerk. Over de spanten zijn houten gordingen aangebracht waarover “Linex” platen met een dikte van 22 mm. als dakbeschot zijn aangebracht. De stabiliteit ontstaat door de stijve schijfwerking van wanden en plafonds. ===Interieur: indeling=== Entree, kerkzaal, kerkenraadskamer (consistorie), bergingen, gangen, toiletten, keuken, ontmoetingsruimte. ===Kunstwerken/orgels/gedenktekens/meubels die onderdeel zijn van het monument=== nr. 1. Luidklokje. Materiaal/techniek: bronzen klokje in een stalen frame. Locatie (in/aan het beschermde monument): oostgevel (midden). Kunstenaar: A.H. van Bergen N.V. te Heiligerlee (leverancier). Inscriptie “A.H. VAN BERGEN’’ “HEILIGERLEE’’. Datering 1960. Afmetingen: niet opgemeten tijdens bezoek op 12 februari 2013. ===Roerende objecten van belang voor het gebouw=== Vurenhouten doopvont met koperen deksel, 10 houten kerkstoelen met metalen draagconstructie, daterend uit de bouwtijd (in ontmoetingsruimte), corpus in kerkzaal (boven de preekstoel tegen de wand), houten gezangenbord in de kerkzaal. Oud houten gezangenbord (kleur: zwart). Zetel voor de dominee (bij de preekstoel). ===Groen erfgoed=== Gazon omgeven met ligusterheg. Tegelpad van/naar kerkgebouw/ontmoetingscentrum. Italiaanse populieren. De kavel rondom de Molukse Kerk is op de dico weergegeven. ==Waardering== ===Cultuurhistorische waarde=== De gemeente Appingedam gaf opdracht tot de bouw van de Molukse Kerk. Dit initiatief getuigt van een bijzondere beleidsinvulling ten gunste van een bevolkingsgroep die, sinds 1949 in Nederland, in het bouwjaar 1960 al ruim een decennium in de maatschappelijke periferie was ondergebracht en niet tot nauwelijks in de Nederlandse samenleving opgenomen. Het bestuurlijke initiatief van de gemeente Appingedam gaf een aanzet tot integratie van de Molukse gemeenschap in de Nederlandse maatschappij. Religie is van groot belang voor de Molukse Gemeenschap en nauw verweven met het Molukse leven. Bij de Molukse Kerk “Eben Haëzer” is niet direct sprake van een bijzondere geografische of landschappelijke ontwikkeling, maar de situering van de kerk pal naast de Molukse woonwijk impliceert een nauwe onderlinge verbondenheid: beide werden in 1960 gebouwd en zijn sindsdien in maatschappelijk, sociaal en religieus opzicht onafgebroken sterk op elkaar betrokken. Het technische en typologische belang van de kerk is gelegen in de gebruikmaking van een beproefd en universeel toepasbaar gebouwtype dat bovendien snel en betrekkelijk goedkoop uitgevoerd kon worden: een barak. Anno 1960 kan een barak niet als architectonisch novum worden aangemerkt, maar de toepassing als kerkgebouw met ontmoetingscentrum getuigt van onorthodox en pragmatisch inzicht en van een vindingrijke benadering. De veelzijdige bruikbaarheid die de barak als gebouwtype van oudsher kenmerkt, kreeg met de functie van kerkgebouw “Eben Haëzer” een nieuwe dimensie. De Molukse Kerk te Appingedam herinnert aan de geschiedenis van de Molukse gemeenschap in Nederland en staat symbool voor de bijzondere omstandigheden waarin deze bevolkingsgroep verkeerde: aan de ene kant gericht op terugkeer naar het vaderland met als ideaal de vorming van de R.M.S., aan de andere kant al licht geworteld in Nederlandse bodem met de beschikking over een eigen kerkgebouw, pal naast de woonwijk. Het kerkgebouw prolongeert enerzijds het idee van tijdelijkheid en vormt anderzijds een niet te miskennen indicatie van langdurige(r) vestiging. ===Architectuur- en kunsthistorische waarde=== Kerken hebben vrijwel altijd een opvallende architectonische verschijningsvorm en staan uitdrukkelijk op een prominente locatie; schuilkerken vormen de uitzondering op deze “regel”. De Molukse Kerk ontleent haar betekenis voor de architectuurgeschiedenis en de bouwtechniek juist aan de a-typische architectuur: het is een onopvallend en ingetogen gebouw, sober en doelmatig en het staat niet in een centrum, maar in de periferie van een woonwijk. Architect J. Martini (Groningen) bouwde, voor zover bekend, slechts één (Molukse) Kerk. Naar haar aard vertoont de Molukse Kerk geen hoogwaardige esthetische kwaliteiten (een barak was oorspronkelijk een uit door de zon gedroogde stenen opgetrokken gebouw). Plattegrond, hoofdvorm, indeling, materialisatie en detaillering zijn eenvoudig, overzichtelijk en sober. Het dakruitertje en de klok aan de zuidgevel zijn de enige speelse en identificerende architectonische elementen met een verwijzing naar de kerkelijke functie. In de Molukse Kerk zijn in zoverre bijzondere materialen gebruikt, dat in ontwerp en uitvoering niet is afgeweken van het archetype van een barak, ondanks dat het een religieus gebouw betreft: dat is een bijzonder architectuurhistorisch verschijnsel. Zowel uit- als inwendig vertoont de Molukse Kerk een bijzondere samenhang wat betreft ontwerp, uitvoering, materiaalkeuze en detaillering: het gehele gebouw is zeer bescheiden uitgevoerd en in één bouwfase opgetrokken. Het monument heeft drie toegangen. De hoofdtoegang leidt tot de kerkzaal, de belangrijkste ruimte; de toegang/het portaal heeft een eigen vormgeving en is gerelateerd aan het belang van de kerkzaal. Het ontmoetingscentrum beschikt ook over een eigen toegang, net als de consistorie. ===Situationele en ensemblewaarde=== De Molukse Kerk bestaat uit één opstal en staat in een eenvoudig plantsoen, op een gazon dat met een ligusterhaag van de omgeving is afgescheiden. Een eenvoudig tegelpad leidt aan twee zijden van/naar de kerk. In het gazon staan enkele Italiaanse populieren. In de dico is ook het terrein rond het kerkgebouw opgenomen. De Molukse Kerk heeft een bescheiden formaat en een onopvallende verschijningsvorm. Dankzij de vrije situering, op de hoek van de Harkenrothstraat en de George van Saksenlaan, en het rondom de kerk aangelegde gazon met Italiaanse populieren een omgevende heg, is een geheel eigen ruimtelijke identiteit ontstaan met een schijnbaar onopvallende relatie tot de nabijgelegen Molukse woonwijk. Er bestaat een nauwe functionele en historische relatie met de omgevende woonwijk, zijnde de eerste Molukse woonwijk in Nederland. Vanuit sociaal perspectief van belang vanwege de gecombineerde en bindende rol van kerk/ontmoetingscentrum en de wijk. De leefbaarheid in de Molukse woonwijk te Appingedam is gebaat bij een vitaal en goedlopend (religieus) centrum. De kavelinrichting rond de Molukse Kerk dateert uit de bouwtijd. Als gevolg van de ontwerpkunstige eenvoud en overzichtelijkheid vertoont de kavel een schijnbaar indifferent karakter en zodoende is een voor de ontstaanstijd kenmerkend ensemble tot stand gekomen. Het kerkgebouw staat in een open ruimte die is beplant met Italiaanse populieren en omgeven door een ligusterheg. Karakteristieke elementen zijn verder het gazon en eenvoudige paden met betontegels waarover de kerk van twee zijden kan worden benaderd. In de bij de aanwijzing behorende dico is de gehele kavel inclusief het kerkgebouw opgenomen. ===Gaafheid en herkenbaarheid=== De Molukse Kerk verkeert in vrij gave architectonische toestand. Sinds de oplevering zijn plattegrond, hoofdvorm en constructie ongewijzigd gebleven. Enkele buitendeuren zijn sinds 1960 vervangen, hetzelfde geldt voor de goten en hemelwaterafvoeren. Inwendig zijn de banken in de kerkzaal vervangen door stoelen en vond een kleine verbouwing van de keuken plaats. De bronwaarde van het kerkgebouw is niet afgenomen. De Molukse Kerk te Appingedam is wegens gebrek aan middelen in materiële, technische en constructieve zin gaaf behouden gebleven. De oorspronkelijke functie van “Eben Haëzer” is sinds 1960 ongewijzigd: een kerkelijk gebouw inclusief een ontmoetingscentrum voor de buurt. De Molukse Kerk is in één bouwperiode opgetrokken. Uitgevoerde werkzaamheden (1984-1985) onder supervisie van de Rijksgebouwendienst; herstel bestrating, binnenschilderwerk, herstel dak, ramen en deuren, deuren gangbaar maken, vernieuwing linoleumvloer. Na 1989, in eigen beheer: vergroting en vernieuwing keuken (2000), ten dele vernieuwing van het dak en de dakbedekking. Zowel de Molukse Kerk als de aangrenzende Molukse wijk is in structureel en visueel opzicht gaaf en dateert uit dezelfde bouwperiode. ===Zeldzaamheid=== In ons land komen kerken in de vorm van een barak zelden (tot nooit) voor en geldt, als gevolg, voor de Molukse Kerk een hoge zeldzaamheidsgraad met betrekking tot de architectuurgeschiedenis, typologie en de functie. Voor de Molukse Gemeenschap heeft de barakvorm een zeer bijzondere betekenis. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog werden de Molukkers in woonoorden en in barakken ondergebracht. Deze eenvoudige en goedkope huisvesting was nauw verbonden met het verblijf in Nederland dat de Molukkers als tijdelijk beschouwden, want zij streefden naar een eigen Molukse staat. De geschiedenis heeft uitgewezen dat de Molukse Gemeenschap in Nederland is gebleven. De barak kan als symbool van de Molukse Gemeenschap worden geïnterpreteerd. Het betreft een van de oudste (mogelijk het oudste) nog bestaande en functionerende Molukse kerkgebouwen in Nederland. De sobere uitvoering duidt op de schaarste van de beschikbare middelen (Wederopbouw): hoge investeringen waren niet gebruikelijk. Appingedam was de eerste gemeente in Nederland waar een speciaal voor Molukkers gebouwde woonwijk gereed kwam. In 1959-1965 werden hier de eerste Molukkers gehuisvest. Het kerkgebouw heeft een rechthoekige plattegrond, een zadeldak en is opgetrokken in betonblokken op gemetseld trasraam. Entree met zadeldakje aan de zuidzijde; luidklokje (1960) tegen de oostgevel; dakruiter. Inwendig o.a. kerkzaal, consistorie, ontmoetingsruimte. Doopvont en preekstoel uit de bouwtijd. Stoelen niet origineel. In de ontmoetingsruimte staan nog enkele banken uit de bouwtijd van de kerk.  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een wierde (in Friesland spreekt men van 'terp' en in andere delen van Nederland van 'werf' of 'pol') is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de wierden is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de wierde, zogenaamde 'valgen'. Veel wierden hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel wierden zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 600 in Groningen. ==Vrijstellingsdiepte== 25 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 25 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * ophogen, verlagen of egaliseren; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een wierde (in Friesland spreekt men van 'terp' en in andere delen van Nederland van 'werf' of 'pol') is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de wierden is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de wierde, zogenaamde 'valgen'. Veel wierden hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel wierden zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 600 in Groningen. ==Vrijstellingsdiepte== 30 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 30 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * ophogen, verlagen of egaliseren; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een wierde (in Friesland spreekt men van 'terp' en in andere delen van Nederland van 'werf' of 'pol') is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de wierden is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de wierde, zogenaamde 'valgen'. Veel wierden hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel wierden zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 600 in Groningen. Een moated site, Engels voor 'omgracht bezit', is een door een gracht omgeven woonplaats, waarvan het voornaamste gebouw in baksteen is uitgevoerd en de andere gebouwen in hout. De gebouwen zijn vaak voorzien van verdedigingselementen, zoals kantelen, torens en een poortgebouw. Andere benamingen voor zo'n woonplek zijn: stenen kamer, borg (Groningen), stins (Friesland), havezate (Oost-Nederland) en begraven hofstad (West-Nederland). Een kerk is een kerkelijk gebouw van hout of bak-/natuursteen. Een kerk bestaat uit een schip en koor, met of zonder een toren. In het koor staat het altaar. In en rond de kerk hebben gelovigen hun laatste rustplaats gekregen. In Nederland zijn sinds de vroege middeleeuwen kerken gebouwd. Een kerkhof is een afgebakend terrein, bestemd voor christelijke begravingen. Dit gebied ligt rond een (voormalige) kerk, kapel, klooster of gasthuis. De graven liggen in rijen op regelmatige onderlinge afstand en zijn oost-west gericht. Ze zijn vaak gemarkeerd met een grafsteen of kruis. Kerkhoven komen voor vanaf het eind van de vroege middeleeuwen. ==Vrijstellingsdiepte== 30 cm onder het maaiveld, 60 cm onder het maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van toepassing is van 30 cm onder het maaiveld voor onbebouwd en 60 cm onder het maaiveld voor bebouwd. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * ophogen, verlagen of egaliseren; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een huiswierde is een kunstmatig opgeworpen verhoging waarop een huis stond, vaak met schuren, stallen en andere bijgebouwen. Huiswierden zijn opgeworpen in laaggelegen gebieden, om zo droge voeten te houden. Ze komen voor in het kustgebied, maar ook in veengebieden en de rivierengebieden van Rijn, Waal, Maas en IJssel. We kennen ze vanaf de late bronstijd/ijzertijd tot in de nieuwe tijd. ==Vrijstellingsdiepte== 30 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 30 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * ophogen, verlagen of egaliseren; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  +
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een wierde (in Friesland spreekt men van 'terp' en in andere delen van Nederland van 'werf' of 'pol') is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de wierden is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de wierde, zogenaamde 'valgen'. Veel terpen hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel wierden zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 600 in Groningen. Een akker is een stuk grond dat bewerkt is om er gewassen te verbouwen. In de prehistorie zijn vaak bossen omgekapt of platgebrand om nieuwe akkers aan te leggen. Later zijn ook nattere delen van het landschap ontgonnen, zoals dicht bij beken en op veen. De vroege boeren van Nederland legden rond 5300 voor Chr. de eerste akkers aan. ==Vrijstellingsdiepte== 30 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 30 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * ophogen, verlagen of egaliseren; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een wierde (in Friesland spreekt men van 'terp' en in andere delen van Nederland van 'werf' of 'pol') is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de wierden is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de wierde, zogenaamde 'valgen'. Veel wierden hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel wierden zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 600 in Groningen. Een akker is een stuk grond dat bewerkt is om er gewassen te verbouwen. In de prehistorie zijn vaak bossen omgekapt of platgebrand om nieuwe akkers aan te leggen. Later zijn ook nattere delen van het landschap ontgonnen, zoals dicht bij beken en op veen. De vroege boeren van Nederland legden rond 5300 voor Chr. de eerste akkers aan. ==Vrijstellingsdiepte== 30 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 30 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * ophogen, verlagen of egaliseren; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een wierde (in Friesland spreekt men van 'terp' en in andere delen van Nederland van 'werf' of 'pol') is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de wierden is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de wierde, zogenaamde 'valgen'. Veel wierden hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel wierden zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 600 in Groningen. Een akker is een stuk grond dat bewerkt is om er gewassen te verbouwen. In de prehistorie zijn vaak bossen omgekapt of platgebrand om nieuwe akkers aan te leggen. Later zijn ook nattere delen van het landschap ontgonnen, zoals dicht bij beken en op veen. De vroege boeren van Nederland legden rond 5300 voor Chr. de eerste akkers aan. Een kerk is een kerkelijk gebouw van hout of bak-/natuursteen. Een kerk bestaat uit een schip en koor, met of zonder een toren. In het koor staat het altaar. In en rond de kerk hebben gelovigen hun laatste rustplaats gekregen. In Nederland zijn sinds de vroege middeleeuwen kerken gebouwd. Een kerkhof is een afgebakend terrein, bestemd voor christelijke begravingen. Dit gebied ligt rond een (voormalige) kerk, kapel, klooster of gasthuis. De graven liggen in rijen op regelmatige onderlinge afstand en zijn oost-west gericht. Ze zijn vaak gemarkeerd met een grafsteen of kruis. Kerkhoven komen voor vanaf het eind van de vroege middeleeuwen. ==Vrijstellingsdiepte== 30 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 30 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * ophogen, verlagen of egaliseren; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een huiswierde is een kunstmatig opgeworpen verhoging waarop een huis stond, vaak met schuren, stallen en andere bijgebouwen. Huiswierden zijn opgeworpen in laaggelegen gebieden, om zo droge voeten te houden. Ze komen voor in het kustgebied, maar ook in veengebieden en de rivierengebieden van Rijn, Waal, Maas en IJssel. We kennen ze vanaf de late bronstijd/ijzertijd tot in de nieuwe tijd. ==Vrijstellingsdiepte== 30 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 30 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * ophogen, verlagen of egaliseren; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  +
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een huiswierde is een kunstmatig opgeworpen verhoging waarop een huis stond, vaak met schuren, stallen en andere bijgebouwen. Huiswierden zijn opgeworpen in laaggelegen gebieden, om zo droge voeten te houden. Ze komen voor in het kustgebied, maar ook in veengebieden en de rivierengebieden van Rijn, Waal, Maas en IJssel. We kennen ze vanaf de late bronstijd/ijzertijd tot in de nieuwe tijd. ==Vrijstellingsdiepte== 20 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 20 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * ophogen, verlagen of egaliseren; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  +
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een huiswierde is een kunstmatig opgeworpen verhoging waarop een huis stond, vaak met schuren, stallen en andere bijgebouwen. Huiswierden zijn opgeworpen in laaggelegen gebieden, om zo droge voeten te houden. Ze komen voor in het kustgebied, maar ook in veengebieden en de rivierengebieden van Rijn, Waal, Maas en IJssel. We kennen ze vanaf de late bronstijd/ijzertijd tot in de nieuwe tijd. ==Vrijstellingsdiepte== 30 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 30 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * het verrichten van bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * het ophogen, verlagen of egaliseren van het terrein; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  +
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een huiswierde is een kunstmatig opgeworpen verhoging waarop een huis stond, vaak met schuren, stallen en andere bijgebouwen. Huiswierden zijn opgeworpen in laaggelegen gebieden, om zo droge voeten te houden. Ze komen voor in het kustgebied, maar ook in veengebieden en de rivierengebieden van Rijn, Waal, Maas en IJssel. We kennen ze vanaf de late bronstijd/ijzertijd tot in de nieuwe tijd. ==Vrijstellingsdiepte== 30 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 30 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * ophogen, verlagen of egaliseren; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  +
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een wierde (in Friesland spreekt men van 'terp' en in andere delen van Nederland van 'werf' of 'pol') is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de wierden is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de terp, zogenaamde 'valgen'. Veel wierden hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel wierden zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 600 in Groningen. ==Vrijstellingsdiepte== 60 cm onder het maaiveld, 10 cm onder het maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van toepassing is van 60 cm onder het maaiveld voor het erf van perceel 1725 en 10 cm onder het maaiveld voor het overige deel. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * het verrichten van bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * het ophogen, verlagen of egaliseren van het terrein; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. Het scheuren/frezen van gras is wel toegestaan gezien het huidige gebruik. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een wierde (in Friesland spreekt men van 'terp' en in andere delen van Nederland van 'werf' of 'pol') is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de wierden is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de wierde, zogenaamde 'valgen'. Veel wierden hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel wierden zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 600 in Groningen. Een huiswierde is een kunstmatig opgeworpen verhoging waarop een huis stond, vaak met schuren, stallen en andere bijgebouwen. Huiswierden zijn opgeworpen in laaggelegen gebieden, om zo droge voeten te houden. Ze komen voor in het kustgebied, maar ook in veengebieden en de rivierengebieden van Rijn, Waal, Maas en IJssel. We kennen ze vanaf de late bronstijd/ijzertijd tot in de nieuwe tijd. Een drenkplaats, ook wel dobbe genoemd, is een waterpoel om vee te laten drinken. Het is een verzamelpunt voor hemelwater. Dit waterreservoir kan ook gebruikt zijn door de mens, bijvoorbeeld als bluswater. Er zijn gegraven dobbes, maar ze kunnen ook op natuurlijke wijze zijn ontstaan. Ze komen voor in zandlandschappen en in zoute of brakke kwelders. De oudste door de mens gegraven dobbes dateren uit de ijzertijd. Een kerk is een kerkelijk gebouw van hout of bak-/natuursteen. Een kerk bestaat uit een schip en koor, met of zonder een toren. In het koor staat het altaar. In en rond de kerk hebben gelovigen hun laatste rustplaats gekregen. In Nederland zijn sinds de vroege middeleeuwen kerken gebouwd. Een kerkhof is een afgebakend terrein, bestemd voor christelijke begravingen. Dit gebied ligt rond een (voormalige) kerk, kapel, klooster of gasthuis. De graven liggen in rijen op regelmatige onderlinge afstand en zijn oost-west gericht. Ze zijn vaak gemarkeerd met een grafsteen of kruis. Kerkhoven komen voor vanaf het eind van de vroege middeleeuwen. ==Vrijstellingsdiepte== 30 cm onder het maaiveld, 60 cm onder het maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van toepassing is van 30 cm onder het maaiveld voor onbebouwd en 60 cm onder het maaiveld voor bebouwd. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * ophogen, verlagen of egaliseren; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een wierde (in Friesland spreekt men van 'terp' en in andere delen van Nederland van 'werf' of 'pol') is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de wierden is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de wierde, zogenaamde 'valgen'. Veel wierden hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel wierden zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 600 in Groningen. Een moated site, Engels voor 'omgracht bezit', is een door een gracht omgeven woonplaats, waarvan het voornaamste gebouw in baksteen is uitgevoerd en de andere gebouwen in hout. De gebouwen zijn vaak voorzien van verdedigingselementen, zoals kantelen, torens en een poortgebouw. Andere benamingen voor zo'n woonplek zijn: stenen kamer, borg (Groningen), stins (Friesland), havezate (Oost-Nederland) en begraven hofstad (West-Nederland). ==Vrijstellingsdiepte== 30 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 30 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * ophogen, verlagen of egaliseren; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een wierde (in Friesland spreekt men van 'terp' en in andere delen van Nederland van 'werf' of 'pol') is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de wierden is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de terp, zogenaamde 'valgen'. Veel wierden hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel wierden zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 600 in Groningen. ==Vrijstellingsdiepte== 40 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 40 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * het verrichten van bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * het ophogen, verlagen of egaliseren van het terrein; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een wierde (in Friesland spreekt men van 'terp' en in andere delen van Nederland van 'werf' of 'pol') is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de wierden is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de terp, zogenaamde 'valgen'. Veel wierden hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel wierden zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 600 in Groningen. ==Vrijstellingsdiepte== 20 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 20 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * het ophogen, verlagen of egaliseren van het terrein; * het aanbrengen van verhardingen; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een wierde (in Friesland spreekt men van 'terp' en in andere delen van Nederland van 'werf' of 'pol') is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de wierden is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de wierde, zogenaamde 'valgen'. Veel wierden hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel wierden zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 600 in Groningen. Een dijk is een lijnvormige wal, opgeworpen om water buiten of (bij inundaties) binnen te houden. Dijken komen soms voor in combinatie met een kanaal of vaart, bijvoorbeeld bij inpolderingen. Bedijking bestaat al sinds de Romeinse tijd, maar werd in de loop van de middeleeuwen een essentieel onderdeel van de waterhuishouding. Dijken zijn regelmatig opgehoogd, verbreed of verlegd, bijvoorbeeld na een doorbraak. ==Vrijstellingsdiepte== 40 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 40 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * ophogen, verlagen of egaliseren; * het aanbrengen van verhardingen; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen /uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een wierde (in Friesland spreekt men van 'terp' en in andere delen van Nederland van 'werf' of 'pol') is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de wierden is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de wierde, zogenaamde 'valgen'. Veel terpen hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel wierden zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 600 in Groningen. Een kerk is een kerkelijk gebouw van hout of bak-/natuursteen. Een kerk bestaat uit een schip en koor, met of zonder een toren. In het koor staat het altaar. In en rond de kerk hebben gelovigen hun laatste rustplaats gekregen. In Nederland zijn sinds de vroege middeleeuwen kerken gebouwd. Een kerkhof is een afgebakend terrein, bestemd voor christelijke begravingen. Dit gebied ligt rond een (voormalige) kerk, kapel, klooster of gasthuis. De graven liggen in rijen op regelmatige onderlinge afstand en zijn oost-west gericht. Ze zijn vaak gemarkeerd met een grafsteen of kruis. Kerkhoven komen voor vanaf het eind van de vroege middeleeuwen. ==Vrijstellingsdiepte== 60 cm onder het maaiveld, 40 cm onder het maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van toepassing is van 60 cm onder het maaiveld voor het woonerf en 40 cm onder het maaiveld voor het overige deel. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * het verrichten van bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * het ophogen, verlagen of egaliseren van het terrein; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
==Besluit== Omschrijving van het besluit, toelichting en overige gegevens.  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/521466|rijksmonumentencomplex 521466]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/521466|rijksmonumentencomplex 521466]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/521466|rijksmonumentencomplex 521466]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/521466|rijksmonumentencomplex 521466]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/521466|rijksmonumentencomplex 521466]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/521466|rijksmonumentencomplex 521466]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/521466|rijksmonumentencomplex 521466]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/521466|rijksmonumentencomplex 521466]]. </div>  +
==Geschiedenis en omschrijving== Het Kastelenlexicon, een database van het Kenniscentrum voor Kasteel en Buitenplaats (Nederlandse Kastelenstichting), bevat uitgebreide informatie over dit object. Zie de link naar het Kastelenlexicon onder het kopje Bronnen en verwijzingen. ==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/521466|rijksmonumentencomplex 521466]]. </div>  +
==Geschiedenis en omschrijving== Het Kastelenlexicon, een database van het Kenniscentrum voor Kasteel en Buitenplaats (Nederlandse Kastelenstichting), bevat uitgebreide informatie over dit object. Zie de link naar het Kastelenlexicon onder het kopje Bronnen en verwijzingen.  +
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een villa is een landbouwbedrijf uit de Romeinse tijd. Het bedrijf bestaat uit een hoofdgebouw, bijgebouwen zoals stallen en schuren en akkers. Er is variatie in de omvang en uitvoering van de villa's: van klein en eenvoudig tot groot en luxe. Het hoofdgebouw is vaak in Romeinse stijl gebouwd, geheel of gedeeltelijk van steen en met een porticus (veranda), pannendak en kamers met vloerverwarming. ==Vrijstellingsdiepte== 25 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 25 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * het verrichten van bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * het ophogen, verlagen of egaliseren van het terrein. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  +
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een kasteel is een goed verdedigbaar wooncomplex met verschillende gebouwen, zoals torens, woonvleugels, een poortgebouw en kapel. De gebouwen zijn uitgevoerd in hout, natuur- of baksteen en hebben vaak weergangen, kantelen en schietgaten. Een kasteel is meestal omgeven door een of meer grachten en wallen met een ophaalbrug. Kastelen komen voor vanaf de middeleeuwen (ca. 1050 na Chr.). ==Vrijstellingsdiepte== 25 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 25 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * het verrichten van bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * het ophogen, verlagen of egaliseren van het terrein; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  +
Daarnaast kan hout gebruikt worden voor dendrochronologisch onderzoek en C14-dateringen. Hout was in het verleden bouwmateriaal en grondstof voor tal van objecten. Van boomstamkano's tot ossenkarren en van spinnenwielen, fuiken, tot kuipen: een heel groot deel van de huis-, vervoer- en ambachtenuitrusting werd van prehistorie tot nieuwe tijd gemaakt van hout. Bestudering van houtvondsten levert daarom belangrijke informatie op over het dagelijks leven van mensen. Houtvondsten geven daarnaast inzicht in de aanwezige bosbestanden, herkomst van hout en de eventuele invloed van mensen daarop door beheer en handel. ==Kansen en beperkingen== Door hoge waterstanden in delen van Nederland is relatief veel hout bewaard gebleven, waardoor ons land een verantwoordelijkheid heeft voor deze kwetsbare archeologische materiaalgroep. Houtvondsten worden daarom bij voorkeur direct in het veld door de houtspecialist bekeken. Bouwhout en houten objecten leveren niet alleen inzicht in de technische vaardigheden van mensen en in de exploitatie van bosbestanden in de leefomgeving, maar ook in uitwisselings- en handelsnetwerken en in rituele handelingen. Lang niet altijd is hout goed bewaard gebleven, maar wanneer dit wél het geval is, geeft het een glimp van wat we normaliter aan data missen. ==Hoe verzamel je hout?== * Bescherm het direct na blootlegging tegen uitdroging. * Onder leiding van de houtspecialist worden houten constructies en gebruiksvoorwerpen: ** in het veld gedocumenteerd en per element genummerd en op veldtekeningen ingemeten; ** in het veld gemeten, beschreven, gefotografeerd en getekend (bouwelementen), of gelicht (gebruiksvoorwerpen; ** van samengestelde gebruiksvoorwerpen als vlechtwerk worden representatieve monsters genomen. * De houtspecialist neemt vervolgens: ** een houtmonster voor houtsoortdeterminatie; ** indien relevant een houtmonster voor vegetatieonderzoek, dendrochronologie en C14-onderzoek. * Eventuele conservering vindt plaats na onderzoek door de houtspecialist. ==Combineren met andere methoden== Het combineren van houtonderzoek met dendrochronologie, C14-, houtskool-, palynologisch, en macrorestenonderzoek levert aanvullende informatie op over fasering, ontwikkeling in technologische vaardigheden en veranderingen in de leefomgeving al dan niet als gevolg van het houtgebruik. Als hout in vooronderzoek wordt vastgesteld dan is dat een belangrijk gegeven in het vaststellen van de potentiële kwaliteit van botanische resten. Het ontbreken ervan betekent echter niet dat er geen hout tijdens een vervolgonderzoek (bv. opgraving) zal worden aangetroffen. ==Hoe interpreteer ik mijn resultaten?== Na het meten en beschrijven van de vondsten, het determineren van de houtsoorten en na eventuele datering en fasering met behulp van dendrochronologie en C14-onderzoek, worden de resultaten geanalyseerd en geïnterpreteerd. Daarvoor is contextinformatie onontbeerlijk en zijn gegevens uit andere materiaalgroepen en discussie met andere onderzoekers een belangrijk hulpmiddel. Ook gegevens uit de literatuur zijn waardevol voor de interpretatie. Resultaten van houtonderzoek worden weergegeven in een rapport voor interpretatie door de houtspecialist. Over het algemeen wordt een dergelijk onderzoek opgenomen als apart hoofdstuk in een rapport of monografie. ==Resultaten delen== Bijzonder bouwhout en bijzondere objecten dienen geconserveerd te worden voor toekomstig onderzoek en museale doeleinden, want niet geconserveerde houtvondsten gaan onherroepelijk verloren. Van bijzondere houtsoorten wordt een vast preparaat gemaakt als bewijsmateriaal. Alle onderzoeksresultaten, verkregen bij de specialist, dienen in de basisrapportage te worden weergegeven en met alle andere gegevens en primaire data te worden gedeponeerd in het [https://easy.dans.knaw.nl/ e-depot voor de Nederlandse archeologie] . De gebruikte methodes voor zowel het verzamelen van bouwhout en objecten in het veld, voor het opmeten en beschrijven van houtvondsten in het laboratorium, als voor de houtsoortdeterminaties worden in de basisrapportage en in de database WOODAN.org vastgelegd. Zo zijn alle gegevens beschikbaar voor vervolgonderzoek, maar ook voor vergelijking met onderzoek op andere vindplaatsen. Specialistisch onderzoek wordt bij voorkeur opgezet als onderdeel van interdisciplinair archeologisch onderzoek, waarbij de verschillende deelstudies in samenhang met overkoepelend onderzoek worden uitgevoerd, geïnterpreteerd en gerapporteerd. ==Lees verder== * Kooistra, L.I. & 0. Brinkkemper 2016: Archeologie en resten van planten, KNA Leidraad Archeobotanie, 51KB. * Lange, 5., 2017: [https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2017/01/01/uit-het-juiste-hout-gesneden Uit het juiste hout gesneden] Houten gebruiksvoorwerpen uit archeologische context tot 1300 n.Chr., Amersfoort (Nederlandse Archeologie Rapporten 54). * Lange, 5., 2021: [https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2021/01/01/the-wooden-artefacts-from-the-early-roman-fort-velsen-1 The assemblage of wooden artefacts] (from the Roman outpost and harbour Velsen 1, Amersfoort (Nederlandse Archeologische Rapporten 69). * Rijkelijkhuizen, M. & 5. Jongma 2020: 'Niet al het hout is timmerhout, houten gebruiksvoorwerpen uit Delftse bodem' Archeologie Delft, Delft. ---- <blockquote class="templatetekst"><div class="tekst">Tekst: Yvonne Lammers, Echo information design, met medewerking van de houtsectie van BIAX Consult, Roel Lauwerier en Bjørn Smit.</div> </blockquote>  
Houtskool werd bovendien bewust gemaakt om als brandstof bij bijvoorbeeld ijzerwinning te dienen. Tot slot ging er per ongeluk of expres om de mens heen veel hout (vegetatie, brand-/constructiehout, houten voorwerpen, etc.) in vlammen op. Houtskool blijft onder bijna alle omstandigheden uitstekend bewaard, is goed in het veld te herkennen en is daarom ook een geschikte indicator om de aanwezigheid van de mens in het verleden aan te tonen in het voortraject van de monumentenzorg-cyclus. Alleen bij intensief betreden loopoppervlakken en onder extreem basische omstandigheden (zeldzaam in Nederland), verpulvert houtskool of valt het tot stof uiteen. ==Kansen en beperkingen== Houtskool is het tastbare bewijs van de belangrijkste brandstof in het verleden: hout. De informatiewaarde van houtskool is echter meer dan dat alleen. Bij inventariserend veldonderzoek is de aanwezigheid van houtskool een aanwijzing voor een archeologische vindplaats. Bij een archeologisch onderzoek kan houtskool informatie verschaffen over de functie van haarden, ovens of activiteiten waarbij vuur een rol gespeeld heeft. Houtskool levert tevens gegevens op over bossen en struwelen in de nabije omgeving. De materiaalcategorie is daarnaast geschikt voor 14C-dateringsonderzoek. Daarvoor is evenwel een determinatie van de houtsoort en het boomonderdeel nodig omdat sommige boomsoorten enkele honderden jaren oud kunnen worden. Houtskoolresten zijn meestal kleiner dan enkele kubieke centimeters. Een enkele keer wordt in het veld een verkoold object gevonden. Voor het bergen hiervan is de hulp van een hout(skool) specialist nodig. Voor houtskoolonderzoek door de specialist is een nauwkeurige weegschaal en een opvallend-lichtmicroscoop met donkerveldverlichting, vergrotingen tot 400x en een grote werkafstand tussen object en objectief nodig. ==Hoe neem je een monster?== * Verzamelen in representatieve grondmonsters van vijf tot tien liter uit houtskoolrijke archeologische sporen en vondstlagen. * Met name bij steentijdopgravingen wordt alle grond (meestal per vak) gezeefd op zeven van 10 en 2 en/of 4 millimeter; dit levert tevens informatie over houtskool en andere verkoolde resten (vaak voedselresten). Zijn de monsters ook voor macrorestenonderzoek dan zijn zeven met 0,25 en 0,5 millimeter nodig. * Handmatig verzamelen (doorgaans van uitsluitend grote fragmenten) is in de meeste gevallen niet geschikt, omdat de verschillende houtsoorten tijdens het verbrandingsproces gereduceerd kunnen worden tot resten van een specifieke grootte. De in kleinere stukken uiteengevallen soorten worden dan stelselmatig gemist, terwijl zij een specifieke soort kunnen representeren. * De zeefresiduen van grondmonsters en zeefvakken worden gedroogd en droog opgeslagen. De opslag vindt bij voorkeur in potten plaats om druk op de houtskool te voorkomen. ==Combineren met andere methoden== Het combineren van houtskoolonderzoek met 14C-, hout-, palynologisch, en macrorestenonderzoek levert aanvullende informatie op over het houtgebruik en het brandstofgebruik door de mens en diens leefomgeving. Houtskool is een belangrijke (aanvullende) parameter als het gaat om het detecteren van een archeologische vindplaats in booronderzoek en kan zo leiden tot een vervolgadvies binnen de monumentenzorg-cyclus. Tijdens opgravingen is houtskool een goede indicator voor de potentiële aanwezigheid van andere verkoolde plantenresten, waaronder voedselresten. Een interdisciplinaire benadering versterkt daarbij de kwaliteit van de resultaten. ==Hoe interpreteer ik mijn resultaten?== Nadat monsters gezeefd en gedroogd zijn, onderzoekt een archeobotanicus met houtskool als specialisatie een representatief aantal houtskoolfragmenten. Daarbij wordt een opvallend-lichtmicroscoop met donkerveldverlichting, vergrotingen tot 400x en een grote werkafstand tussen object en objectief en een nauwkeurige weegschaal gebruikt. De interpretatie van de resultaten wordt door de betreffende specialist uitgevoerd. Daarvoor zijn goede dateringen en contextinformatie onontbeerlijk. Het heeft meerwaarde als de resultaten vergeleken kunnen worden met die uit andere deelgebieden van de archeobotanie, 14C-onderzoek en het andere archeologische onderzoek. De specialist zal tevens een rapport of hoofdstuk voor het eindrapport van een definitief onderzoek aanleveren. ==Resultaten delen== Alle onderzoeksresultaten, verkregen bij de specialist, dienen in de basisrapportage te worden weergegeven en met alle andere gegevens en primaire data te worden gedeponeerd in het e-depot voor de Nederlandse archeologie: https://easy.dans.knaw.nl/. De gebruikte methodes, methode van monstername en behandeling, hoeveelheden monsters en metingen, relativering van data-precisie, en eventuele overwegingen/aanpassingen worden gerapporteerd. Deze zijn van belang voor vervolgonderzoek, maar ook voor de vergelijking met onderzoek op andere sites. ==Lees verder== * Deforce, K., B.J. Groenewoudt & K. Haneca 2020: 2500 years of charcoal production in the Low Countries: the chronology and typology of charcoal kilns and their relation with early iron production, Quaternary International 2021, doi:10.1016/j.quaint.2020.10.020. * Kooistra, L.I., 2006: Wood and charcoal, in: L.P. Louwe Kooijmans & P.F.B. Jongste (red.), Schipluiden, a Neolithic settlement on the Dutch North Sea coast c. 3500 cal BC, Analecta Praehistorica Leidensia 37/38, 363-374. * Kooistra, L.I. & O. Brinkkemper 2016: Archeologie en resten van planten, KNA Leidraad Archeobotanie, SIKB. * Kubiak-Martens, L., J.J. Langer, L.I. Kooistra & L.A. Tebbens 2019: Teer en bitumen uit mesolithische sporen, in I. Woltinge, M. Opbroek, L.A. Tebbens, I. Devriendt & E. Drenth, Mesolithisch verblijf en maretakspitsen aan de Staringlaan te Soest. De opgraving van een mesolithische ‘persistent place’, ’s-Hertogenbosch (BAAC-rapport A-15.0124), 641-657 ---- <blockquote class="templatetekst"><div class="tekst">Tekst: Yvonne Lammers, Echo information design, met medewerking van de houtsectie van BIAX Consult, Roel Lauwerier en Bjørn Smit.</div> </blockquote>  
Botanische macroresten geven zo inzicht in en dragen bij aan beantwoording van onderzoekvragen over de variëteit van (plantaardige) voedingsmiddelen die men in het verleden consumeerde, cultuurgewassen die men introduceerde en verbouwde, en agrarische en ambachtelijke activiteiten die men ontplooide. Met name vanaf de Romeinse tijd geven macroresten een beeld van handel of status omdat vanaf die tijd voedingsmiddelen op grote schaal en over grote afstanden verhandeld en verplaatst werden. Daarnaast geven macroresten inzicht in vegetatie en milieuomstandigheden op en rondom een vindplaats, de wilde planten die werden verzameld en de invloed van de mens op zijn leefmilieu. ==Kansen en beperkingen== In contexten die, direct na afdekking, onder de grondwaterspiegel liggen, zijn de conserverende omstandigheden voor botanische macroresten (evenals hout en palynologische resten) over het algemeen zeer goed. Boven de grondwaterspiegel blijven veelal alleen verkoolde macroresten (en houtskool) bewaard. Bij inventariserend veldonderzoek kunnen macroresten gebruikt worden voor het vaststellen van aanwezigheid en kwaliteit van bio-archeologische indicatoren. Omdat in het veld macroresten meestal niet zichtbaar zijn, worden bij een opgraving monsters veelal op basis van een ‘best educated guess’ genomen. Het aantal monsters is afhankelijk van de vraagstellingen in het PvE, op basis waarvan een beredeneerde bemonster strategie wordt opgesteld in afstemming met de specialist. Er worden altijd meer monsters genomen; in de evaluatiefase wordt bepaald welke monsters het meest geschikt zijn ter beantwoording van de onderzoeksvragen. Nieuwe methodieken zoals rasterelectronenmicroscopie (SEM) leiden ertoe dat wortel- en knolweefsel (parenchym) en minuscule plantenfragmenten in voedselresten op aardewerk steeds vaker tot op soortniveau worden gedetermineerd. In combinatie met chemische analyse, leren voedselresten ons over de samenstelling en bereidingswijze van voedsel. Isotopenonderzoek aan verkoold graan levert informatie over bemestingswijzen in het verleden. Op basis van macrorestenonderzoek wordt bovendien een weloverwogen keuze gemaakt welke plantenresten het meest geschikt zijn voor C14-datering van een bepaalde context. ==Hoe neem je een monster?== Monsters voor macrorestenonderzoek worden genomen uit Algemene Biologische Monsters (ABM) die ook gebruikt kunnen worden voor onderzoek aan andere organische materialen zoals houtskool, schelpen, insecten, mijten en resten van kleine zoogdieren, vogels en vissen. ABM hebben een volume van 5 tot 10 liter, worden met een schone troffel of schep verzameld in afsluitbare, schone emmers en met leidingwater gezeefd over een minimale maaswijdte van 0,25 mm. Botanische macroresten uit Algemene Zeefmonsters (AZM) zijn vanwege het gebruik van een minimale maaswijdte van 4 of 2 mm niet geschikt voor regulier macrorestenonderzoek, maar kunnen wel aanvullend worden ingezet bij omvangrijke spoorcomplexen zoals beerputten en vondstlagen van pre-agrarische vindplaatsen of voor C14-dateringsonderzoek. Aardewerkvondsten met voedselresten (in de vorm van aankoeksels en residuen) worden ongewassen overgedragen aan een botanisch specialist. ==Combineren met andere methoden== Het onderzoek naar plantenresten is het meest effectief als de verschillende disciplines, waar mogelijk, gecombineerd worden. Het volledige archeobotanisch onderzoek omvat het onderzoek naar hout, houtskool, palynologische resten, macroresten en voedselresten op aardewerk. Tezamen dragen deze disciplines in hoge mate bij aan de reconstructie van de dagelijkse praktijk van bewoning en gebruik van de onderzochte vindplaats. Een interdisciplinaire benadering versterkt daarbij de kwaliteit van de resultaten. ==Hoe interpreteer je de resultaten?== De aangetroffen plantensoorten worden ‘vertaald’ naar vermoed gebruik (cultuurgewassen) en ecologische groepen op basis van de huidige relatie tussen soorten en leefmilieus (wilde planten). In combinatie met de resultaten van het gehele archeologisch onderzoek en in vergelijking, en bij voorkeur samen met de andere specialisten/onderzoekers, met onderzoek van andere vindplaatsen worden de resultaten geïnterpreteerd en bediscussieerd en onderzoeksvragen beantwoord. ==Resultaten delen== Alle onderzoeksresultaten, verkregen bij de specialist, dienen in de basisrapportage te worden weergegeven en met alle andere gegevens en primaire data te worden gedeponeerd in het e-depot voor de Nederlandse archeologie: [https://easy.dans.knaw.nl easy.dans.knaw.nl]. Resultaten worden tevens gedeeld in de nationale database RADAR (Relational Archaeobotanical Database for Advanced Research). Deze resultaten, evenals de gebruikte methoden van monstername, selectie en behandeling, hoeveelheid monsters en analyse- en uitwerkingsmethoden worden gerapporteerd. Deze zijn van belang voor vervolgonderzoek, maar ook voor vergelijking met onderzoek op andere vindplaatsen. Specialistisch onderzoek wordt bij voorkeur opgezet als onderdeel van interdisciplinair archeologisch onderzoek, waarbij de verschillende deelstudies in samenhang met overkoepelend onderzoek worden uitgevoerd, geïnterpreteerd en gerapporteerd. ==Lees verder== * Kooistra, L. (red.) 2021: Verandering van spijs, tienduizend jaar voedselbereiding en eetgewoonten, Utrecht. * Kooistra, L.I. & O. Brinkkemper 2016: Archeologie en resten van planten, KNA Leidraad Archeobotanie, SIKB. * SIKB 2018: KNA Protocol 4004 Opgraven, versie 4.1 ---- <blockquote class="templatetekst"><div class="tekst">Tekst: Yvonne Lammers, Echo information design, met medewerking van de specialisten van BIAX Consult, Roel Lauwerier en Bjørn Smit.</div> </blockquote>  
Zowel bomen als kruidachtigen produceren stuifmeelkorrels die met microscopisch onderzoek tot op de soort te herkennen zijn. Pollen van windbestuivers wordt jaarlijks in grote hoeveelheden geproduceerd en verspreid over de hele omgeving. Met name in natte contexten zoals in veen- en kleilagen, maar ook in organische vullingen van waterputten, grachten, afvalkuilen, mestkuilen en beerputten blijft pollen goed bewaard. Zelfs aan meer zandige lagen als akkerlagen of plaggendekken kan pollenonderzoek worden uitgevoerd. Pollen is namelijk zeer resistent tegen afbraak en kan duizenden jaren in de bodem bewaard blijven. Pollenonderzoek leent zich daarom zeer goed om een reconstructie te maken van de natuurlijke vegetatie en de invloed van de mens daarop in de loop der tijd. ==Kansen en beperkingen== De mens was op zijn natuurlijke omgeving aangewezen voor het verkrijgen van bouwmaterialen, voedsel en water. Waar de mens zich vestigde was afhankelijk van het landschap maar de mens richtte het landschap om zich heen ook in. Pollenanalyse van een monster of laag geeft een momentopname in de tijd. Door palynologisch onderzoek aan opeenvolgende lagen uit te voeren is het mogelijk een beeld te vormen van de veranderingen in vegetatie die mede door de aanwezigheid van de mens door de tijd heen ontstaan zijn. Zo kunnen er uitspraken gedaan worden over ontbossing ten gevolge van akkerbouw of ijzerproductie of het ontstaan van heidegebieden door (over)begrazing. Daarbij kan tevens bepaald worden wat de vegetatie bij een nederzetting was en welke gewassen er verbouwd of gegeten werden. Hierbij kunnen vragen over de natuurlijke omgeving, akkerbouw, tuinbouw, veeteelt of import van voedsel- en of gebruiksgewassen beantwoord worden. Bij het onderzoek naar beerputten kan de studie van pollen (in combinatie met macrorestenonderzoek) leiden tot uitspraken over de variëteit in dieet, rijkdom (wanneer luxe ingrediënten aanwezig zijn) en de eerste introductie van exotische vruchten of planten. ==Hoe neem je een monster?== Een profielbak (een metalen bak met gaten in de bodem) wordt in het veld in een profielwand geslagen. Ook kan materiaal verzameld worden met een (guts)boring of mechanische boring of uit een ABM-monster (zoals bij sporen als beerputten). In aanmerking komen bijvoorbeeld natuurlijke bodemlagen, met sediment opgevulde greppels, waterputten, poelen en kuilen maar ook veenpakketten of akkerlagen. Monsters kunnen het best ruim genomen worden (5-10 liter), zodat ook andere (archeobotanische) specialisten van dezelfde monsters gebruik kunnen maken. In het specialistische laboratorium wordt het materiaal verder bemonsterd waardoor er een reeks aan pollenmonsters ontstaat. De monsters worden vervolgens chemisch bewerkt voordat ze microscopisch worden geanalyseerd. Bij de bewerking wordt het materiaal geschoond en worden pollenpreparaten gemaakt waarin alleen microscopische kleine resten zoals stuifmeelkorrels, sporen en houtskoolstukjes aanwezig zijn. ==Combineren met andere methoden== Het onderzoek naar plantenresten is het meest effectief als verschillende disciplines waar mogelijk gecombineerd worden. Het volledige archeobotanische onderzoek omvat het onderzoek naar palynologische resten (pollen en andere microfossielen), hout, houtskool, macroresten en parenchym, waarbij informatie verzameld wordt over soorten, verhoudingen, gebruik, (geschiktheid voor) 14C-datering en dendrochronologie. Plantenresten kunnen al in het vooronderzoek gebruikt worden voor het vaststellen van de aanwezigheid van bio-archeologische indicatoren en zo leiden tot een vervolgadvies binnen de archeologische monumentenzorg cyclus. In deze initiële fase verdient het aanbeveling eerste een waardering uit te voeren. Zo kan vastgesteld worden of het materiaal van een voldoende kwaliteit is voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen. De reconstructie van geconsumeerde gewassen, keuze van constructiehout, gebruik van specifieke houtsoorten voor werktuigproductie, toegankelijkheid van brandhout etc. dragen in hoge mate bij aan de reconstructie van het dagelijkse leven van de voormalige bewoners van een vindplaats. ==Hoe interpreteer ik mijn resultaten?== Bij palynologisch onderzoek worden de relatieve procentuele verhoudingen tussen de verschillende aanwezige soorten vastgesteld. Vaak leidt dit tot een visuele weergave in een zogenaamd ‘pollendiagram’. Ook worden de verhouding tussen diverse ecologische groepen zoals bomen en struiken, cultuurgewassen, akkeronkruiden, graslandplanten, heidevegetatie en moeras- en oeverplanten vastgesteld. Daardoor kan naast een lijst van soorten ook een indruk van het landschap gegeven worden (bebost of open, natte of droge bodem, beakkerd of begraasd etc.). In archeologische contexten als afval- en mestkuilen is naast natuurlijke opvulling sprake van door de mens ingebracht afvalmateriaal wat de interpretatie van de vegetatie zal beïnvloeden. De analyse van een beerput geeft uiteraard niet de natuurlijke vegetatie weer maar welke gewassen men gebruikte en consumeerde. ==Resultaten delen== Alle onderzoeksresultaten, verkregen bij de specialist, dienen in de basisrapportage te worden weergegeven en met alle andere gegevens en primaire data te worden gedeponeerd in het e-depot voor de Nederlandse archeologie: [https://easy.dans.knaw.nl easy.dans.knaw.nl]. De gebruikte meet- en kalibratiemethodes, methode van monstername en behandeling, hoeveelheden monsters en metingen, relativering van data-precisie, en eventuele overwegingen/ aanpassingen moeten worden gerapporteerd. Deze zijn van belang voor vervolgonderzoek, maar ook voor de vergelijking met onderzoek op andere sites. Specialistisch onderzoek wordt bij voorkeur opgezet als onderdeel van interdisciplinair archeologisch onderzoek, waarbij de verschillende deelstudies in samenhang met overkoepelend onderzoek worden uitgevoerd, geïnterpreteerd en gerapporteerd. ==Lees verder== * Kooistra, L., (red.) 2021: ''Verandering van spijs, tienduizend jaar voedselbereiding en eetgewoonten'', Utrecht. * Kooistra, L.I. & O. Brinkkemper 2016: ''Archeologie en resten van planten, KNA leidraad Archeobotanie'', SIKB. ---- <blockquote class="templatetekst"><div class="tekst">Tekst: Yvonne Lammers, Echo information design, met medewerking van Marjolein van der Linden (BIAX Consult), Roel Lauwerier en Bjørn Smit.</div> </blockquote>  
Het grootste deel van veel plantaardige materialen, zoals wortels en knollen, bladeren en kruidachtige stengels bestaat uit parenchym. Dit weefsel vervult onder andere de opslag van zetmeel. Bij het archeobotanisch onderzoek naar macroresten neemt parenchym een aparte plaats in omdat deze, vaak verkoolde, resten ons specifiek iets kunnen vertellen over het voedsel dat mensen gegeten hebben. Het blijft vaker bewaard dan andere organische resten en biedt daarmee een interessante inkijk in bijvoorbeeld de prehistorie waar de informatiebronnen beperkt zijn. Parenchymresten worden vaak aangetroffen in houtskoolmonsters, maar ook tussen macroresten op artefacten, bijvoorbeeld als zogenaamde ‘aankoeksels’ op aardewerk. ==Kansen en beperkingen== Ons beeld van met name de vroege prehistorie is lange tijd bepaald geweest door de vondsten van dierlijke botresten, pijlpunten en de veronderstelling dat de mens met name veel dierlijke producten gebruikte als voedsel en voor het maken van de uitrusting. Door het onderzoek naar parenchym blijkt echter dat het dieet van de mesolithische mens veel meer gericht moet zijn geweest op het verzamelen van plantaardige voedsel, zoals zetmeelrijke wortels, wortelstokken en knollen. Gewoonlijk moeten zetmeelrijke wortels en knollen worden bereid door ze te koken of te roosteren om de plantaardige weefsels te transformeren tot een eetbare en verteerbare vorm en/of om het vrijkomen van nutriënten te stimuleren. Deze bereidingsmethoden brengen de wortels en knollen in aanraking met vuur, wat uiteindelijk de route of entry vormt voor het parenchym in het archeologisch bestand. Binnen een vondstencomplex met weinig organisch materiaal, biedt dit onderzoek een belangrijke aanvulling op de reconstructie van het dieet en het gebruik van de omgeving. ==Hoe neem je een monster?== Voor het onderzoek naar parenchymresten moet een monster nat gezeefd worden over een zeef met een maaswijdte van 2,1 of 0,5 mm. De plantenresten worden vervolgens onder een opvallend-licht microscoop onderzocht bij een vergroting van 6 tot 50 maal. De geselecteerde verkoolde parenchymresten worden vervolgens onder een SEM-microscoop bestudeerd. Bij de SEM-analyse wordt in het bijzonder aandacht besteed aan het anatomische karakter van het vaatweefsel en de parenchymcellen. Aan de hand van referentiecollecties worden zij vervolgens gedetermineerd op soort. ==Combineren met andere methoden== Het onderzoek naar plantenresten is het meest effectief als de verschillende disciplines waar mogelijk gecombineerd worden. Naast het archeobotanische onderzoek is een combinatie van SEM-onderzoek en gebruikssporenonderzoek bijzonder kansrijk om tot belangrijke aanvullende gegevens te komen. Een interdisciplinaire onderzoeksvraag versterkt daarbij de kwaliteit van de resultaten. ==Hoe interpreteer ik mijn resultaten?== De analyse van het plantaardig materiaal levert een overzicht van de verschillende soorten die werden geconsumeerd en/of in de omgeving aanwezig waren. De verkoolde parenchymresten die bij de archeologisch onderzoek van jagers-verzamelaar nederzettingen zijn aangetroffen, kunnen vaak worden geïnterpreteerd als de resten van plantaardig zetmeelrijke voedsel. Deze vondsten tonen aan dat zetmeel een belangrijke energiebron was in het jager-verzamelaarsdieet. Wortels, wortelstokken en knollen zijn vrijwel het hele jaar door te verzamelen. In de herfst, winter en voorjaar bevatten zij de meest waardevolle voedingsstoffen. De resultaten kunnen dus een indicatie geven voor een balans in het dieet, de variëteit of de seizoensgebondenheid. De archeologische resten van parenchym verschaffen niet alleen informatie over het gebruik van plantaardig voedsel, maar ook over het landschap rond de vindplaatsen. Dit is vooral belangrijk op de zandgrondlocaties waar het behoud van stuifmeel en onverkoolde plantenresten zeer schaars is. Voor de latere perioden kan door middel van parenchymonderzoek in combinatie met het onderzoek naar aankoeksels een beeld geschetst worden van het dieet en de wijze van bereiding van voedsel. ==Resultaten delen== Alle onderzoeksresultaten, verkregen bij de specialist, dienen in de basisrapportage te worden weergegeven en met alle andere gegevens en primaire data te worden gedeponeerd in het e-depot voor de Nederlandse archeologie: https://easy.dans.knaw.nl/. De gebruikte meet- en kalibratiemethodes, methode van monstername en behandeling, hoeveelheden monsters en metingen, relativering van data-precisie, en eventuele overwegingen/aanpassingen dienen in rapport te worden beschreven. Deze zijn van belang voor vervolgonderzoek, maar ook voor de vergelijking met onderzoek op andere sites. Specialistisch onderzoek wordt bij voorkeur opgezet als onderdeel van interdisciplinair archeologisch onderzoek, waarbij de verschillende deelstudies in samenhang met overkoepelend onderzoek worden uitgevoerd, geïnterpreteerd en gerapporteerd. ==Lees verder== * Kooistra, L. (red.) 2021: ''Verandering van spijs, tienduizend jaar voedselbereiding en eetgewoonten'', Utrecht. * Kubiak-Martens, L., 2016: Scanning electron microscopy and starchy food in Mesolithic Europe: the importance of roots and tubers in Mesolithic diet, in: K. Hardy & L. Kubiak-Martens (red.) ''Wild Harvest: Plants in the Hominin and Pre-Agrarian Human Worlds'', Oxford & Philadelphia (Studying Scientific Archaeology 2), 113-134. * Kubiak-Martens, L., 2019: Parenchym als zetmeelbron, in: R.C.A. Geerts, A. Müller, M.J.L.Th. Niekus & F. Vermue (red.), ''Mesolithische Kampen onder de oever van het Reevediep'', Amersfoort (ADC monografie 26), 193-210. * Kubiak-Martens, L., 2019: Archeobotanisch onderzoek, in: I. Woltinge, M. Opbroek, L.A. Tebbens, I. Devriendt & E. Drenth (red.), ''Mesolitisch verblijf en maretakspitsen aan de Staringlaan te Soest. De opgraving van een mesolithische ‘persistent place’'', Den Bosch (BAAC rapport A-15.0124, deel 2), 583-603. ---- <blockquote class="templatetekst"><div class="tekst">Tekst: Yvonne Lammers, Echo information design, met medewerking van Lucy Kubiak-Martens, BIAX Consult, Roel Lauwerier en Bjørn Smit.</div> </blockquote>  
Hier bundelen we kennis over Archeologie. ==Factsheets== De factsheets over archeologisch onderzoek zijn terug te vinden in: * [[Thema/Inventariserend_veldonderzoek]] * [[Thema/Natuurwetenschappelijke_archeologische_onderzoekstechnieken]]  +
== Afwaterings- / inundatiekanaal / greppel / sloot == Een watergang, gegraven om water af te voeren of een gebied onder water te zetten. De behoefte aan afwatering in laag-Nederland bestaat zo lang er mensen wonen. Een nieuwe ontginning begon altijd met het graven van sloten. Vooral tijdens de grote ontginningen tussen 1100-1300 na Chr. zijn vele duizenden kilometers sloot gegraven. == Agrarische productie en voedselvoorziening == Akkerbouw en veeteelt zijn de basis voor een boerentraditie. Die bestaat uit een plaatsvaste levenswijze waarin het produceren van voedsel centraal staat. Bij een agrarische leefwijze hangen het verbouwen van gewassen en het houden van dieren (runderen, varkens, schapen/geiten) voor mest, vlees, melk, huiden en wol onlosmakelijk met elkaar samen. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/532278|Nederweert - Bij Mildert; Dal Tungelroyse Beek]] * [[Monumenten/47129|Spanbroek - Zandwerven]] </div> == Akker == Een akker is een stuk grond dat bewerkt is om er gewassen te verbouwen. In de prehistorie zijn vaak bossen omgekapt of platgebrand om nieuwe akkers aan te leggen. Later zijn ook nattere delen van het landschap ontgonnen, zoals dicht bij beken en op veen. De vroege boeren van Nederland legden rond 5300 voor Chr. de eerste akkers aan. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/532464|Swifterbant - Swifterbant S2]] * [[Monumenten/532467|Zeijen - Noordsche Veld]] </div> == Akker / tuin == Een akker of (moes)tuin is een stuk grond dat bewerkt is om er gewassen te verbouwen. In geval van een akker zijn dat granen en andere ingrediënten voor de maaltijd, zoals peulvruchten. Bij een (moes)tuin ligt de nadruk meer op het kweken van groenten, kruiden en fruit. <div class="attentie klein"> Voorbeeld: [[Monumenten/45113|Kootwijk - Kootwijkerzand]] </div> == Badhuis == Een Romeins badhuis, ook wel thermen genoemd afgeleid van het Latijnse woord thermae dat warme baden betekent, kende verschillende ruimtes. Buiten was er een ommuurd deel voor sporten. Binnen waren er verschillende vertrekken: kleedruimtes, massagekamers en baden met heet, lauw en koud water. In een stookoven werd water verhit en via loden leidingen naar de baden geleid. De warme lucht verspreidde zich via holle muren en opgehoogde vloeren. Dit vloerverwarmingssysteem wordt ook wel hypocaustum genoemd. == Begraving == Een begraving is de handeling door nabestaanden die een overledene ter aarde bestellen. Het lichaam is onverbrand (inhumatie) of verbrand (crematie) begraven. De variatie in begravingsvormen is groot. De dode kan in een boomstam, houten kist of grafkuil zijn begraven of de crematieresten zijn verpakt in een urn, doek of los in een kuil geplaatst. In de middeleeuwen ontstonden formele begraafplaatsen bij kerken. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45405|Ede - Groot Ginkel]] * [[Monumenten/47060|Wageningen - Wageningse berg, Veerweg]] * [[Monumenten/45864|Overasselt - Hatertsche Vennen - Sint Walrick]] </div> == Bewoning == [[Bestand: Bewoning - Romeins platteland rivierengeb Delft.jpg|400px|rechts|thumb|Impressie van bewoning op het platteland in het rivierengebied in de Romeinse tijd, gebaseerd op archeologisch onderzoek aan de Woudselaan, Den Hoorn, Midden-Delfland. Men vestigde zich op oeverwallen van kreken, hoog en droog. © Steven Jongma, archeologie Delft|alt=Realistische reconstructietekening van een tweetal woongebouwen, uit vogelperspectief bekeken. De woningen hebben grote rieten daken en bevinden zich in kleine percelen grasland omringd met sloten. Her en der grazen koeien.]] Vanaf de late steentijd gaan mensen zich vestigen op één plaats. Ze kappen bos, leggen akkers aan, bouwen huizen en houden vee. Hun bestaan is gericht op voedselproductie. Deze plaatsvaste agrarische levenswijze wordt steeds verder doorontwikkeld. Vanaf de Romeinse tijd ontstaan steden, waaraan het achterland producten levert. Sommige dorpen, maar vooral steden, krijgen in de late middeleeuwen verdedigende elementen. <div class="attentie klein"> Voorbeeld: [[Monumenten/45024|Eext - Kampakkers]] </div> == Bewoning (midden-neolithicum Trechterbekercultuur) == Over hoe de hunebedbouwers woonden, is nog weinig bekend. We kennen vooral de stenen grafkamers, de hunebedden. In de Duitse regio Nedersaksen zijn wel flinke rechthoekige boerderijen onderzocht. Verschillende nederzettingen zijn met een palissade beschermd. De bewoners van deze huizen vormen een boerengemeenschap. Ze kappen bos, leggen akkers aan en houden vee. Hun bestaan is gericht op voedselproductie. <div class="attentie klein"> Voorbeeld: [[Monumenten/45162|Assel - Asselsche Veld]] </div> == Brug == Een brug legt een verbinding over water en verbindt de ene met de andere oever. Al in de prehistorie zijn zogenaamde knuppelbruggen aangelegd, bestaande uit dwars geplaatste boomstammen, om natte en venige zones te overbruggen. De Romeinen maakten de eerste bruggen van steen, steunend op pijlers. <div class="attentie klein"> Voorbeeld: [[Monumenten/532438|Maastricht - Maas, in het verlengde van de Eksterstraat]] </div> == Castellum == Een castellum is een fort voor militaire hulptroepen, gebouwd langs de grens van het Romeinse rijk (limes), grofweg de Oude Rijn. Een castellum bestond uit een verdedigingswal en grachten, waarbinnen onder andere het hoofdkwartier van de commandant en de soldatenbarakken lagen. Er verbleven zo'n 500-800 man. Aanvankelijk werden de forten in hout gebouwd, maar in de loop van de tweede eeuw na Chr. werden steeds meer elementen in steen opgetrokken. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45126|Arnhem - Polder Meinerswijk]] * [[Monumenten/45809|Nijmegen - Ubbergen - Kops Plateau]] * [[Monumenten/45717|Bunnik - De Burg Marsdijk - Fectio]] </div> == Circumvallatielinie == Een circumvallatielinie is een uitgestrekt circulair aanvalswerk, gebouwd door belegeraars rondom een stad of vesting. Het woord circumvallatie is afgeleid van de twee Latijnse woorden ‘circum’ (rondom) en ‘vallum’ (wal) en geeft dan ook aan dat iets rondom is omwald. Het aanleggen van een omsingelingslinie met grachten, wallen en fortificaties was enerzijds bedoeld om een belegerde stad of vesting van de buitenwereld af te sluiten en te voorkomen dat ingesloten troepen uit zouden breken. Vanuit de linie werd de vijand bestookt en werden gangen gegraven om de verdedigingswerken te ondermijnen. Daarnaast moest de linie voorkomen dat een ontzettingsmacht van buitenaf de belegeraars in de rug zou kunnen aanvallen. Een stad of vesting, met al haar inwoners, kon zo worden ingenomen of uitgehongerd en tot overgave gedwongen. <div class="attentie klein"> Voorbeeld: [[Monumenten/532275|Beltrum, Lievelde, Groenlo, Eibergen - Circumvallatielinie]] </div> == Cultusplaats / heiligdom == Een cultusplaats is een plek of bouwwerk waar bovennatuurlijke krachten zijn vereerd. Vaak was het terrein afgebakend door een of meer greppels of een palissade. Binnen het terrein, meestal in de greppels, worden vondsten ontdekt die wijzen op offergaven, bijvoorbeeld verbrande dierenbotten, munten of metalen voorwerpen die bewust zijn gebroken. Cultusplaatsen en heiligdommen zijn vanaf de late bronstijd tot in de Romeinse tijd gebruikt. <div class="attentie klein"> Voorbeeld: [[Monumenten/531051|Elst - Grote Kerk]] </div> == Dam == Een dam staat dwars op een rivier of beek en bestaat uit een aarden lichaam, vaak in combinatie met hout en stenen. Dammen werden sinds de prehistorie ingezet om water te keren, te geleiden of te verdelen. Omdat er veel mensen langskwamen of overstaken, zijn er vaak nederzettingen bij ontstaan, denk bijvoorbeeld aan Amsterdam en Rotterdam. == Dijk == Een dijk is een lijnvormige wal, opgeworpen om water buiten of (bij inundaties) binnen te houden. Dijken komen soms voor in combinatie met een kanaal of vaart, bijvoorbeeld bij inpolderingen. Bedijking bestaat al sinds de Romeinse tijd, maar werd in de loop van de middeleeuwen een essentieel onderdeel van de waterhuishouding. Dijken zijn regelmatig opgehoogd, verbreed of verlegd, bijvoorbeeld na een doorbraak. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45140|Appingedam - Tjamsweer]] * [[Monumenten/45431|Geertruidenberg - Eendrachtspolder - Domus Beatae Mariae Virginis]] </div> == Drenkplaats of dobbe == Een drenkplaats, ook wel dobbe genoemd, is een waterpoel om vee te laten drinken. Het is een verzamelpunt voor hemelwater. Dit waterreservoir kan ook gebruikt zijn door de mens, bijvoorbeeld als bluswater. Er zijn gegraven dobbes, maar ze kunnen ook op natuurlijke wijze zijn ontstaan. Ze komen voor in zandlandschappen en in zoute of brakke kwelders. De oudste door de mens gegraven dobbes dateren uit de ijzertijd. <div class="attentie klein"> Voorbeeld: [[Monumenten/45666|Menaldum - Slappeterpsterdijk]] </div> == Es == Een es is een groot, aaneengesloten akkercomplex. De akkers liggen vaak wat hoger omdat jarenlang met mest vermengde grond of plaggen is opgebracht. Doorgaande wegen lopen langs de randen en er staan geen boerderijen. Er zijn geen individuele percelen gescheiden door bijvoorbeeld houtwallen, boomsingels, hekken of greppels. Het is een open landbouwareaal. Essen zijn vaak eeuwen oud en door verschillende boerenfamilies – deels gemeenschappelijk – gebruikt. Ze zijn in de late middeleeuwen ontstaan. == Galgenberg == Een galgenberg is een heuvel waarop overleden terechtgestelden hangend aan palen werden getoond als afschrikwekkend voorbeeld. De lijken van de terdoodveroordeelden vormden een duidelijke boodschap: misdrijven worden bestraft. Galgenbergen liggen dan ook vaak aan verbindingswegen of bij kruispunten van wegen, om dit de reizigers duidelijk te maken. Dit gebruik eindigt rond 1800. Prehistorische grafheuvels zijn regelmatig gebruikt als galgenberg. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45449|Amersfoort - De Berg, Utrechtseweg]] * [[Monumenten/45999|Sleen - Galgenberg]] * [[Monumenten/522161|Anloo - Anloo/Schipborg/Borgweg/Strubben/Kniphorstbos]] </div> == Grafheuvel == [[Bestand: Grafheuvel_-_Elspeetsche_heide_Vierhouten_naamsv_Gouwenaar.jpg|400px|rechts|thumb|Reconstructie van een grafheuvel bij Vierhouten. In de doorsnede is te zien dat het heuvellichaam nogmaals is opgehoogd en dat onder en in deze grafheuvel verschillende overledenen zijn bijgezet. Gouwenaar, via Wikimedia Commons.|alt=Doorsnede van een grafheuvel met betonvloer in een veld met hoog gras. Achter de grafheuvel staat een schapenhek, in de achtergrond is een dichtbegroeid bos zichtbaar.]] Een grafheuvel is een door nabestaanden aangelegde heuvel van heideplaggen of ander materiaal waaronder of -in overledenen zijn begraven. De eerste grafheuvels zijn opgeworpen in de late steentijd, toen lijkbegraving – het onverbrand begraven van het lichaam – in zwang was. Vanaf de bronstijd tot in de Romeinse tijd zijn de doden gecremeerd onder de heuvel begraven. Meestal zaten hun resten in een urn. Door het graf met een heuvel te markeren, creëerden de mensen van toen duidelijk zichtbare elementen in het landschap. Grafheuvels treffen we vooral aan op de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Zo zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Drentse Hondsrug grafheuvelrijke regio’s. Deze prehistorische grafheuvels herbergen informatie over het vroege verleden. Ze bevatten gegevens over hoe de mensen vroeger met hun overledenen zijn omgegaan. Vaak hebben de begraafplaatsen een duidelijke relatie met het landschap. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45132|Lage-Vuursche - Hoge Vuursche Weg]] * [[Monumenten/45022|Eext - Westerholt]] * [[Monumenten/45013|Anloo - Kerkweg]] </div> == Grafveld == Een grafveld is een plaats waar meer dan een persoon is begraven. De lichamen kunnen onverbrand (inhumatie) of eerst verbrand (crematie) ter aarde zijn besteld. De graven waren vaak gemarkeerd, met lage heuvels, zoals bij een urnenveld of met andere tekens. De begraven personen vormen een sociale eenheid, een familie of gemeenschap. We kennen grafvelden sinds de steentijd. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45710|Casteren - Gagelvelden, De Maatschappij]] * [[Monumenten/45304|Midlaren - Groningerstraat bij 40]] * [[Monumenten/45209|Bergeijk - De Kattenberg, Hegmulder]] </div> == Haven == Een haven is een beschutte plek aan het water, bij een stad of dorp, waar schepen kunnen aanleggen en waar goederen worden gelost of overgeslagen. Vaak zijn ze voorzien van golfbrekers, steigers, kaden en meerpalen. De oudste havens in Nederland zijn aangelegd in de Romeinse tijd. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/46033|Ens - Oud Emmeloorderweg - Terp Oud Emmeloord]] * [[Monumenten/515772|Velsen-Zuid - Rijksweg A22/Amsterdamseweg/Zuiderscheg/Velsen 2]] * [[Monumenten/524076|Cuijk - Maasstraat]] </div> == Huisplaats == Vanaf de prehistorie kennen we boerderijen die geïsoleerd in het landschap liggen, niet als onderdeel van een grotere nederzetting. Ze worden ook wel huisplaatsen genoemd. In de middeleeuwen waren de bewoners van deze erven vaak de eerste ontginners, meestal van marginale gebieden. Soms zijn deze boerderijen in een latere fase opgehoogd tot een huisterp of -wierde uitgegroeid tot een gehucht of dorp. <div class="attentie klein"> Voorbeeld: [[Monumenten/522139|Niehove - Niehove/Gaaikemaweg/Korhorn (Hummersmaheerd)]] </div> == Huisterp / huiswierde == [[Bestand: Huisterp - met bootje verplaatst.jpg|400px|rechts|thumb|Impressie van een huisterp uit de 10e eeuw in het rivierengebied, gebaseerd op onderzoek bij polder Honderdland, Maasdijk. Jan Willem de Kort, RCE|alt=Illustratie van een huisterp. Rechts ligt het huis met bijgebouwen en landbouwgrond, afgebakend met een hekje. Links ligt een breed kanaal met een zeilbootje. In de lucht hangen wolken.]] Een huisterp of huiswierde is een kunstmatig opgeworpen verhoging waarop een huis stond, vaak met schuren, stallen en andere bijgebouwen. Huisterpen zijn opgeworpen in laaggelegen gebieden, om zo droge voeten te houden. Ze komen voor in het kustgebied, maar ook in veengebieden en de rivierengebieden van Rijn, Waal, Maas en IJssel. We kennen ze vanaf de late bronstijd/ijzertijd tot in de nieuwe tijd. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45053|Groningen - Selwerd ('t Hemelrijk), Selwerderweg]] * [[Monumenten/45070|Sauwerd - Sauwerd, Laanweg]] * [[Monumenten/45088|Zuidwolde - Westpolder, Wolddijk]] </div> == Hunebed == [[Bestand: Hunebed @Ulco Glimmerveen.jpg|400px|rechts|thumb|Deze reconstructietekening geeft een impressie van het begrafenisritueel van de Trechterbekercultuur. De overledene wordt in het hunebed begraven, bekers van aardewerk worden als grafgift meegegeven. © Ulco Glimmerveen|alt=Digitale impressietekening van een begrafenisritueel. In de voorgrond ligt de overledene bedekt met een doek en trechterbekers als grafgiften. Hier omheen staan zes mensen. Links staan een kampvuur met twee personen die op het vuur letten en twee honden. Linksachter komen twee mensen met hertenpoot als grafgift aanlopen. Rechts in de achtergrond zijn twee mensen met spades aan het hunebed aan het werken.]] Een hunebed is een grafmonument gebouwd door de mensen van de Trechterbekercultuur, uit 3400-3050 voor Chr. Het stenen ‘skelet’ van een hunebed bestaat uit grote draagstenen en daarop gelegde dekstenen. Het monument was oorspronkelijk bedekt met aarde en had een toegang tot de gemeenschappelijke grafkamer. Die bestond uit verschillende ruimtes waarin de botten van de overledenen en grafgiften zijn bijgezet. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45015|Gasteren - Hunebed (D10)]] * [[Monumenten/421090|Borger - Hunebed (D27)]] * [[Monumenten/467470|Tynaarlo - Hunebed (D6)]] </div> == IJzerwinning (algemeen) == Sinds de Romeinse tijd wordt in Nederland ijzer gewonnen uit ijzeroer. Dit moerasijzererts is verzameld uit ijzeroerbanken in venige gebieden en beekdalen. Door verhitting in kuilen kon het ijzer uit het erts worden gehaald. Een andere ijzerbron zijn klapperstenen: afgeronde ijzerconcreties, waarvan de kern soms los zit. Klapperstenen zijn vooral in de vroege middeleeuwen op de Veluwe gebruikt. Rond 1100 liep deze industrie op zijn eind. <div class="attentie klein"> Voorbeeld: [[Monumenten/45162|Assel - Asselsche Veld]] </div> == IJzerwinning (Veluwe) == [[Bestand: IJzerwinning Veluwe - 45162 gemeente Apeldoorn.jpg|400px|rechts|thumb|Doorsnede van een klappersteen; een leem - kern met eromheen ijzererts. Soms krimpt de leemkern en komt los van de ijzererts. Door de klappersteen te schudden maakt deze een klapperend geluid. Gemeente Apeldoorn, via Wikimedia Commons|alt=Doorsnede van een klappersteen met maatstok.]] Op de Veluwe is in de vroege middeleeuwen op grote schaal ijzer gewonnen en geproduceerd. De ijzerbron waren de zogenoemde klapperstenen: afgeronde ijzerconcreties waarvan de kern soms los zit. Vooral op de zandgronden van de Veluwe zijn allerlei sporen van ijzerwinning gevonden, zoals de winningskuilen, de houtskoolmeilers (afgedekte, langzaam gestookte houtstapels om grote hoeveelheden houtskool te maken) en grote hopen slakken die het afval vormen van de ijzerproductie. Naar schatting is ruim vijftig miljoen kilo ijzer gemaakt. Het Veluwse ijzer heeft zijn weg gevonden naar handelscentra in de Lage Landen en waarschijnlijk ook daarbuiten. <div class="attentie klein"> Voorbeeld: [[Monumenten/532452|Nijkerk - Appel-Kamersteeg]] </div> == Industrie en nijverheid == Overblijfselen van industrie en nijverheid wijzen vaak op ambachtelijke activiteiten. Het gaat om plekken waar voorwerpen zijn gemaakt of bewerkt. Denk aan het looien van huiden, het bewerken van metaal (goud, brons of ijzer), het bakken van aardewerken potten of het maken van bouwmaterialen, zoals bakstenen van klei. Dit soort locaties kunnen worden herkend aan grote hoeveelheden houtskool, smeltslakken, misbaksels of malfragmenten. <div class="attentie klein"> Voorbeeld: [[Monumenten/530672|Borgharen - Pasestraat]] </div> == Infrastructuur == Sinds de prehistorie legt de mens verbindingen aan over land en water. Dit noemen we infrastructuur. Met houten planken werden venige delen begaanbaar. In de ijzertijd (800-12 voor Chr.) werd de duiker uitgevonden, aanvankelijk niet meer dan een uitgeholde boomstam. De Romeinen waren de eersten die wegen met drainage aanlegden en stenen bruggen bouwden. Sporen van de voertuigen, zoals van middeleeuwse karren, verraden oude routes in zandbodems. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/527250|Wolfheze - Oude Kloosterweg/Oud Wolfheze]] * [[Monumenten/531052|Heilig Land-Stichting - Swartendijk]] * [[Monumenten/531054|Berg en Dal - Kerstendal, Watermeerwijk]] </div> == Kalksteen- of mergelwinning == Daar waar mensen grote blokken kalksteen hebben uitgraven, spreken we van kalksteen- of mergelwinning. De blokken zijn verder bewerkt, getransporteerd en gebruikt als bouwmateriaal. We vinden winningslocaties voornamelijk in Zuid-Limburg, waar kalksteen van nature voorkomt. De oudste sporen van kalksteenwinning dateren uit de Romeinse tijd. <div class="attentie klein"> Voorbeeld: [[Monumenten/47164|Valkenburg - Kasteel Valkenburg]] </div> == Kanaal van Corbulo == [[Bestand: Kanaal van Corbulo copyright Ulco Glimmerveen.jpg|400px|rechts|thumb|Een klein patrouilleschip van de Romeinse vloot passeert een paar vrachtschepen op het Kanaal van Corbulo. Eeuwenlang was dit een belangrijke binnenvaartroute tussen de mondingen van Rijn en Maas. Beeld © Ulco Glimmerveen.|alt=Gedetailleerde en realistische reconstructietekening in kleur. Schuin zijzicht op een kanaal van ongeveer 10 meter breed. Op het kanaal varen verschillende schepen. Daarachter is de oever goed te zien, met een groepje mensen met een paard en op de achtergrond een kleine nederzetting met licht gekleurde huizen met rode daken.]] Het Kanaal van Corbulo is een watergang vernoemd naar de Romeinse legeraanvoerder Gnaius Domitius Corbulo. Rond 50 na Chr. vormden de Romeinen dit kanaal door natuurlijke geulen met elkaar te verbinden. Zo ontstond er een waterweg van ca. 30 km, een verbinding tussen Rijn en Maas. Het verbeterde de transportmogelijkheden. <div class="attentie klein"> Voorbeeld: [[Monumenten/532518|Voorschoten - Vlietwijk - Kanaal van Corbulo]] </div> == Kapel == Een kapel is een kerkelijk gebouw van hout of bak-/natuursteen, meestal voorzien van een altaar. Ze komen voor in of bij nederzettingen. Soms hadden privépersonen, zoals kasteelheren, eigen kapellen. Kapellen liggen ook in de landelijke omgeving (veldkapel) of langs wegen (wegkapel), bestemd voor bewoners en passerende reizigers. Kapellen komen voor sinds de vroege middeleeuwen. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45087|Groningen - Beijumerweg 19]] * [[Monumenten/45272|Cothen - Cothen-De Zemelen, Kapelleweg]] * [[Monumenten/45702|Kapelle - Abbekinderen - Smallegange]] </div> == Kasteel == Een kasteel is een goed verdedigbaar wooncomplex met verschillende gebouwen, zoals torens, woonvleugels, een poortgebouw en kapel. De gebouwen zijn uitgevoerd in hout, natuur- of baksteen en hebben vaak weergangen, kantelen en schietgaten. Een kasteel is meestal omgeven door een of meer grachten en wallen met een ophaalbrug. Kastelen komen voor vanaf de middeleeuwen (ca. 1050 na Chr.). <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45004|Arcen - Wijdveldhof/Witveldweg]] * [[Monumenten/45069|Sauwerd - Onstaborg]] * [[Monumenten/45080|Heenvliet - Markt - Ravensteyn]] </div> == Kerk == Een kerk is een kerkelijk gebouw van hout of bak-/natuursteen. Een kerk bestaat uit een schip en koor, met of zonder een toren. In het koor staat het altaar. In en rond de kerk hebben gelovigen hun laatste rustplaats gekregen. In Nederland zijn sinds de vroege middeleeuwen kerken gebouwd. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45203|'s-Heer Abtskerke - Baarsdorp]] * [[Monumenten/45253|Appingedam - Marsumerweg]] * [[Monumenten/45285|Netersel - Oude Kerk]] </div> == Kerkhof == Een kerkhof is een afgebakend terrein, bestemd voor christelijke begravingen. Dit gebied ligt rond een (voormalige) kerk, kapel, klooster of gasthuis. De graven liggen in rijen op regelmatige onderlinge afstand en zijn oost-west gericht. Ze zijn vaak gemarkeerd met een grafsteen of kruis. Kerkhoven komen voor vanaf het eind van de vroege middeleeuwen. <div class="attentie klein"> Voorbeeld: [[Monumenten/522164|Ezinge - Ezinge/Torenstraat/Centrum]] </div> == Klooster == Een klooster is een complex van gebouwen, bestemd voor een gemeenschap van mannen of vrouwen die binnen de muren een godsdienstig leven leiden. Een klooster bestaat uit een kloosterkerk, kloosterhof en -gang, kapittelzaal, refter, ziekenzaal, keuken en verblijven van de kloosterlingen. In Nederland kennen we kloosters vanaf de vroege middeleeuwen. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45001|Lomm - Barbara's Weerd/Betersweerd]] * [[Monumenten/45125|Arnhem - Mariendaal]] * [[Monumenten/45128|Kattendijke - Monnikenhof]] </div> == Kloostervoorwerk == Een kloostervoorwerk, ook wel kloosterboerderij of uithof genoemd, omvat een of meerdere boerderijen die eigendom zijn van een klooster. Een kloostervoorwerk ligt op afstand van het klooster zelf en er zijn lekenbroeders en -zusters werkzaam. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45040|Den Horn - Langeweer]] * [[Monumenten/45659|Boksum - Hoge Dijk ter Poorte]] * [[Monumenten/45766|Middelstum]] </div> == Landhuis / buitenhuis == Een landhuis of buitenhuis is een groot woonhuis in een landelijke omgeving met een fraaie tuin. Vanaf de zeventiende eeuw lieten rijke stedelingen buitenhuizen bouwen om in de zomermaanden de stank en de drukte van de stad te ontlopen. Vaak behoorden ook agrarische landerijen en bossen tot het bezit. In de negentiende eeuw lieten rijke industriëlen, handelaren of plantage-eigenaren, steeds vaker landhuizen zonder bijbehorende landerijen bouwen. <div class="attentie klein"> Voorbeeld: [[Monumenten/45970|Raamsdonk - Eendrachtspolder, Kartuizerstraat/Kloosterweg]] </div> == Landweer == Een landweer is een lijnvormig verdedigingswerk, bestaande uit een stelsel van wallen en grachten. De aarden wallen waren soms beplant met doornenhagen. Landweren lagen meestal langs de grenzen van een territorium, op strategische plaatsen. Ze komen voornamelijk voor op de zandgronden, en dateren uit de late middeleeuwen tot de nieuwe tijd. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45566|Helden - Keuperheide/Lanterd]] * [[Monumenten/45782|Markelo - Elzenerveld, Hochtweg, Elzenerveld, Borkeldweg]] * [[Monumenten/46118|Knegsel - Huismeer]] </div> == Legerplaats / castellum / fort == Een legerplaats is een fort voor militaire hulptroepen, gebouwd langs de grens van het Romeinse rijk (limes), grofweg de Oude Rijn. Het fort bestond uit een verdedigingswal en grachten, waarbinnen onder andere het hoofdkwartier van de commandant en de soldatenbarakken lagen. Er verbleven zo'n 500-800 man. Aanvankelijk werden de forten in hout gebouwd, maar in de loop van de tweede eeuw na Chr. werden steeds meer elementen in steen opgetrokken. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45126|Arnhem - Polder Meinerswijk]] * [[Monumenten/45717|Bunnik - De Burg Marsdijk - Fectio]] * [[Monumenten/46097|De Meern - de Hoge Woerd]] </div> == Marskamp == Een marskamp is een tijdelijke standplaats voor Romeinse legereenheden die onderweg waren. In tegenstelling tot de forten langs de Neder-Germaanse Limes, waren marskampen op zijn hoogst een aantal dagen in gebruik. Een marskamp bestond uit een omgracht terrein met aarden wal waarbinnen de soldaten hun tenten opzetten. Vaak werden ze gebruikt als uitvalsbasis tijdens militaire campagnes of voor het trainen van soldaten. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45488|Ermelo - Ermelose Heide, Flevoweg]] * [[Monumenten/532517|Herwen - De Bijland]] </div> == Metaalbewerking == Overblijfselen van metaalbewerking manifesteren zich in de vorm van grote hoeveelheden houtskool, hamerstenen (goud), gietdruppels (brons), hamerslag en smeedslakken (ijzer), malfragmenten en resten van lemen ovens. Metaalbewerking komt in Nederland voor vanaf de late fase van de nieuwe steentijd, omstreeks 2200 voor Chr. <div class="attentie klein"> Voorbeeld: [[Monumenten/47154|Vijlen - Wingberg, Camerig]] </div> == Moated site == Een moated site, Engels voor ‘omgracht bezit’, is een door een gracht omgeven woonplaats, waarvan het voornaamste gebouw in baksteen is uitgevoerd en de andere gebouwen in hout. De gebouwen zijn vaak voorzien van verdedigingselementen, zoals kantelen, torens en een poortgebouw. Andere benamingen voor zo’n woonplek zijn: stenen kamer, begraven hofstad (West-Nederland), havezate (Oost-Nederland) en borg/stins (Groningen/Friesland). <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45045|Den Ham - Hamsterborg]] * [[Monumenten/45079|Heenvliet - Leeuwensteijn]] * [[Monumenten/45136|Baarn - Drakenburg]] </div> == Molen == Een molen is een machine die wordt aangedreven door wind- of waterkracht, soms door de spierkracht van dieren of mensen (tred- of rosmolen). De kracht wordt door de machine omgezet in het vermogen om onder andere maalstenen, persen, zagen, hamers, hijsmechanismen of pompen in beweging te zetten. Molens komen vanaf de vroege middeleeuwen in Nederland voor. De molenaar woonde vaak in of bij de molen. <div class="attentie klein"> Voorbeeld: [[Monumenten/45002|Lomm - Liveldweg]] </div> == Mottekasteel == Een mottekasteel is een versterking op een natuurlijke of kunstmatige heuvel van minimaal drie meter hoog, al dan niet omgeven door een of meer grachten. Op de afgeplatte top staat een gebouw van hout of bak-/natuursteen. Vaak is er een lager gelegen voorburcht. Mottekastelen dateren uit de volle middeleeuwen. Ze worden in Zeeland ‘vliedbergen’ genoemd en in Friesland ‘hege wieren’ (stinswier). <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/31550|Groede - Scherpbierseweg/Scherpbierse]] * [[Monumenten/45129|Kloetinge - Marktveld]] * [[Monumenten/45201|Maria Hoop - Bolleberg, Boekhorstweg]] </div> == Stedelijke nederzetting == Een stedelijke nederzetting bestaat uit een grote groep huizen of erven, omgeven door stenen muren en/of wallen van hout en aarde, met poorten en torens. Vanaf de zestiende eeuw kunnen steden zijn voorzien van bastions, kazematten, halvemanen, hoornwerken en andere buitenwerken. De nederzettingen kunnen aangelegd zijn op kunstmatige verhogingen (terpen). We kennen ze sinds de Romeinse tijd. == Niet-opgehoogde, individuele huisplaats, kortweg 'huisplaats’ == Vanaf de prehistorie kennen we boerderijen die geïsoleerd in het landschap liggen, niet als onderdeel van een grotere nederzetting. Ze worden ook wel huisplaatsen genoemd. In de middeleeuwen waren de bewoners van deze erven vaak de eerste ontginners, meestal van marginale gebieden. Soms zijn deze boerderijen in een latere fase opgehoogd tot een huisterp of -wierde uitgegroeid tot een gehucht of dorp. <div class="attentie klein"> Voorbeeld: [[Monumenten/513109|Oostrum - Henri Dunantstraat/A73, De Hulst]] </div> == Pottenbakkerij == Overblijfselen van een pottenbakkerij verraden zich door grote hoeveelheden houtskool, aardewerkscherven, misbaksels, lemen roosters of ovenwanden. Wanneer vanaf de late middeleeuwen glazuurlagen worden toegepast, zijn proenen ook kenmerkend. Dat zijn kleine aardewerken steunen die tussen de potten werden geplaatst om vastbakken te voorkomen. Pottenbakkerijen liggen vaak in de buurt van geschikte kleilagen. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45420|Berg en Dal - De Holdeurn]] * [[Monumenten/45651|Landgraaf - Waubach, Rotscherweg]] </div> == Raatakker == [[Bestand: Raatakker Ulco Glimmerveen p5b.jpg|400px|rechts|thumb|Impressie van een prehistorisch landschap met bewoning en raatakkers. Op de akkers werden o.a. emmertarwe, gerst, pluimgierst, huttentut, rogge en spelt verbouwd. © Ulco Glimmerveen|alt=Digitale impressie van een prehistorisch landschap. In de omgeving liggen raatakkers met daarvoor een nederzetting, hierboven vliegt een roofvogel. In de achtergrond liggen bossen.]] Raatakkers, ook wel Celtic fields genoemd, zijn uitgestrekte akkercomplexen die vanaf ca. 1000 voor Chr. tot de tweede eeuw na Chr. voor de teelt van granen en andere gewassen zijn gebruikt. De aaneengesloten, vierkante akkertjes van ongeveer 35 bij 35 meter zijn begrensd door lage wallen. Deze dambordvormige complexen kunnen tientallen hectares groot zijn. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45344|Schaveren - Heideweg]] * [[Monumenten/45346|Vaassen - Gortelseweg]] * [[Monumenten/45357|Niersen]] </div> == Rijengrafveld == In een rijengrafveld liggen overledenen op een rij begraven. Dit type grafveld kennen we uit de vroege middeleeuwen (400-850 na Chr.). Lijkbegraving is het meest gebruikelijk, maar crematie komt sporadisch ook nog voor. De overledenen kunnen met of zonder (boom)kist ter aarde besteld zijn. Vaak zijn grafgiften met de doden meegegeven. Soms zijn paarden en honden bij hun baas begraven. <div class="attentie klein"> Voorbeeld: [[Monumenten/45207|Bergeijk - Het Hof, Fazantlaan]] </div> == Ringwalburg == Een ringwalburg is een rond, ovaal of halfrond terrein, omringd door wallen en grachten. Ringwalburgen zijn vooral verdedigingswerken en meestal niet, of pas later, permanent bewoond geweest. Ze liggen vaak op strategische locaties. We kennen ze uit het einde van de vroege middeleeuwen langs de Noordzeekust, de Rijn en de IJssel. De meeste ringwalburgen lijken te zijn aangelegd ter verdediging tegen de Vikingen. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45944|Rhenen - Heimenberg]] * [[Monumenten/45966|Heveadorp - Duno]] * [[Monumenten/46005|Rossum - Hunenborg]] </div> == Schans == Een schans is een versterkt complex, bestaande uit een geometrisch systeem van wallen en grachten. Schansen zijn aangelegd om een dorp, stad of regio te beveiligen tegen rondtrekkende bendes of legers. Schansen kunnen ook zijn gebouwd bij belegering van een stad of op een strategische plek als verblijfplaats voor militaire troepen. Dan zijn ze vaak onderdeel van een (circumvallatie)linie of stelling. De eerste schansen zijn opgeworpen tijdens de Tachtigjarige Oorlog. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45431|Geertruidenberg - Domus Beatae Mariae Virginis]] * [[Monumenten/47155|Houthem - Rondenbosch - Stevensweg/Kalderbergsweg]] * [[Monumenten/525667|Gennep - Genneperhuis]] </div> == Scheepvaart == [[Bestand: Avercamp - IJsgezicht.jpg|400px|rechts|thumb|Het schilderij 'IJsgezicht' van Hendrick Avercamp (ca. 1610). Op de achtergrond zijn twee waterschepen te zien. Collectie D.G. van Beuningen; [https://www.boijmans.nl/collectie/kunstwerken/3765/ijsgezicht Museum Boijmans Van Beuningen], Publiek Domein.|alt=Schilderij met een grote ijsvlakte, vermoedelijk een bevroren meer. Op het ijs bevinden zich tientallen mensen die zich vermaken met schaatsen, spel, maar ook mensen met sleeën. In het midden op de achtergrond zijn twee schepen in het ijs ingevroren.]] Scheepvaart is het vervoer en verkeer van goederen, mensen en dieren over water. Relicten daarvan zijn belangrijke bronnen voor de maritieme geschiedenis. De vaartuigen zelf, groot of klein, vertellen elk hun eigen verhaal. Die gaan vaak over reizen, handel, oorlog, visserij, en het leven en werken aan boord, vanaf de prehistorie tot in de nieuwe tijd. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/46030|Ens - Zuidpunt van Schokland]] * [[Monumenten/528003|Almere-Buiten - ZA 41, Het Kalkschip]] </div> == Steen- of pannenbakkerij == In een steen- of pannenbakkerij is keramisch bouwmateriaal gebakken, zoals bakstenen, tegels, plavuizen en dakpannen. Vaak liggen er ondiepe kleilagen in de ondergrond. Leemputten en zogeheten ‘tichelgaten’ liggen dan in de buurt, voor de benodigde klei- en leemwinning. 'Tichel' is afgeleid van het Latijnse tegula (dakpan). Steenbakkerijen komen voor vanaf de Romeinse tijd tot in de nieuwste tijd. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45052|Groningen - Selwerd ('t Hemelrijk), Selwerderweg]] * [[Monumenten/45057|Adorp - Harssens (Harssensbosch), Dwarsdiep]] * [[Monumenten/45251|Belfeld - Krekelbergsheide]] </div> == Steentijdbewoning == [[Bestand: Steentijdbewoning - Paleolithisch kampje copyright Ulco Glimmerveen.jpg|400px|rechts|thumb|Impressie van bewoning in de oude steentijd (ca. 2,5 miljoen jaar – 11.000 jaar geleden), een periode van ijstijden met open vlaktes en weinig vegetatie, afgewisseld met warmere periodes. © Ulco Glimmerveen|alt=Digitale impressie van een hut gemaakt van dierenhuiden met rechts een smeulend kampvuur en links drogend vlees op een houten rek. De tent staat in een toendralandschap met een klein meer in de achtergrond.]] Daar waar jagers en verzamelaars tijdelijk hun kamp hebben opgeslagen, waar voedsel op vuur is bereid, en waar vuursteen en andere materialen zijn bewerkt, spreken we van steentijdbewoning. Tijdens het bewerken van vuursteen zijn kleine stukjes afval op de grond terechtgekomen. Dat vuursteenafval, maar ook werktuigen, houtskool en verbrande noten, zoals hazelnoten zijn kenmerken van kampementen. We kennen deze locaties vanaf de oude steentijd tot in de bronstijd. == Terp / wierde == [[Bestand: Terp - Wierde Rob van Eerden p5b.JPG|400px|rechts|thumb|Impressie van terp- of wierdebewoning in het Fries-Groningse kwelderlandschap rond het begin van de jaartelling. Sommige terpen of wierden ontwikkelden zich later tot dorpen. Men stopte met ophogen toen dijken het zeewater tegenhielden. © Rob van Eerden|alt=Illustratie van woningen op een terp in een kwelderlandschap met een kreek in de voorgrond. Tussen de kreek en de terp staan koeien.]] Een terp (in Groningen spreekt men van ‘wierde’ en in andere delen van Nederland van ‘werf’ of ‘pol’) is een kunstmatig opgeworpen verhoging in laag-Nederland om droog te kunnen wonen. Eeuwenlang hebben de bewoners ophogingslagen aangebracht en hun huizen herbouwd. Het ophogen begint in de late ijzertijd (ca. 250 voor Chr.) en loopt door tot in de volle middeleeuwen. Vanaf de terpen is het landschap ontgonnen en benut. Zo ontstonden licht verhoogde akkers rond de terp, zogenaamde ‘valgen’. Veel terpen hebben een radiale indeling met paden die aan de rand samenkomen in een karakteristieke ossengang. De woonheuvels zijn via natuurlijke watergangen verbonden met hun omgeving. Veel terpen zijn tot op de dag van vandaag bewoond en in gebruik. Er zijn er ongeveer 1000 in Friesland. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45044|Aduard - Het Hool]] * [[Monumenten/45090|Noordwolde - Munnikeweg]] * [[Monumenten/45221|Oosterbierum - Haerewei]] </div> == Urnenveld == [[Bestand: Urnenveld - 74a restaura.jpg|400px|rechts|thumb|In een urnenveld zijn de overledenen onder een eigen, kleine heuvel begraven. Vaak is het lichaam gecremeerd waarna de resten zijn verpakt in een aardewerken pot, een urn. © Weert, Museum W/ Restaura|alt=Een bruine urn op een witte achtergrond. Rechts staat een zwarte schaalbalk.]] Een urnenveld is een grafveld waar gecremeerde overledenen zijn bijgezet, al dan niet in een urn. Iedere dode werd onder een eigen heuvel begraven die is opgericht in de directe nabijheid van een andere. De heuvels zijn opgeworpen van heideplaggen en van grond die uit een omringende greppel afkomstig is. Urnenvelden dateren vanaf de late bronstijd tot in de midden-ijzertijd (ca. 1100-400 voor Chr.). <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45034|Deldeneresch - de Haarbelt, Langenhorsterweg]] * [[Monumenten/45078|Best, Oirschot - Oostelbeers, Aerlesche Heide Zonnedauw]] * [[Monumenten/45167|Hoog Soeren - Soerenseweg]] </div> == Vicus == [[Bestand: Vicus - Reconstructie Coriovallum (Submedia).jpg|400px|rechts|thumb|Impressie van een Romeins kampdorp (vicus), gebaseerd op het archeologisch onderzoek in Heerlen (Coriovallum). Afbeelding © Submedia, Gemeente Heerlen|alt=Gedetailleerde reconstructietekening in kleur van een kampdorp. In het midden een brede aarden weg met karrensporen. Aan de linker- en rechterkant staan woningen en andere gebouwen, met witte gevels en rode pannendaken. Voor een aantal gebouwen zijn mensen aan het praten en werken. Op de voorgrond een houten kar.]] De term vicus wordt zowel gebruikt voor een Romeinse nederzetting zonder stads- of marktrechten als voor een kampdorp bij een Romeins fort. In het eerste geval gaat het om een nederzetting die gunstig gelegen was op een kruispunt van wegen en een centrale functie had voor de omgeving. In het laatste geval waren er werkplaatsen en horecagelegenheden gevestigd en woonden de vrouwen en kinderen van de soldaten er. <div class="attentie klein"> Voorbeeld: [[Monumenten/46141|Valkenburg - De Woerd]] </div> == Villa == Een villa is een landbouwbedrijf uit de Romeinse tijd. Het bedrijf bestaat uit een hoofdgebouw, bijgebouwen zoals stallen en schuren en akkers. Er is variatie in de omvang en uitvoering van de villa’s: van klein en eenvoudig tot groot en luxe. Het hoofdgebouw is vaak in Romeinse stijl gebouwd, geheel of gedeeltelijk van steen en met een porticus (veranda), pannendak en kamers met vloerverwarming. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45000|Arcen - Steeningse Weg]] * [[Monumenten/45003|Schandelo - Wieland]] * [[Monumenten/45127|Obbicht - Beelaertsstraat]] </div> == Vuursteenbewerkingsplek == Daar waar mensen vuursteen hebben bewerkt en waar vooral bewerkingsafval is achtergelaten, spreken we van een vuursteenbewerkingsplek. Dit zijn meestal kleine stukjes vuursteen die op de grond terechtgekomen bij het bewerken van een vuursteenknol en het maken van vuurstenen werktuigen of halffabricaten ervan. We kennen deze locaties vanaf de oude steentijd tot in de bronstijd. <div class="attentie klein"> Voorbeeld: [[Monumenten/45801|Vuursteenmijnen van Rijckholt]] </div> == Vuursteenwinningsplek == [[Bestand: VuursteenmijnRijckholt BobBrobbel.jpg|400px|rechts|thumb|Schematische doorsnede van een [[Monumenten/45801|mijn in Rijckholt]]. De mijnwerkers groeven verticale schachten tot ze één bepaalde laag vuursteenknollen bereikten. Vervolgens groeven ze horizontale gangen voor de winning van het vuursteen. Foto © Bob Brobbel|alt=Een ingekleurde pentekening toont een doorsnede van een vuursteenmijn. Verschillende figuren zijn aan het werk op een aantal plekken in de mijn. Van bovenaf wordt met een touw een emmer in een schacht naar beneden gelaten. In een andere schacht klimt een werker via een touw naar boven.]] Daar waar mensen vuursteen hebben verzameld door middel van het uitgraven van kuilen, mijnschachten en gangen, spreken we van een vuursteenwinningsplek. De verzamelde vuursteenknollen zijn verder bewerkt tot halffabricaten of werktuigen. We vinden belangrijke winningslocaties voornamelijk in Zuid-Limburg, waar goede kwaliteit vuursteen van nature in de kalksteen voorkomt. Die locaties houden verband met continue vuursteenwinning in de nieuwe steentijd (hoogtepunt tussen 4200-2500 voor Chr.). <div class="attentie klein"> Voorbeeld: [[Monumenten/45801|Vuursteenmijnen van Rijckholt]] </div> == Wachtpost (burgus) == Een wachtpost uit de Romeinse tijd, ook wel burgus genoemd, is een houten of stenen toren met een vierkant of rechthoekig grondplan. Om de toren ligt een wal en een of meer grachten. Burgi functioneerden als militaire versterkingen en controleposten langs wegen en bij nederzettingen. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45554|Malden - Heumensoord]] * [[Monumenten/47159|Valkenburg - Goudsberg, Steenstraat]] * [[Monumenten/531048|Utrecht - Groot Zandveld]] </div> == Wal / omwalling == Een wal of omwalling is opgeworpen grond in een langgerekte, circulaire, vierkante, recht- of meerhoekige vorm. De top was soms voorzien van houten staketsels, palissades of doornige struiken. Naast de wal bevond zich vaak een sloot of gracht waarvan de uitgegraven grond in de wal is verwerkt. Wallen dienden vooral om aanvallers, wilde dieren, water, vuur of stuifzand buiten te houden en mens, vee, gewassen en gebouwen binnen de omwalling daartegen te beschermen. <div class="attentie klein"> Voorbeelden: * [[Monumenten/45131|Lage-Vuursche - Het Pluismeer]] * [[Monumenten/45343|Schaveren - Langeweg]] * [[Monumenten/45560|Nuenen - Eeneind/Collsche Heide]] </div> == Waterinfrastructuur == Om water uit bronnen te gebruiken heeft de mens allerlei slimme listen bedacht. Op plekken waar druk op het grondwater staat, is gegraven zodat het opkomende water kon worden geleid. Een door mensen gegraven of verlegde beek wordt een spreng genoemd. De Romeinen waren ook de eersten die aquaducten aanlegden en het landschap daarop aanpasten bijvoorbeeld in de vorm van sprengen. Aquaduct betekent in het Latijn ‘het leiden van water’, en dat verliep via houten of stenen bakken. Het geleide water werd eeuwen lang voor allerlei doeleinden gebruikt, als drinkwater voor mens en dier, en in de nieuwe tijd ook voor industriële toepassingen, zoals het maken van papier. <div class="attentie klein"> Voorbeeld: [[Monumenten/531053|Heilig Land-Stichting - Cortendijk]] </div> == Weg == Een weg is een begaanbare verbinding in het landschap tussen verschillende plaatsen. Sinds de prehistorie kennen we wegen, die vaak routes worden genoemd omdat ze niet verhard waren. De Romeinen brachten af en toe grindpakketten aan en groeven bermgreppels. Diep ingesleten karrensporen uit de middeleeuwen zijn in het zandige deel van Nederland soms nog goed herkenbaar. Wegen zijn vaak verbonden met andere landschapselementen. <div class="attentie klein"> Voorbeeld: [[Monumenten/45112|Stroe - Kootwijkseveld]] </div>  
==Inleiding: doelstelling en doelgroep== In deze handreiking wordt de omgang met archeologische waarden beschreven in het kader van grondwerkzaamheden bij funderingsherstel of -versteviging als gevolg van mijnbouwschade. Werkzaamheden aan funderingen vinden ondergronds plaats. Het Groningse aardbevingsgebied is met zijn talrijke wierden buitengewoon rijk aan archeologische waarden. Veel bebouwing die is getroffen door aardbevingen staat op wierden. De kans is dan ook groot dat archeologische resten bij grondwerkzaamheden - waarmee funderingsherstel of –versteviging gepaard gaat - beschadigd raken. De handreiking is geschreven voor de partijen die direct te maken krijgen met funderingsherstel of –versteviging als gevolg van schade door gaswinningsbevingen. Deze handreiking is dan ook gedeeld met de Nationaal Coördinator Groningen, die de regie voert over de schadeherstel- en versterkingsopgave en het Centrum voor Veilig Wonen (CVW), dat veel projecten funderingsherstel in behandeling neemt. Belangrijk zijn ook de gemeenten, die afgezien van de archeologische rijksmonumenten, als bevoegd gezag optreedt ten aanzien van de omgang met archeologische waarden. Ook adviserende organisaties zoals archeologische bureaus hopen we ermee van dienst te zijn. En niet op de laatste plaats, de burger die met funderingsherstel of -versteviging op archeologische terreinen te maken krijgt. Tot slot kunnen ook grote Monumentenbeheerders (zoals Staatsbosbeheer en de Stichting Oude Groninger kerken) die te maken krijgen met funderingsherstel en- versteviging baat hebben bij deze handreiking. Deze handreiking heeft in beginsel betrekking op archeologische rijksmonumenten. Door een aantal vergunningaanvragen inzake funderingsherstel en –versteviging uit de regio, is de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) gaan denken over een min of meer uniforme werkwijze. Dit was mogelijk omdat funderingsherstel zich voor zover nu bekend toespitst op drie varianten. Op basis hiervan heeft de RCE drie regimes beschreven, die zij bij het beoordelen van vergunningaanvragen in het kader van de Monumentenwet toepast. De RCE hoopt dat ook andere overheden de in deze handreiking omgeschreven werkwijzen zullen gaan toepassen, opdat informatie uit het bodemarchief zoveel mogelijk onbeschadigd in de bodem bewaard kan blijven (behoud in situ) dan wel op verantwoorde en uniforme wijze door archeologisch onderzoek kan worden geborgen. De Rijksdienst is zich er daarbij van bewust dat vergunningsregimes per gemeente kunnen verschillen, bijvoorbeeld door de vrijstellingen die zijn opgenomen in bestemmingsplannen. ==De herstelmethoden== Bij het herstel van aardbevingsschade dient vaak ook de fundering van het gebouw te worden aangepakt. Enerzijds om funderingsschade te repareren, anderzijds de fundering zodanig te verstevigen dat volgende aardbevingen niet leiden tot nieuwe schade dan wel om ervoor te zorgen dat er geen zogeheten ‘near collapse’ situaties ontstaan. Het gebouw moet de aardbeving als het ware aankunnen. Tot nu toe zijn er drie methoden om dit te bereiken: # Base isolation: dit is zowel bouwkundig als wat betreft de impact op archeologische waarden de meest ingrijpende maatregel. Het gebouw wordt hierbij losgemaakt van zijn fundering en op een nieuwe fundering geplaatst, waarin een vorm van schokabsorptie is toegepast. In de regel moet de bodem onder het pand tot op flinke diepte worden uitgegraven om zo plek voor de nieuwe fundering te creëren. Dit gaat op archeologische terreinen vrijwel altijd ten koste van archeologische resten. # Betonnen ringfundering op palen: hierbij wordt aan de buiten- en vaak ook aan de binnenzijde van de fundering een sleuf gegraven. De diepte en breedte van de sleuf is afhankelijk van het type en de omvang van een gebouw. In de sleuf wordt een aantal palen tot op de vaste ondergrond in de bodem getrild of geschroefd. De sleuf wordt vervolgens van bekisting voorzien en er worden inkassingen in of door de oorspronkelijke fundering gemaakt. Daarna wordt de bekisting van wapening voorzien en volgegoten met beton, waarbij ook de inkassingen in het oude fundament vollopen. Wanneer dit ‘korset’ rond het gebouw is uitgehard, staat het gebouw met fundering en al op een nieuwe fundering op palen. De schade aan het bodemarchief is variabel. Zowel het graven van de sleuf als het aanbrengen van de palen zal leiden tot beschadiging van archeologische waarden. Bij een klein pand zoals een woonhuis, is de ontgraving waarschijnlijk geringer dan bij bijvoorbeeld een kerktoren, waarbij een groot gewicht over een relatief klein oppervlak moet worden overgedragen. Er zullen dan ook meer palen moeten worden gebruikt om voldoende draagkracht te genereren. Ook de wijze waarop de palen worden aangebracht heeft invloed: het schroeven van palen veroorzaakt over het algemeen een grotere verstoring van archeologische resten dan bijvoorbeeld het intrillen van palen. # Verstevigde betonnen vloeren: Deze variant komt vaak voor in combinatie met ‘b’. Hierbij wordt een eventuele houten balklaag met vloer op de begane grond vervangen door een betonnen vloer. Het komt ook voor dat bestaande betonnen vloeren worden vervangen door verzwaarde betonnen vloeren. De betonnen vloer is bedoeld om meer en beter verband in de fundering aan te brengen. De schade aan het bodemarchief zal, afhankelijk van het type gebouw, in de regel kunnen meevallen, maar in een kerk met middeleeuwse oorsprong kan het aanbrengen van een betonvloer zeer schadelijk zijn. Hier bevinden de archeologische resten zich vaak direct onder het oppervlak. De dikte van de vloeren varieert echter en in bepaalde gevallen kunnen archeologische resten zich direct onder het maaiveld bevinden, zeker onder historische gebouwen. ==Archeologische waarden in het aardbevingsgebied== Het aardbevingsgebied beslaat de gemeente Eemsdelta, Het Hogeland, Oldambt, Midden-Groningen en Groningen. Versterkingswerkzaamheden vinden verder plaats in de gemeente Westerkwartier. Dit gebied is bijzonder rijk aan archeologische waarden. Kenmerkend voor dit landschap zijn de vele dorps- en huiswierden. Deze door mensenhanden opgeworpen heuvels (in Friesland en Noord-Holland terpen respectievelijk werven genoemd) ontstonden vanaf circa 600 jaar voor Christus, toen het toenmalige kweldergebied bevolkt raakte. In de loop der eeuwen raakte het kweldergebied relatief dichtbevolkt. Het opwerpen en telkens ophogen van wierden ging tot ver in de middeleeuwen door. Pas nadat het kweldergebied vanaf de 11e en 12e eeuw bedijkt werd (de Friese en Groningse kloosters hebben hierbij een belangrijke rol gespeeld), waren wierden en terpen niet meer nodig om droge voeten te houden. Toch bleef men ook na de bedijkingen in sommige gebieden wierden aanleggen en werden de bestaande wierden als woonplaats gehandhaafd en uitgebreid. Langzaam maar zeker ontstond het Groningse kleigebied zoals we dat nu nog kennen. Op de grootste wierden liggen nog altijd belangrijke dorpen, vaak met een middeleeuwse kerk centraal op het hoogste punt. Wierden die deels of geheel onbebouwd waren geraakt, werden tussen 1850 en 1940 veelal afgegraven. De wierdegrond was bijzonder vruchtbaar en bleek uitstekend geschikt om arme zandgronden in Oost-Friesland en Drenthe te verrijken. Bij de afgravingen kwamen vondsten van velerlei aard tevoorschijn. Wierden bleken ware archeologische schatkamers te zijn en dit was dan ook een van de redenen om de commerciële afgravingen te verbieden. Het bodemarchief, met name de organische component daarin, blijkt vaak uitstekend te zijn geconserveerd door de natte en zuurstofarme condities. ==Behoud ‘in situ’ versus opgraven== Aangezien archeologische onderzoekstechnieken zich steeds verder ontwikkeld hebben en zullen ontwikkelen en we hierdoor steeds meer informatie uit het bodemarchief kunnen halen, zijn we zuinig op de wierden en willen we ze zoveel mogelijk voor het nageslacht bewaren. Behoud ‘in situ’ wordt dat wel genoemd: in Nederland streven we ernaar archeologische resten zoveel mogelijk in de oorspronkelijke context in de bodem te bewaren, omdat opgraven onvermijdelijk leidt tot het verlies van archeologische gegevens. Omdat wierden archeologische schatkamers zijn, hebben vele daarom gedurende de afgelopen decennia de status van archeologisch rijksmonument gekregen. Zo is de gemeente Loppersum in Nederland de op een na grootste gemeente als het gaat om het aantal archeologische rijksmonumenten. Funderingsherstel en –-versterking is noodzakelijk om opstallen in het aardbevingsgebied bewoonbaar en bruikbaar te houden. Maar deze ondergrondse werkzaamheden leiden zonder twijfel ook tot beschadiging van archeologische resten. De leidraad is er mede op gericht schade aan het bodemarchief zoveel mogelijk te vermijden. Is dergelijke schade aan het bodemarchief niet te vermijden, dan dient de archeologische informatie op efficiënte wijze te worden geborgen. Daarop richt deze handreiking zich evenzeer. ==Welke archeologische resten kunnen verwacht worden bij bodemwerkzaamheden op de wierden in het aardbevingsgebied== Algemeen: wierdenlagen met daarin: ===a. Structuren en sporen=== In de bodem onder huidige gebouwen kunnen zich sporen bevinden die samenhangen met de wierde en het gebruik daarvan, zoals ophogingslagen en bewoningssporen uit de ijzertijd, Romeinse tijd, (vroege) middeleeuwen en Nieuwe Tijd: zoals paalsporen, houten palen, vloeren, haarden en vlechtwerken plaggenwanden van gebouwen, funderingen en, muurresten van bakstenen gebouwen, houtstructuren, vondstlagen, bewoningsniveaus, greppels/sloten/grachten, kuilen, water- en beerputten, dobbes, etc.. Maar ook menselijke begravingen en diergraven en resten van akkers. Rond de wierden kunnen kreken en prielen liggen met daarin resten van scheepvaart (boten, kano’s), visserij (fuiken, visweren) en waterstaatkundige werken (steigers, beschoeiingen). Al deze resten kunnen informatie bevatten over de geschiedenis en het gebruik van de plek. ===b. Anorganische artefacten=== Tijdens de graafwerkzaamheden kunnen wierdelagen en grondsporen worden aangesneden met daarin allerlei anorganische vondsten, waaronder aardewerk, tuf- en baksteen, metalen voorwerpen, natuursteen, glaswerk et cetera. ===c. Organische artefacten=== De omstandigheden in de wierde leiden ertoe dat organische resten meestal uitstekend bewaard blijven. Tijdens de graafwerkzaamheden kunnen wierdelagen en grondsporen worden aangesneden met daarin allerlei voorwerpen van been en/of gewei, zoals kammen, spinklosjes, naalden, lederen objecten, houten objecten en constructies et cetera. ===d. Archeozoölogische en botanische resten=== Er moet rekening worden gehouden met de vondst van (constructie)hout, (in)complete dierlijke en menselijke skeletten, (zowel onverbrand als verbrand) botmateriaal, houtskool en zaden/ pollen. Mogelijk is er gelegenheid tot het nemen van monsters voor botanisch, dendroen/of 14C-onderzoek. Onder historische bebouwing: kerken, boerderijen, molens, pastorieën (weem): Indien de fundering van een historisch gebouw of monument moet worden versterkt, dient naast de aanwezigheid van bovengenoemde resten ook rekening te worden gehouden met resten van eventuele voorgangers van dergelijke gebouwen. Het meest evident is dat bij kerkgebouwen. De meeste dorpskerken stammen uit de middeleeuwen of zijn in de middeleeuwen gesticht en later op oude grondvesten herbouwd. De kerkgebouwen zijn in de loop der tijd aangepast en dikwijls geheel of gedeeltelijk vernieuwd. Dit gebeurde in de regel op dezelfde plek en vaak op de oude fundering. Van die eerdere bouwfasen kunnen dus nog resten in de bodem aanwezig zijn. Daarbij valt te denken aan muurwerk (funderingen of opgaand muurwerk), resten van de liturgische inrichting van eerdere bouwfasen, begravingen, grafkelders, vloerniveaus en brandlagen. Archeologische resten kunnen direct onder de vloer worden aangetroffen. Anderzijds zijn archeologische resten bij tal van ingrepen al aangetast. Vloeren kunnen reeds zijn vervangen door betonnen exemplaren en ook de aanleg van allerlei technische voorzieningen, zoals verwarming en dergelijke, kan schadelijk zijn geweest voor het bodemarchief. Het is dan ook van groot belang dat door middel van een bureau-onderzoek de archeologische verwachting van het kerkgebouw in kaart wordt gebracht. Ook bij andere gebouwtypen kunnen resten van voorgangers in de grond zitten. Bestaande windmolens en boerderijen kunnen uit eerdere bouwfasen zijn voortgekomen. Al deze sporen vertellen over het gebruik van de locatie. ==De omgang met archeologisch waardevolle terreinen in rijks- en gemeentelijk beleid== Omdat wierden belangrijke en goed geconserveerde archeologische resten bevatten zijn, zijn we erg zuinig op deze archeologische schatkamers. Vandaar dat de meeste wierden een zekere mate van bescherming genieten. In Nederland bestaan twee typen archeologische monumenten. Enerzijds spreken we van archeologische rijksmonumenten, anderzijds van terreinen van hoge tot zeer hoge archeologische waarde. De archeologische rijksmonumenten vallen onder de bevoegdheid van de minister van OCW. De minister heeft de aanwijzing van nieuwe archeologische monumenten en het vergunningstelsel gedelegeerd naar de RCE. De terreinen van hoge tot zeer hoge archeologische waarden zijn geen rijksmonumenten, maar wel behoudenswaardig. Daarnaast hebben gemeenten vaak nog andere terreinen aangewezen als behoudenswaardig, zoals historische boerderijplaatsen en borgterreinen. In de regel genieten deze terreinen bescherming via het gemeentelijke bestemmingsplan. Voor wijziging van een archeologisch rijksmonument dient vergunning te worden aangevraagd bij de Minister van OCW, voor wijziging van andere archeologische terreinen dient bij de gemeente een omgevings-vergunning te worden aangevraagd. Voortvloeiend uit de omgevingswet zullen naar alle waarschijnlijkheid de archeologische rijksmonumenten in 2021 gedeeltelijk ook onder de bevoegdheid van de gemeente vallen. Wel zal de RCE bij aanvragen met betrekking tot archeologische rijksmonumenten die dan onder de bevoegdheid van de gemeente vallen adviserend optreden, waarbij het advies bindend is voor de gemeente. De Regimes: vergunningsplichtige ingrepen in het kader van funderingsherstel en/of versteviging en de voorwaarden die aan vergunningen kunnen worden verbonden. Deze paragraaf heeft in beginsel betrekking op archeologische rijksmonumenten. Gemeenten zouden bij het behandelen van vergunningaanvragen met betrekking tot funderingsherstel en/of versteviging op vergelijkbare wijze een afweging kunnen maken. De vergunningsregimes kunnen evenwel per gemeente verschillen. ==Regime A== ===Base isolation=== het aanbrengen van base-isolation vergt omvangrijke grondwerkzaamheden. Om plek te maken voor de schokdempers, moet ten behoeve van een werkput voor een kelder onder het volledige grondvlak van het huis worden gegraven. Dit gaat ook nog eens tot een behoorlijke diepte. Het spreekt voor zich dat archeologische resten worden aangetast door deze werkzaamheden. Vandaar dat aan een vergunning voor base-isolatie (vrijwel) altijd de voorwaarde van archeologisch onderzoek zal worden gekoppeld. Afhankelijk van wat er aan archeologische waarden kan worden verwacht zal dit een vorm van archeologische begeleiding zijn, dan wel een volledige opgraving (ook wel definitief onderzoek (DO) genoemd). Een en ander is afhankelijk van de locatie. Base isolation hoog op de wierde waar het pakket aan wierdelagen het dikst is, zal in de regel tot strengere voorwaarden leiden dan een locatie aan de lagere rand van de wierde, waar het wierdepakket dun is. Niettemin moet men in de randzones van wierden rekening houden met waardevolle archeologische fenomenen. Zo komen er aan de rand van wierden geregeld grafvelden voor, die door het aanbrengen van base isolation verstoord kunnen worden. Wierden waren in de regel via de vele waterlopen (prielen, geulen) in het kweldergebied bereikbaar, waardoor zich aan de rand resten kunnen bevinden van steiger- en havenwerken. Door middel van een bureauonderzoek wordt een gespecificeerde archeologische verwachting voor de bouwlocatie opgesteld. Indien er sprake is van archeologisch resten wordt aan de hand hiervan een programma van eisen (PvE) geschreven, waarin staat verwoord hoe het archeologische veldonderzoek moet worden uitgevoerd. Indien de verwachting is dat oudere resten van bakstenen gebouwen , zoals funderingen zullen worden gevon¬den, dient een bouwhistoricus bij het veldonderzoek te worden ingeschakeld. In het PvE dient te allen tijde rekening te worden gehouden met toevalsvondsten. Dit zijn vondsten die niet zijn voorzien in de gespecificeerde archeologische verwachting. Dit kan ertoe leiden dat dat het onderzoek moet worden opgeschaald. Bij het ontbreken van sporen of wierdelagen, bijvoorbeeld omdat het terrein waarop het gebouw staat in het verleden diep is verstoord, zou overigens het omgekeerde kunnen gelden. In dat geval kan het terrein worden vrijgegeven of kunnen de graafwerkzaamheden (voor de zekerheid) archeologisch worden begeleid. ====Omschrijving regime==== Bureau-onderzoek; afhankelijk van de uitkomsten van het bureau-onderzoek (gespecificeerde archeologische verwachting) definitieve opgraving of archeologische begeleiding van alle bodemwerkzaamheden. Indien daartoe aanleiding is bouwhistorisch onderzoek. ====Aanpak veldwerk==== Maatwerk dat beschreven wordt in een PvE voor een definitieve opgraving of archeologische begeleiding van de werkzaamheden met voor de locatie specifieke vraagstellingen. ==Regime B== ===Betonnen ringfundering op palen=== De meest evidente schade aan het bodemarchief dat door het aanleggen van deze versterkingsvariant wordt veroorzaakt is de sleuf die rondom – en dikwijls ook in - het gebouw moet worden gegraven. Daarnaast is het intrillen of inschroeven van de palen waarop de ringfundering komt te liggen schadelijk. Bij een klein gebouw, bijvoorbeeld een woonhuis, zal de schade afgezet tegen de meestal veel grotere omvang van de totale wierde wel meevallen. Bij grotere gebouwen neemt de schade in beginsel toe. Bij een grote boerderij zal een behoorlijk aantal palen moeten worden geplaatst vanwege het grotere oppervlak van zo’n gebouw. Bij zwaardere gebouwen, zoals kerkgebouwen en de bijbehorende torens, zal de ringfundering mogelijk dieper moeten worden aangelegd en zal ook het aantal palen mogelijk toenemen om het gewicht van het gebouw adequaat te kunnen afvoeren naar de vaste ondergrond. De werkzaamheden voor deze vorm van funderingsherstel zijn voor wat betreft de archeologische rijksmonumenten vergunningplichtig. Op andere terreinen van archeologische waarde is dit afhankelijk van het regime in het bestemmingsplan. Het graven van de sleuf voor de ringfunderingen kan leiden tot verlies van archeologische informatie. Rond een modern woonhuis zal dit meevallen, aangezien de bodem bij de bouw van het huis al tot op zekere diepte zal zijn verstoord. Zeker bij historische bebouwing, met name bij kerken, molens, oude boerderijen en pastorieën, is het oppassen geblazen, omdat mogelijkheid bestaat dat oude funderingen in zicht komen. Tenzij de bodem met zekerheid is verstoord, zal bij het graven van sleuven voor een ringfundering altijd archeologische onderzoek dat zich richt op de begeleiding van de civieltechnische werkzaamheden moeten plaatsvinden. Indien oudere bouwkundige fenomenen, zoals funderingen worden gevonden, dient een bouwhistoricus te worden ingeschakeld om deze te documenteren en interpreteren. Ook aan het inschroeven of trillen van palen moet vanuit het oogpunt van de archeologie aandacht worden geschonken. Ter plekke van het indrijven of inschroeven van een paal wordt het bodemarchief vernietigd. Per paal gaat het om de oppervlak van tenminste de paal zelf, maar mogelijk ook van een bepaalde zone om de paal heen. Met bijvoorbeeld het indraaien van de paal kan namelijk de grond rond de paal meegenomen worden in de draairichting. Hoewel het inschroeven of intrillen van palen schade aan het bodemarchief veroorzaakt, is het niet mogelijk vlakdekkend archeologisch onderzoek te doen. De funderingssleuf waarin de palen worden ingedraaid of getrild is in verreweg de meeste gevallen te smal om waarnemingen te doen aan vlakken en profielen. Ook kan een sleuf niet tot grote diepte worden doorgezet. Juist bij wierden kan het archeologisch waardevolle pakket meters dik zijn. Om toch iets te weten te komen over de aard en opbouw van het bodemarchief zou bij grotere plannen ter plek van de sleuf voor de ringfunderingen een aantal boringen kunnen worden gezet. Met een drie cm guts zou de funderingssleuf voordat de palen worden ingedraaid, kunnen worden afgeboord. Bij locaties waar sprake is van een hoge concentratie aan vondsten, zou de edelman kleiner dan 10 cm kunnen worden toegevoegd om vondstconcentraties te bergen. Ook een mechani¬sche steekboring behoort tot de mogelijkheden. Enkele experimenten met deze methode hebben tot goede resultaten geleid, wat betreft onderzoek aan de genese van terpen en wierden. Alle typen boringen worden in beginsel doorgezet tot onder het laagste niveau waarop archeologische resten voorkomen. ====Omschrijving regime==== Bureau-onderzoek; afhankelijk van de uitkomsten van het bureau-onderzoek (gespecificeerde archeologische verwachting) archeologische onderzoek gericht op de begeleiding van het graven van de sleuven ten behoeve van het ringfundament. Bij bouwkundige fenomenen in de ondergrond: in geval oude funderingen en muurwerk wordt aangetroffen, wordt een bouwhistoricus ingeschakeld. Voorts booronderzoek op plaatsen waar de kansen op een waardevol profiel van de wierde groot zijn. Starten met gutsbooronderzoek, eventueel aangevuld met onderzoek met behulp van de edelmanboor op plaatsen waar sprake is van vondstconcentratie. Op bijzondere locaties is het door middel van een steekboring trekken van een kolom van 10 cm of groter uit het volledige profiel van de wierde een optie. Het trekken van een boorkolom met een diameter groter dan 10 cm is vergunningplichting. ====Aanpak Veldwerk==== * In principe wordt bij elke ingreep een booronderzoek uitgevoerd. Het aantal boringen is afhankelijk van het oppervlak van de ingreep. Bij ingrepen waarvan de zijden kleiner dan 10 m zijn, wordt centraal in iedere zijde 1 boring gezet. * De gutsboringen worden in de lengterichting van de betonfundering gezet met een onderlinge afstand van 10 m. Wanneer de stratigrafische opbouw tussen de boringen in een raai verandert, worden tussenboringen gezet ( 5 m) en bij blijvende verschillen nogmaals (2,5 m). * Indien bij de gutsboringen lagen/grondsporen met vondstmateriaal worden aangesneden, worden ter plekke van de in te schroeven palen megaboringen gezet (maximale boordiameter <10 cm). Het doel hiervan is materiaal te verzamelen op basis waarvan dateringen van de lagen/grondsporen kunnen worden verkregen (aardewerk, houtskool voor C-14) en eventueel de fysieke kwaliteit (botanisch en zoölogisch materiaal). * Op bepaalde plekken zouden mechanische steekboringen kunnen worden overwogen. * Om de werkzaamheden te kunnen plannen is het nodig om in samenwerking met het CVW jaarlijks een planning te maken van archeologische monumenten waar funderingsherstel/versteviging moet plaats vinden. Deze lijst zal worden besproken met de RUG, om te bepalen of en zo ja, voor welke locaties zij belangstelling hebben. * Bij Kerken en oude gebouwen waar vermoedelijke sprake is van voorgangers dient de fasering altijd te worden gespecificeerd, en de stratigrafie in de put voor de ringfundering te worden vastgelegd. * Indien mogelijk worden in de funderingssleuf profielen aangelegd. Dit kan alleen bij voldoende breedte en diepte. * Alle palen gutsen, om de tien meter megaboringen. Dan kan er geen onduidelijkheid ontstaan bij een uitvoerend bedrijf. * Het uitgraven van de sleuf gebeurt altijd onder archeologische begeleiding. * In uitzonderlijke gevallen kan worden besloten een boorkolom te trekken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn op de top van de wierde, waar het wierde pakket en daarmee de stratigrafie het grootst is of als de resultaten van de gutsboringen daartoe aanleiding. Voor deze ingreep dient een apart PvE te worden geschreven. ==Regime C== ===Verstevigde betonnen vloeren=== In het kader van het verstevigen van funderingen komt vervangen van houten vloeren op de begane grond door betonnen vloeren geregeld voor. Ook worden bestaande betonnen vloeren wel vervangen door zwaardere betonnen uitvoeringen. De ingreep vindt geregeld plaats in combinatie met het aanbrengen van een betonnen ringfundering op palen. De vloeren kunnen zodanig zwaar zijn dat ontgraving van het interieur van het gebouw tot op funderingsniveau noodzakelijk is. Hierdoor kunnen in bepaalde gevallen archeologische resten worden geraakt, in het bijzonder bij historische bebouwing. Bij kerkgebouwen kunnen resten van eerdere bouwfasen (vloeren, muurwerk, etc.) zich direct onder de vloer bevinden. Ook heeft met in kerken rekening te houden met grafkelders die zicht direct onder de kerkvloer of onder zerken bevinden. Ook bij oude boerderijen, molens en dergelijke dient men bedacht te zijn op ondiep gelegen resten, met name van eerdere bouwfasen. Indien bouwhistorische fenomenen worden aangetroffen dient een bouwhistoricus te worden ingeschakeld. ====Omschrijving Regime==== Bureau-onderzoek; afhankelijk van de uitkomsten van het bureau-onderzoek (gespecificeerde archeologische verwachting) archeologisch onderzoek gericht op de begeleiding van het vervangen van bestaande (houten) vloeren ten behoeve van nieuwe, zwaarder uitgevoerde vloeren. Er moeten hier een of meerdere horizontale vlakken worden aangelegd. Het aantal en de diepteligging is afhankelijk van mate van verstoring en de gespecificeerde archeologische verwachting. De diepte van eventuele sporen en lagen wordt, voor zover ze tot onder de verstoringsdiepte reiken, door middel van gutsboringen vastgesteld. Bij bouwkundige fenomenen in de ondergrond: bouwhistoricus inschakelen. ====Aanpak Veldwerk==== * Er moeten een of meerdere horizontale vlakken worden aangelegd. Het aantal en de diepteligging is afhankelijk van mate van verstoring en de gespecificeerde archeologische verwachting. * In geval er sprake is van meer dan een vloerniveau of als er sprake is van scheefliggende vloeren worden twee vlakken aangelegd: één vlak paralellel aan de huidige vloer, en tenminste een vlak op elk tussenliggend vloerniveau/laag. * De diepte van eventuele sporen en lagen wordt, voor zover ze tot onder de verstoringsdiepte reiken, door middel van gutsboringen vastgesteld. * Vaak is er sprake van een combinatie van de aanleg van ringfundering (b) en verzwaarde betonnen vloeren (c). In dat geval worden beide onderzoeksmethoden ingezet. ==Herbouw== Als panden door aardbevingen zoveel schade hebben opgelopen dat herstel redelijkerwijs niet mogelijk is, kan worden besloten tot herbouw. Hier is geen sprake van funderingsherstel. In wezen valt herbouw in beginsel dan ook buiten het bereik van deze handreiking. Maar omdat bij de RCE in korte tijd een tweetal aanvragen voor herbouw is binnengekomen, wil zij hier toch in kort bestek aandacht aan schenken. Herbouw kan net als funderingsherstel leiden tot schade aan het bodemarchief. Herbouw biedt echter ook kansen voor archeologievriendelijk bouwen. Het is namelijk opvallend dat beide genoemde vergunningaanvragen zich richten op lichte houtskeletbouw op een betonnen funderingsplaat. Deze manier van bouwen wordt naar zeggen van de aanvragen gezien als aardbevingsbestendig, maar heeft tegelijkertijd het voordeel dat er geen zware funderingen voor hoeven te worden aangelegd en er in de regel niet hoeft te worden geheid. Alleen voor de vorstrand moet een sleuf worden gegraven die tussen de 60 en 80 cm onder het maaiveld steekt. Omdat de nieuwbouw zich in de regel ter plekke van het te slopen pand bevindt, waar de bodem bij de bouw van het oude pand in de regel al tot circa 60cm is verstoord, hoeft dit vanuit archeologisch oogpunt gezien niet tot grote problemen te leiden. De sloop van het oude pand kan wel schade aan het bodemarchief veroorzaken, vooral bij het uit de ondergrond wegbreken van kelders en funderingen. Daarom wordt geadviseerd sloopwerkzaamheden vergunningplichtig te stellen dan wel in de vergunningaanvraag voor de nieuwbouw mee te nemen. Vervolgens zal als voorwaarde worden gesteld dat oude funderingen in de ondergrond achterblijven, evenals eventuele kelders en dergelijke. Overigens kunnen kelders mogelijk dienen als plek waar technische voorzieningen ten behoeve van de nieuwbouw kunnen worden geplaatst. Denk daarbij aan IBA’s, verwarmingsinstallaties en dergelijke. Het nieuw bouwen op een geheel andere, van oudsher onbebouwde locatie op monument of het perceel dat deel uitmaakt van een monument, is niet wenselijk. Hier wordt het uitgangspunt ‘wat onbebouwd is, zal onbebouwd blijven’ gehanteerd. ==Tot slot== In de loop der tijd kunnen andere (nieuwe, alternatieve) vormen van funderingsherstel die (nog)niet in bovenstaande zijn omschreven dienen maatwerkclausule. Neem in dat geval contact op met Libau of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Dit laatste geldt uiteraard ook in geval van onduidelijkheden en vragen. ''Zie Afb. 2.'' ''Samenstelling: Jos Stöver (RCE), Michiel Rooke (Provincie Groningen) en Natasja van der Mei (Libau). Beschrijving Veldwerk: Jan van Doesburg, Jan Willem de Kort, Michiel Rooke (provincie Groningen) September 2022'' ---- ==Technische documentatie== * [[:Media:BaseIsolation Begeleiding.pdf|Technisch document baseisolation begeleiding]] (pdf) * [[:Media:Baseisolation opgraving.pdf|Technisch document baseisolation opgraving]] (pdf) * [[:Media:Ringfundering Begeleiding.pdf|Technisch document Ringfundering Begeleiding]] (pdf) * [[:Media:Verzwaardevloer begeleiding.pdf|Technisch document Verzwaardevloer begeleiding]] (pdf)  
==Bot en dierenresten op archeologische vindplaatsen== Bot en andere resten van dieren, zoals ivoor, gewei, leer, schelpen, schubben van vissen en skeletdelen van insecten, komen voor in vrijwel alle archeologische vindplaatsen. De mens viste, maakte jacht op zoogdieren en vogels, verzamelde schelp- en schaaldieren, fokte vee om zich te voorzien van melk en vlees of om trekdieren te kweken voor de ploeg, hield huisdieren als rijdier, waakhond of gezelschapsdier enzovoort. En dan was er nog het ‘ongedierte’, zoals ratten, muizen en luizen, die ongewenst de menselijke woonplekken opzochten. Van al deze verschillende diersoorten met hun verschillende nut of onnut voor de mens worden resten teruggevonden. ===Skeletten=== In uitzonderlijke gevallen worden dierenresten in de vorm van skeletten teruggevonden op archeologische vindplaatsen. Dat gaat dan vaak om dieren die niet gegeten werden, zoals ongedierte, of omdat ze te zeer als kameraad beschouwd werden om ze te willen eten, zoals in verschillende perioden paarden, honden en katten. Soms waren het zieke dieren die men niet meer wilde eten of dieren die bewust als offer begraven werden. ===Slachtafval en voedselbereiding=== Het merendeel van het dierlijke bot dat voorkomt op archeologische vindplaatsen wordt gevormd door slachtafval en de resten van voedselbereiding en maaltijden. Dit regelmatig door de slachtbijl gefragmenteerde bot met hak-, snij- en zaagsporen komt overal in bewoningslagen voor, vaak ook geconcentreerd in afvallagen, beerputten of in onbruik geraakte greppels en waterputten. ===Andere vindplaatsen van dierlijk bot=== Behalve in de vorm van skeletten en als slachtafval of maaltijdresten, kan dierlijk bot ook in een menselijk graf of in een crematie worden aangetroffen als bijgift of als restant van een dodenmaaltijd. Daarnaast vinden we bot, gewei, ivoor en leer als weerslag van het gebruik ervan als grondstof: resten van gebruiksvoorwerpen, halffabricaten of afval van fabricage. ==Archeologie en resten van dieren== Het onderzoek naar bot en andere resten van dieren die in archeologische context gevonden worden, noemt men archeozoölogie of zoöarcheologie. De archeozoöloog onderzoekt deze dierlijke resten om inzicht te verwerven in de ontwikkeling van de dierenwereld in het verleden, maar vooral om een beeld te krijgen van het gebruik van dieren door de mens. Dergelijk onderzoek is deels gericht op het economische gebruik van dieren, maar ook de rituele of mentale betekenis van dieren is een belangrijk onderwerp. Daarnaast komen onderwerpen aan de orde als de natuurlijke omgeving van de mens en hoe de mens die – vaak seizoensmatig – exploiteerde. Om dit soort onderzoek mogelijk te maken, is het belangrijk dat het dierlijke materiaal tijdens opgravingen zorgvuldig verzameld wordt en op een effectieve wijze wordt bestudeerd, zodat we de vragen die we over het menselijke handelen in het verleden hebben ook daadwerkelijk kunnen beantwoorden. Voor de archeoloog vormen bot en andere dierlijke resten een belangrijke bron van informatie om het verleden te reconstrueren. De meeste waarnemingen aan het bot worden met het blote oog gedaan. Naast deze ‘macroscopische’ informatie kan er ook via de microscoop en via chemisch onderzoek informatie worden verkregen. Op basis van deze gegevens en de daarop gebaseerde informatie over dieren worden op een hoger niveau conclusies getrokken over de mens in het verleden: het milieu waarin hij leefde, migratiepatronen, seizoensbewoning of -activiteiten, de voedseleconomie, handel en uitwisseling, sociale differentiatie, rituele gebruiken, ideeën over een hiernamaals et cetera. ===Macroscopische informatie=== Bij archeologisch onderzoek op macroscopisch niveau gaat het om informatie over het verleden op grond van primaire gegevens die met het blote oog aan bot zijn waar te nemen. Deze primaire gegevens vallen in zes groepen uiteen, waarbij de betrouwbaarheid van de interpretaties mede wordt bepaald door het onderzochte aantal stukken bot en de fysieke kwaliteit. ====Diersoort==== De determinatie van botten op diersoort (bijvoorbeeld varken, beer, zalm) geeft een beeld van het jachtwild en de huisdieren waarover de mens beschikte, en – gekwantificeerd – over de samenstelling van de jachtbuit, de veestapel of het menu. Zo’n overzicht van diersoorten biedt ook een impressie van het klimaat en het landschap. Zo geven vogels en zoogdieren een indruk van het milieu dat men exploiteerde (bijvoorbeeld bos, hei, grasland, moeras), en vissoorten of men in zoet, zout of brak water viste. In de tijd laten de aangetroffen diersoorten zien wanneer bepaalde soorten gedomesticeerd werden, beesten uitgestorven raakten of juist op eigen kracht of door inmenging van de mens in onze streken werden geïntroduceerd. Voorbeelden van dit laatste zijn de introductie van de kat en de kip in de Romeinse tijd en het konijn in de middeleeuwen. Bovendien kan een soortenlijst waar wild op voorkomt wat zeggen over bijvoorbeeld de adellijke status van bewoners van een terrein en vertelt het voorkomen van ongedierte over de hygiëne in het verleden. ====Skeletelement==== Het type skeletelement van dieren en welk deel daarvan gevonden is, bijvoorbeeld een fragment van een rib, geeft informatie over consumptiepatronen van mensen. Uit het spectrum van skeletelementen kan zo geconcludeerd worden of er op de ene plek geslacht is en op een andere geconsumeerd, dat door de ene groep uit een nederzetting betere delen van dieren werden geconsumeerd dan door een andere groep, of dat het verkrijgen van leer en bont van sommige dieren van belang was. Zo zijn werkplaatsen waar het leer van bijvoorbeeld schapen en runderen gelooid werd, archeologisch vaak goed te herkennen aan de grote hoeveelheden botten van de handen en voeten van deze dieren. De huiden werden namelijk met deze skeletdelen er nog aan verhandeld. ====Modificatie en pathologie==== Sporen van modificaties aan botten en andere resten van dieren, zoals breukpatronen, snij-, hak- en zaagsporen, verbranding of crematie, kleur, verwering en knaagsporen, leveren vooral informatie op over de manier waarop er na hun dood gebruik van dieren werd gemaakt. Denk hierbij aan de manier van slachten, het villen, het bewerken van been en gewei tot voorwerpen, de wijze van voedselbereiding (bijvoorbeeld roosteren, roken, braden) en de manier waarop afval werd afgedankt. Ook is te zien dat bot al dan niet aan het oppervlak heeft gelegen, en of er sprake is van verbranding, crematie, of van ziekte. Pathologieën zoals woekeringen of slijtage van het bot geven vaak inzicht in hoe dieren tijdens hun leven werden gebruikt. Zo duiden bepaalde woekeringen op overbelasting van trek- of lastdieren. Sporen van slijtage, verwering en kleur spelen ook een belangrijke rol bij het verkrijgen van inzicht in de conservering van het bot. ====Leeftijd en geslacht==== Botmateriaal bevat vaak anatomische indicatoren voor leeftijd en geslacht, bijvoorbeeld vergroeiing van gewrichtsuiteinden, doorbraak en slijtage van tanden en kiezen, groeilijnen, robuustheid van hoektanden en de vorm van de aanhechtingsplaats van spieren. Voor archeozoölogen geven deze gegevens inzicht in de samenstelling van de veestapel en met name ook in het gebruik van de landbouwhuisdieren. Zo wordt bij runderen uit deze gegevens geconcludeerd of ze gebruikt werden als trekdier of voor productie van melk en mest of juist primair voor de vleesproductie. Bij wild kan het bijvoorbeeld inzichtelijk maken of de mens bij de jacht voorkeur had voor mannetjes of vrouwtjes of voor bepaalde leeftijdsklassen. ====Grootte==== Bij archeozoölogisch onderzoek worden maten gebruikt om onderscheid te maken tussen wilde en gedomesticeerde vormen, tussen mannetjes en vrouwtjes, maar vooral ook om verschillen aan te geven tussen verschillende groepen of ‘foklijnen’. De grootte van bot geeft bovendien een indruk van de gezondheid van een dier en in hoeverre er voldoende voedsel beschikbaar was. ====Gewicht==== Het gewicht van het bot van dieren wordt bij archeozoölogisch onderzoek vooral gebruikt om het relatieve belang van verschillende diersoorten voor de vleesvoorziening aan te kunnen geven. ===Microscopische en chemische informatie=== Over het algemeen kan er bij archeologisch onderzoek via de microscoop op drie gebieden informatie van dierlijke resten worden verkregen. Chemisch onderzoek kan weer andere gegevens opleveren. ====Diersoort==== Voor een deel van het archeozoölogisch onderzoek wordt de microscoop gebruikt. Op de eerste plaats is dat onderzoek naar heel kleine dieren, zoals mijten, luizen en andere insecten. Deze leveren vooral informatie over het lokale milieu. Zo kunnen resten van bepaalde mijten uit grondmonsters van de plek waar vroeger de stal van een boerderij heeft gestaan aantonen dat daar bijvoorbeeld schapen werden gehouden. Wanneer bot van zoogdieren heel erg gefragmenteerd is, zoals bij menselijke crematies, kan bestudering van het botweefsel, ofwel histologie, soms uitsluitsel geven of er behalve menselijk bot ook resten van dieren aanwezig zijn. Op deze manier kan worden vastgesteld of bij het begrafenisritueel het meegeven van dierlijke bijgiften een rol speelde. ====Gebruikssporen==== Bij gebruikssporenanalyse worden veranderingen aan het oppervlak bestudeerd. Op grond van kenmerkende groepen kleine krasjes aan het oppervlak van voorwerpen gemaakt van bot, gewei of ivoor kunnen conclusies worden getrokken over hun gebruik, bijvoorbeeld voor het schoonschrapen van huiden. Omdat voedsel ook krasjes achterlaat op tanden, kan soms ook worden vastgesteld of bijvoorbeeld varkens in stallen werden gehouden en gevoerd of dat ze in het bos werden gehouden en veel ruwer voedsel aten. ====Leeftijd en seizoen==== Binnen archeozoölogisch onderzoek wordt de microscoop ook gebruikt om bijvoorbeeld aan de hand van de tekening van het oppervlak of de doorsnede van tanden informatie te krijgen over de leeftijd van de dieren of over het seizoen dat er geslacht werd. Dergelijke informatie geeft inzicht in de opbouw van de veestapel en in de strategie bij de voedselproductie. ====Chemische samenstelling==== In bot en ander dierlijk weefsel zitten biomoleculen als DNA en eiwitten. Deze weefsels bevatten informatie over erfelijke eigenschappen en zijn – als ze bewaard zijn gebleven – daardoor te gebruiken om onder andere verwantschappen vast te stellen. Dit levert informatie over domesticatie, fok, migratie en import van dieren. Dit type onderzoek wordt steeds meer toegepast. Hetzelfde geldt voor onderzoek aan stabiele isotopen zoals strontium, zuurstof, koolstof en stikstof, en sporenelementen. De samenstelling hiervan wordt voor een deel bepaald door het voedsel dat door dieren gegeten werd. Daardoor kan uit de analyse van de isotopen en sporenelementen worden afgeleid in welke omgeving dieren vroeger leefden, maar ook of ze via handel van elders werden aangevoerd. ==Opgraving== Om de informatie over het verleden die in dierlijk bot en ander weefsel aanwezig is ook daadwerkelijk te kunnen benutten, moeten eisen gesteld worden aan de opgraving. Het studiemateriaal (bot en andere dierlijke resten) moet adequaat worden verzameld. Dat betekent dat zowel de manier van verzamelen als de hoeveelheid materiaal die wordt geborgen aansluit bij de vragen die men wil beantwoorden. ===Zeven en zalmen=== Als we met archeozoölogisch onderzoek een antwoord willen vinden op een simpele vraag als ‘Wat at men?’ kunnen we bij een opgraving niet volstaan met handmatig verzamelen van dierlijke resten. De meeste resten van vissen, vogels en kleinere zoogdieren die als slacht-, keuken- of maaltijdafval nog in de bodem aanwezig zijn, zullen over het hoofd worden gezien. Resultaat is dat de verzamelde resten bepaald geen afspiegeling vormen van wat er aan informatie in de bodem aanwezig was. Gebruiken we die resten om het voedingspatroon uit het verleden te reconstrueren, dan geeft dat een zeer vertekend beeld: een haring, zalm of paling zul je niet vinden. Voor de beantwoording van dit soort vragen moet een deel van de grond waarin dierlijke resten worden vermoed gezeefd worden. Voor de meeste vragen volstaan zeven met een maaswijdte van twee millimeter, maar wil men ook de resten van bijvoorbeeld haring en spiering goed verzamelen, dan is een kleinere maaswijdte nodig. Bijna altijd wordt water gebruikt om de grond over de zeven te spoelen. Het is daarna van belang dat het botmateriaal langzaam aan de lucht droogt. Doet men dat niet en zet men het bijvoorbeeld in de zon, dan is de kans groot dat het bot of gewei schilfert, barst en uit elkaar valt. Hierdoor kan veel informatie verloren gaan. Zo kunnen door het schilferen van het bot aanvankelijk zichtbare snijsporen verloren gaan, waardoor aanwijzingen over bijvoorbeeld het villen van dieren verdwijnen. Soms wordt het residu van de zeef in het veld uitgezocht. De stukjes bot, de visresten, maar ook andere vondsten als kralen of spijkers, worden eruit gehaald en de rest wordt weggegooid. Degene die dit uitzoekwerk doet, moet dus goed kunnen herkennen hoe fragmenten van bijvoorbeeld vogelbotten of visschubben er uitzien. Als die kennis op de opgraving niet aanwezig is, kan dit werk beter aan de specialist worden overgelaten. ===Monsters en mijten=== Om met archeologisch onderzoek een antwoord te vinden op bepaalde vragen, is het noodzakelijk om grondmonsters te nemen. Dat geldt bijvoorbeeld voor het onderzoek van geleedpotigen, zoals insecten en mijten. Zo worden mosmijten onderzocht als men het landschap rond een nederzetting wil reconstrueren. Andere typen mijten worden gebruikt om mest te onderzoeken. Zo kan, zonder een bot te bestuderen, vastgesteld worden welke dieren er in een stal stonden. Het onderzoek van de chitine-skeletjes van deze minder dan één millimeter kleine diertjes komt vooral van pas op plekken waar bot niet bewaard is gebleven, zoals in zure, venige lagen. Monsters van één liter grond zijn nodig, die de specialist verder zelf in zijn lab behandelt en onderzoekt. ===Aantallen en representativiteit=== Archeozoölogie is een grotendeels kwantitatieve wetenschap. Om bijvoorbeeld vast te stellen hoe de veestapel er uit zag, moet er vooral veel geteld worden: hoeveel skeletdelen van welke dieren er gevonden zijn, hoeveel skeletdelen volgroeid waren en hoeveel niet, hoe groot de aantallen doorgebroken en nog niet doorgebroken tanden en kiezen zijn enzovoorts. Dergelijke gegevens beginnen pas te spreken als er redelijk wat van zijn. Daarbij komt dat binnen een opgraving vaak meerdere perioden zijn te onderscheiden. De verzameling gegevens waarmee we aan de slag gaan, moet representatief zijn voor die verschillende perioden. Omgekeerd moet, als er veel verschillende typen grondsporen uit een periode zijn, het materiaal ook die diversiteit representeren. Dit leidt er toe dat er eerder duizenden dan honderden botten en andere resten nodig zijn om archeologische vragen goed te kunnen beantwoorden. ===De aard van skeletten vaststellen=== Bij archeologisch onderzoek bestaan de meeste dierlijke resten uit gefragmenteerde of door de vleesbijl kapot gehakte stukken bot, visresten, mosselschelpen en dergelijke, die als afval in kuilen en greppels zijn terechtgekomen. Soms worden er echter ook skeletten of delen van skeletten aangetroffen. Dit kunnen weggegooide dode dieren zijn, maar ook zorgvuldig geofferde en begraven beesten of stukken daarvan. Om de aard van dergelijke vondsten goed te kunnen vaststellen is het van belang dat een archeozoöloog in het veld te hulp schiet. Hij of zij kan dan zelf vaststellen op welke manier het lijk van het dier in de bodem terecht is gekomen: of dit met zorg is gebeurd of niet, of alle onderdelen aanwezig zijn of dat er sommige ontbreken, en als er zaken ontbreken of dit waarschijnlijk opzettelijk is gebeurd of dat de tand des tijds hier debet aan is. Dergelijke expertise in het veld is helemaal van belang als skeletten slecht bewaard zijn en dus moeilijk te herkennen; soms is niet meer dan een silhouet van het begraven dier plus wat stukjes tand overgebleven. ==Bedreigingen voor archeologische informatie== Een van de uitgangspunten van de archeologische monumentenzorg in Nederland is behoud in situ. Dat wil zeggen: als het maar even kan archeologische resten in de bodem laten zitten voor later. Dat is een prachtig op toekomstig onderzoek gericht principe, maar er moet wel voor gewaakt worden dat in de tussentijd de archeologische informatie die verpakt in het bot zit niet verloren gaat. Bot zal namelijk, net als andere zaken, in de bodem vergaan. Deze degradatieprocessen kunnen van biologische, mechanische en chemische aard zijn. Biologische, mechanische en chemische degradatieprocessen hebben invloed op de beschikbaarheid en kwaliteit van de informatie die in het bot aanwezig is. ===Biologische degradatie=== Vooral micro-organismen zoals bacteriën en schimmels kunnen bot flink aantasten. Het bot wordt daardoor poreus en kwetsbaar en valt uiteindelijk uit elkaar. Ook wortels van planten kunnen schade aanrichten als ze in het bot dringen en het uit elkaar drukken. De snelheid waarmee deze vormen van degradatie zich afspelen is vooral afhankelijk van het milieu waarin het bot zich bevindt. Zo vindt aantasting door schimmels en planten vooral plaats in een zuurstofrijk milieu. Dit is met name te vinden in goed ontwaterde bodems. Omgekeerd, in een zeer natte omgeving, zoals op veel plaatsen in West-Nederland met een hoge grondwaterspiegel, is biologische aantasting zeer gering. ===Mechanische degradatie=== Het gevaar van degradatie door mechanische oorzaken is groot als bot en andere dierlijke resten vlak aan het oppervlak liggen. Het bot wordt dan makkelijk vertrapt of barst door een combinatie van vocht en vorst. Ook bodembewerking, zoals ploegen, en bouwactiviteiten in de buurt, zoals heien, en zetting als gevolg daarvan, kunnen een dergelijk effect hebben. ===Chemische degradatie=== Bot bestaat uit twee componenten, een organische, elastisch collageen, en een minerale, hard apatiet. De combinatie van deze twee in bot heeft hetzelfde effect als staal en cement in gewapend beton: het geeft elasticiteit en stevigheid. Ook in de bodem zorgt het voor duurzaamheid van het bot. Beide componenten kunnen echter chemisch aangetast raken. Het is vooral de combinatie van een zure bodem en stroming van het grondwater die snelle chemische degradatie veroorzaakt. ===Bescherming van archeologische vindplaatsen=== Goed doorlatende zure bodems met een grote beschikbaarheid van zuurstof zijn funest voor botmateriaal. Gunstig zijn vooral basische – dus meestal kalkrijke – en slecht doorlatende bodems met weinig of geen zuurstof. Bij de bescherming van archeologische terreinen is het dan ook van belang de grondwaterstand zo stabiel en hoog mogelijk te houden en verzuring tegen te gaan. Om de vinger aan de pols te houden kan het van belang zijn dergelijke terreinen in de gaten te houden wat betreft de kwaliteit van bot. Dit is te meer van belang, omdat de conserveringstoestand van dierlijke resten een goede indicator is voor de fysieke kwaliteit van een archeologische vindplaats als geheel. ==Kwaliteit bewaken van archeologisch onderzoek naar resten van dieren== Archeozoölogie, het onderzoek van archeologisch bot, op het snijvlak tussen archeologie en de natuurwetenschappen, is echt specialistenwerk. Een belangrijke kwaliteitsbepalende factor is dan ook of de onderzoeker daadwerkelijk gespecialiseerd is in dit onderzoek. Om aan te geven dat men beschikt over de juiste kwalificaties kunnen personen zich formeel laten registreren als specialist en kunnen bedrijven zich laten registreren. Zie hiervoor de website van de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB) met de geldige ‘Beoordelingsrichtlijn’. Soms wordt een ‘superspecialist’ ingeschakeld, bijvoorbeeld als er veel resten van vissen zijn gevonden of bij onderzoek aan insecten of mijten. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld gebruikssporenanalyse of onderzoek aan DNA of sporenelementen. Verder is het wenselijk dat de specialist niet in zijn eentje werkt, maar contact heeft met zijn of haar nationale en internationale collega’s. Een flink stuk van de kwaliteit van het werk hangt af van deze onderlinge uitwisseling van kennis, ervaring en ideeën. Voor een deel wordt archeozoölogisch onderzoek uitgevoerd door gespecialiseerde bedrijven, maar ook sommige opgravingsbedrijven, universiteiten en overheden hebben dergelijke specialisten in huis. ===Beschikking over bronnen en collecties=== Behalve over specialistische literatuur is het van belang dat de archeozoöloog beschikt over een goede vergelijkingscollectie, een collectie recent dierlijk materiaal, die hem of haar in staat stelt ook gefragmenteerd bot te kunnen determineren. Om het onderzoek te kunnen vergelijken met resultaten uit het verleden is het gepubliceerde botonderzoek in Nederland door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed ontsloten door het via www. cultureelerfgoed.nl toegankelijke attenderende systeem voor archeozoölogische informatie BoneInfo. ==Programma van eisen== Bot en andere resten van dieren uit archeologische opgravingen zijn belangrijke informatiebronnen om het leven van de mens in het verleden te kunnen reconstrueren. Ze scheppen een beeld van jacht, veeteelt, voedseleconomie, het milieu, handel, sociale status et cetera. Het is daarom van groot belang dat deze materiaalgroep goed geborgen wordt en zorgvuldig door een gekwalificeerde specialist wordt onderzocht. De eerste stap in dit proces is een zorgvuldige behandeling van archeozoölogisch onderzoek in programma’s van eisen voor gravend onderzoek. Omdat bij veel opgravingen goed archeozoölogisch onderzoek zo’n belangrijke bijdrage kan leveren aan de kennis over het verleden, moet dat onderzoek ook goed geregeld zijn. In de praktijk betekent dit dat de opdrachtgever ervoor moet zorgen dat het onderzoek op zijn minst voldoet aan de richtlijnen en protocollen van de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer en geregistreerde onderzoekers en gecertificeerde bedrijven inschakelt. Natuurlijk gaat het bij goed onderzoek veel meer om kennis, kunde, creativiteit en enthousiasme van de onderzoekers dan om regels. Maar het formele kwaliteitssysteem borgt in ieder geval de basiskwaliteit door de minimumeisen te geven van onderzoek. Dit zorgen voor kwaliteit houdt in dat in het programma van eisen voor het archeologische veldwerk dat de opdrachtgever laat opstellen allerlei zaken goed zijn vastgelegd. Dit is te meer van belang, omdat specialistisch onderzoek vaak in onderaanneming wordt uitgevoerd en daardoor – volgens de wetten van de markt – vaak geminimaliseerd wordt ten gunste van de hoofdaanneming. ===Resultaten van vorig onderzoek=== Een programma van eisen voor archeologisch onderzoek begint met terug te kijken naar voorgaand onderzoek om daarmee een verwachting te kunnen formuleren voor het huidige onderzoek. Raadpleging via www.cultureelerfgoed.nl van BoneInfo, het attenderende systeem voor archeozoölogische informatie, levert binnen een paar minuten een overzicht van voorgaand onderzoek aan bot en andere dierlijke resten. ===Vraagstelling=== Bij de vraagstelling in een programma van eisen voor archeologisch onderzoek is het raadzaam te kijken in hoeverre het onderzoek ook bij kan dragen aan het beantwoorden van vragen uit de Nationale Onderzoeksagenda Archeologie (NOaA) op www.cultureelerfgoed.nl. De Onderzoeksagenda, een gezamenlijk product van onderzoekers van bedrijven, universiteiten en overheden, geeft immers de belangrijkste (inter)nationale onderzoeksvragen die er leven in de vakwereld. ===Veldwerk=== In een programma van eisen voor archeologisch onderzoek moet benoemd worden wat er tijdens de opgraving gedaan dient te worden om archeologische vragen met behulp van het archeozoölogische materiaal te kunnen beantwoorden. Zo zal dus aangegeven moeten worden welk type grondsporen gezeefd moet worden en over welke maaswijdte de onderzoekers moeten beschikken om bijvoorbeeld vragen over visserij te kunnen beantwoorden of hoeveel monsters van een liter er genomen moeten worden voor onderzoek aan mijten. Ook kan aangegeven worden wanneer er een specialist in het veld aanwezig moet zijn, bijvoorbeeld bij het vrij leggen en ter plaatse interpreteren van vondsten van dierlijke skeletten. ===Uitwerking=== In de uitwerking van het programma van eisen voor archeozoölogisch onderzoek wordt aangegeven hoe, in onderling overleg tussen opgraver en botspecialist, eventuele keuzes gemaakt gaan worden om het nader te onderzoeken materiaal te selecteren. Overigens stelt het Nederlandse kwaliteitssysteem ook aan de uitvoering van het specialistische onderzoek eisen. Deze zijn onder andere in het Protocol specialistisch onderzoek van het kwaliteitssysteem opgenomen. ===Rapportage=== Vaak worden specialistische archeozoölogische onderzoeken als losse rapporten uitgebracht. Een veel beter resultaat krijg je als de resultaten en conclusies uit het archeozoölogische onderzoek geïntegreerd worden in de rapportage van de opgraving, en de discussie en conclusies door de opgravers en de specialisten gezamenlijk worden geschreven. Een dergelijk co-auteurschap betekent namelijk meer onderlinge discussie en dus een wetenschappelijk beter resultaat. Een dergelijke stimulans tot kwaliteit kan in het programma van eisen worden vastgelegd. ===Randvoorwaarden=== De Beoordelingsrichtlijn stelt eisen aan de opleiding en ervaring van de specialist. Wat er niet in staat, maar de basis is voor goed archeozoölogisch onderzoek, is toegang tot een goede vergelijkingscollectie van recente dieren. Onder de kop Randvoorwaarden in het programma van eisen mogen deze eisen zeker niet ontbreken. ==Literatuur== Voor een uitvoeriger inleiding over de omgang met dierlijk materiaal en voor literatuur zie: Lauwerier, R.C.G.M., 2011: KNA Leidraad Archeozoölogie (www.SIKB.nl). ===Nuttige webadressen=== * [https://voia.nl/ www.voia.nl] Vereniging van Ondernemers in Archeologie * [https://www.sikb.nl/ www.sikb.nl] Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer  
==Waarom bescherming voor de toekomst?== Archeologische resten zijn een belangrijke informatiebron over het verleden. Voor veel perioden zelfs de enige. Alleen de bodem kan ons vertellen hoe de mensen leefden en werkten voordat er geschreven bronnen waren. Maar ook later, als er wel historische bronnen beschikbaar zijn, kunnen archeologische resten ons veel duidelijk maken. In die zin is ook de bodem een archief waaruit geput kan worden om de geschiedenis van de plek te vertellen. Vanwege de wetenschappelijke waarde en/of belevingswaarde worden archeologische resten beschermd. Dat is nodig omdat het bodemarchief meestal onzichtbaar is en dus kwetsbaar. Bij graafwerkzaamheden kunnen archeologische resten onbedoeld worden vernield. Van sommige terreinen is de waarde zo groot dat ze onder bescherming van de Erfgoedwet vallen. Dit zijn de archeologische rijksmonumenten. Deze rijksmonumenten vragen om alertheid: het gehele terrein is kwetsbaar, niet alleen de zichtbare resten. ==Zorgvuldig gebruik== Om archeologische resten voor de toekomst te behouden geldt als vuistregel: hoe minder de bodem verstoord wordt hoe beter. Voor werkzaamheden die het rijksmonument aantasten heeft u daarom een vergunning nodig. Voorbeelden zijn de bouw van woningen of bedrijfspanden, het graven van sleuven voor kabels, leidingen of drainagebuizen, het uitgraven of dempen van sloten en grachten, het verlagen van het maaiveld, het plaggen en diepploegen van grond. Ook voor herstel- en onderhoudswerkzaamheden om het rijksmonument in stand te houden, is soms een vergunning nodig. Voor rijksmonumenten waar de archeologische resten onzichtbaar en dieper onder de grond liggen is een vrijstellingsdiepte van toepassing. Veel grondwerkzaamheden kunnen tot die diepte (onder maaiveld) zonder vergunning uitgevoerd worden. Ook voor grondboringen tot een diameter van 10 cm is geen vergunning nodig. ==Waarom deze pagina?== Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort per monument een archeologisch rijksmonumentenpaspoort uitgegeven]. De informatie in deze pagina komt uit deze paspoorten.  
==Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== Nederland kent circa 1500 archeologische [[Monumenten|rijksmonumenten]]. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort per monument een archeologisch rijksmonumentenpaspoort uitgegeven]. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met [[Archeologische monumentenzorg|gegevens over bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Archeologische rijksmonumenten hebben in deze kennisbank informatie die (deels) is opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister. ==Overzicht van archeologische rijksmonumenten== '"`UNIQ--item-4--QINU`"'  +
In het verleden zijn dieren gejaagd en gegeten, gefokt en gebruikt als last- of trekdier. Skeletresten, pezen, huiden, hoorn en gewei kregen een tweede leven als artefact, vlees werd geconsumeerd. In veel gevallen liet dit gebruik resten achter in de vorm van slachtafval, keuken- en maaltijdresten, objecten van dierlijke producten en het afval dat daarbij ontstaat, en bijvoorbeeld ‘ongedierte’. Daarnaast horen bij deze vondstcategorie ook de kadavers van (ritueel) begraven dieren. De archeozoölogie bestudeert deze resten en kijkt daarbij naar soortdeterminatie, leeftijd, samenstelling skeletelementen, postuur van de dieren, diversiteit en kwantiteit, slacht- en andere bewerkingssporen en nog veel meer. Op basis van de gegevens worden vervolgens interpretaties gegeven van onderwerpen als dieet en voedselbereiding, jacht, over het veeteeltbeleid, over het al dan niet gebruik van trekkracht, over het welzijn van landbouwdieren, migratiepatronen, seizoensactiviteiten, handel en rituele gebruiken. Dit zijn vervolgens indicatoren voor status, welstand, sociale identiteit en sociale en culturele gebruiken. ==Kansen en beperkingen== Archeozoölogisch onderzoek biedt mogelijkheden om een scala aan vraagstukken te beantwoorden, die o.a. inzicht geeft in de brede mogelijkheden die de mens had in de voedselstrategie en gebruik van dierlijke producten, materialen en resten. Per vondsttype variëren de mogelijkheden. Wanneer er sprake is van voedselresten kunnen we een idee krijgen van het dieet in zijn algemeenheid. Er kan echter ook gekeken worden naar seizoensmatige exploitatie, selectieve jachtmethoden, slachtmethoden, rituele gebruiken (bij deposities in graven of bouwoffers bijvoorbeeld) en bijvoorbeeld de ontwikkeling van de veestapel (op basis van afmetingen van botten). Wanneer skeletten in anatomisch verband worden aangetroffen kunnen daaruit andere conclusies worden getrokken. Vaak betreft het dan huisdieren die in principe niet gegeten zijn, zoals paarden, katten en honden. Het gaat hierbij vrijwel altijd om intentionele begravingen van gekoesterde of zieke dieren, of bewust geofferde dieren. Werktuigen en objecten gemaakt van dierlijk materiaal zijn tweeledig interessant: als aanwijzing voor de soorten die mensen door middel van jacht of fok tot hun beschikking hadden en als artefact dat bewonderd of gebruikt werd. Beperkingen in het onderzoek worden bepaald door de mate van conservering vooraf. Het al dan niet bewaard blijven van botmateriaal wordt sterk beïnvloed door de samenstelling van de bodem. Direct na depositie treedt degradatie in: bacteriën en schimmels tasten het bot aan, tenzij er sprake is van een hoge grondwaterspiegel en het materiaal beschermd wordt door een zuurstofarme omgeving, bijvoorbeeld als gevolg van snelle afdekking. Ook in een zure omgeving gaat het bot snel achteruit: het elastisch collageen en het minerale apatiet waaruit bot bestaat hebben in deze omstandigheden sterk te leiden onder chemische degradatie. Wordt er niet gezeefd, dan wordt een groot deel van het kleine (gefragmenteerde) botmateriaal gemist. ==Hoe neem je een monster?== Monstername hangt nauw samen met het vondsttype (artefact, slachtafval), de vraagstelling en wat het beoogde vervolgonderzoek is. Botresten kunnen handmatig verzameld worden maar dan wordt altijd een deel van het materiaal gemist. Vogel- en visresten zijn bijvoorbeeld klein en zullen alleen in zeefresidues aangetroffen worden. Het is belangrijk dat botresten langzaam worden gedroogd en daarna droog worden bewaard. Een complete depositie van een dierlijk skelet dat in anatomisch verband wordt aangetroffen, moet bij voorkeur behandeld worden als een menselijke inhumatie. Dit kan het best door een specialist gebeuren. Objecten gemaakt van dierlijk materiaal dienen in zipzakjes verpakt te worden en mogen niet uitdrogen. Indien er een vermoeden is van microscopische bewerkings- of gebruikssporen dienen er maatregelen genomen te worden om extra sporen te voorkomen (niet over een metalen zeef, niet schoonmaken met een borstel). In de Kwaliteitsnorm van de Nederlandse Archeologie (KNA, SIKB) zijn de meest recente eisen aan het specialistisch onderzoek en de behandeling van alle artefactcategorieën opgenomen. ==Combineren met andere methoden== Archeozoölogisch onderzoek richt zich in het algemeen op macroscopische informatie: de determinatie van het materiaal en het daaruit af te leiden gebruik door de mens en het omliggende milieu. Aanvullend onderzoek kan bestaan uit DNA-analyse, 14C-datering bij (on)verbrand materiaal, microscopisch gebruikssporenonderzoek bij artefacten, en isotopenonderzoek ten bate van dieet- en herkomstreconstructie. ==Hoe interpreteer ik mijn resultaten?== De interpretatie van de gegevens is afhankelijk van de context van de vondsten en zal in nauw overleg tussen de specialist en de andere onderzoekers moeten gebeuren. Data en interpretatie zullen over het algemeen aangeleverd worden in de vorm van een rapport of aanvullend hoofdstuk, vergezeld van een database. ==Resultaten delen== Alle onderzoeksresultaten, verkregen bij de specialist, dienen in de basisrapportage te worden weergegeven en met alle andere gegevens en primaire data te worden gedeponeerd in het e-depot voor de Nederlandse archeologie: https://easy.dans.knaw.nl/. De specialistische resultaten worden tevens gedeeld in het attenderend systeem voor archeozoölogische informatie BoneInfo. De gebruikte meet- en analysemethodes en referentiecollecties, methode van monstername en behandeling, hoeveelheden monsters en metingen, relativering van data-precisie, en eventuele overwegingen/aanpassingen moeten worden gerapporteerd. Deze zijn van belang voor vervolgonderzoek, maar ook voor de vergelijking met onderzoek op andere sites. Specialistisch onderzoek wordt bij voorkeur opgezet als onderdeel van interdisciplinair archeologisch onderzoek, waarbij de verschillende deelstudies in samenhang met overkoepelend onderzoek worden uitgevoerd, geïnterpreteerd en gerapporteerd. ==Lees verder== * Lauwerier, R.C.G.M., 2011: KNA Leidraad Archeozoölogie ([https://www.sikb.nl www.sikb.nl]). * Carmiggelt, A. & P.J.W.M. Schulten 2002: Veldhandleiding Archeologie, Leidraad 1 ([https://www.sikb.nl www.sikb.nl]). * Ervynck, A., 2004: The past is a distant planet: reasons to integrate environmental data into archaeological interpretations, in: D. Callebaut, A.E. Killebrew & N.A. Silberman (eds), Interpreting the past. Presenting Archeaological sites to the public (1), 97-118. * Ervynck, A., 2012: Archeologie laat de dieren spreken, Tijdschrift voor Geschiedenis 125 (4), 476-487. ---- <blockquote class="templatetekst"><div class="tekst">Tekst: Yvonne Lammers, Echo information design, met medewerking van Joyce van Dijk en Kinie Esser (Archeoplan Eco), Roel Lauwerier en Bjørn Smit (RCE).</div> </blockquote>  
De uitwendige skeletdelen van schelpdieren blijven in kalkhoudende grond langdurig bewaard. Schelpen kunnen informatie bevatten die zeer uiteenlopende vragen kunnen beantwoorden. Zo waren schelpdieren in de prehistorie aan de kust een belangrijke bron van voedsel. Onderzoek naar de aangetroffen schelpen kan verder informatie bieden over bijvoorbeeld seizoenexploitatie, milieu- en klimaatreconstructie en de aanwezigheid van maritieme en zoetwaterstromen. ==Kansen en beperkingen== Omdat schelpen uit calciumcarbonaat bestaan blijven zij voornamelijk in kalkhoudende grond bewaard. In kalkarme grond zijn over het algemeen geen schelpresten te verwachten. Schelpen kunnen in archeologische context zowel compleet aangetroffen worden, zoals bij kleine en stevigere schelpen, als ook beschadigd door verschillende post-depositionele processen waar het dunne en of grote exemplaren betreft. Ze zijn op verschillende manieren in archeologische context terecht gekomen: als voedselresten, natuurlijke afzetting, natuurlijke grondstof voor objecten (ornamenten, knopen, betalingsmiddel), maar ook als grondstof voor kleurstoffen, containers, wegverharding, bouwmateriaal, klei-magering en meer. Daarnaast kan het onderzoek naar mollusken ook aanwijzingen geven bij tafonomisch onderzoek, voor het herkennen van lithostratigrafische afzettingen die zich kenmerken door de aanwezigheid van specifieke soorten en inzicht in het milieu. ==Hoe neem je een monster?== Geïsoleerde vondsten zijn over het algemeen (geïmporteerde) bij giften in graven of bouwoffers, waarvan het belangrijk is de ligging goed vast te leggen. Het is raadzaam deze vondsten met zorg te behandelen en altijd apart te verpakken in verband met eventueel vervolgonderzoek naar bijvoorbeeld gebruiks- of bewerkingssporen. Meerdere exemplaren bij elkaar kunnen wijzen op voedselafval of mariene/fluviatiele afzettingen. Om deze te bestuderen zijn grondmonsters van minimaal 10 liter nodig. In het geval van afzettingen kan het noodzakelijk zijn de schelpen per laag te bemonsteren. Bij een opvallend grote hoeveelheid voedselschelpresten is het ook raadzaam in lagen te bemonsteren waardoor er bijvoorbeeld inzicht kan worden verkregen in seizoens- of overexploitatie. ==Combineren met andere methoden== Naast de soortendeterminatie kan het onderzoek aan schelpen bijdragen aan 14C-datering en de reconstructie van milieu en klimaat. Herkomst van de schelp kan worden vastgesteld door middel van isotopenanalyse. Wanneer schelpen gebruikt zijn als ruw materiaal voor de productie of versiering van artefacten, of als werktuig, kan de combinatie met bijvoorbeeld gebruikssporenonderzoek inzicht geven in het technologisch systeem van een vindplaats. ==Hoe interpreteer ik mijn resultaten?== De analyse van soorten zal in de regel uitgevoerd worden door de specialist en resulteren in een rapport met gegevens en de interpretatie daarvan. In sommige gevallen is het naast de soortendeterminatie mogelijk verslag te doen van extra gegevens als de periode van verzamelen (seizoenexploitatie), overbevissing (bij afname gemiddelde afmetingen) en herkomst (bijvoorbeeld bij schelpen als exotische import). ==Resultaten delen== Alle onderzoeksresultaten, verkregen bij de specialist, dienen in de basisrapportage te worden weergegeven en met alle andere gegevens en primaire data te worden gedeponeerd in het e-depot voor de Nederlandse archeologie: [https://easy.dans.knaw.nl easy.dans.knaw.nl]. De gebruikte meet- en kalibratiemethodes, methode van monstername en behandeling, hoeveelheden monsters en metingen, relativering van data-precisie, en eventuele overwegingen/ aanpassingen worden gerapporteerd. Deze zijn van belang voor vervolgonderzoek, maar ook voor de vergelijking met onderzoek op andere sites. Specialistisch onderzoek wordt bij voorkeur opgezet als onderdeel van interdisciplinair archeologisch onderzoek, waarbij de verschillende deelstudies in samenhang met overkoepelend onderzoek worden uitgevoerd, geïnterpreteerd en gerapporteerd. ==Lees verder== * Allen, M.J. (red.) 2017: ''Molluscs in Archaeology; Methods, approaches and applications'', Oxford (Studying Scientific Archaeology 3). * Bakker, H. & W. Kuijper 2019: Molluskeninventarisatie van het Ruigeplaatbos en de Visserijgriend in Hoogvliet, Rotterdam: bijzondere vondsten en een hoge diversiteit, ''Spirula 421''. 9-17. * Bakels, C., K. Fennema, W.A. Out & C. Vermeeren (red.) 2010: ''Van planten en slakken / Of plants and snails, A collection of papers presented to Wim Kuijper in gratitude for forty years of teaching and identifying'', Leiden. * Lauwerier, R.C.G.M. 2011: ''KNA Leidraad Archeozoölogie'' ([https://www.sikb.nl www.sikb.nl]). Carmiggelt, A. & P.J.W.M. Schulten 2002: ''Veldhandleiding Archeologie, Leidraad 1'' ([https://www.sikb.nl www.sikb.nl]). ---- <blockquote class="templatetekst"><div class="tekst">Tekst: Yvonne Lammers, Echo information design, met medewerking van Dennis Nieweg (Archaeoconchology), Roel Lauwerier en Bjørn Smit</div> </blockquote>  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een villa is een landbouwbedrijf uit de Romeinse tijd. Het bedrijf bestaat uit een hoofdgebouw, bijgebouwen zoals stallen en schuren en akkers. Er is variatie in de omvang en uitvoering van de villa's: van klein en eenvoudig tot groot en luxe. Het hoofdgebouw is vaak in Romeinse stijl gebouwd, geheel of gedeeltelijk van steen en met een porticus (veranda), pannendak en kamers met vloerverwarming. ==Vrijstellingsdiepte== 30 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 30 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * ophogen, verlagen of egaliseren. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  +
Dit monument is onderdeel van [[Complexen/532181|rijksmonumentencomplex 532181]]. [[Complexen/532181|Bekijk de kennispagina over het complex voor meer info]].  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/529907 rijksmonument 529907].</div>  +
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Daar waar jagers en verzamelaars tijdelijk hun kamp hebben opgeslagen, waar voedsel op vuur is bereid, en waar vuursteen en andere materialen zijn bewerkt, spreken we van steentijdbewoning. Tijdens het bewerken van vuursteen zijn kleine stukjes afval op de grond terecht komen. Dat vuursteenafval, maar ook werktuigen, houtskool en verbrande noten, zoals hazelnoten zijn kenmerken van kampementen. We kennen deze locaties vanaf de oude steentijd tot in de bronstijd. Vanaf de late steentijd gaan mensen zich vestigen op één plaats. Ze kappen bos, leggen akkers aan, bouwen huizen en houden vee. Hun bestaan is gericht op voedselproductie. Deze plaatsvaste agrarische levenswijze wordt steeds verder doorontwikkeld. ==Vrijstellingsdiepte== 35 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 35 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * ophogen, verlagen of egaliseren; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
==Besluit== Omschrijving van het besluit, toelichting en overige gegevens.  +
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een grafheuvel is een door nabestaanden aangelegde heuvel van heideplaggen of ander materiaal waaronder of -in overledenen zijn begraven. De eerste grafheuvels zijn opgeworpen in de late steentijd, toen lijkbegraving – het onverbrand begraven van het lichaam – in zwang was. Vanaf de bronstijd tot in de Romeinse tijd zijn de doden gecremeerd onder de heuvel begraven. Meestal zaten hun resten in een urn. Door het graf met een heuvel te markeren, creëerden de mensen van toen duidelijk zichtbare elementen in het landschap. Grafheuvels treffen we vooral aan op de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Zo zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Drentse Hondsrug grafheuvelrijke regio's. Deze prehistorische grafheuvels herbergen informatie over het vroege verleden. Ze bevatten gegevens over hoe de mensen in het verleden met hun overledenen zijn omgegaan. Vaak hebben de begraafplaatsen een duidelijke relatie met het landschap. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een grafheuvel is een door nabestaanden aangelegde heuvel van heideplaggen of ander materiaal waaronder of -in overledenen zijn begraven. De eerste grafheuvels zijn opgeworpen in de late steentijd, toen lijkbegraving – het onverbrand begraven van het lichaam – in zwang was. Vanaf de bronstijd tot in de Romeinse tijd zijn de doden gecremeerd onder de heuvel begraven. Meestal zaten hun resten in een urn. Door het graf met een heuvel te markeren, creëerden de mensen van toen duidelijk zichtbare elementen in het landschap. Grafheuvels treffen we vooral aan op de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Zo zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Drentse Hondsrug grafheuvelrijke regio's. Deze prehistorische grafheuvels herbergen informatie over het vroege verleden. Ze bevatten gegevens over hoe de mensen in het verleden met hun overledenen zijn omgegaan. Vaak hebben de begraafplaatsen een duidelijke relatie met het landschap. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een klooster is een complex van gebouwen, bestemd voor een gemeenschap van mannen of vrouwen die binnen de muren een godsdienstig leven leiden. Een klooster bestaat uit een kloosterkerk, kloosterhof en -gang, kapittelzaal, refter, ziekenzaal, keuken en verblijven van de kloosterlingen. In Nederland kennen we kloosters vanaf de vroege middeleeuwen. ==Vrijstellingsdiepte== 50 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 50 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * het ophogen, verlagen of egaliseren van het terrein; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/530828 rijksmonument 530828].</div>  +
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een grafheuvel is een door nabestaanden aangelegde heuvel van heideplaggen of ander materiaal waaronder of -in overledenen zijn begraven. De eerste grafheuvels zijn opgeworpen in de late steentijd, toen lijkbegraving – het onverbrand begraven van het lichaam – in zwang was. Vanaf de bronstijd tot in de Romeinse tijd zijn de doden gecremeerd onder de heuvel begraven. Meestal zaten hun resten in een urn. Door het graf met een heuvel te markeren, creëerden de mensen van toen duidelijk zichtbare elementen in het landschap. Grafheuvels treffen we vooral aan op de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Zo zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Drentse Hondsrug grafheuvelrijke regio's. Deze prehistorische grafheuvels herbergen informatie over het vroege verleden. Ze bevatten gegevens over hoe de mensen in het verleden met hun overledenen zijn omgegaan. Vaak hebben de begraafplaatsen een duidelijke relatie met het landschap. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
==Besluit== Omschrijving van het besluit, toelichting en overige gegevens.  +
==Geschiedenis== De Academie voor Beeldende Kunst en Kunstnijverheid was in 1926 opgericht onder de naam Academie Kunstbeoefening in Arnhem. In 1988 is deze gefuseerd met de Toneelschool uit 1956, het Conservatorium, de Academie van Bouwkunst uit 1949 en de Dansacademie uit de jaren 1930, alle uit Arnhem, onder de naam Hogeschool voor de Kunsten Arnhem (HKA). In 2002 is de HKA gefuseerd met de Academie voor Kunst en Industrie uit Enschede uit 1949 en de Hogeschool voor de Kunsten Constantijn Huygens uit Kampen/Zwolle en voert sindsdien de naam ArtEZ. Het gebouw van de Academie is ontworpen als een variatie op het pand van het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs (IvKNO) in Amsterdam. Dit gebouw werd door Rietveld ontworpen in de periode 1951-59, maar is pas in 1967 opgeleverd. Rietveld hoorde in de jaren 1920 bij de groep vernieuwende architecten en speelde daar een belangrijke rol: eerst bij De Stijl en daarna het functionalisme. In de jaren vijftig kreeg zijn werk een herwaardering. Het was Rietvelds bedoeling beide gebouwen tegelijk te realiseren om voordeel te halen uit de grotere hoeveelheid raam- en prefab betonelementen. Beide schoolgebouwen hebben hetzelfde materiaalgebruik, constructie, stramien van 2,1 m en flexibele indeling. Overigens kreeg Amsterdam uiteindelijk standaard stoeltjesprofielen voor de vliesgevel en niet de speciaal door Rietveld ontworpen profielen. Bezuinigingen en concessies tijdens de bouw zijn ten koste gegaan van de algehele uitvoering en de klimaatbeheersing. Het gebouw vertoonde al in 1963 een eerste bouwkundig gebrek: lekkende ruiten. Na ingebruikname bleek de ventilatie onvoldoende, met als gevolg hitteopbouw dan wel koudeval bij de vliesgevel aan de zuidzijde. Het schoolgebouw is evenwijdig gesitueerd aan de oever van de Rijn en tegen de achtergrond van een hoge, steile, begroeide stuwwal. Voor het pand is een gazon aangelegd met enkele bomen en een sculptuur van Andre Volten. Het schoolgebouw wordt van de Rijn gescheiden door de weg en woonboten. Het gebouw heeft een paviljoenachtig karakter. De begane grond ligt circa één meter boven het maaiveld met eronder een terugliggend souterrain, waardoor het gebouw los komt van de grond. In de architectuur is een relatie gelegd met de omgeving. De situering en de hoogteverschillen van de volumes en de transparantie van het gebouw spelen in op de vorm van het terrein, op de achtergrond van een hoge, steile, begroeide stuwwal en op de ligging aan de oever van de Rijn met aan de overzijde de destijds schaars bebouwde Betuwevlakte. Dankzij de transparantie van het gebouw is ook aan de binnenzijde de omgeving en het landschap te ervaren. Echter in 1963 werd deze groene achtergrond geweld aangedaan door de bouw op 18 m afstand van een kantoor van de Provinciale Gelderse Electriciteits Maatschappij (PGEM). In 1993 zijn dit en een aangrenzend, hoger gelegen, ouder gebouw van de PGEM door de Academie betrokken en met het Rietveldgebouw verbonden door een glazen loopbrug. ==Exterieur== Kenmerkend voor het functionalisme zijn de rechthoekige volumes en de horizontaliteit. Gestandaardiseerde prefab-onderdelen en industriële materialen zijn toegepast. Rietveld heeft het materiaalgebruik tot een minimum beperkt. Rietveld zag het exterieur als een gaaf ritmisch betonskelet, niet verder bekleed dan voor goed onderhoud en aangenaam gebruik wenselijk is. Kenmerkend voor de ontwerpen van Rietveld is de toepassing van een maatvoering. Het hele gebouw (in alle drie dimensies) is gebaseerd op een stramien van 2,1 m (ook verdubbeld of gehalveerd toegepast). Bijvoorbeeld in de vierkante ramen van de vliesgevel, vensterstroken, keldervensters, werkplaatsen, interne kolommenstructuur en de balken. Rietveld paste dit niet dogmatisch toe: uit praktische overwegingen liet hij kleine afwijkingen toe op onopvallende plaatsen. Een stramien geeft volgens Rietveld verantwoorde en rustige verhoudingen met mathematische zuiverheid en orde. En meer praktisch: het maakt het gebruik van fabrieksmatig vervaardigde bouwelementen mogelijk. Rietveld ontwierp veel zelf, zoals de glasprofielen en de stalen profielen voor de binnenmuren. Zijn ontwerpen moesten op industrieel-mechanische wijze te vervaardigen zijn. ==Constructie== Betonnen skelet met kolommen en balken. Vloer van gewapend beton. Vernieuwde vliesgevel van glazen panelen in stalen profielen met horizontale schuiframen. Gesloten kopgevels in wit geschilderde baksteen. Blauw geglazuurde baksteen bij de hoofdingang. Grijs-beige schoorsteen. Platte daken van gewapend beton. De werkplaatsen zijn uitgevoerd als staalconstructie met sheddaken. Rietveld heeft het materiaalgebruik tot een minimum beperkt. De detaillering is sober, minimaal en doelmatig, zoals bijvoorbeeld bij de glasprofielen. Rietveld heeft altijd veel glas toegepast om een ruimtelijk effect te creëren en om binnenruimtes over te laten lopen in de buitenruimte. De vliesgevel is hiervan een voorbeeld bij uitstek. Transparantie diende ook om een overzicht door het gebouw mogelijk te maken. Rietveld wilde mensen bewust, actief de ruimte laten gebruiken, bv door verschuifbare wanden en meervoudig gebruik van de ruimte. In het schoolgebouw is dit gebeurd door de verplaatsbare en vrij invulbare binnenmuren. Maar ook de brede gangen zijn voor meerdere doeleinden bruikbaar. Rietveld gaf de ruimtes vorm door kleurvlakken op muren, plafond en vloer. Voor de Academie koos hij rustige kleuren, overwegend grijs: de mensen en de kunstwerken zouden kleur geven aan het gebouw en zo beter uitkomen. Hij gebruikte grijs ook om de architectuur te nuanceren; en kleuren voor optische effecten of elementen op de laten vallen. In dit geval rood, geel, blauw, oranje, groen, roze. ==Interieur== Het motto licht, lucht en ruimte is ook hier van toepassing. De ruimte is te vinden in de brede gangen en trappen. De indeling is praktisch en aan het gebruik aan te passen door de verplaatsbare binnenwanden. Dankzij de glasgevel hebben alle ruimtes een relatie met buiten en kan het daglicht naar binnen stromen. Er is zicht van buiten naar binnen en overhoekse doorzichten door de transparante verticale hoeken van de gevels. Intern is het gebouw ook zeer transparant, bv door de lichtstroken en open vitrines in de binnenwanden. Volgens Rietveld was goed zicht en overzicht erg belangrijk bij “de beoefening van het visuele” en verschillende afdelingen kunnen door zichtbaarheid stimulerend voor elkaar. Het gebouw heeft linoleum- en betonvloeren. Wanden van schoon metselwerk. Verplaatsbare tussenwanden met stalen kokerprofielen, waarin spaanplaatpanelen en ruiten (tussen de klaslokalen) of kast- of vitrine-elementen en ruiten (tussen de gang en klaslokalen). Trappen van gewapend beton met een metalen leuning. Verlaagd plafond van wegneembare platen. Rietveld gaf de ruimtes vorm door kleurvlakken op muren, plafond en vloer. Voor de Academie koos hij rustige kleuren, overwegend grijs: de mensen en de kunstwerken zouden kleur geven aan het gebouw en zo beter uitkomen. Hij gebruikte wel kleuren voor optische effecten of om elementen op te laten vallen. In dit geval rood, geel, blauw, oranje, groen, roze. Helaas is het kleurschema verloren gegaan. ==Kunstwerken== # André Volten, sculptuur van geschilderd verzonken staal, zonder titel (''Afb. 3.''). Gelegen op het gazon aan de voorzijde van het gebouw, nabij de hoofdingang. ==Relevante wijzigingen== In de loop der decennia zijn binnenwanden verplaatst om lokalen te vergroten. De tweede verdieping is rond 1977 in stijl uitgebreid vanwege het toenemend aantal studenten. De werkplaatsen zijn in stijl uitgebreid. In 1986 zijn de dakbedekking en delen van het linoleum vernieuwd, de luxaflex en plafonds hersteld. In de periode 1993-1995 is de kantine ten koste van twee lokalen uitgebreid en het souterrain opnieuw ingedeeld. In 1993 is de luchtbrug naar de voormalige PGEM-gebouwen aan de Utrechtsestraat gereliseerd naar ontwerp van Hubert-Jan Henket bna architecten. Hubert-Jan Henket bna architecten heeft in 1996-1997 een grootscheepse stijlzuivere renovatie verzorgd, waarbij de glazen gevelpanelen zijn vervangen door dubbel glas, glaslatten zijn verdikt en verbreed en eilandplafonds en lamellenplafonds zijn aangebracht. Kleuren aan het exterieur en het interieur zijn opnieuw aangebracht. In 2001-2004 is naast het hoofdgebouw een ondergrondse dansschool gebouwd naar ontwerp van Hubert-Jan Henket. Deze is via een tunnel verbonden met de hoofdentree van het Rietveldgebouw. ==Monumentale waarde== Het schoolgebouw is een uitdrukking van de ontwikkelingen in het hoger onderwijs; meer specifiek als voorbeeld van een kunstacademie. Het gebouw weerspiegelt Rietvelds opvattingen over het onderwijs aan de kunstacademie. Naast de beoefening van de meer traditionele vakkennis, zouden de studenten zich ook moeten richten op de massaproductiewijzen van de eigen tijd. (Dit naar aanleiding van het te lage esthetische peil van de meeste gebruiksvoorwerpen en de stijlloosheid van de meeste meubelen volgens Rietveld). Industriële vormgeving zou een integraal onderdeel van iedere vakles moeten zijn. De vliesgevel is speciaal door Rietveld voor de Academie (en die van Amsterdam) ontworpen. Destijds was het een ongekende en gedurfde constructie. Het principe van een vliesgevel was in de jaren 1950 niet nieuw. Wel zeer vernieuwend was het feit dat de vliesgevel losstaat van de betonnen draagstructuur en dat de vliesgevel over de volle hoogte transparant is en geen gesloten borstweringen heeft. Kenmerkend zijn de vlakke detaillering met dunne glaslatten. De gevel is zo één ononderbroken glasvlak. Het schoolgebouw is een belangrijk ontwerp binnen het oeuvre van de architect/meubelontwerper/docent Gerrit Th. Rietveld (1888-1964). Het is samen met het pand voor IvKNO het grootste gebouw binnen zijn oeuvre en een van zijn laatste ontwerpen. Zijn architectonische opvattingen komen er optimaal tot uitdrukking. Rietveld zelf rekende het pand tot zijn belangrijkste projecten. Ook is het gebouw een goed voorbeeld van een renovatie binnen het oeuvre van architect Hubert-Jan Henket (geb. 1940). Kenmerkend voor Rietveld is dat hij zelf de detaillering ontwierp, bijvoorbeeld de betonconstructie, de glasprofielen (niet meer aanwezig) en de frames van stalen profielen voor de binnenwanden. Rietveld streefde in zijn ontwerpen naar een eenheid tussen buiten en binnen. Dankzij de glasgevel is deze relatie zeer sterk. Rietveld heeft behalve het exterieur, ook het interieur ontworpen: de indeling, de vloer-, wand- en plafondafwerkingen en de trappen. Maar ook ingebouwde meubelen zijn van zijn hand, zoals wandkasten en wandvitrines. De indeling van het gebouw is in hoge mate flexibel, doordat de gevel los staat van de constructie en doordat de binnenwanden vrij invulbaar zijn. De sculptuur is van belang als voorbeeld van het oeuvre van André Theo Aart Volten (Andijk 1925 – Amsterdam 2002), een van de belangrijkste Nederlandse beeldhouwers van de generatie na 1945.  
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/516830 rijksmonument 516830].</div>  +
==Besluit== Omschrijving van het besluit, toelichting en overige gegevens.  +
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> ==Verhaal over het rijksmonument== Het castellum in de polder Meinerswijk in Arnhem-Zuid is een van de eerste forten die de Romeinen op het grondgebied van Nederland langs de Rijn bouwden. In de loop van de tijd groeide de Rijn uit tot de grens van het Romeinse rijk, de limes. Voor Gelderland is het castellum uniek: dit is het enige fort aan de Rijn waarvan min of meer intact restanten in de bodem zijn teruggevonden. Bij opgravingen in 1979 en 1991/1992 stuitten archeologen op delen van het hoofdkwartier (de principia), een stukje van de ommuring en de achterpoort. De locatie van andere forten langs de Rijn in Gelderland kennen we alleen indirect, uit baggervondsten. De Romeinen kozen deze locatie in Meinerswijk uit vanwege de ligging bij het punt waar de (Oude) IJssel destijds uitmondde in de Rijn. Alle limes-forten werden op dit soort strategische plekken gebouwd. De ligging aan de rivier bood logistieke en militaire voordelen, maar bezorgde de Romeinen ook nogal wat hoofdbrekens. Regelmatig moet het terrein zijn overstroomd. Tijdens verschillende bouwfasen hebben de soldaten het in totaal ruim 2,5 meter opgehoogd. De Romeinen legden een eerste versie van het fort aan rond 15 na Chr., waarschijnlijk in het kader van veldtochten tegen de Germanen aan de oostkant van de Rijn. Er was ruimte voor een eenheid voetsoldaten van zo’n 500 man. Tijdens de Bataafse Opstand in 69 werd het fort in brand gestoken, mogelijk door de opstandelingen maar wellicht ook door de zich terugtrekkende bezetting. Afgezien van dit incident hoefden de soldaten nauwelijks in actie te komen. In de tweede helft van de tweede eeuw werd het echter erg onrustig aan de grenzen van het rijk. Als reactie herbouwden de Romeinen het fort geheel in steen. Sommige gebouwen kregen een monumentaal uiterlijk, zoals het hoofdkwartier, de principia. Dit is ook het enige gebouw van het fort dat compleet is opgegraven. In het hoofdkwartier had de bevelhebber van het cohort zijn kantoor, bewaarde hij de soldijkas en stonden de veldtekens van de eenheden in een soort heiligdom. Het gebouw had ook een ruime binnenplaats en een grote hal, waar het hele cohort kon worden opgesteld voor instructies en toespraken van de bevelhebber. Welke eenheden er in het castellum van Meinerswijk lagen, is niet bekend. Van andere forten weten we dat die uit verafgelegen delen van het rijk konden komen, zoals Spanje, Bulgarije en zelfs Noord-Afrika. Later hielpen ook elitetroepen bij de herbouw van het fort in steen. Zo wijst een inscriptie op de betrokkenheid van het Eerste Legioen 'Minervia', dat gelegerd was in Bonn. De militairen gebruikten daarvoor tufsteen uit de Eifel en dakpannen van de aardewerkfabriek op de Holdeurn in Berg en Dal. De Romeinse naam van het fort kennen we niet. Sommigen denken aan Castra Herculis, recent gaan meer stemmen op voor Levefanum, namen die beide voorkomen in oude Romeinse bronnen. Maar concreet bewijs ontbreekt. Pal naast het fort lag een vicus, een kampdorp voor burgers. Hier woonden handelaars, ambachtslieden, kroegbazen en de vrouwen en gezinnen van sommige militairen. Van andere locaties weten we dat in zo’n vicus meestal ook een badhuis stond. Dat was in de eerste plaats bedoeld voor de soldaten. Hygiëne was een belangrijk aandachtspunt van het Romeinse leger. Zo liep het militaire en burgerlijke leven in elkaar over, zeker in periodes van vrede, en dat was het bijna altijd. Er bestaan nog geen harde archeologische bewijzen voor een vicus in Meinerswijk, maar de resultaten van een booronderzoek in 1989 maken dat wel heel waarschijnlijk. Rond 275 trok het Romeinse leger weg uit het Nederlandse deel van de limes en verliet ook het fort in Meinerswijk. Mogelijk is het fort in de vierde eeuw nog even in gebruik genomen, maar dat is niet zeker. In de eeuwen daarna gebruikten omwonenden de resten van het gebouw als steengroeve. Daarnaast heeft ook de Rijn het terrein aangetast. Grote delen van het fort zijn mogelijk onderspoeld door de Rijn, waarbij zware fundamenten en muren steeds verder in de bodem zakten. Dit proces zien we ook bij andere 'verdronken forten' in Gelderland zoals die van Herwen, Loowaard en Maurik, waar Romeins bouwpuin is gevonden op 7 à 8 meter onder het huidige maaiveld. Misschien is dat ook het geval in Meinerswijk en ligt een deel van het fort nog diep in de grond. Het fort is in 2016 op de originele plek in de uiterwaard gevisualiseerd door middel van schanskorven die de muren van het hoofdkwartier en de toegangspoort verbeelden. ==Vrijstellingsdiepte== Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. ---- =='"`UNIQ--h-1--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
Het kerkgebouw werd opgetrokken als gereformeerde wijkkerk aan de rand van de Arnhemse wijk Geitenkamp. De oorspronkelijke naam was Opstandingskerk. Het complex, bestaande uit een kerkzaal, klokkentoren en aangebouwde nevenruimten, is opvallend gesitueerd tegen de flank van de Veluwezoom. De architect paste de zogenaamde verdiepingskerk toe, waarbij hij het niveauverschil van kerkzaal en souterrain inpaste in de hellende omgeving. De ellipsvormige kerkzaal bestaat uit een doorlopende, gebogen wand die grotendeels gesloten is. De functie van de kerkruimte onderscheidt zich door middel van de gesloten wand ten opzichte van de veel opener ontworpen nevenruimten. Het interieur is voorzien van kunstwerken, waaronder een glas-in-betonraam en een wandkleed uit de bouwtijd, kenmerkend voor de korte opleving van kunst in gereformeerde kerkgebouwen gedurende de jaren 1960. In 2020 is de kerk inwendig verbouwd tot multifunctionele ruimte en sindsdien heeft het de huidige naam "Nieuwe Kerk". ==Geschiedenis== Al voor de Tweede Wereldoorlog waren er plannen voor een nieuw kerkgebouw, gesitueerd op de hoek van de Julianalaan en de Karthuizerstraat. Op die plek is in 1949 een noodkerk van betonplaten neergezet: de Julianakerk. Tot die tijd werd gekerkt in het gymlokaal van de Talmaschool. Voor de bouw van het nieuwe gebouw aan de Julianalaan werd een ontwerpprijsvraag uitgeschreven. Onder het motto “Hora est” won ir. Rotshuizen, lid van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Het plan werd echter niet uitgevoerd en er werd een andere, betere locatie voor een kerkgebouw gevonden, waarvoor Rotshuizen de ontwerpopdracht kreeg. De naam Opstandingskerk is het resultaat van een prijsvraag onder de gemeenteleden en was geïnspireerd op de haan in het glas-in-betonraam (de haan die Petrus wakker riep is een symbool van de Opstanding). Rotshuizen was lid van de Gereformeerde Kerk Arnhem. Rotshuizen heeft meer kerken ontworpen, onder meer de Salvatorkerk uit 1954-55 en deKandelaar uit 1975, beide gereformeerd en in Arnhem. In 1969 is er brand geweest op de benedenverdieping. In de loop der jaren zijn meubelen en kunstwerken van elders in het kerkgebouw ingebracht ==Omschrijving== ===Stedenbouwkundige situering=== De kerk ligt niet in een rijksbeschermd stads/dorpsgezicht. Bij het ontwerp is gebruik gemaakt van de helling op het terrein, waardoor men letterlijk “opgaat” naar de kerk. Het geheel is gesitueerd aan de Rosendaalseweg, een belangrijke verbindingsweg tussen het centrum en Rozendaal. Het terrein wordt omgeven door woningen van de wijk Geitenkamp en Monnikenhuizen. De kerk bevindt zich tussen de groengebieden van Monnikenhuizen en park Angerenstein in Arnhem-Noord. ===Exterieur=== Het aanzien van het kerkgebouw wordt bepaald door de vrije en verhoogde ligging op een helling. verbindingsweg. Aan de voorzijde van het kerkgebouw ligt een gazon met enkele bomen. Een oprit leidt omhoog naar een voorpleintje met twee niveaus. Het pleintje wordt aan de zuidoost zijde begrensd door de hoge eivormige kerkzaal met de aangebouwde toren, aan de noordoost zijde door het lagere rechthoekige bijgebouw en door bakstenen plantenbakken. De bouwmassa van de kerk is vrij gesloten. De massieve hoge muren met afgeronde hoeken geven de kerk een log, maar opvallend uiterlijk. De benedenverdieping heeft in de voorgevel een brede glaspui met metalen kozijnen en een dubbele deur. De onderverdieping is van de kerk gescheiden door een betonnen band. In de voorgevel van de kerkruimte is een betonnen paneel, waarin kleine raampjes van gekleurd glas zijn geplaatst. In de achtergevel zijn hoge rechthoekige vensters geplaatst. De klokkentoren is gedeeltelijk in de rechterhoek van de voorgevel geplaatst. In doorsnede is de toren wigvormig met en afgeronde voor- en achterzijde. De ruimte voor de klokken is voorzien van echthoekige openingen in de zijgevels van de toren. ===gebouw: constructietechniek=== De kerkzaal is opgetrokken in gele, gemêleerde baksteen. De gevels van het bijgebouw zijn roder en voorzien van willekeurig gesitueerde, verdiepte kruisvormen in het metselwerk. Platte daken. Houten deuren. Grote vensterpartijen ter hoogte van de secundaire ruimtes en het bijgebouw ===Interieur=== Het hoogteverschil op het terrein is gebruikt om onder de kerkzaal een benedenverdieping met secundaire ruimtes te creëren. Hierin zijn de vergaderzalen en andere ruimtes ondergebracht. ===Interieur: afwerking=== In het kerkgebouw zijn de indeling en de oorspronkelijke interieurafwerkingen aanwezig, zoals de leistenen, betonnen en tegelvloeren, schoon metselwerkwanden en schrootjesplafonds. Ook resteren elementen als de kansel, het doopvont, het wandkleed, het orgel en kerkbanken. Leisteen vloer in de kerkzaal. Vloer van gewassen grindbetonplaten in de hal. Vloeren van kleine witte en grijze tegeltjes op diverse plekken. Wanden van schoon metselwerk. Plafond met zig-zagprofiel en afgewerkt met overdwars aangebrachte schrootjes in de kerkzaal. Schrootjesplafond in de hal. ===Kunstwerken/orgels/gedenktekens/meubels die onderdeel zijn van het monument=== nr. 1. Muurperforatie. Materiaal/techniek: glas-in-beton. Het glas was afkomstig uit België. Locatie (in/aan het beschermde monument): hoog in de zuidwestgevel. Kunstenaar: Albert Diekerhoff (1917-1997), beeldhouwer uit Arnhem. Met assistentie van mw. A. van Salland uit Arnhem (pseudoniem,1915-2007). Voorstelling: Petrus met haan en opgaande zon, symbool voor de dag van Christus’ opstanding. Datering Circa 1962 nr. 2. Orgel. Materiaal/techniek: elektrisch pijporgel. Mahoniehouten kast. Locatie (in/aan het beschermde monument): in de kerkzaal, op het balkon boven de toegangsdeuren. Kunstenaar: Fa Van den Berg & Wendt, Nijmegen/Zwolle. Datering 1965. In 1969 hersteld na brandschade. Afmetingen: 4,4m breed, 5,5m hoog, 1m diep Nr. 3. Doopvont, aangeboden door de jeugd. Materiaal/techniek: ruw bewerkte natuursteen. Locatie (in/aan het beschermde monument): in het liturgisch centrum in de kerkzaal. Ontwerp: de heren K.W. Ganzevoort en M. Bakker, twee leden van de jeugdraad. Uitvoering: steenhouwerij Meijer. Datering circa 1962 nr. 4. Kansel, anonieme schenker. Materiaal/techniek Ruw bewerkte natuursteen. Locatie (in/aan het beschermde monument). In het liturgisch centrum in de kerkzaal. Kunstenaar Ontwerp: J. Rotshuizen, de architect van het kerkgebouw. Uitvoering: steenhouwerij Meijer. Datering circa 1962 nr. 5. Wandkleed. Materiaal/techniek: appliqué-techniek. Lapjes textiel afkomstig van de gemeenteleden en winkeliers. Locatie (in/aan het beschermde monument): tegen de achterwand van het liturgisch centrum (zuidwestgevel). Kunstenaar: mw. A. van Salland uit Arnhem (pseudoniem, 1915-2007). Voorstelling: de Ware Wijnstok. Datering 1963. Hersteld in 1968 na brandschade en in 1997. Afmetingen: circa 2m hoog en 10m breed nr. 6. Drie luidklokken, tonen d, e en fis. Materiaal/techniek: klokkenbrons (koper/tin) met klepels van mangaanbrons. Locatie (in/aan het beschermde monument): toren. Kunstenaar: Nederlandse Klokkengieterij B. Eysbouts nv te Asten. Voorstelling: opschriften resp.: “wij luiden tot eer”, “van God de Heer” “anno 1962”. Datering 1962 nr. 7. ramen afkomstig uit de gesloopte Pniëlkerk in Arnhem. Materiaal/techniek: gebrandschilderde ramen Locatie (in/aan het beschermde monument): het oorspronkelijke raam is uit elkaar gehaald en in de kerkzaal herplaatst. Zes delen zijn voor de vensters in de noordwestgevel geplaatst; de rest tegen de zuidwestgevel. Kunstenaar: Johan Mekkink (1904-1991) uit Oosterbeek. Voorstelling: diverse christelijke symbolen Datering 1961. In 2000 in de Opstandingskerk ingebracht ==Waardering== ===Cultuurhistorische waarde=== Het kerkgebouw is een uitdrukking van de ontwikkelingen op religieus gebied, met name die in de gereformeerde kerk. De Opstandingskerk is als nieuwe wijkgemeente een voorbeeld van de naoorlogse expansie. Het kerkgebouw is een uitdrukking van de naoorlogse verzuiling. In de Opstandingskerk wordt dit geïllustreerd door de vele nevenruimtes. De Opstandingskerk is een voorbeeld van het in de jaren 1950-1960 vaak toegepaste type van de zaalkerk. Kenmerkend voor de naoorlogse kerkenbouw is de klokkentoren van bescheiden formaat. ===Architectuur- en kunsthistorische waarde=== Het kerkgebouw is een voorbeeld van het naoorlogse neo-expressionisme, te herkennen in de ei-vormige plattegrond, de plastische, gebogen gevels van de kerkzaal en de afgeronde vorm van de toren. De Opstandingskerk is een belangrijk ontwerp binnen het oeuvre van de Arnhemse architect ir. Jan Rotshuizen (1917-2007). De Opstandingskerk heeft een bijzondere vormgeving. De kerk vertoont neo-expressionistische trekken door zijn afgeronde hoeken (ook van de toren) en niervormige plattegrond. Daardoor is deze kerk een vrij unieke variant van een verdiepingskerk. Het gebouw kent een contrast in de architectuur van de kerkzaal en die van de secundaire ruimtes. De kerkzaal is een besloten ruimte met weinig en hooggeplaatste ramen, waardoor de buitenwereld buitengesloten wordt en tegelijkertijd een sterke concentratie naar binnen ontstaat, op het liturgisch centrum. De secundaire ruimtes daarentegen zijn open vormgegeven, met grote raampartijen. In het kerkgebouw zijn kunstwerken aanwezig als het glas-in-beton en het wandkleed. De kerk illustreert de opkomst van het toepassen van kunst van religieuze aard in de protestantse kerkbouw, wat een breuk met het verleden betekende. Het wandkleed domineert de ruimte door zijn omvang en de soberheid van de verdere inrichting. Rotshuizen ontwierp zowel het exterieur als het interieur. ===Situationele en ensemblewaarde=== Het kerkgebouw is zeer beeldbepalend door de vrije en verhoogde ligging op een helling langs een drukke verbindingsweg. Ook door zijn omvang is het gebouw beeldbepalend. De klokkentoren werkt als een markeringsteken. De situering en opzet van het gebouw is afgestemd op het terrein en maakt gebruik van de reeds aanwezige niveauverschillen. De verhoogde ligging met een oprit maar het voorplein maakt een letterlijk “opgaan” naar kerk mogelijk. Dit laatste is vaker toegepast bij kerken uit deze periode. ===Gaafheid en herkenbaarheid=== Het exterieur en het interieur zijn op enkele punten aangepast, waardoor de gaafheid zeer beperkt is aangetast. Het aanzien van het gebouw is niet wezenlijk veranderd. Het beeld van de eivormige kerkzaal met klokkentoren is er nog. In het interieur is de oorspronkelijke plattegrond nog grotendeels aanwezig, evenals interieurafwerkingen en elementen als de kansel, doopvont en wandkleed. De toegevoegde raampartij in de kerkzaal is een aantasting van de beslotenheid van de zaal, maar is aan de minst zichtbare zijde gerealiseerd. De oorspronkelijke indeling van de kosterswoning is nog te herkennen aan de aanzetten van de binnenwanden. De uitbreiding aan de voorzijde is het pand in stijl uitgebreid. De nieuwe entreepartij is door zijn vormgeving als latere toevoeging herkenbaar. Het karakter van het oorspronkelijke bankenplan is nog gedeeltelijk aanwezig. De gaafheid is behouden, ondanks het vervangen van enkele ramen. Het kerkgebouw is als zodanig nog steeds herkenbaar en functioneert nog steeds als protestantse kerk. De hoge en vrijstaande ligging aan een pleintje en gazon langs de verbindingsweg is nog altijd van toepassing. ===Zeldzaamheid=== De kerk is één van de eerste gereformeerde kerken (waar het woord altijd belangrijker was dan het beeld) waar monumentale kunst een belangrijke rol speelde in het ontwerp. Dat geldt bijvoorbeeld voor het glas-in-betonraam aan de zuidgevel van de kerk, maar vooral voor het grote wandkleed achter het liturgisch centrum dat in het ontwerp van de kerkruimte al ingepland was.  
==Besluit== Omschrijving van het besluit, toelichting en overige gegevens.  +
==Besluit== Omschrijving van het besluit, toelichting en overige gegevens.  +
==Besluit== Omschrijving van het besluit, toelichting en overige gegevens.  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Kennis in monumentenregister=== <div class="attentie klein"> Kennis over dit monument is momenteel (ook) nog terug te vinden in het monumentenregister: [https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/530921 rijksmonument 530921].</div>  +
==Besluit== Omschrijving van het besluit, toelichting en overige gegevens.  +
==Geschiedenis== Het Paleis van Justitie is gebouwd ter plaatse van het oude Paleis van Justitie dat tijdens de Tweede Wereldoorlog was verwoest. In 1948 lag er een plan van de architect van de Rijksgebouwendienst G. (Gijsbert) Friedhoff. Dit betrof een traditionalistisch vormgegeven bouwwerk met strakke zuilen. In 1953 kwam F. (Frank) Sevenhuysen onder Friedhoff in dienst bij de Rijksgebouwendienst. Sevenhuysen heeft daarna het ontwerp in fasen aangepast. Het uiteindelijke ontwerp is modern en functionalistisch. ==Exterieur == Carrévormig gebouw. Vier vleugels rondom een besloten binnenhof met vijver, lage begroeiing, kleine boompjes en bankjes. Meerdere trappenhuizen: in de oostelijke en de westelijke vleugel en twee trappenhuizen aan de voorzijde van het gebouw in de binnenhof. Het gebouw is in 1996 voorzien van een extra verdieping en in 1998 van een aanbouw aan de oostzijde. Rechts in de galerij bevindt zich een oorspronkelijk informatiebord. ==Constructietechniek== Betonskelet bekleed met prefab elementen van Schokbeton op een paalfundering volgens het systeem van “Franki”. Het tussenlid tussen het Paleis van Justitie en het Gemeentelijk- en Rijksarchief heeft een eigen constructie. Aan straatzijde deels Schokbeton met een natuursteentoeslag in groengrijze kleur en deels gebourchardeerde elementen. Ramen omlijst door geprefabriceerde, gebourchardeerde betonelementen. Standaardvertrekken voorzien van “Aluh”kozijnen (combinatie van aluminium aan de buitenzijde en hout aan de binnenzijde) en aluminium tuimelramen met dubbelglas. Borstweringspanelen van staalplaat. Overige kozijnen, de puien van de entree en de tourniquet zijn van aluminium. De kolommen bij de entree (twee binnen en twee buiten) zijn bekleed met cristallino strippen. ==Interieur== Het gebouw is te betreden via de entree en hal in de noordelijke vleugel. Op de eerste verdieping van deze vleugel bevinden zich de grote zittingszalen. Deze zittingszalen zijn beide voorzien van een perstribune. Boven de hal bevonden zich de kantine en het dakterras voor het personeel. In de overige vleugels aan de zuid-, oost- en westzijde van het binnenhof bevinden zich kantoren. In het souterrain waren archiefruimte, de cellen, de ruimten voor de parketpolitie, installatieruimten en een (brom)fietsenstalling. In het interieur zijn meerdere niveauverschillen om de verschillende gradaties van openbaarheid aan te geven. De routing door het gebouw inclusief aanbouw is in de loop der jaren gewijzigd, maar de locatie van de zittingszalen en kantoren is vrijwel hetzelfde gebleven. Veelvuldige toepassing van veel verschillende soorten natuursteen, baksteen en (tropisch) hardhout. Voor diverse binnen- en buitenwanden is onder meer beola agente, Cararisch marmer en “vert de suède” toegepast. De wanden in de zittingszalen zijn voorzien van Decowall-triplex met stroken edelfineer of Basralocus . De wanden in de kantoren waren behangen. Gevels aan het binnenhof en de gangen zijn voorzien van, inmiddels witgesausde, bronsgroene geglazuurde bakstenen. Binnenwanden in de entreehal van gesauste handvormstenen. De galerijvloer aan de noordzijde is opgebouwd basaltlavategels met figuratie van Travertin. Ook de vloeren en trappen van de hoofdingang zijn van Travertin. Vloeren begane grond en eerste verdieping bekleed met Scandinavische kwartsiet, gelegd in cyclopenverband met figuratie in rechthoekige tegels. Overige vloeren van linoleum en enkele van Tredfort-vloerbedekking. De plafonds in de zittingszalen zijn voorzien van akoestisch materiaal. De publieke ruimten hebben plafonds van hardhout. Toegangsdeuren zalen en gangen van verschillende soorten hardhout. Traptorens en diensttrappen van Travertin stootborden en Solnhofer tegels. In de trappenhuizen Groninger Sleufsteen. Hoofdtrappen in de hal: stootborden van basaltlava, tredentegels van kwartsiet en schrobranden van gepolijste “Petit Granat”. Vensterbanken in de hal en de doorgangen in de trappentorens bekleed met serpentino. Overige vensterbanken comblanchien. ==Wijzigingen == 1996 en1998: uitbreidingen met een extra verdieping en een uitbreiding aan de oostzijde. Bij de bouw van het Paleis in 1960 was, qua draagkracht en constructie, al rekening gehouden met een extra verdieping. De nieuwe aanbouw is middels loopbruggen, opgebouwd uit glazen bouwstenen, verbonden met het bestaande bouwwerk. Bij de renovatie en uitbreiding zijn de betonnen constructie van het gebouw, de gevelbekleding met kozijnen, de gemetselde binnenwanden, de binnenpui, de trappenhuizen en de natuurstenen vloeren en trappen gespaard gebleven. In de kantoorvleugels is alles binnen de draagconstructie, behoudens de gemetselde gangwanden en de deuren in de gangen, gesloopt. Het dakterras is verdwenen. Achter de hal aan het binnenhof is een serre gerealiseerd. De kantine is verplaatst naar de nieuwbouw. Ter plaatse van de oude kantine zijn kantoren gerealiseerd. De puien in de gevel van de bestaande zittingszalen zijn vervangen door nieuwe aluminium puien. Het ketelhuis is gesloopt. Bij een entree is een liftje aangebracht. De oorspronkelijke ingang is (weer) hoofdentree. De nieuwe, in 1996 gerealiseerde, entree is niet meer in gebruik. Het binnenhof is gedeeltelijk heringericht (meer verharding). ==Kunstwerken== # Wandtapijten in de grote zittingszalen van Hof en Rechtbank, uitgevoerd door weverij “de Uil” te Amsterdam naar ontwerpen van L. (Lex) Horn (1916 – 1968), voorstellende “Jacob en de Engel” en “De goede Herder” # A. Schaller, bronzen beeldengroep op sokkel, voorstellende “Salomons Oordeel”. Oorspronkelijk buiten aan de westzijde van het gebouw. In 2004 is het beeld mede op verzoek van de kunstenaar verplaatst naar de entree aan de noordzijde. # J. Swarte, 14 panelen glas-in-lood in de hal in de achtergevel. Roerende objecten van belang voor het monument zijn: De oorspronkelijke verlichtingsarmaturen in o.a. de entreehal, meubilair en uurwerken in de zittingszalen, informatiebord in de galerij. ==Monumentale waarde == Het paleis van justitie is een belangrijk onderdeel van de wederopbouw van de binnenstad van Arnhem na de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog en is onderdeel van het bestuurskwartier zoals dit werd ontworpen voor dit deel van het stadscentrum conform het Wederopbouwplan Arnhem uit 1950. Er is dan ook en duidelijke samenhang tussen het Paleis van Justitie, het Stadhuis, het Huis der Provincie en het Rijks- en Gemeentelijk Archief. Het is het eerste geheel nieuw gebouwde Paleis van Justitie in de 20ste eeuw in een moderne bouwstijl en een goed voorbeeld van toepassing van een betonskelet prefab elementen van Schokbeton op een paalfundering. Bijzonder is dat bij de bouw van het Paleis qua draagkracht en constructie al rekening werd gehouden met een extra verdieping. Het gebouw en de bijbehorende kunstwerken zijn een goed voorbeeld van het oeuvre van architect Sevenhuysen en van de kunstenaars Lex Horn, Andre Schaller en als voorbeeld van glas-in-lood-kunst van striptekenaar Joost Swarte. Ondanks de nieuwe aanbouw aan de oostzijde en de extra verdieping is de hoofdvorm van het oorspronkelijke bouwwerk nog in grote mate herkenbaar.  
==Complexonderdelen== * [[Monumenten/532182|Hoofdgebouw - Monumentnummer 532182]] * [[Monumenten/532183|Ketelhuis - Monumentnummer 532183]] * [[Monumenten/532184|Sportgebouw - Monumentnummer 532184]] * [[Monumenten/532185|Ziekenpaviljoens - Monumentnummer 532185]] * [[Monumenten/532186|Kunstwerk, twee sculpturen, voorstellende een vis en een dierengroep - Monumentnummer 532186]] * [[Monumenten/532187|Transformatorgebouw met fietsenstalling - Monumentnummer 532187]] * [[Monumenten/532188|Mytylschool - Monumentnummer 532188]] ==Geschiedenis== Het Bio Herstellingsoord is opgericht op initiatief van de Bond van Nederlandse Bioscoopdirecteuren. Deze Bond had in 1927 de Stichting Bio-Vacantieoord opgericht op initiatief van bioscoopexploitant Abraham Tuschinski en diens zwager Gerschtanowitz. De naam Bio is afgeleid van bioscoop. De aanleiding hiervoor was de groeiende vraag van goede doelen in de jaren 1920 om voor de deur te mogen collecteren. Omdat het als onmogelijk werd ervaren om te bepalen wie wel en niet kon collecteren werd een eigen stichting opgericht. Het doel was het realiseren van een vakantieoord voor arme, zwakke volkskinderen: de zogenaamde bleekneusjes. Het geld werd ingezameld via collectes in de bioscopen. Het eerste vakantieoord opende in 1933 en lag op het terrein van het voormalige landhuis Russenduin in Bergen aan Zee. In de jaren 1950 werd Bio door de overheid gevraagd om behalve de bleekneusjes, ook de nazorg van poliopatiëntjes op zich te nemen. De stichting bleek over voldoende financiële middelen te beschikken voor een tweede vakantieoord en kocht daartoe een stuk grond in Arnhem aan. Tijdens de planvorming veranderde meerdere keren de doelgroep. Uiteindelijk werd het complex in gebruik genomen als revalidatiecentrum voor kinderen met een lichamelijke beperking. De kinderen leerden er door middel van therapie en hulpmiddelen omgaan met hun beperking. De functies werden verdeeld over verschillende gebouwen op het terrein om te voorkomen dat een kind zich ongelukkig zou voelen in een groot gebouw dat al snel massaal en onpersoonlijk is. In de kleine paviljoens konden de kinderen enigszins in gezinsverband wonen. Men verwachtte dat de geestelijke aandacht hun herstel zou stimuleren. Bovendien konden de kinderen ervaren dat ze niet alleen zijn en elkaar helpen. Vooruitstrevend was dat in elk paviljoen zowel zes jongens als zes meisjes woonden. De keuze voor paviljoens kwam ook voort uit de wens tot flexibiliteit (paviljoens zouden makkelijker aan te passen zijn aan nieuwe inzichten en behoeften) en bij het bestrijden van epidemieën. ==Ontwerp== Oud omschreef het ontwerp als een synthese tussen wat hij bij De Stijl zocht en hetgeen hij later geleerd had. Oud wilde laten zien hoe hij het modernisme verder ontwikkeld had. Verwijzingen naar De Stijl zijn onder meer het gebruik van primaire kleuren, de witte gevels en de eenvoudige geometrische volumes. De toepassing van de duurzame wit geglazuurde baksteen presenteerde Oud als het resultaat van een persoonlijke zoektocht in zijn oeuvre naar het ideale bouwmateriaal. Hij omschreef het Bio Herstellingsoord als poëtisch functionalistisch. De opzet van het complex en het uiterlijk en de vorm van de onderdelen zijn bepaald door hun functie en de betekenis die ze hebben meegekregen. De verblijfpaviljoens zijn in symbolisch opzicht een uitdrukking van de huiselijkheid en de structuur van een kleinschalige leefgemeenschap. Ook de hiërarchie en de functie komen erin tot uitdrukking: het dominerende hoofdgebouw door zijn situering en omvang; het centrale ketelhuis; de secundaire locatie van het sportgebouw; en de kinderpaviljoens als zelfstandig volume maar georiënteerd op de centrale voorzieningen. Een verschil met het vooroorlogse werk van Oud is de ornamentiek, die eerder juist ontbrak, en zijn hernieuwde belangstelling voor de beeldende kunst. De decoraties sluiten nauw aan bij de functie en de vormentaal van het gebouw. Het oorspronkelijke ontwerp van Oud bevatte vijf paviljoens aan weerszijden van de gebouwen langs de centrale as. De voorste drie daarvan zijn in 1959 gerealiseerd. De twee paviljoens links achter zijn in een latere fase alsnog toegevoegd; de twee rechts achter zijn nooit gebouwd. De kapel is vanwege bezuinigingen nooit gerealiseerd. De centrale as zou worden afgesloten door een gebouw met medische voorzieningen, maar vanwege bezuinigingen is dit komen te vervallen en zijn die functies in het hoofdgebouw ondergebracht. De mytylschool werd in 1960 tijdelijk ondergebracht in een van de verblijfpaviljoens. In 1964 is achter de linker serie verblijfpaviljoens de definitieve school gebouwd, naar ontwerp van ir. H.E. Oud en bestemd voor zowel de kinderen van het Bio Herstellingsoord als niet-inwonende gehandicapte kinderen uit de omgeving. De situering van de zijvleugels van het hoofdgebouw langs de Wekeromseweg maakte het mogelijk om het terrein af te schermen van de weg, zodat het veilig en rustig was. Oud gaf het complex door de toepassing van wit geglazuurde steen en primaire kleuren een rustige en heldere uitstraling, met de bedoeling een opgewekte omgeving voor de kinderen te creëren. De beeldende kunst versterkte die opzet. Opvallend aan het sportgebouw is de uitkijktoren met het uiterlijk van een duiktoren. Vanaf dit punt konden bezoekers tijdens een rondleiding het hele terrein overzien. Dit was belangrijk, omdat de Stichting Bio afhankelijk was van vrijwillige particuliere bijdragen. ===Exterieur=== Het Bio Herstellingsoord is opgezet als een paviljoenstelsel: de verschillende functies zijn in aparte gebouwen ondergebracht. Langs een centrale as liggen achtereenvolgens: het hoofdgebouw met twee zijvleugels en twee bluswatervijvers; een rond ketelhuis als dominerend middelpunt; en een L-vormig sportgebouw met een uitkijktoren om de centrale as te benadrukken en af te ronden. Aan weerszijden van deze gebouwen zijn in totaal acht identieke, schuin geplaatste verblijfpaviljoens gesitueerd. Rechts van de hoofdingang van het terrein staat een fietsenstalling annex autogarage; links staat een trafohuis. Aan de achterzijde van het terrein, in het verlengde van de linker serie verblijfpaviljoens staat sinds 1964 de mytylschool. Het complexterrein heeft een zeer open karakter. De twee zijvleugels van het hoofdgebouw schermen de rest van het terrein af van de Wekeromseweg. In een ring om de gebouwen aan de centrale as is een geasfalteerde weg gesitueerd. Rond de centrale gebouwen zijn veelal gazons met enkele bomen aangelegd, tegenwoordig met speel- en sportvoorzieningen. Tussen de paviljoens staan bosschages. Tegen enkele gebouwen zijn bakstenen bloembakken, tuinmuurtjes en banken aangemetseld. Het complex is omgeven door bos, met aan de voorzijde de door beuken begeleide Wekeromseweg. Bij de keuze voor dit terrein door de Stichting Bio-vacantieoord speelden twee factoren een rol. Om gezondheidsredenen ging de voorkeur uit naar een situering in het bos: de luwte van de bomen bood bescherming tegen de wind. De nabijheid van de stad garandeerde de bereikbaarheid en de aanwezigheid van medische voorzieningen. Bij de opzet van het complex is gebruik gemaakt van de reeds aanwezige wegenstructuur van de Wekeromseweg en Maarsbergseweg en van de terrein"inrichting": de gebouwen kwamen op een reeds aanwezige open plek in het bos. De verblijfpaviljoens werden met de woonruimtes naar de zon gericht. Ze zijn gelijkmatig en daardoor praktisch en economisch afgestemd op de gemeenschappelijke voorzieningen. De mytylschool heeft een eigen toegang via de Maarsbergseweg. Bij de verschillende gebouwen zijn opvallend de spaarzaam, maar zorgvuldig aangebrachte primaire kleuren, bijvoorbeeld in het schilderwerk van de deuren, gootlijsten en ventilatieroosters. Decoratie in geometrische vormen en primaire kleuren, zoals de blokjes en de balken tegen de gevels en enkele kleine pergola’s. De gevels zijn van wit geglazuurde handvormsteen van de firma Tiglia Tegelen met snijvoeg. Venster(stroken) en glaspuien met ijzeren ramen van de firma De Vries Robbé. Betonnen latei boven de vensters. IJzeren deuren. In de paviljoens zijn blokjes in primaire kleuren tegen de wanden van de woonruimtes aangebracht. Opvallend aan het sportgebouw is de uitkijktoren met het uiterlijk van een duiktoren. Vanaf dit punt konden bezoekers tijdens een rondleiding het hele terrein overzien. Dit was belangrijk, omdat de Stichting Bio afhankelijk was van vrijwillige particuliere bijdragen. Naast de ingang is gebruik gemaakt van blauw geglazuurde baksteen. Het sportgebouw bevat een gymnastiekzaal, filmcabine, zwembad en uitkijktoren. Het ketelhuis heeft een ronde vorm met een kegelvormig dak. Op de verdieping bevindt zich een conciergewoning. Het ketelhuis is tegenwoordig in gebruik als recreatieve ruimte en vergaderruimtes. De ketels zijn verwijderd; de schoorsteen in het midden van het gebouw is leeg. In een latere fase zijn de twee achterste paviljoens aan de linker zijde gerealiseerd. ==Mytylschool== Aan de achterzijde van het terrein, in het verlengde van de linker serie paviljoens staat sinds 1964 de mytylschool. Hierbij zijn de zelfde materialen gebruikt als bij de eerder gerealiseerde gebouwen. De indeling van de school bestaat uit een gang met aan weerszijden klaslokalen en aan het eind een overblijflokaal (dubbele kamstructuur). Haaks hierop staat een vleugel met medische ruimtes en docenten kamers aan weerszijden van een gang. De mytylschool heeft een eigen toegang via de Maarsbergseweg. De school is aan de rechter zijde later flink uitgebreid. Aan de achterzijde van de school, aan het einde van de gang, hebben ook wijzigingen plaats gevonden, waardoor de interne structuur daar niet goed herkenbaar meer is. ==Kunstwerken== # Aart van den IJssel, sculptuur van geglazuurd aardewerk (gebakken door D. Loef) links voor de hoofdingang, voorstellende een vis. # Rudi Rooijackers, sculptuur van geglazuurd aardewerk (gebakken door De Porseleyne Fles in Delft) rechts van het Sportgebouw (oorspronkelijk stond het op de buitenste hoek van het speelveld in de oksel van het gebouw), voorstellende dieren in het woud. # Karel Appel, tegeltableau (vervaardigd door De Porseleyne Fles in Delft) aan buitenzijde boven de hoofdingang van het hoofdgebouw, voorstellende clowns en circusdieren ==Monumentale waarde== Het Bio Herstellingsoord is een voorbeeld van het naoorlogse functionalisme en illustreert de herwaardering van de avant-gardistische architectuur uit de jaren 1920, die door de architecten werd gezien als het begin van een nieuwe architectuur. Karakteristiek voor het naoorlogse functionalisme is de aandacht voor de menselijke maat, bijvoorbeeld te zien in de keuze voor het paviljoenstelsel en de decoratieve elementen. De verblijfpaviljoens zijn een uitdrukking van de huiselijkheid en de structuur van een kleinschalige leefgemeenschap. De mytylschool kreeg dezelfde schaal. Het Bio Herstellingsoord is een belangrijk pand in het oeuvre van architect dr. Jacobus Johannes Pieter Oud (Purmerend 1890-Wassenaar 1963). Oud is bekend als architect van De Stijl en daarna het Nieuwe Bouwen. Vooral voor deze laatste architectuurstroming is hij van grote landelijke betekenis geweest. Het Bio Herstellingsoord is een van de laatste werken van Oud en zijn meest expressieve ontwerp. Het Bio Herstellingsoord is ook van belang voor het oeuvre van de Nederlandse architect ir. Hendrik Emile (Hans) Oud (Rotterdam 1919-Hemelum 1996), zoon van J.J.P. Oud. Hans Oud was in de jaren 1950 gespecialiseerd op het gebied van ziekenhuisbouw. De gebouwen hebben een rustige en heldere uitstraling. Met de wit geglazuurde baksteen en primaire kleuren wilde Oud de gebouwen een blij en opgewekt aanzien geven, omdat de kinderen "geestelijk opgefleurd moeten worden". Het Bio Herstellingsoord is een voorbeeld van de veelvuldige naoorlogse toepassing van kunstwerken in, aan en bij gebouwen. Het tegeltableau en de twee keramische beelden illustreren het streven naar de samenwerking tussen architect en kunstenaar en de integratie van beeldende kunst in de architectuur. Qua inhoud, materiaal, formaat etc. zijn de kunstwerken afgestemd op de locatie en de gebruiker. In dit geval zorgden de kunstwerken voor een vrolijk klimaat om het herstel van de kinderen te stimuleren. Het dieren- en circusthema sloot aan bij de belevingswereld van de kinderen. Het materiaal (geglazuurde keramiek) gaf de kunstwerken een samenhang met de gebouwen.  
De AKU-fontein is gelegen op het Gele Rijdersplein dat in 1950 is ontstaan. Op deze locatie stond sinds 1836 de Willemskazerne met een paar bijgebouwen en vanaf 1870 een HBS-gebouw en vanaf 1930 Café-restaurant Royal (deze 2 gebouwen vormden de noordkant van het ernaast gelegen Willemsplein). Tijdens bombardementen in september 1944 zijn de Willemskazerne en Café Royal zwaar beschadigd geraakt. Conform het in 1950 vastgestelde Wederopbouwplan Arnhem is deze locatie omgebouwd tot plein (Gele Rijdersplein) binnen een nieuw te realiseren winkelgebied. Dit gebied maakt, samen met de Looiersstraat aan de zuidzijde van het Gele Rijdersplein, deel uit van een geplande verkeersdoorbraak die de stad van de oostzijde beter moest ontsluiten. Eind jaren 50 is het in de oorlog beschadigde HBS-gebouw gesloopt om een zichtas te creëren op de pas gebouwde Rotterdamsche Bank aan het Gele Rijdersplein. Op de vrijgekomen plek is de fontein met het kunstwerk, de patio en overkappingen gerealiseerd. Het Gele Rijdersplein is grotendeels (noord- en oostzijde) omgeven door wederopbouwarchitectuur. De bebouwing is zeer divers en geeft een idee van de diverse stijlopvattingen uit de wederopbouwperiode. De fontein is aan de burgers van de stad Arnhem geschonken ter gelegenheid van het 50 jaar bestaan van de AKU (Algemene Kunstzijde Unie). De AKU was de eerste Nederlandse kunstzijdeproducent, een internationaal bedrijf dat na de oorlog een belangrijke rol speelde in de economische heropleving. Het geschenk viel samen met de voltooiing van de wederopbouw van Arnhem begin jaren 60. De fontein was niet alleen ter verfraaiing van de stad, maar moest ook een centrale rol gaan spelen in het leven van de Arnhemmers (ontmoetingsplek). Nog steeds wordt deze plek als ontmoetingsruimte gebruikt. Het is een van de weinige voorbeelden van een integraal ontworpen plein uit deze periode. De fontein is gerealiseerd als een visueel onderscheid tussen het Gele Rijdersplein en het Willemsplein en vormt tevens de verbindende schakel hiertussen. Het Gele Rijdersplein sluit aan op het Willemsplein aan de westzijde en de Looierstraat aan de oostzijde. Aan de noord- en oostzijde wordt het plein begrensd door naoorlogse bebouwing. De zuidzijde is voorzien van vooroorlogse bebouwing. Het Gele Rijdersplein is samen met het aangrenzende Looierstraat na de Tweede Wereldoorlog tot stand gekomen en is ontworpen om ruimte te creëren voor winkels. Dit winkelgebied wordt gemarkeerd door zowel de (eveneens door architectenbureau Brouwer en Deurvorst ontworpen) Nillmijflat op de kop van de Looierstraat en de fontein. De fontein bestaat uit een rechthoekige vijver (bassin) met meerdere spuitkoppen, inclusief kunstwerk, met daar achter een gedeeltelijk door betonnen overkappingen overdekt verhoogd terras met zitbanken en scheidingsmuren. De fontein inclusief de patio en opstallen is opgebouwd met typische wederopbouwmaterialen. De bodem van het bassin is samengesteld uit los gestapelde betonelementen, afgewerkt met koudglazuur. Rood geschilderde overkappingen van gewapend beton op stalen voeten. De lage scheidingswand tussen het bassin en het terras is een zwarte wand van gewapend beton bekleed met keramische tegels. De achterwand van het terras is opgebouwd uit geperforeerde betonelementen en de zijwanden uit granietkeien. De vloer is van betonplaten met gewassen grind ingedeeld in vakken van verschillende kleuren. In het midden van het terras is een sierveld met flagstones en plavuizen met uit de provincie afkomende veldkeien. Een deel van de bestrating, inclusief de banden, traptreden en banken is van geprefabriceerd sierbeton. ==Kunstwerk== * ''(Afb. 2.)'' Shinkichi Tajiri, Bronzen beeldhouwwerk in de vijver op grijs betonnen pyloon, voorstellende ‘De ontembare krachten van de natuur’. Het beeldhouwwerk was de eerste opdracht voor Tajiri voor de openbare ruimte. ==Monumentale waarde== De fontein verwijst naar de belangwekkende rol die de AKU heeft gespeeld in de sociaaleconomische geschiedenis van Arnhem. De AKU (opgericht in 1911) was zeer belangrijk voor de werkgelegenheid binnen Arnhem. De fontein symboliseert het denken over gemeenschapszin tijdens de wederopbouw in het algemeen. De fontein met patio en overdekte overkappingen was uitnodigend en bood tegelijkertijd geborgenheid. Hier kon de Arnhemse bevolking op een prettige manier op een mooie locatie gezamenlijk verpozen. Tevens zijn de fontein en de bijbehorende pleininrichting een opvallende markering van het tijdens de Wederopbouw tot stand gekomen winkelgebied. Fontein en pleininrichting zijn een uitdrukking van de eigentijdse ideeën over modernistische bouwkunst qua opzet en vormgeving. Fontein en pleininrichting zijn een goed voorbeeld in het oeuvre van architectenbureau Brouwer en Deurvorst. Ook het kunstwerk is een goed voorbeeld in het oeuvre van Shinkichi Tajiri. Van belang is het samenspel van architectonische en sculpturale elementen. Er bestaat een onlosmakelijke samenhang tussen fontein inclusief terras met opstallen en het kunstwerk van Tajiri. Opmerkelijk is het gebruik van uit de provincie afkomstige materiaal (zoals zwerfkeien). Verder is veel beton toegepast.  
- Organische kleurstoffen - Chromatografie - Massa spectrometrie  +
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een moated site, Engels voor 'omgracht bezit', is een door een gracht omgeven woonplaats, waarvan het voornaamste gebouw in baksteen is uitgevoerd en de andere gebouwen in hout. De gebouwen zijn vaak voorzien van verdedigingselementen, zoals kantelen, torens en een poortgebouw. Andere benamingen voor zo'n woonplek zijn: stenen kamer, stins (Friesland), borg (Groningen), havezate (Oost-Nederland) en begraven hofstad (West-Nederland). ==Vrijstellingsdiepte== 30 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 30 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor:- bouwwerken met fundering;- het wijzigen van het bestaande paden- en wegenstelsel;- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;- het opslaan van voorwerpen of goederen waardoor het monument voor langere duur ontsierd wordt;- het aanleggen of verwijderen van drainage, kabels en leidingen;- het verwijderen van funderingen;- het aanbrengen van beplantingen ten behoeve van natuurontwikkeling, kwekerijen, tuin- en bosbouw;- het verwijderen van stobben;- het verhogen of verlagen van het bestaande maaiveld;- het dempen van sloten of watergangen, het egaliseren van heuvels en/of wallen en het wijzigen van het aanwezige (micro)reliëf;- het aanleggen van waterpartijen, dammen of stuwen en het (doen) uitvoeren of voorbereiden van grondwaterpeilwijzigingen. In algemene zin kan worden gesteld dat voor werkzaamheden die voortvloeien uit het huidige gebruik van het terrein en het normale onderhoud dat hieruit voortvloeit, geen vergunning is vereist, omdat deze werkzaamheden geen schade opleveren voor het monument. In geval van twijfel vragen wij u contact op te nemen met de regioadviseur archeologie van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Vanaf de late steentijd gaan mensen zich vestigen op één plaats. Ze kappen bos, leggen akkers aan, bouwen huizen en houden vee. Hun bestaan is gericht op voedselproductie. Deze plaatsvaste agrarische levenswijze wordt steeds verder doorontwikkeld. Op de Veluwe is in de vroege middeleeuwen op industriële schaal ijzer gewonnen en geproduceerd. Schattingen gaan uit van ruim vijftig miljoen kilo ijzer in totaal. In deze regio waren veel zogenaamde klapperstenen te vinden, waaruit ijzer gewonnen kan worden. De ijzerwinningskuilen werden gegraven om deze klapperstenen te vergaren. Andere getuigen van de middeleeuwse ijzerindustrie zijn houtskoolmeilers (restanten van verbrande houtstapels, gebruikt om de benodigde grote hoeveelheden houtskool mee te fabriceren) en slakkenhopen. Die slakken zijn het afval van de ijzerproductie. Het Veluwse ijzer heeft zijn weg gevonden naar handelscentra in de Lage Landen en waarschijnlijk ook daarbuiten. ==Vrijstellingsdiepte== Geen vrijstellingsdiepte. Bij dit rijksmonument gaat het om archeologische resten op en/of dicht onder het maaiveld; daarom is er geen vrijstellingsdiepte van toepassing. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  
==Besluit== Omschrijving van het besluit, toelichting en overige gegevens.  +
==Besluit== Omschrijving van het besluit, toelichting en overige gegevens.  +
==Besluit== Omschrijving van het besluit, toelichting en overige gegevens.  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/468966|rijksmonumentencomplex 468966]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/468966|rijksmonumentencomplex 468966]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/468966|rijksmonumentencomplex 468966]]. </div>  +
==Besluit== Omschrijving van het besluit, toelichting en overige gegevens.  +
==Besluit== Omschrijving van het besluit, toelichting en overige gegevens.  +
==Inleiding== Wilde (autochtone) bomen en struiken vormen de basis van de biodiversiteit van oude bossen, houtwallen, heggen en struwelen. Bossen met wilde bomen noemen we ‘oude boskernen’, ofwel ancient woodlands. Bomen en struiken staan niet op zichzelf maar zijn het centrum voor een uitgebreid voedselweb dat rondom bomen en struiken is geëvolueerd. Dit is de oorspronkelijke biodiversiteit. Het resultaat van zo’n tienduizend jaar evolutie in de Lage Landen. Elke boom- of struiksoort heeft een web van organismen om zich heen die leven van, of een associatie vormen met die specifieke soort. Oude boskernen zijn ook waardevol vanwege hun oude bosbodem. De biodiversiteit in de bodem is zeer groot en vrijwel onbekend. In Nederland komen ongeveer honderd soorten inheemse bomen en struiken met wilde populaties voor. Naar schatting is de helft van deze inheemse soorten bedreigd in hun voortbestaan. Er zijn zelfs al landelijk zo’n vijf soorten uitgestorven. Dit proces van uitsterven is nog steeds bezig. Jaarlijks verdwijnen er in ons land op naar schatting vijf locaties wilde populaties. Bovendien zijn veel lokale populaties (te) klein en ook daardoor bedreigd in hun voortbestaan. Door goed beheer van de laatste groeiplaatsen is het mogelijk deze trend te keren en de populaties wilde bomen en struiken in Nederland weer te laten groeien. Hiervoor is meer aandacht en focus op het behoud nodig. Om te weten over welke soorten het gaat hebben Ecologisch Adviesbureau Maes, bureau Wilde bomen en Landschapsbeheer Flevoland in opdracht van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) per provincie zogenoemde ‘attentielijsten’ opgesteld. Deze lijsten geven een overzicht van de bedreigde wilde populaties van inheemse boom- en struiksoorten per provincie. ==Genetische variatie is de motor van de evolutie== Een wilde populatie van bomen of struiken heeft een veel grotere genetische bandbreedte dan aangeplante populaties. Bij aanplant, zelfs van autochtoon plantgoed, is de variatie minder groot. Genetische variatie binnen een populatie maakt die weerbaar voor veranderingen in klimaat en milieu. Een deel van de populatie kan beter aangepast zijn en daardoor overleven onder nieuwe omstandigheden. Daarvoor is het nodig dat een populatie groot genoeg is, want in een natuurlijke populatie is elk individu een beetje verschillend. De grote genetische variatie is één van de kernwaarden van de wilde bomen en struiken. Maar ook bij kleine populaties is behoud vanuit het voorzorgsprincipe gewenst. Bedacht moet worden dat met het verdwijnen van een soort talloze andere organismen mee verdwijnen. Gangbare bomen en struiken in de handel zijn geselecteerd op eigenschappen die voor de mens waardevol zijn zoals een rechte stam, snelle groei, grotere vruchten, mooiere bloemen en sierbladeren. Bij deze selectie is een groot deel van de natuurlijke variatie en dus het aanpassingsvermogen verloren gegaan. Dergelijke bomen staan in 97 % van het Nederlandse bos. ==Natuurlijk bos in Nederland is zeer schaars== Wilde bomen en struiken op oude groeiplaatsen groeien in minder dan 3% van het totale areaal van bossen en landschapselementen, bestaande uit bomen en struiken, in Nederland. En ook op deze plekken is slechts een deel van het oppervlak begroeid met wilde bomen en struiken. Aangeplante bomen met een andere herkomst, houtteeltsoorten, invasieve exoten en door wind en vogels verspreide tuin- en parkplanten hebben, ook in oude bossen, vaak de overhand. Nieuwe aanplant met autochtoon plantmateriaal heeft niet dezelfde waarde als oud natuurbos. ==Welke bossen en landschapselementen zijn oud?== De groeiplaatsen staan weergegeven op de kaart Landschappelijk Groen Erfgoed van de RCE. De kaart is te vinden op [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/bronnen-en-kaarten/overzicht/kaart-groen-erfgoed kaart groen erfgoed]. ==Inheems of wild/autochtoon== De meeste inheemse boom- en struiksoorten hebben een groot natuurlijk verspreidingsgebied in Europa. Binnen het totale verspreidingsgebied in Europa komen echter grote genetische verschillen binnen de soort voor. Bij inheemse soorten wordt daarom onderscheid gemaakt tussen autochtone (ofwel wilde) en niet-autochtone bomen en struiken. Een autochtone boom is niet alleen als soort inheems maar ook als individu lokaal genetisch inheems. Een autochtone boom is een onderdeel van een populatie die zich hier sinds de laatste ijstijd spontaan heeft gevestigd. De mens kan daar deels ook een rol in gespeeld hebben, maar dan moet het plantgoed te herleiden zijn tot autochtone populaties. Zo hebben oude traditionele bosbouwmethoden als het hakhout en knotbeheer, geleid tot behoud van wilde bomen en struiken. Niet autochtone bomen hebben een andere, vaak onbekende, herkomst en zijn buiten hun oorsprongsgebied aangeplant of verwilderd. Een boom of struik kan dus inheems zijn in Nederland en niet autochtoon. Dan komt het plantgoed van buiten Nederland en/of groeit de boom buiten het natuurlijke verspreidingsgebied. Elke boomsoort heeft een natuurlijk areaal en buiten het areaal is die boom of struiksoort niet inheems. Deze arealen lopen natuurlijk niet synchroon met landsgrenzen. De term inheems is onnauwkeurig, heeft een andere definitie en volgt de landsgrenzen wel. ==Beheertips== * Het behoud van de zeldzame wilde bomen en struiken vraagt een deskundig beheer op maat. Grootschalig machinaal beheer is hiervoor niet geschikt. Vrijwilligers kunnen hierin een nuttige rol spelen. * Inventarisatie van de soorten op de lijst, op kaart zetten en markeren van wilde bomen en struiken zodat ze gespaard blijven bij het uitvoeren van werkzaamheden. Dit geldt ook voor de aanwezige natuurlijke verjonging. * Veel bedreigde soorten zijn lichtminners die verdwijnen door de aanwezigheid van invasieve exoten of achterblijven van beheer waardoor het bos te donker wordt. Bestrijding van invasieve soorten en vrijstellen zijn goede maatregelen. * Niet aanplanten in de directe nabijheid van bosranden van oude boskernen om beschaduwing en genetische vervuiling te voorkomen. Minimaal 30 meter afstand houden bij nieuwe aanplant is wenselijk. * Voor aanplant van niet-autochtone bomen en struiken in de omgeving van oude boskernen (waaronder A-locaties en Natura 2000 bossen) is een afstand van 250 meter wenselijk. Onderstaande lijst is een bewerking van bijlage 2 uit het RCE rapport “Behoud groen Erfgoed”. Het rapport is te vinden op [https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2019/01/01/behoud-groen-erfgoed behoud groen erfgoed]. De attentielijst bestaat uit de meest bedreigde inheemse soorten in elke provincie waarvan de wilde populatie bedreigd of kwetsbaar is. Bij het beheer van de oude boskernen en houtwallen is het raadzaam niet alleen deze bomen en struiken te ‘sparen’, maar het beheer af te stemmen op alle aanwezige wilde bomen en struiken, ook de niet bedreigde. ---- <blockquote class="templatetekst"><div class="tekst">Tekst: Lodewijk van Kemenade en Bert Maes. Meer informatie: [https://www.wildebomen.nl wildebomen.nl].</div> </blockquote>  
==Inheemse soorten met wilde populaties in Drenthe== Opmerkelijk is dat in Drenthe enkele inheemse soorten ontbreken, of vrijwel ontbreken, die we in diverse provincies buiten Noord-Nederland veelal algemeen aantreffen, zoals rode kornoelje (<span class="term">Cornus sanguinea</span>), winterlinde (<span class="term">Tilia cordata</span>), wintereik (<span class="term">Quercus petraea</span>) en haagbeuk (<span class="term">Carpinus betulus</span>). De wintereik en de kale struweelroos en mogelijk de bosroos zijn recent in Drenthe uitgestorven. Enkele soorten als Gelderse roos, gewone vogelkers, wilde hazelaar, heggenroos ,zwarte bes en wilde kardinaalsmuts zijn niet bedreigd, maar steeds kwetsbaarder geworden door aanplant van niet-autochtoon plantgoed van deze soorten. ==Attentielijst== <table class="klein"> <tr> <th>Wetenschappelijke naam</th> <th>Nederlandse naam</th> </tr> <tr> <td>Crataegus laevigata </td> <td>Tweestijlige meidoorn</td> </tr> <tr> <td>Crataegus x macrocarpa </td> <td>Grootvruchtige meidoorn</td> </tr> <tr> <td>Crataegus x subsphaericea </td> <td>Schijnkoraalmeidoorn</td> </tr> <tr> <td>Fagus sylvatica </td> <td>Beuk</td> </tr> <tr> <td>Juniperus communis </td> <td>Jeneverbes</td> </tr> <tr> <td>Malus sylvestris </td> <td>Wilde appel</td> </tr> <tr> <td>Pyrus pyraster </td> <td>Wilde peer</td> </tr> <tr> <td>Quercus petraea </td> <td>Wintereik</td> </tr> <tr> <td>Quercus x rosacea </td> <td>Basterdeik</td> </tr> <tr> <td>Rhamnus cathartica </td> <td>Wegedoorn</td> </tr> <tr> <td>Rosa dumalis </td> <td>Kale struweelroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa rubiginosa </td> <td>Egelantier</td> </tr> <tr> <td>Rosa x subcanina </td> <td>Schijnhondsroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa x suberectiformis </td> <td>Schijnviltroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa tomentosa </td> <td>Viltroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa tomentella </td> <td>Beklierde heggenroos</td> </tr> <tr> <td>Salix pentandra </td> <td> Laurierwilg</td> </tr> <tr> <td>Ulmus laevis </td> <td>Fladderiep</td> </tr> <tr> <td>Ulmus minor </td> <td>Gladde iep</td> </tr> </table> ==Soortbeschrijvingen== ===Meidoorns=== <span class="term">Crataegus</span> ssp.: tweestijlige meidoorn (<span class="term">Crataegus laevigata</span>), grootvruchtige meidoorn (<span class="term">Crataegus x macrocarpa</span>) en schijnkoraalmeidoorn (<span class="term">Crataegus x subsphaerica</span>) ====Kwetsbaar==== tweestijlige meidoorn en grootvruchtige meidoorn ====Ernstig bedreigd==== schijnkoraalmeidoorn Meidoorns hebben de tijd overleefd in oude heggen, houtwallen en struwelen. Ook komen wilde meidoorns voor in de struiklaag van lichte bossen en bosranden. De tweestijlige meidoorn kan schaduw verdragen en is meer een bossoort. De tweestijlige meidoorn is een soort van leemhoudende bodems in rivier- en beekdalen en in Zuid-Limburg op krijt- en lössbodems. Een derde meidoornsoort, de koraalmeidoorn (<span class="term">Cratageus rhipidophylla</span>) is waarschijnlijk uitgestorven in Nederland, maar kruisingen met de tweestijlige meidoorn (grootvruchtige meidoorn) komt als gestabiliseerde hybride populatie nog voor. Om die reden worden deze hybriden als autochtone genenbronnen van belang gevonden. Ook met eenstijlige meidoorn kan de tweestijlige meidoorn hybridiseren (Basterdmeidoorn, <span class="term">Crataegus x media</span>) en is dan vaak indicatief voor oude groeiplaatsen. Ook de hybride schijnkoraalmeidoorn, eenstijlige meidoorn x koraalmeidoorn (<span class="term">Crataegus x subsphaerica</span>), komt zeldzaam als gestabiliseerde hybride populatie voor, zoals in het potkleigebied van Roden en Norg. De grootvruchtige meidoorn komt in het areaal van de tweestijlige meidoorn voor, zij het aanzienlijk zeldzamer. De grootvruchtige meidoorn is tot nu verder alleen in het Drentse Aagebied waargenomen ====Aanbevelingen==== Meidoorns in heggen en houtsingels adequaat snoeien. Intensieve snoei is cultuurhistorisch van belang. Uitgegroeide bloeiende en vruchtdragende meidoorns zijn ecologisch waardevol. Een gevarieerd en cyclisch beheer heeft de voorkeur zodat er verschillende stadia naast elkaar voorkomen. in bossen dienen vrijgesteld te worden zodat de groeiplaats licht genoeg blijft. Vergroting van kleine populaties is vaak noodzakelijk, bij voorkeur door natuurlijke verjonging. Met het juiste beheer is dit zeker haalbaar voor meidoorns. ===Beuk=== <span class="term">Fagus sylvatica</span> ====Ernstig bedreigd==== De beuk is relatief laat na de laatste IJstijd naar het noorden gemigreerd, vanaf ca. 2000 v. Chr. Ofschoon de beuk door aanplant verre van zeldzaam is, zijn wilde populaties schaars. Alleen op de noordelijke Veluwe is de wilde beuk algemeen in de zogenaamde malenbossen (bossen vanaf de middeleeuwen beheerd door de dorpsgemeenschap). In Overijssel komt de wilde beuk voor in Twente en in het Vechtdal. In Drenthe is de wilde beuk nog alleen maar bekend van de omgeving van Emmen. ====Aanbevelingen==== De beuk komt voornamelijk voor als doorgegroeid hakhout en spaartelgen tussen doorgegroeid hakhout van winter- en zomereik. Hier ligt een taak om creatieve oplossingen te zoeken voor behoud van de drie boomsoorten, waarbij de eiken het meest kwetsbaar zijn. Toch verjongt de beuk zich niet altijd door gebrek aan open plekken in het bos. Soms wordt hakhoutbeheer weer gestart. Doordat de stammen inmiddels te dik zijn, loopt de stoof niet meer uit en sterft de boom. Er dient dus terughoudend omgegaan te worden met herstarten van hakhoutbeheer als dit al decennia lang achterwege is gebleven. Van belang is verder om bij aanplant van beuken in de nabijheid van oude opstanden autochtoon plantgoed toe te passen. ===Jeneverbes=== <span class="term">Juniperus communis</span> ====Kwetsbaar==== De jeneverbes verscheen snel na de IJstijd en verdween daarna weer met uitzondering van het duingebied. Tenminste vanaf 3800 v. Chr. werd jeneverbes algemener. Jeneverbes komt nog steeds in diverse regio’s algemeen voor soms met grote populaties, vooral in Oost-Nederland en op de Veluwe. In Drenthe komt de jeneverbes op diverse plaatsen algemeen voor in heidelandschappen en soms in kleine aantallen. Curieus is zijn een paar jeneverbessen in een houtwal in het dal van het Scheebroekerloopje. De bessen werden in het verleden als specerij gebruikt. Uit de Steentijd is jeneverbes aangetroffen voor bogenhout en constructiehout van boerderijen. ====Aanbevelingen==== Op sommige plaatsen waar de jeneverbes algemeen is, neemt de soort toch af door weinig of geen verjonging en door verbossing van jeneverbesgroeiplaatsen waardoor de lichtvragende soort in de knel komt. Vrijstelling van de struiken is dan een effectief beheer. ===Wilde appel=== <span class="term">Malus sylvestris</span> ====Ernstig bedreigd==== De wilde appel is bijzonder zeldzaam. De meeste groeiplaatsen liggen in Drenthe en de Achterhoek. Drenthe is wellicht de provincie met de meeste wilde appels in situ, al staan ze verspreid in kleine aantallen in de bossen en houtwallen. Uit schaarse archeobotanische vondsten blijkt dat de wilde appel tenminste vanaf ca. 7500 v. Chr. hier aanwezig is. Ongetwijfeld was de eetbare, zij het kleine, vrucht belangrijk als voedselbron. De afgelopen jaren zijn er op diverse plaatsen wilde appels uit de genenbank aangeplant in Drenthe. Meer aandacht is echter nodig voor waar deze het beste aangeplant kunnen worden. ====Aanbevelingen==== Uit recente herijkingen blijkt de wilde appel in situ sterk achteruit te gaan. De redenen daarvan zijn niet helemaal opgehelderd. De lichtsituatie, wilddruk en verzuring van de bodem zijn waarschijnlijk belangrijke oorzaken. Aanbevolen wordt de resterende exemplaren vrij te stellen en exoten te bestrijden. Het maken van exclosures waar wilde appels binnen het raster kunnen verjongen laten positieve resultaten zien voor bescherming tegen vraat. ===Wilde peer=== <span class="term">Pyrus pyraster</span> ====Ernstig bedreigd==== De wilde peer komt mogelijk, in het Drentse Aa-gebied, nog met een enkel exemplaar voor. Inventarisatie en morfologisch onderzoek naar de soort in Drenthe is aan te bevelen. ===Wintereik en Basterdeik=== <span class="term">Quercus petraea</span> en <span class="term">Quercus x rosacea</span> ====Ernstig bedreigd==== De wintereik is een soort van de stuwwallen van de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug, Nijmegen en Salland. De wintereik lijkt in Nederland zijn areaalgrens in Overijssel (Sallandse heuvelrug bereikt te hebben. Enkele exemplaren van de basterdeik komen nog in Oost-Drenthe voor. In het recent verleden is de laatste populatie van wintereiken in Drenthe verloren gegaan, door functieverandering van de locatie. De beide eiken komen sedert 8000 v. Chr. voor in onze contreien en zijn via de migratieroutes vanuit Spanje en Italië naar Noordwest-Europa gekomen. Beide herkomsten zijn middels DNA technieken traceerbaar. Eiken zijn van ouds bijzonder belangrijk geweest voor velerlei doeleinden zoals bouwhout, botenhout, brandhout, houtskool, looistof en veevoer. Daarnaast dienden de zetmeelrijke eikels waarschijnlijk ook de mens tot (nood)voedsel. ====Aanbevelingen==== Eiken zijn als lichtvragende bomen kwetsbaar bij donker wordende bossen. Om die reden zijn de wintereiken tenminste met 50% afgenomen sedert ca. 1950. Vrijstelling van wintereiken in beukenbossen is daarom noodzakelijk voor behoud van de soort. De wintereik kan in Drenthe alleen door herintroductie weer terugkomen. Daarbij dient vooraf zorgvuldig onderzoek plaats te vinden en een plan te worden opgesteld waarin de voors- en tegens van herintroductie van autochtoon plantmateriaal worden afgewogen. ===Wegedoorn=== <span class="term">Rhamnus cathartica</span> ====Ernstig bedreigd==== Wegedoorn is vanaf ca. 6500 v. Chr. vastgesteld door archeobotanici. Het hout werd voor allerlei doeleinden benut. Thans komt de wegedoorn op vrij veel plaatsen voor in het land, maar voornamelijk in kleine tot zeer kleine aantallen. In Drenthe is de wegedoorn zeldzaam en komt in het potkleigebied van Roden en Norg voor en verder verspreid in kleine aantallen voor op leemhoudende bodems in de beekdalen. ====Aanbevelingen==== Vanwege de kleine populaties is wegedoorn op diverse groeiplaatsen kwetsbaar. Als lichtminnende soort is vrijstelling en vergroting van kleine populaties van belang, bij voorkeur door natuurlijke verjonging. ===Wilde rozen=== <span class="term">Rosa</span> ssp.</span> Veel wilde rozensoorten zijn in Drenthe ernstig bedreigd. Slechts de hondsroos is algemeen. Een aantal soorten wilde rozen zal al kort na de IJstijd onze streken bereikt hebben, tenminste vanaf 8000 v. Chr. Diverse rozentaxa kunnen waarschijnlijk als gestabiliseerde hybriden worden opgevat. ====Ernstig bedreigd==== egelantier (<span class="term">Rosa rubiginosa</span>), schijnhondsroos (<span class="term">Rosa x subcanina</span>), viltroos (<span class="term">Rosa tomentosa</span>), beklierde heggenroos (<span class="term">Rosa tomentella</span>) en schijnviltroos (<span class="term">Rosa x suberectiformis</span>). De kale struweelroos (<span class="term">Rosa vosagiaca</span>) is waarschijnlijk recent uitgestorven in Drenthe. Een waarneming van de bosroos (<span class="term">Rosa arvensis</span>) is opmerkelijk, ooit door V. Westhoff vastgesteld en verzameld en later in 1997 bij het onderzoek naar de wilde bomen en struiken opnieuw waargenomen. In de afgelopen jaren is deze soort echter niet meer gezien op de betreffende groeiplaats. De Bosroos groeit hier ver buiten het bekende areaal, maar de autochtoniteit is niet geheel uit te sluiten, maar ook floravervalsing niet. Alleen de hondsroos, de beklierde hondsroos en de heggenroos komen vrij algemeen voor in Drenthe. ====Aanbevelingen==== Behalve de hondsroos, de beklierde hondsroos en de heggenroos zijn alle wilde rozensoorten zeldzaam tot zeer zeldzaam. Rozen zijn lichtminners die bij donker wordende milieus in bossen en struwelen in de knel komen. Natuurontwikkelingsprojecten kunnen zowel gunstig als ongunstig zijn afhankelijk van de mate waarin er rekening met de rozen wordt gehouden. Bosrandprojecten leiden vaak tot verslechtering van rozengroeiplaatsen. Een goede registratie van rozengroeiplaatsen en integratie ervan bij het beheer is hier geboden. ===Wilgen=== <span class="term">Salix</span> ssp.: laurierwilg (<span class="term">Salix pentandra</span>) ====Kwetsbaar==== Wilgen worden al eeuwenlang gekweekt en aangeplant voor velerlei doeleinden. Dat heeft vele hybriden en cultivars opgeleverd met eigen kwaliteiten met name voor de griendteelt. Wilgenhout is waardevol voor manden, visfuiken, wannen, bindmateriaal, zinkstukken, hoepels, klompen, huizenbouw enz. Wilgen zijn ook belangrijke nectarplanten voor bijen en de bladeren en twijgen waren ooit belangrijk veevoer. Wilgenhout is vanaf 5500 v.Chr. aangetoond, maar ongetwijfeld waren er al ver daarvoor wilgensoorten aanwezig. Nu de griendteelt zijn economisch belang nagenoeg heeft verloren groeien de voormalige grienden uit tot bossen en bosjes. De laurierwilg is in ons land een noordelijke soort van de Waddeneilanden, Drenthe en Overijssel. Plaatselijk komt de soort nog vrij veel voor in Drentse beekdalen. ====Aanbevelingen==== De laurierwilg is in Drenthe niet bedreigd, maar toch kwetsbaar. Belangrijk is dat de authentieke groeiplaatsen goed bekend zijn bij de terreinbeheerders. ===Fladderiep=== <span class="term">Ulmus laevis</span> ====Ernstig bedreigd==== De fladderiep is in het hele land een zeldzame iepensoort met kleine populaties. In Drenthe is de fladderiep op slechts één groeiplaats aangetroffen in het beekdalbosje Hulzedink met drie enorme exemplaren. De iepen hebben een verleden als hakhoutbomen. De fladderiep is in het veld vrijwel ongevoelig voor de iepziekte. Het hout van iepen is vanaf de Midden-Steentijd bekend, maar het hout van de diverse iepensoorten is niet van elkaar te onderscheiden. Iepenhout was (met name vóór het verschijnen van taxus) bij uitstek geschikt voor bogen en speren. Het loof was waardevol veevoer. ====Aanbevelingen==== Fladderiep wordt niet altijd herkend door beheerders, waardoor ze bij dunningen in bosranden en houtwallen nog wel eens sneuvelen. Vanwege de grote zeldzaamheid is extra aandacht voor de fladderiep noodzakelijk. ===Gladde iep=== <span class="term">Ulmus minor</span> ====Kwetsbaar==== De gladde iep komt op enkele plaatsen voor in de beekdalen, met name in het Drentse Aa-gebied. Ofschoon deze iepensoort met de iepenziekte te maken krijgt, heeft die er weinig of geen last van. Door middel van wortel- en stamvoetuitlopers zien we steeds weer kleinere bomen en struiken opkomen. ====Aanbevelingen==== Bekendheid met de soort is voor beheerders van belang. Voor beekbegeleidende vegetaties is de soort kenmerkend. ---- <blockquote class="templatetekst"><div class="tekst">Tekst: Lodewijk van Kemenade en Bert Maes. Meer informatie: [https://www.wildebomen.nl wildebomen.nl].</div> </blockquote>  
==Inheemse soorten met wilde populaties in Friesland== Friesland heeft enkele hotspots van genenbronnen van wilde bomen en struiken zoals de Waddeneilanden en de Noordelijke Friese Wouden met o.a. diverse bijzondere wilde inheemse rozensoorten. Over het geheel is de provincie relatief arm aan wilde houtige gewassen en zijn diverse soorten provinciaal en lokaal verdwenen. Ook enkele algemenere soorten als wilde lijsterbes (<span class="term">Sorbus aucuparia</span>), Gelderse roos (<span class="term">Viburnum opulus</span>), tweestijlige meidoorn (<span class="term">Crataegus laevigata</span>), hondsroos (<span class="term">Rosa canina</span>) en heggenroos (<span class="term">Rosa corymbifera</span>) zijn door de kleine populaties kwetsbaar. Van soorten als hondsroos, zachte berk, gewone vogelkers en wilde lijsterbes is niet uitgesloten dat daarbij sprake is van aparte noordelijke genetische variëteiten. Onderzoek daarnaar is wenselijk. Overigens heeft Friesland in de zandregio’s veel waardevolle zomereikenbosjes en houtwallen met bijbehorende wilde houtige gewassen en in natte milieus elzenbossen met de zwarte els en es als hoofdboomsoorten. Kenmerkend is ook het juist ontbreken van soorten zoals de wintereik, winterlinde , rode kornoelje en haagbeuk. Het is belangrijk om dat te weten en ze in Friesland niet aan te planten in oude boskernen en houtwallen. ==Attentielijst== <table class="klein"> <tr> <th>Wetenschappelijke naam</th> <th>Nederlandse naam</th> <th>Locatie</th> </tr> <tr> <td>Crataegus laevigata</td> <td>Tweestijlige meidoorn </td> <td>NFW</td> </tr> <tr> <td>Crataegus x subsphaericea</td> <td>Schijnkoraalmeidoorn </td> <td>NFW</td> </tr> <tr> <td>Crataegus x macrocarpa</td> <td>Schijnkoraalmeidoorn</td> <td>NFW</td> </tr> <tr> <td>Juniperus communis</td> <td>Jeneverbes </td> <td>Waddeneilanden</td> </tr> <tr> <td>Rosa caesia</td> <td>Behaarde struweelroos</td> <td>Waddeneilanden, NFW?</td> </tr> <tr> <td>Rosa x gremlii</td> <td>Schijnegelantier </td> <td>Waddeneilanden</td> </tr> <tr> <td>Rosa dumalis</td> <td>Kale struweelroos </td> <td>Waddeneilanden</td> </tr> <tr> <td>Rosa x inodora</td> <td>Schijnkraagroos </td> <td>Waddeneilanden</td> </tr> <tr> <td>Rosa micrantha</td> <td>Kleinbloemige roos </td> <td>Waddeneilanden</td> </tr> <tr> <td>Rosa rubiginosa</td> <td>Egelantier </td> <td>Waddeneilanden</td> </tr> <tr> <td>Rosa sherardii</td> <td>Berijpte viltroos </td> <td>NFW</td> </tr> <tr> <td>Rosa spinosissima</td> <td>Duinroos </td> <td>Waddeneilanden</td> </tr> <tr> <td>Rosa x subcanina</td> <td>Schijnhondsroos </td> <td>Waddeneilanden</td> </tr> <tr> <td>Rosa x subcollina</td> <td>Schijnheggenroos </td> <td>Waddeneilanden</td> </tr> <tr> <td>Rosa x suberectiformis</td> <td>Schijnviltroos </td> <td>NFW</td> </tr> <tr> <td>Rosa tomentella</td> <td>Beklierde heggenroos</td> <td>Waddeneilanden, NFW</td> </tr> <tr> <td>Rosa tomentosa</td> <td>Viltroos </td> <td>NFW</td> </tr> <tr> <td>Salix pentandra</td> <td>Laurierwilg </td> <td>Diverse locaties</td> </tr> </table> ==Soortbeschrijvingen== ===Meidoorns=== <span class="term">Crataegus</span> ssp.: tweestijlige meidoorn (<span class="term">Crataegus laevigata</span>), grootvruchtige meidoorn (<span class="term">Crateagus x macrocarpa</span>) en schijnkoraalmeidoorn (<span class="term">Crataegus x subsphaerica</span>) ====Ernstig bedreigd==== tweestijlige meidoorn, schijnkoraalmeidoorn en grootvruchtige meidoorn Meidoorns hebben de tijd overleefd in oude heggen, houtwallen en struwelen. Ook komen wilde meidoorns voor in de struiklaag van lichte bossen en bosranden. De tweestijlige meidoorn kan schaduw verdragen en is meer een bossoort. De tweestijlige meidoorn is een soort van leemhoudende bodems in rivier- en beekdalen, in Zuid-Limburg op krijt- en lössbodems en in Friesland op leemhoudende bodems in de Noordelijke Friese Wouden. De soort was er bijna verdwenen, maar is door een plaatselijke beheerder gestekt en op enkele plekken aangeplant. Een derde meidoornsoort, de koraalmeidoorn (<span class="term"> Crataegus rhipidophylla</span> ) is waarschijnlijk uitgestorven in Nederland, maar kruisingen met de tweestijlige meidoorn en de eenstijlige meidoorn (grootvruchtige meidoorn en schijnkoraalmeidoorn) komen als gestabiliseerde hybride populaties nog voor, zij het in Friesland zeer schaars. Om die reden worden deze hybriden als autochtone genenbronnen van belang gevonden. Ook met eenstijlige meidoorn kan de tweestijlige meidoorn hybridiseren (Basterdmeidoorn, <span class="term">Crataegus x media</span>) en is dan vaak indicatief voor oude groeiplaatsen. De hybride koraalmeidoorn - eenstijlige meidoorn, de schijnkoraalmeidoorn (<span class="term">Crataegus x subsphaerica</span> en <span class="term">Crataegus x macrocarpa</span>) komen zeldzaam als gestabiliseerde hybride populaties voor. De koraalmeidoorn heeft twee variëteiten en daarom twee verschillende hybriden, zowel met de éénstijlige als met de tweestijlige meidoorn. De schijnkoraalmeidoorn en de grootvruchtige meidoorn komen beide in de arealen van de één- en tweestijlige meidoorns voor. ====Aanbevelingen==== Meidoorns in heggen en houtsingels adequaat snoeien. Intensieve snoei is cultuurhistorisch van belang. Uitgegroeide bloeiende en vruchtdragende meidoorns zijn ecologisch waardevol. Een gevarieerd en cyclisch beheer heeft de voorkeur zodat er verschillende stadia naast elkaar voorkomen. Meidoorns in bossen dienen vrijgesteld te worden zodat de groeiplaats licht genoeg blijft. Vergroting van kleine populaties in de NFW is noodzakelijk, bij voorkeur door natuurlijke verjonging. ===Jeneverbes=== <span class="term">Juniperus communis</span> ====Ernstig bedreigd==== De jeneverbes verscheen snel na de IJstijd en verdween daarna weer met uitzondering van het duingebied. Tenminste vanaf 3800 v. Chr. werd jeneverbes algemener. De bessen zijn in het verleden als specerij gebruikt. Uit de Steentijd is jeneverbes aangetroffen voor bogenhout en constructiehout van boerderijen. Op alle Waddeneilanden, met uitzondering van Schiermonnikoog, komen zeer kleine aantallen jeneverbessen voor, vermoedelijk deels ook aangeplant. ====Aanbevelingen==== Op de Waddeneilanden is bescherming en vergroting van de populatie noodzakelijk. Vrijstelling van de struiken is nodig. Op de Waddeneilanden is de jeneverbes merendeels een onderdeel van dwergstruikvegetaties. ===Wilde rozen=== =====<span class="term">Rosa</span> ssp.===== Veel wilde rozensoorten zijn ernstig bedreigd. Over het soortbegrip van de wilde rozen is veel discussie. Dat heeft alles te maken met de ingewikkelde genetica van de rozen. , Een aantal soorten wilde rozen zal al kort na de IJstijd onze streken bereikt hebben, tenminste vanaf 8000 v. Chr. Diverse rozentaxa kunnen waarschijnlijk als gestabiliseerde hybriden worden opgevat. ====Ernstig bedreigd==== kale struweelroos (<span class="term">Rosa vosagiaca</span>), behaarde struweelroos (<span class="term">Rosa caesia</span>), berijpte viltroos (<span class="term">Rosa sherardii</span>), egelantier (<span class="term">Rosa rubiginosa</span>), kleinbloemige roos (<span class="term">Rosa micrantha</span>) en beklierde heggenroos (<span class="term">Rosa tomentella</span>). Daarnaast zijn er gestabiliseerde hybriden: schijnkraagroos (<span class="term">Rosa x inodora</span>), schijnheggenroos (<span class="term">Rosa x subcollina</span>), schijnhondsroos (<span class="term">Rosa x subcanina</span>) en schijnviltroos (<span class="term">Rosa x suberectiformis</span>). ====Bedreigd==== viltroos (<span class="term">Rosa tomentosa</span>), beklierde heggenroos (<span class="term">Rosa tomentella</span>), schijnegelantier (<span class="term">Rosa x gremlii</span>) Deze wilde rozensoorten komen in Friesland alleen op de Waddeneilanden en in de Noordelijke Friese Wouden voor. De viltroos, de schijnviltroos en de berijpte viltroos komen alleen in de Noordelijke Friese Wouden voor. Van de berijpte viltroos is nog maar één exemplaar bekend. In de afgelopen decennia gingen nog enkele exemplaren aldaar verloren. De andere rozensoorten komen verspreid op de Waddeneilanden voor op de kalkhoudende duinzanden. De hondsroos en de heggenroos komen ook buiten de Waddeneilanden en de Noordelijke Friese Wouden voor, zij het schaars. ====Aanbevelingen==== Behalve de hondsroos, de beklierde hondsroos en de heggenroos zijn alle wilde rozensoorten zeldzaam tot zeer zeldzaam. Rozen zijn lichtminners die bij donker wordende milieus in bossen en struwelen in de knel komen. Natuurontwikkelingsprojecten kunnen zowel gunstig als ongunstig zijn afhankelijk van de mate waarin er rekening met de rozen wordt gehouden. Bosrandprojecten leiden vaak tot verslechtering van rozengroeiplaatsen. Belangrijk is om de zeer zeldzame rozensoorten te stekken en ex situ op te kweken, zodat ze voor vergroting van de bestaande bedreigde populaties aangeplant kunnen worden. Diverse wilde rozen zitten nog niet of onvoldoende in de nationale genenbank van wilde bomen en struiken (Roggebotzand). Een goede registratie van rozengroeiplaatsen en integratie ervan bij het beheer is hier geboden. ===Laurierwilg=== <span class="term">Salix pentandra</span> ====Bedreigd==== Wilgen worden al eeuwenlang gekweekt en aangeplant voor velerlei doeleinden. Dat heeft vele hybriden en cultivars opgeleverd met eigen kwaliteiten met name voor de griendteelt. Overigens zijn hybriden met de laurierwilg zeer beperkt en nauwelijks in de griendteelt gebruikt. Wilgenhout is waardevol voor manden, visfuiken, wannen, bindmateriaal, zinkstukken, hoepels, klompen, huizenbouw enz. Wilgen zijn ook belangrijke nectarplanten voor bijen en de bladeren en twijgen waren ooit belangrijk veevoer. Wilgenhout is vanaf 5500 v. Chr. aangetoond, maar ongetwijfeld waren er al ver daarvoor wilgensoorten aanwezig. De laurierwilg is in ons land een soort van de noordelijke provincies, waaronder de Waddeneilanden, behalve Vlieland. In Noord- en Noordwest Friesland zijn er verspreide waarnemingen, waaronder ook enkele aangeplante wilgen. ====Aanbevelingen==== De laurierwilg is op zich waarschijnlijk niet ernstig bedreigd of kwetsbaar. Toch is onderzoek naar oorspronkelijke groeiplaatsen van de wilde laurierwilg aan te bevelen om een goed beeld van de verspreiding ervan te verkrijgen. Daarmee kan een adequaat beheerplan opgezet worden voor het behoud van deze bijzondere wilgensoort. ---- <blockquote class="templatetekst"><div class="tekst">Tekst: Lodewijk van Kemenade en Bert Maes. Meer informatie: [https://www.wildebomen.nl wildebomen.nl].</div> </blockquote>  
==Inheemse soorten met wilde populaties in Gelderland== Gelderland is naar verhouding rijk aan groeiplaatsen van wilde bomen en struiken, zij het dat veel populaties sterk in aantal afnemen. Voor een aantal soorten scoort Gelderland goed zoals met de zomereik, wintereik, beuk, fladderiep, winterlinde, haagbeuk, taxus, wilde hazelnoot, viltroos en de es. ==Attentielijst== <table class="klein"> <tr> <th>Wetenschappelijke naam</th> <th>Nederlandse naam</th> </tr> <tr> <td>Acer campestre</td> <td>Spaanse aak</td> </tr> <tr> <td>Berberis vulgaris</td> <td>Zuurbes</td> </tr> <tr> <td>Crataegus laevigata</td> <td>Tweestijlige meidoorn</td> </tr> <tr> <td>Crataegus x macrocarpa</td> <td>Grootvruchtige meidoorn</td> </tr> <tr> <td>Crataegus x subsphaericea</td> <td>Schijnkoraalmeidoorn</td> </tr> <tr> <td>Fagus sylvatica</td> <td>Beuk</td> </tr> <tr> <td>Juniperus communis</td> <td>Jeneverbes</td> </tr> <tr> <td>Ligustrum vulgare?</td> <td>Wilde liguster</td> </tr> <tr> <td>Malus sylvestris</td> <td>Wilde appel</td> </tr> <tr> <td>Pinus sylvestris?</td> <td>Grove den</td> </tr> <tr> <td>Populus nigra</td> <td>Zwarte populier</td> </tr> <tr> <td>Pyrus pyraster</td> <td>Wilde peer</td> </tr> <tr> <td>Quercus petraea</td> <td>Wintereik</td> </tr> <tr> <td>Rhamnus cathartica</td> <td>Wegedoorn</td> </tr> <tr> <td>Ribes rubrum var. rubrum?</td> <td>Bosaalbes</td> </tr> <tr> <td>Rosa x gremlii</td> <td>Schijnegelantier</td> </tr> <tr> <td>Rosa micrantha</td> <td>Kleinbloemige roos</td> </tr> <tr> <td>Rosa rubiginosa</td> <td>Egelantier</td> </tr> <tr> <td>Rosa x subcanina</td> <td>Schijnhondsroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa x subcollina</td> <td>Schijnheggenroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa tomentosa</td> <td>Viltroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa vosagiaca</td> <td>Kale struweelroos</td> </tr> <tr> <td>Salix purpurea</td> <td>Bittere wilg</td> </tr> <tr> <td>Sambucus racemosa?</td> <td>Trosvlier</td> </tr> <tr> <td>Taxus baccata</td> <td>Taxus</td> </tr> <tr> <td>Tilia cordata</td> <td>Winterlinde</td> </tr> <tr> <td>Tilia platyphyllos?</td> <td>Zomerlinde</td> </tr> <tr> <td>Ulmus glabra</td> <td>Ruwe iep</td> </tr> <tr> <td>Ulmus laevis</td> <td>Fladderiep</td> </tr> <tr> <td>Ulmus minor</td> <td>Gladde iep</td> </tr> </table> ==Belangrijke groeiplaatsen== De grote oppervlakte aan stuwwallen met oude bosbodems draagt, ook dankzij eeuwenlange traditioneel beheer, grote populaties van wintereik en beuk. Langs de grote rivieren zien we lokaal nog mooie populaties van de wilde schietwilg en zwarte populier. De beekbegeleidende bossen in de Achterhoek bij Winterswijk zijn waardevolle genenbronnen van de fladderiep, winterlinde, viltroos en taxus. Voor de taxus zelfs de enige groeiplaats in het land. Van ernstig bedreigde soorten met wilde populaties noemen we de ruwe iep, wilde appel, wilde peer, schijnkoraalmeidoorn, grootvruchtige meidoorn en wegedoorn. Als recent nog waarschijnlijk uitgestorven noteren we: rood peperboompje, kleinbloemige roos, schijnhondsroos, schijnheggenroos, schijnegelantier en behaarde struweelroos, koraalmeidoorn, grove den en zomerlinde. ==Soortbeschrijvingen== Toelichting per soort ===Spaanse aak of Veldesdoorn=== <span class="term">Acer campestre'' ====Kwetsbaar==== Spaanse aak is een zeldzame soort die in Overijssel de grens van zijn natuurlijke areaal bereikt. Onzeker is of de wilde Spaanse aak in Gelderland nog voorkomt. De soort is te verwachten in het rivierengebied, met name langs de IJssel. Spaanse aak werd vooral als hakhout, hegstruik en zeldzamer als knotboom beheerd. Archeobotanische vondsten dateren van ca. 5000 v. Chr. De soort blijkt kwetsbaar bij kleine populaties, zo is de enige groeiplaats in Midden-Brabant verdwenen. ===Zuurbes=== <span class="term">Berberis vulgaris</span> ====Gevoelig==== Zuurbes komt in Gelderland spaarzaam voor in het IJsselgebied. Van de zuurbes zijn tot nu toe stuifmeelvondsten bekend uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen en is een stekel herkend in een monster uit het Neolithicum uit Warmond. De soort is vooral achteruitgegaan vanwege bestrijding in verband met de graanroest. ====Aanbevelingen==== Bescherming van de zeer zeldzame groeiplaatsen in Gelderland en vergroting van de populaties in situ, bij voorkeur door natuurlijke verjonging. ===Meidoorns=== <span class="term">Crataegus</span> ssp.: tweestijlige meidoorn, (<span class="term">Crataegus laevigata</span>), grootvruchtige meidoorn (<span class="term">Crataegus x macrocarpa</span>) en schijnkoraalmeidoorn (<span class="term">Crataegus x subsphaerica</span>) ====Kwetsbaar==== tweestijlige meidoorn en grootvruchtige meidoorn ====Ernstig bedreigd==== schijnkoraalmeidoorn Meidoorns hebben de tijd overleefd in oude heggen, houtwallen en struwelen. Ook komen wilde meidoorns voor in de struiklaag van lichte bossen en bosranden. De tweestijlige meidoorn kan schaduw verdragen en is meer een bossoort. De tweestijlige meidoorn is een soort van leemhoudende bodems in rivier- en beekdalen en in Zuid-Limburg op krijt- en lössbodems. Een derde meidoornsoort, de koraalmeidoorn (<span class="term">Cratageus rhipidophylla</span>) is waarschijnlijk uitgestorven in Nederland, maar kruisingen met de tweestijlige meidoorn (grootvruchtige meidoorn) komt als gestabiliseerde hybride populatie nog voor. Om die reden worden deze hybriden als autochtone genenbronnen van belang gevonden. Ook met eenstijlige meidoorn kan de tweestijlige meidoorn hybridiseren (Basterdmeidoorn, <span class="term">Crataegus x media</span>) en is dan vaak indicatief voor oude groeiplaatsen. Ook de hybride koraalmeidoorn x eenstijlige meidoorn, de schijnkoraalmeidoorn (<span class="term">Crataegus x subsphaerica</span>) komt zeldzaam als gestabiliseerde hybride populatie voor, zoals in het Rijngebied bij Amerongen. In Gelderland is tot nu toe één groeiplaats bij Winterswijk aangetroffen. De grootvruchtige meidoorn komt in het areaal van de tweestijlige meidoorn voor, zij het aanzienlijk zeldzamer. Voor de schijnkoraalmeidoorn geldt hetzelfde, maar deze is het meest zeldzaam. ====Aanbevelingen==== Meidoorns in heggen en houtsingels adequaat snoeien. Intensieve snoei is cultuurhistorisch van belang. Uitgegroeide bloeiende en vruchtdragende meidoorns zijn ecologisch waardevol. Een gevarieerd en cyclisch beheer heeft de voorkeur zodat er verschillende stadia naast elkaar voorkomen. Meidoorns in bossen dienen vrijgesteld te worden zodat de groeiplaats licht genoeg blijft. Vergroting van kleine populaties is vaak noodzakelijk, bij voorkeur door natuurlijke verjonging. Met het juiste beheer is dit zeker haalbaar voor meidoorns. ===Beuk=== <span class="term">Fagus sylvatica</span> ====Kwetsbaar==== De beuk is relatief laat na de laatste IJstijd naar het noorden gemigreerd, vanaf ca. 2000 v. Chr. Ofschoon de beuk door aanplant verre van zeldzaam is, zijn wilde populaties schaars. Alleen op de noordelijke Veluwe is de wilde beuk algemeen in de zogenaamde malenbossen (bossen vanaf de middeleeuwen beheerd door de dorpsgemeenschap). ====Aanbevelingen==== Landelijk gezien is Gelderland een zeer belangrijke provincie voor de wilde beuk. Dat vraagt om een adequaat beheerprogramma voor deze boomsoort. De beuk komt voornamelijk voor als doorgegroeid hakhout en spaartelgen tussen doorgegroeid hakhout van winter- en zomereik. Hier ligt een taak om creatieve oplossingen te zoeken voor behoud van de drie boomsoorten, waarbij de eiken het meest kwetsbaar zijn. Toch verjongt de beuk zich niet altijd door gebrek aan open plekken in het bos. Soms wordt hakhoutbeheer weer gestart. Doordat de stammen inmiddels te dik zijn, loopt de stoof dan meestal niet meer uit en sterft de boom. Er dient dus terughoudend omgegaan te worden met herstarten van hakhoutbeheer als dit al decennia lang achterwege is gebleven. Van belang is om bij aanplant van beuken in de nabijheid van oude opstanden autochtoon plantgoed toe te passen. ===Jeneverbes=== <span class="term">Juniperus communis</span> ====Kwetsbaar==== De jeneverbes verscheen snel na de IJstijd en verdween daarna weer met uitzondering van het duingebied. Tenminste vanaf 3800 v. Chr. werd jeneverbes algemener. Jeneverbes komt nog steeds in diverse regio’s algemeen voor soms met grote populaties, vooral in Oost-Nederland en op de Veluwe. De Jeneverbes is in Gelderland plaatselijk op de Veluwe zeer algemeen met grote populaties. Interessant zijn enkele plaatsen waar de soort zich verjongt middels zaad. De bessen zijn in het verleden als specerij gebruikt. Uit de Steentijd is jeneverbes aangetroffen voor bogenhout en constructiehout van boerderijen. ====Aanbevelingen==== Op locaties waar de jeneverbes bedreigd is, is bescherming en vergroting van de populatie noodzakelijk. Op sommige plaatsen waar de jeneverbes algemeen is, neemt de soort toch af door weinig of geen verjonging. In Gelderland is sprake van sterfte door verbossing van jeneverbesgroeiplaatsen waardoor de lichtvragende soort in de knel komt. Vrijstelling van de struiken is dan een effectief beheer. ===Wilde liguster=== <span class="term">Ligustrum vulgare</span> ====Kwetsbaar==== De oudste aanwezigheid van de wilde liguster is door de schaarse archeobotanische vondsten moeilijk vast te stellen. Of het hout of de twijgen werden benut is niet bekend. De soort is tenminste vanaf 4000 v. Chr. aanwezig. Wilde liguster is algemeen in de duinen van het kustgebied. Elders zijn er enkele verspreide groeiplaatsen waarbij de autochtoniteit een vraag is. ====Aanbevelingen==== Vanwege het algemene voorkomen op de natuurlijke groeiplaatsen is specifiek beheer niet noodzakelijk. Ofschoon van de verspreide, zeer kleine populaties de autochtoniteit onduidelijk is, is behoud vanuit het voorzorgprincipe ervan aan te bevelen. ===Wilde appel=== <span class="term">Malus sylvestris</span> ====Ernstig bedreigd==== De wilde appel is bijzonder zeldzaam. De meeste groeiplaatsen liggen in Drenthe en de Achterhoek. Verder zijn er kleinere locaties in Limburg, de Veluwe (Otterlose Bos) en het Rijk van Nijmegen. Daarmee is Gelderland een belangrijke provincie voor de wilde appel. Uit schaarse archeobotanische vondsten blijkt dat de wilde appel tenminste vanaf ca. 7500 v. Chr. hier aanwezig is. Ongetwijfeld was de eetbare, zij het kleine, vrucht belangrijk als voedselbron. ====Aanbevelingen==== Uit recente herijkingen blijkt de wilde appel in situ sterk achteruit te gaan. De redenen daarvan zijn niet helemaal opgehelderd. Aanbevolen wordt de resterende exemplaren vrij te stellen en exoten te bestrijden. Wilddruk is een probleem. Het maken van exclosures waar wilde appels binnen het raster kunnen verjongen laat positieve resultaten zien voor bescherming tegen vraat. Hiermee zijn goede resultaten geboekt in het Otterlose Bos. ===Grove den=== <span class="term">Pinus sylvestris</span> ====Uitgestorven==== Ofschoon de grove den tot de algemeenst boomsoorten van ons land behoort is de autochtone grove den waarschijnlijk uitgestorven. Mogelijk was een exemplaar bij Wolfheze op de Veluwe van ca. 400 jaar de laatste wilde grove den. Deze boom stond bekend als de Duizendjarige den en is in 2006 omgevallen. Een viertal exemplaren zijn nog opgekweekt uit de laatste dennenappels. ====Aanbevelingen==== Mogelijk zijn enkele jonge spontane exemplaren op de groeiplaats van de oude boom nog genetisch verwant. Uit voorzorg en als waardevolle taxonomische referentie is behoud van deze kwetsbare populatie aan te bevelen. ===Zwarte populier=== <span class="term">Populus nigra</span> ====Ernstig bedreigd==== Waarschijnlijk is de zwarte populier al heel lang een inheemse soort in het rivierengebied en langs de grotere beken. Zekere archeobotanische vondsten zijn tot nu toe echter niet bekend. Reden is dat het stuifmeel, hout en zaden niet zijn te onderscheiden van de ratelpopulier. In Gelderland staat een waardevolle populatie met ook omvangrijke exemplaren in de Millingerwaard en enkele verspreide exemplaren in het rivierengebied. Bij Neerijnen langs de Waal staan enkele exemplaren met een boomstoof van ca. 9 meter omvang. ====Aanbevelingen==== De zwarte populier is bijzonder zeldzaam, terwijl de genetische variatie beperkt is en veelal klonaal. De soort gaat achteruit door wegvallen van oudere bomen en vraat van bevers. Door natuurontwikkeling neemt de zwarte populier anderzijds ook toe. De genetische kwaliteit van de verjonging is echter niet optimaal, er is sprake van beperkte vermenging met genetisch materiaal van Noord- Amerikaanse populieren. Bescherming van de groeiplaatsen blijft van belang. Vergroting van de populatie in het IJsselgebied is aanbevolen. ===Wilde peer=== <span class="term">Pyrus pyraster</span> ====Ernstig bedreigd==== Van de zeer weinige vindplaatsen in situ gingen er recent nog twee verloren. Een paar groeiplaatsen in Oost-Gelderland, bij Winterswijk met een grotere populatie bij Eibergen, lijken authentiek te zijn. Uit een archeobotanische vondst blijkt dat de wilde peer tenminste vanaf ca. 3500 v. Chr. hier aanwezig was. ====Aanbevelingen==== Een goed beheer en veiligstelling van de schaarse groeiplaatsen is urgent, evenals opname in de Genenbank. ===Wintereik=== <span class="term">Quercus petraea</span> ====Ernstig bedreigd==== De wintereik is een soort van de stuwwallen van de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug, Nijmegen, Salland en de Achterhoek bij Winterswijk. De wintereik heeft de tijd voornamelijk overleefd als hakhoutboom, maar in de Achterhoek ook als opgaande bosboom. Gelderland is de belangrijkste provincie voor de wintereik. De beide eiken komen sedert 8000 v. Chr. voor in onze contreien en zijn via de migratieroutes vanuit Spanje en Italië naar Noordwest-Europa gekomen. Beide migratieherkomsten zijn middels DNA-technieken traceerbaar. Eiken zijn van ouds bijzonder belangrijk geweest voor velerlei doeleinden zoals bouwhout, botenhout, brandhout, houtskool, looistof en veevoer. Daarnaast dienden de zetmeelrijke eikels waarschijnlijk ook de mens tot (nood)voedsel. ====Aanbevelingen==== Wintereiken zijn als lichtvragende bomen kwetsbaar bij donker wordende bossen. Om die reden zijn de wintereiken in de malenbossen op de Veluwe tenminste met 50% afgenomen sedert ca. 1950. Vrijstelling van wintereiken in beukenbossen is daarom noodzakelijk voor behoud van de soort. Dit is eenvoudig te realiseren door het ringen van concurrerende beuken. ===Wegedoorn=== <span class="term">Rhamnus cathartica</span> ====Ernstig bedreigd==== Wegedoorn is vanaf ca. 6500 v. Chr. vastgesteld door archeobotanici. Het hout werd voor allerlei doeleinden benut. Thans komt de wegedoorn op vrij veel plaatsen voor in het land, maar voornamelijk in kleine tot zeer kleine aantallen. In Gelderland komt de soort verspreid voor in de Achterhoek en bij Winterswijk en is elders zeer zeldzaam. Alleen in de kalkhoudende duinen en het Maasheggengebied is wegedoorn algemeen. ====Aanbevelingen==== Vanwege de kleine populaties is wegedoorn op diverse groeiplaatsen kwetsbaar. Als lichtminnende soort is vrijstelling en vergroting van kleine populaties van belang, bij voorkeur door natuurlijke verjonging. ===Bosaalbes=== <span class="term">Ribes rubrum var. rubrum</span> ====Ernstig bedreigd en mogelijk verdwenen==== Van deze wilde voorouder van de gekweekte aalbessen is het herkomstgebied onzeker. We veronderstellen dat het heuvelland van Zuid-Limburg het belangrijkste wilde herkomstgebied is in ons land en mogelijk ook enkele beekdalen van oostelijk Nederland en Midden-Brabant. Of de soort in Gelderland voorkomt is nog niet vastgesteld. Archeobotanici hebben tot nu toe geen sporen van de bosaalbes gevonden. ====Aanbevelingen==== De bosaalbes is buiten Zuid-Limburg zeldzaam. Alle groeiplaatsen buiten Zuid-Limburg verdienen extra aandacht voor behoud. ===Wilde rozen=== ====Rosa ssp.==== Veel wilde rozensoorten zijn ernstig bedreigd. Over het soortsbegrip van de wilde rozen is veel discussie. Dat heeft alles te maken met de ingewikkelde genetica van de rozen, het voorkomen van hybridisatie en zelfbevruchting waarbij klonale groepen ontstaan en variatie binnen de soort zelf. Een aantal soorten wilde rozen zal al kort na de IJstijd onze streken bereikt hebben, tenminste vanaf 8000 v. Chr. Diverse rozentaxa kunnen waarschijnlijk als gestabiliseerde hybriden worden opgevat. ====Ernstig bedreigd==== Verspreide exemplaren van de egelantier (<span class="term">Rosa rubiginosa</span>) en kleinbloemige roos (<span class="term">Rosa micrantha</span>). Daarnaast zijn de kruisingen: schijnheggenroos (<span class="term">Rosa x subcollina</span>) en schijnhondsroos (<span class="term">Rosa x subcanina</span>), eveneens ernstig bedreigd. ====Bedreigd==== De viltroos (<span class="term">Rosa tomentosa</span>). Kleine populatie in de Achterhoek bij Winterswijk en Vorden. De kleinbloemige roos (<span class="term">Rosa micrantha</span>). Een laatste exemplaar in de Achterhoek bij Winterswijk is verdwenen. Een enkel exemplaar staat in het rivierengebied zoals in de Rijswaard. ===Viltroos=== De viltroos (<span class="term">Rosa tomentosa</span>) komt verspreid voor in de beekdalen. ====Aanbevelingen==== Behalve de hondsroos, de beklierde hondsroos en de heggenroos zijn alle wilde rozensoorten zeldzaam tot zeer zeldzaam of uitgestorven. Rozen zijn lichtminners die bij donker wordende milieus in bossen en struwelen in de knel komen. Natuurontwikkelingsprojecten kunnen zowel gunstig als ongunstig zijn afhankelijk van de mate waarin er rekening met de rozen wordt gehouden. Bosrandprojecten leiden vaak tot verslechtering van rozengroeiplaatsen. Een goede registratie van rozengroeiplaatsen en integratie ervan bij het beheer is hier geboden. ===Wilgen=== ====Salix sp.==== Wilgen worden al eeuwenlang gekweekt en aangeplant voor velerlei doeleinden. Dat heeft vele hybriden en cultivars opgeleverd met eigen kwaliteiten met name voor de griendteelt. Wilgenhout is waardevol voor manden, visfuiken, wannen, bindmateriaal, zinkstukken, hoepels, klompen, huizenbouw enz. Wilgen zijn ook belangrijke nectarplanten voor bijen en de bladeren en twijgen waren ooit belangrijk veevoer. Wilgenhout is vanaf 5500 v.Chr. aangetoond, maar ongetwijfeld waren er al ver daarvoor wilgensoorten aanwezig. Nu de griendteelt zijn economisch belang nagenoeg heeft verloren groeien de voormalige grienden uit tot bossen en bosjes. In de Biesbosch werden recent bij een inventarisatie maar liefst ruim 50 taxa vastgesteld. ===Bittere wilg=== <span class="term">Salix purpurea</span> ====Ernstig bedreigd==== De bittere wilg is een soort van het rivierenmilieu. In Gelderland is de soort in de Millingerwaard en de Rijswaard aangetroffen. ====Aanbevelingen==== Een goede registratie van de groeiplaatsen en integratie ervan bij het beheer is hier geboden. ===Trosvlier=== <span class="term">Sambucus racemosa</span> ====Bedreigd==== Over de geschiedenis van de trosvlier is weinig bekend, de bessen zijn niet geschikt voor menselijke consumptie. De natuurlijke verspreiding is waarschijnlijk beperkt tot Zuid-Limburg en mogelijk nog in het subcentreuroop floradistrict. ====Aanbevelingen==== De trosvlier is een zeldzame soort die hier zijn areaalgrens bereikt. Aandacht voor karakteristieke groeiplaatsen in Zuid-Limburg en het subcentreuroop floradistrict is van belang. Onderzoek naar mogelijke autochtoniteit op de Nijmeegse stuwwal is gewenst. ===Taxus=== <span class="term">Taxus baccata</span> ====Ernstig bedreigd==== De taxus behoort tot de zeldzame boomsoorten in ons land en is in Gelderland nagenoeg beperkt tot de Achterhoek bij Winterswijk, waar de soort zich ook spontaan verjongt. Mogelijk komt er een zeer kleine populatie voor in Zuid-Twente. Tenminste vanaf het Neolithicum, ca. 4000 v.Chr., is taxus onder andere bekend vanwege het gebruik van het hout voor bogen en gereedschappen. ====Aanbevelingen==== Vanwege de grote zeldzaamheid is extra aandacht geboden bij het beheer van de locaties waar wilde taxus voorkomt. Het beheer moet erop gericht zijn dat aanwezige verjonging door kan groeien. ===Winterlinde=== <span class="term">Tilia cordata</span> ====Ernstig bedreigd==== De winterlinde is vanaf 7000 v. Chr. in onze streken en was in de Steentijd tot de Bronstijd een algemene boomsoort. Ofschoon van de winterlinde weinig archeobotanische vondsten zijn, kunnen we dat op grond van de huidige verspreiding in Europa veronderstellen. Lindes groeien op de betere bodems zodat met de komst van de akkerbouw de linde geleidelijk aan is verdwenen. Toch was de linde lang waardevol vanwege het hout dat heel veel soorten gebruik kende, de bast als vezelbron en de twijgen en bladeren als veevoer. De komst van de beuk en de haagbeuk zullen concurrerend zijn geweest. Thans is de winterlinde een zeldzame boom en alleen in kleine populaties in het oosten van het land, zoals op de Wylerberg en in Zuid-Limburg te vinden. ====Aanbevelingen==== Gezien de zeldzaamheid van de winterlinde en de kleine Gelderse populatie is extra aandacht van belang. Aanplant van soorten die niet in het habitat van de winterlinde passen is een van de grote bedreigingen. Aanplant van niet-wilde herkomsten van de winterlinde in de nabijheid van wilde populaties is onwenselijk voor het genenbehoud. Omvorming van deze aanplant en vergroting van de wilde populaties is dringend aanbevolen. ===Zomerlinde=== <span class="term">Tilia platyphyllos</span> ====Ernstig bedreigd==== Waarschijnlijk is de zomerlinde vrijwel tegelijk met de winterlinde hier gekomen na de laatste IJstijd. Bij archeobotanisch onderzoek worden meestal vruchten van zomerlindes aangetroffen omdat die meer verhout zijn. Ze zijn op uiteenlopende plaatsen in Nederland gevonden. De zomerlinde is nog zeldzamer dan de winterlinde en het Savelsbos in Zuid-Limburg is nagenoeg de enige grotere groeiplaats. Van enkele verspreid voorkomende zomerlinden in de Achterhoek is de autochtoniteit niet zeker. ====Aanbevelingen==== Gezien de grote zeldzaamheid van de zomerlinde is extra aandacht van belang. Onderzoek naar mogelijke autochtoniteit van bestaande groeiplaatsen is aan te bevelen. Aanplant van niet-wilde herkomsten in de nabijheid van wilde populaties is onwenselijk voor het genenbehoud. ===Ruwe iep en Gladde iep=== <span class="term">Ulmus glabra</span> en <span class="term">Ulmus minor</span> ====Ernstig bedreigd==== De ruwe iep is een zeldzame soort met alleen in Twente, de Achterhoek en Zuid-Limburg wilde populaties. Waarschijnlijk is de soort vanaf het Neolithicum (rond 5000 v. Chr.) sterk achteruit gegaan. Ruwe iep en gladde iep zijn beide soorten van de rijkere en natte bodems, waaronder die van het zeldzame hardhoutooibos. Het hout van iepen is vanaf de Midden-Steentijd bekend, maar het hout van de diverse iepensoorten is niet van elkaar te onderscheiden. Iepenhout was (met name vóór het verschijnen van taxus) bij uitstek geschikt voor bogen en speren. Het loof was waardevol veevoer. ====Aanbevelingen==== Vanwege de grote zeldzaamheid is extra aandacht voor de ruwe iep en in mindere mate voor de gladde iep noodzakelijk. De ruwe iep is niet resistent, maar wel aanzienlijk minder gevoelig voor de iepziekte. Opname in de Genenbank is aanbevolen. Vergroting van de kleine populaties is aan te bevelen. De gladde iep is wel gevoelig voor de iepziekte, maar stoelt gemakkelijk vanuit de stambasis en wortels uit. Er zijn speciale maatregelen noodzakelijk voor de gladde iep, behoudens het verwijderen van soorten die niet in het habitat thuishoren. ===Fladderiep=== <span class="term">Ulmus laevis</span> ====Ernstig bedreigd==== De fladderiep is een zeldzame iepensoort met kleine populaties in Oost-Nederland. In Gelderland staan vrij veel exemplaren in de beekdalen van de Achterhoek bij Winterswijk. Bij Barneveld en bij de Hierdense beek komen kleine populaties voor. Bij Barneveld gaat het om oude knotiepen. De fladderiep is in het veld vrijwel ongevoelig voor besmetting met de iepziekte door de iepenspintkever. ====Aanbevelingen==== Fladderiep wordt niet altijd herkend door beheerders, waardoor ze bij dunningen in bosranden en houtwallen nog wel eens sneuvelen. Vanwege de grote zeldzaamheid is extra aandacht voor de fladderiep noodzakelijk. Vergroting van de populaties d.m.v. natuurlijke verjonging is wenselijk en maar van een paar locaties bekend. Dit is mogelijk door het vrijstellen van spontaan opslaande verjonging en door het maken van exclosures op locaties waar de wilddruk hoog is, b.v. bij de Hierdense beek. ---- <blockquote class="templatetekst"><div class="tekst">Tekst: Lodewijk van Kemenade en Bert Maes. Meer informatie: [https://www.wildebomen.nl wildebomen.nl].</div> </blockquote>  
==Inheemse soorten met wilde populaties in Groningen== Een groot deel van Groningen is arm aan oude bossen en houtwallen. In het zuiden van de provincie Groningen komen drie landschappen belangrijk voor wilde bomen en struiken: de Doezemer Mieden, het Westerkwartier en in het oosten Westerwolde met het dal van de RuitenAa. De Doezemer Mieden sluiten aan op de Noordelijke Friese Wouden. Het is een waterrijk oud ontginningslandschap met zwarte elzen, zachte berk en schietwilg, met o.a. tweestijlige meidoorn, grootvruchtige meidoorn, geoorde wilg en heggenroos. Het Westerkwartier is nog weinig onderzocht maar herbergt zeker verrassingen waaronder meidoorns en wilde rozen. Westerwolde is een bijzonder genenbronnengebied met beekbegeleidende bosrestanten. We zien er zwarte els, es en zomereik met verder o.a. tweestijlige meidoorn, grootvruchtige meidoorn, kale struweelroos, wilde kardinaalsmuts, gewone vogelkers en Gelderse roos. Opmerkelijk is dat de hier voorkomende grootvruchtige meidoorn een andere variëteit is dan de populatie van het potkleigebied Roden-Norg. Diverse ook minder zeldzame soorten zoals Gelderse roos, gewone vogelkers, zomereik, wilde hazelaar, hondsroos, geoorde wilg, es, en eenstijlige meidoorn zijn kwetsbaar geworden. Enkele kansrijke gebieden zijn in de provincie nog niet of onvoldoende onderzocht. Aanbevolen wordt om deze ook in kaart te brengen. ==Attentielijst== <table class="klein"> <tr> <th>Wetenschappelijke naam</th> <th>Nederlandse naam</th> </tr> <tr> <td>Crataegus laevigata</td> <td>Tweestijlige meidoorn</td> </tr> <tr> <td>Crataegus x macrocarpa</td> <td>Grootvruchtige meidoorn</td> </tr> <tr> <td>Crataegus x subsphaericea</td> <td>Schijnkoraalmeidoorn</td> </tr> <tr> <td>Rosa corymbifera</td> <td>Heggenroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa vosagiaca</td> <td>Kale struweelroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa sherardii</td> <td>Berijpte viltroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa rubiginosa</td> <td>Egelantier</td> </tr> <tr> <td>Rosa tomentella</td> <td>Beklierde heggenroos</td> </tr> <tr> <td>Salix pentandra</td> <td>Laurierwilg</td> </tr> </table> ==Soortbeschrijvingen== ===Meidoorns=== <span class="term">Crataegus ssp.</span>: tweestijlige meidoorn (<span class="term">Crataegus laevigata</span>), grootvruchtige meidoorn (<span class="term">Crataegus x macrocarpa</span>) en schijnkoraalmeidoorn (<span class="term">Crataegus x subsphaerica</span>). ====Kwetsbaar==== <span class="term">tweestijlige meidoorn en grootvruchtige meidoorn</span> ====Ernstig bedreigd==== schijnkoraalmeidoorn Meidoorns hebben de tijd overleefd in oude heggen, houtwallen en struwelen. Ook komen wilde meidoorns voor in de struiklaag van lichte bossen en bosranden. De tweestijlige meidoorn kan schaduw verdragen en is meer een bossoort. De tweestijlige meidoorn is een soort van leemhoudende bodems in rivier- en beekdalen en in Zuid-Limburg op krijt- en lössbodems. Een derde meidoornsoort, de koraalmeidoorn (<span class="term">Cratageus rhipidophylla</span>) is waarschijnlijk uitgestorven in Nederland, maar kruisingen met de tweestijlige meidoorn (grootvruchtige meidoorn) komt als gestabiliseerde hybride populatie nog voor. Om die reden worden deze hybriden als autochtone genenbronnen van belang gevonden. Ook met eenstijlige meidoorn kan de tweestijlige meidoorn hybridiseren (Basterdmeidoorn, <span class="term">Crataegus x media</span>) en is dan vaak indicatief voor oude groeiplaatsen. Ook de hybride koraalmeidoorn x eenstijlige meidoorn, de schijnkoraalmeidoorn (<span class="term">Crataegus x subsphaerica</span>) komt zeldzaam als gestabiliseerde hybride populatie voor, zoals in Twente en in het Rijngebied bij Amerongen. De grootvruchtige meidoorn komt in het areaal van de tweestijlige meidoorn voor, zij het aanzienlijk zeldzamer. Voor de schijnkoraalmeidoorn geldt hetzelfde, maar deze is het meest zeldzaam. Het landschap van Westerwolde met het dal van de Ruiten Aa en mogelijk het Westerkwartier zijn de belangrijkste groeiplaatsen van de wilde meidoorntaxa. ====Aanbevelingen==== Meidoorns in heggen en houtsingels adequaat snoeien. Intensieve snoei is cultuurhistorisch van belang. Uitgegroeide bloeiende en vruchtdragende meidoorns zijn ecologisch waardevol. Een gevarieerd en cyclisch beheer heeft de voorkeur zodat er verschillende stadia naast elkaar voorkomen. Meidoorns in bossen dienen vrijgesteld te worden zodat de groeiplaats licht genoeg blijft. Vergroting van kleine populaties is noodzakelijk, bij voorkeur door natuurlijke verjonging. Met het juiste beheer is dit zeker haalbaar voor meidoorns. ===Wilde rozen=== <span class="term">Rosa ssp.</span> Veel wilde rozensoorten zijn ernstig bedreigd. Over het soortbegrip van de wilde rozen is veel discussie. Dat heeft alles te maken met de ingewikkelde genetica van de rozen, het voorkomen van hybridisatie en zelfbevruchting waarbij klonale groepen ontstaan. Een aantal soorten wilde rozen zal al kort na de IJstijd onze streken bereikt hebben, tenminste vanaf 8000 v. Chr. Diverse rozentaxa kunnen waarschijnlijk als gestabiliseerde hybriden worden opgevat. De berijpte viltroos (<span class="term">Rosa sherardii</span>) is recent in Groningen verdwenen. De viltroos (<span class="term">Rosa tomentosa</span>) is waarschijnlijk al eerder verdwenen. ====Ernstig bedreigd==== kale struweelroos (<span class="term">Rosa vosagiaca</span>) en egelantier (<span class="term">Rosa rubiginosa</span>) ====Kwetsbaar==== beklierde heggenroos (<span class="term">Rosa tomentella</span>) en de heggenroos (<span class="term"> Rosa corymbifera</span>) Het landschap van Westerwolde met het dal van de Ruiten Aa en het Westerkwartier zijn de belangrijkste groeiplaatsen van de wilde rozen. ====Aanbevelingen==== Behalve de hondsroos, de beklierde hondsroos en de heggenroos zijn alle wilde rozensoorten zeldzaam tot zeer zeldzaam. Rozen zijn lichtminners die bij donker wordende milieus in bossen en struwelen in de knel komen. Natuurontwikkelingsprojecten kunnen zowel gunstig als ongunstig zijn afhankelijk van de mate waarin er rekening met de rozen wordt gehouden. Bosrandprojecten leiden vaak tot verslechtering van rozengroeiplaatsen. Een goede registratie van rozengroeiplaatsen en integratie ervan bij het beheer is hier geboden. ===Laurierwilg=== Salix pentandra ====Kwetsbaar==== Wilgen worden al eeuwenlang gekweekt en aangeplant voor velerlei doeleinden. Dat heeft vele hybriden en cultivars opgeleverd met eigen kwaliteiten met name voor de griendteelt. Wilgenhout is waardevol voor manden, visfuiken, wannen, bindmateriaal, zinkstukken, hoepels, klompen, huizenbouw enz. Wilgen zijn ook belangrijke nectarplanten voor bijen en de bladeren en twijgen waren ooit belangrijk veevoer. Wilgenhout is vanaf 5500 v.Chr. aangetoond, maar ongetwijfeld waren er al ver daarvoor wilgensoorten aanwezig. Nu de griendteelt zijn economisch belang nagenoeg heeft verloren groeien de voormalige grienden uit tot bossen en bosjes. De laurierwilg is in ons land een noordelijke soort van de Waddeneilanden, Drenthe en Overijssel. In Groningen komt de soort verspreid voor op natte voedselarme, echter niet te arme, locaties. ====Aanbevelingen==== De laurierwilg is in Groningen niet bedreigd, maar wel kwetsbaar. Belangrijk is dat de authentieke groeiplaatsen goed bekend zijn bij de terreinbeheerders. ---- <blockquote class="templatetekst"><div class="tekst">Tekst: Lodewijk van Kemenade en Bert Maes. Meer informatie: [https://www.wildebomen.nl wildebomen.nl].</div> </blockquote>  
==Inheemse soorten met wilde populaties in Limburg== Vanwege de zuidelijke ligging in het land en de aanwezigheid van het krijtheuvelland heeft een aantal soorten hun noordelijke areaalgrens in Limburg. We noemen kraagroos, bosroos, trosvlier, rode kamperfoelie, rood peperboompje, wollige sneeuwbal en rode dophei. Sommige soorten van net over de grens in België en Duitsland hebben Nederland niet bereikt zoals elsbes, wilde dwergmispel en Europees krentenboompje. In het krijtgebied komen belangrijke bossen voor met o.a. wilde zomer- en winterlinde, wilde Hollandse linde, wilde beuk, wintereik, wilde appel, Spaanse aak, trosvlier en gewone esdoorn. Holle wegen, graften en beekdalen zijn in het krijtgebied hotspots van wilde genenbronnen. Van sommige soorten zijn de populaties bijzonder klein en vragen om aandacht en bescherming. Het Brabantse Maasheggengebied zet zich aan de Limburgse kant door, weliswaar minder uitgesproken, maar ook met eigen soorten zoals de fladderep en haagbeuk. Hotspots zien we in de beekdalen zoals die van het Leudal, het Meinweggebied (met o.a. winterlinde en wilde appel, de Niers (met wilde appel, wegdoorn en wintereik) en het Geuldal. Het Meinweg -gebied is een belangrijk genenbrongebied van de wintereik, basterdeik en in mindere mate van de beuk. Tenslotte noemen we nog de Sint Jansberg met mooie populaties van de wilde appel, wintereik en wilde beuk. ==Attentielijst== <table class="klein"> <tr> <th>Wetenschappelijke naam</th> <th>Nederlandse naam</th> </tr> <tr> <td>Acer campestre</td> <td>Spaanse aak</td> </tr> <tr> <td>Acer pseudoplatanus</td> <td>Gewone esdoorn</td> </tr> <tr> <td>Berberis vulgaris</td> <td>Zuurbes</td> </tr> <tr> <td>Cornus mas</td> <td>Gele kornoelje</td> </tr> <tr> <td>Crataegus laevigata</td> <td>Tweestijlige meidoorn</td> </tr> <tr> <td>Crataegus x macrocarpa</td> <td>Grootvruchtige meidoorn</td> </tr> <tr> <td>Crataegus x subsphaericea</td> <td>Schijnkoraalmeidoorn</td> </tr> <tr> <td>Daphne mezereum</td> <td>Rood peperboompje</td> </tr> <tr> <td>Fagus sylvatica</td> <td>Beuk</td> </tr> <tr> <td>Juniperus communis</td> <td>Jeneverbes </td> </tr> <tr> <td>Ligustrum vulgare</td> <td>Wilde liguster</td> </tr> <tr> <td>Lonicera xylosteum</td> <td>Rode kamperfoelie</td> </tr> <tr> <td>Malus sylvestris</td> <td>Wilde appel</td> </tr> <tr> <td>Populus nigra</td> <td>Zwarte populier</td> </tr> <tr> <td>Quercus petraea</td> <td>Wintereik</td> </tr> <tr> <td>Quercus x rosacea</td> <td>Basterdeik</td> </tr> <tr> <td>Rhamnus cathartica</td> <td>Wegedoorn</td> </tr> <tr> <td>Ribes rubrum var. rubrum</td> <td>Bosaalbes</td> </tr> <tr> <td>Rosa agrestis</td> <td>Kraagroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa arvensis</td> <td>Bosroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa x gremlii</td> <td>Schijnegelantier</td> </tr> <tr> <td>Rosa dumalis</td> <td>Kale struweelroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa x inodora</td> <td>Schijnkraagroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa micrantha</td> <td>Kleinbloemige roos</td> </tr> <tr> <td>Rosa rubiginosa</td> <td>Egelantier</td> </tr> <tr> <td>Rosa tomentosa</td> <td>Viltroos</td> </tr> <tr> <td>Salix x euxina</td> <td>Turkse kraakwilg archeofyt</td> </tr> <tr> <td>Salix x fragilis</td> <td>Kraakwilg archeofyt</td> </tr> <tr> <td>Salix purpurea</td> <td>Bittere wilg</td> </tr> <tr> <td>Sambucus racemosa</td> <td>Trosvlier</td> </tr> <tr> <td>Tilia cordata</td> <td>Winterlinde</td> </tr> <tr> <td>Tilia platyphyllos</td> <td>Zomerlinde</td> </tr> <tr> <td>Ulex europaeus</td> <td>Gaspeldoorn</td> </tr> <tr> <td>Ulmus glabra</td> <td>Ruwe iep</td> </tr> <tr> <td>Ulmus laevis</td> <td>Fladderiep</td> </tr> <tr> <td>Viburnum lantana</td> <td>Wollige sneeuwbal</td> </tr> </table> ==Soortbeschrijvingen== ===Spaanse aak of veldesdoorn=== <span class="term">Acer campestre</span> ====Kwetsbaar==== Spaanse aak komt alleen in Zuid-Limburg en mogelijk in het Limburgse deel van het Maasheggengebied voor in grotere populaties. Spaanse aak werd vooral als hakhout, hegstruik en zeldzamer als knotboom beheerd. Archeobotanische vondsten dateren van ca. 5000 v. Chr. De soort blijkt kwetsbaar bij kleine populaties, zo is de enige groeiplaats in Midden-Brabant verdwenen. ====Aanbevelingen==== Betrouwbare geregistreerde groeiplaatsen duidelijk opnemen in beheerplannen. Spaanse aken komen veelal in bosranden voor waardoor ze kwetsbaar zijn bij beheer van de bosrand. ===Gewone esdoorn=== <span class="term">Acer pseudoplatanus</span> ====Ernstig bedreigd==== De gewone esdoorn bereikt in Zuid-Limburg waarschijnlijk de natuurlijke areaalgrens, al is een ruimere verspreiding niet helemaal uitgesloten. Omdat de gewone esdoorn gemakkelijk uitloopt na hak of kap is de soort op zich niet kwetsbaar. Wel worden inheemse populaties van de soort door de veelvuldige aanplant in de omgeving van niet-autochtoon plantmateriaal wel bedreigd. Niet-autochtoon plantmateriaal uit Zuidoost-Europa is herkenbaar aan de ondiepe bladinsnijding tot minder dan 1/3, of juist door extra diepe insnijding en/of door beharing van de bladonderzijde. De gewone esdoorn is waarschijnlijk vanaf de IJzertijd (ca. 800 v. Chr.) in onze streken aanwezig en als hakhout benut. ====Aanbevelingen==== Duidelijke bescherming van groeiplaatslocaties, vergroting van kleine populaties en opname van Limburgse herkomsten in de Rassenlijst Bomen. Beheer en behoud maatregelen in situ: De gewone esdoorn is als wilde soort beperkt tot Zuid-Limburg. Aangeplante esdoorns van niet- autochtone herkomst zouden in een ruime bufferzone rondom de groeiplaatsen verwijderd moeten worden. ===Zuurbes=== <span class="term">Berberis vulgaris</span> ====Bedreigd==== Zuurbes is zeldzaam behalve op enkele plaatsen in kalkhoudende kustduinen. Kleine populaties komen alleen in Zuid-Limburg voor, elders een enkel verspreid exemplaar. Van de zuurbes zijn tot nu toe stuifmeelvondsten bekend uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen, en is een stekel herkend in een monster uit het Neolithicum uit Warmond. De soort is in het verleden vooral achteruitgegaan vanwege bestrijding in verband met de graanroest. ====Aanbevelingen==== Bescherming van de zeer zeldzame groeiplaatsen en vergroting van de populaties in situ, bij voorkeur door natuurlijke verjonging. Waar nodig verwijderen van cultuurvariëteiten op en nabij natuurlijke groeiplaatsen. ===Gele kornoelje=== <span class="term">Cornus mas</span> ====Ernstig bedreigd==== De gele kornoelje is een zeer zeldzame struiksoort die in Zuid-Limburg zijn uiterste noordgrens bereikt. De soort was vroeger wel algemener in bossen en heggen. Mogelijk is door de cultuur ervan, met name vanwege de eetbare bessen en de sierwaarde, de soort iets naar het noorden opgeschoven. Waarschijnlijk behoren gele kornoeljes in oude hagen tot de wilde populaties. ====Aanbevelingen==== Omdat het lichtminners betreft, is vrijstellen noodzakelijk. Als de soort in heggen groeit is adequate hegsnoei van belang. ===Meidoorns=== <span class="term">Crataegus</span> ssp.: tweestijlige meidoorn, (<span class="term">Crataegus laevigata</span>) grootvruchtige meidoorn (<span class="term">Crataegus x macrocarpa</span>) en schijnkoraalmeidoorn (<span class="term">Crataegus x subsphaerica</span>). ====Kwetsbaar==== Tweestijlige meidoorn ====Ernstig bedreigd==== Schijnkoraalmeidoorn en grootvruchtige meidoorn Meidoorns hebben de tijd overleefd in oude heggen, houtwallen en struwelen. Ook komen wilde meidoorns voor in de struiklaag van lichte bossen en bosranden. De tweestijlige meidoorn kan enige schaduw verdragen en is meer een bossoort. De tweestijlige meidoorn is een soort van leemhoudende bodems in rivier- en beekdalen en in Zuid-Limburg op krijt- en lössbodems. Een derde meidoornsoort, de koraalmeidoorn (<span class="term">Cratageus rhipidophylla</span>) is waarschijnlijk uitgestorven in Nederland, maar kruisingen met de tweestijlige meidoorn (grootvruchtige meidoorn) komt als gestabiliseerde hybride populatie nog voor. Om die reden worden deze hybriden als autochtone genenbronnen van belang gevonden. Ook met eenstijlige meidoorn kan de tweestijlige meidoorn hybridiseren (Basterdmeidoorn, <span class="term">Crataegus x media</span>) en is dan vaak indicatief voor oude groeiplaatsen. De hybride koraalmeidoorn x eenstijlige meidoorn, de schijnkoraalmeidoorn (<span class="term">Crataegus x subsphaerica</span>) komt zeer zeldzaam als kleine gestabiliseerde hybride populatie voor. De grootvruchtige meidoorn komt in het areaal van de tweestijlige meidoorn voor, zij het iets minder zeldzaam dan de schijnkoraalmeidoorn. De schijnkoraalmeidoorn komt ook in het milieu van de eenstijlige meidoorn voor. ====Aanbevelingen==== Meidoorns in heggen en houtsingels adequaat snoeien. Intensieve snoei is cultuurhistorisch van belang. Uitgegroeide bloeiende en vruchtdragende meidoorns zijn ecologisch waardevol. Een gevarieerd en cyclisch beheer heeft de voorkeur zodat er verschillende stadia naast elkaar voorkomen. In bossen dienen meidoorns vrijgesteld te worden zodat de groeiplaats licht genoeg blijft. Vergroting van kleine populaties is vaak noodzakelijk, bij voorkeur door natuurlijke verjonging. Met het juiste beheer is dit zeker haalbaar voor meidoorns. ===Rood peperboompje=== <span class="term">Daphne mezereum</span> ====Bedreigd==== Rood peperboompje is uiterst zeldzaam en een Rode Lijstsoort. De soort is in de afgelopen decennia sterk achteruitgegaan. Rood peperboompje komt voornamelijk nog voor in Zuid-Limburg. Rood peperboompje behoort ongetwijfeld al lang tot de wilde flora van Nederland. Archeobotanische waarnemingen ontbreken tot nu toe. ====Aanbevelingen==== Rood peperboompje is in situ ernstig bedreigd. Als lichtminnende soort is vrijstellen noodzakelijk. Gezien de sterke achteruitgang is vergroten van de nog bestaande populaties aan te bevelen. Daarbij dient vooraf zorgvuldig onderzoek plaats te vinden en een plan te worden opgesteld waarin de voors en tegens van herintroductie van autochtoon plantmateriaal worden afgewogen. ===Beuk=== <span class="term">Fagus sylvatica</span> ====Kwetsbaar==== De beuk is relatief laat na de laatste IJstijd geleidelijk naar het noorden gemigreerd, vanaf ca. 2000 v. Chr. Ofschoon de beuk door aanplant verre van zeldzaam is, zijn wilde populaties schaars. Mooie populaties in de vorm van uitgegroeid hakhout zien we op de heuvellandplateaus. ====Aanbevelingen==== Landelijk gezien is Zuid-Limburg een belangrijke regio voor de wilde beuk. Kleine populaties zien we o.a. bij de Duivelsberg en de Jansberg in Noord-Limburg. Dat vraagt om een adequaat beheerprogramma voor deze boomsoort. De beuk komt voornamelijk voor als doorgegroeid hakhout en spaartelgen tussen doorgegroeid hakhout van winter- en zomereik. Hier ligt een taak om creatieve oplossingen te zoeken voor behoud van de drie boomsoorten, waarbij de eiken het meest kwetsbaar zijn. Toch verjongt de beuk zich niet altijd door gebrek aan open plekken in het bos. Soms wordt hakhoutbeheer weer gestart. Doordat de stammen inmiddels te dik zijn, loopt de stoof dan meestal niet meer uit en sterft de boom. Van belang is om bij aanplant van beuken in de nabijheid van oude opstanden autochtoon plantgoed toe te passen. ===Jeneverbes=== <span class="term">Juniperus communis</span> ====Kwetsbaar==== De jeneverbes verscheen snel na de IJstijd en verdween daarna weer met uitzondering van het duingebied. Tenminste vanaf 3800 v. Chr. werd jeneverbes algemener. Jeneverbes komt nog steeds in diverse regio’s algemeen voor, maar Limburg is een uitzondering. Bessen zijn in het verleden als specerij gebruikt. Uit de Steentijd is jeneverbes aangetroffen voor bogenhout en constructiehout van boerderijen. In Zuid-Limburg werden van een allerlaatste groeiplaats stekken genomen en het genenmateriaal veilig gesteld. ====Aanbevelingen==== Op locaties waar de jeneverbes bedreigd is, is bescherming en vergroting van de populatie noodzakelijk. Op sommige plaatsen waar de jeneverbes algemeen is, neemt de soort toch af door weinig of geen verjonging. Door verbossing van jeneverbesgroeiplaatsen kan de lichtvragende soort in de knel komen. Vrijstelling van de struiken is dan een effectief beheer. ===Wilde liguster=== <span class="term">Ligustrum vulgare</span> ====Kwetsbaar==== De oudste aanwezigheid van de wilde liguster is door de schaarse archeobotanische vondsten moeilijk vast te stellen. Of het hout of de twijgen werden benut is niet bekend. De soort is tenminste vanaf 4000 v. Chr. aanwezig. Wilde liguster is algemeen in de duinen en heggen van het kustgebied en verder alleen in Zuid-Limburg in enkele bossen aanwezig. ====Aanbevelingen==== Vanwege het algemene voorkomen op de natuurlijke groeiplaatsen is specifiek beheer niet noodzakelijk, maar blijft aandacht raadzaam. Ofschoon van de verspreide, zeer kleine populaties de autochtoniteit onduidelijk is, is behoud vanuit het voorzorgprincipe ervan aan te bevelen. ===Rode kamperfoelie=== <span class="term">Lonicera xylosteum</span> ====Ernstig bedreigd==== Rode kamperfoelie is in Nederland een uiterst zeldzame soort die alleen in Zuid-Limburg op een paar locaties van nature voorkomt. Rode kamperfoelie staat op de Rode lijst. ====Aanbevelingen==== Vrijstelling en vergroting van kleine populaties is aan te bevelen. Aanplant van niet- wilde herkomsten in en in de nabijheid van natuurgebieden in Zuid-Limburg dient vermeden te worden. Rode kamperfoelie wordt geregeld buiten het natuurlijke areaal aangeplant, soms ook in oude boskeren en oud struweel. Deze vorm van floravervalsing is niet wenselijk. ===Wilde appel=== <span class="term">Malus sylvestris</span> ====Ernstig bedreigd==== De wilde appel is bijzonder zeldzaam. De meeste groeiplaatsen liggen buiten Limburg, maar en zijn nog enkele kleinere locaties in Limburg op Sint Jansberg, langs de Rode Beek in het Meinweggebied en in de plateaubossen van Vaals. Uit schaarse archeobotanische vondsten blijkt dat de wilde appel tenminste vanaf ca. 7500 v. Chr. hier aanwezig is. Ongetwijfeld was de eetbare, zij het kleine, vrucht belangrijk als voedselbron voor mensen en jachtdieren. Enkele groeiplaatsen hebben de tijd overleefd vanwege de waarde van de vruchten als voedsel voor het wild. ====Aanbevelingen==== Uit recente herijkingen blijkt de wilde appel in situ sterk achteruit te gaan. De redenen daarvan zijn niet helemaal opgehelderd. Aanbevolen wordt de resterende exemplaren vrij te stellen en exoten in de omgeving te bestrijden. Wilddruk is een probleem. Het maken van exclosures waar wilde appels binnen het raster beschermd zijn tegen vraat en zich kunnen verjongen laten positieve resultaten zien. Hiermee zijn goede resultaten geboekt op de Veluwe. ===Zwarte populier=== <span class="term">Populus nigra</span> ====Ernstig bedreigd==== Waarschijnlijk is de zwarte populier al heel lang een inheemse soort in het rivierengebied en langs de grotere beken. Zekere archeobotanische vondsten zijn tot nu toe echter niet bekend. Reden is dat het stuifmeel, hout en zaden niet zijn te onderscheiden van de ratelpopulier. In Limburg is de zwarte populier zeer zeldzaam, met een enkel exemplaar in Zuid-Limburg. ====Aanbevelingen==== De zwarte populier is bijzonder zeldzaam, terwijl de genetische variatie beperkt is en plaatselijke populaties veelal klonaal zijn. De soort gaat buiten Limburg o.a. achteruit door wegvallen van oudere bomen en vraat van bevers. Door natuurontwikkeling neemt de zwarte populier anderzijds ook toe. De genetische kwaliteit van de verjonging is echter niet optimaal, er is sprake van beperkte vermenging met genetisch materiaal van Canadapopulieren. Bescherming van de groeiplaatsen blijft van belang. Vergroting van de populatie is aanbevolen. ===Wintereik en basterdeik=== <span class="term">Quercus petraea</span> en <span class="term">Quercus x rosacea</span> ====Ernstig bedreigd==== De wintereik is vooral een soort van de stuwwallen en de heuvellandplateaus van Zuid-Limburg. Verder komt de soort voor in het Meinweggebied bij Roermond en op de Sint Jansberg. In het areaal van de wintereik komt ook de basterdeik voor, de kruising met de zomereik. De wintereik heeft de tijd voornamelijk overleefd als hakhoutboom. De beide eiken komen sedert 8000 v. Chr. voor in onze contreien en zijn via de migratieroutes vanuit Spanje en Italië naar Noordwest-Europa gekomen. Beide migratieherkomsten zijn middels DNA-technieken traceerbaar. De Limburgse eiken behoren bij de Italiaanse migratielijn. Eiken zijn van ouds bijzonder belangrijk geweest voor velerlei doeleinden zoals bouwhout, botenhout, brandhout, houtskool, looistof en veevoer. Daarnaast dienden de zetmeelrijke eikels niet alleen voor het vee, maar waarschijnlijk ook de mens tot (nood)voedsel. ====Aanbevelingen==== Wintereiken zijn als lichtvragende bomen kwetsbaar bij donker wordende bossen. Om die reden zijn de wintereiken naar schatting met 50% afgenomen sedert ca. 1950. Vrijstelling van wintereiken in donker wordende beukenbossen is daarom noodzakelijk voor behoud van de soort. Dit is eenvoudig te realiseren door het ringen van concurrerende beuken. ===Wegedoorn=== <span class="term">Rhamnus cathartica</span> ====Ernstig bedreigd==== Wegedoorn is vanaf ca. 6500 v. Chr. vastgesteld door archeobotanici. Het hout werd voor allerlei doeleinden benut. Thans komt de wegedoorn op vrij veel plaatsen voor in het land, maar voornamelijk in kleine tot zeer kleine aantallen. In Limburg zien we de wegedoorn voornamelijk in het krijtgebied en schaars in de beekdalen en het Limburgse deel van het Maasheggengebied. ====Aanbevelingen==== Vanwege de kleine populaties is wegedoorn op diverse groeiplaatsen kwetsbaar. Als lichtminnende soort is vrijstelling en vergroting van kleine populaties van belang, bij voorkeur door natuurlijke verjonging. ===Bosaalbes=== <span class="term">Ribes rubrum</span> var. <span class="term">rubrum</span> ====Kwetsbaar==== We veronderstellen dat het heuvelland van Zuid-Limburg het belangrijkste wilde herkomstgebied is in ons land en mogelijk ook enkele beekdalen elders in de provincie. Archeobotanici hebben tot nu toe geen sporen van de bosaalbes gevonden. Wellicht zijn de zeer kleine vruchten daar mede debet aan. ====Aanbevelingen==== De bosaalbes is buiten Zuid-Limburg zeldzaam. Alle groeiplaatsen buiten Zuid-Limburg verdienen extra aandacht voor behoud. ===Wilde rozen=== <span class="term">Rosa</span> ssp. Veel wilde rozensoorten zijn ernstig bedreigd. Over het soortbegrip van de wilde rozen is veel discussie. Dat heeft alles te maken met de ingewikkelde genetica van de rozen. , Een aantal soorten wilde rozen zal al kort na de IJstijd onze streken bereikt hebben, tenminste vanaf 8000 v. Chr. Diverse rozentaxa kunnen waarschijnlijk als gestabiliseerde hybriden worden opgevat. Enkele soorten, met name de hondsroos, de heggenroos en de beklierde hondsroos zijn plaatselijk talrijk. ====Ernstig bedreigd==== Kleinbloemige roos (<span class="term">Rosa micrantha</span>), schijnkraagroos (<span class="term">Rosa x inodora</span>), kraagroos (<span class="term">Rosa agrestis</span>), kale struweelroos (<span class="term">Rosa dumalis</span>), egelantier (<span class="term">Rosa rubiginosa</span>) en wigbladige roos (<span class="term">Rosa elliptica</span>) ====Bedreigd==== Viltroos (<span class="term">Rosa tomentosa</span>) ====Kwetsbaar==== Schijnegelantier (<span class="term">Rosa x gremlii</span>) en bosroos (<span class="term">Rosa arvensis</span>) ====Aanbevelingen==== Het Zuid-Limburg van een eeuw geleden was nog rijk aan inheemse rozen, wat goed gedocumenteerd is. Thans zijn de meeste soorten bedreigd en kwetsbaar. Het verdwijnen van de rozen heeft vooral met de schaalvergroting in de landbouw, maar ook met natuurbeheer te maken. Rozen zijn ook lichtminners die bij donker wordende milieus in bossen en struwelen in de knel komen. Natuurontwikkelingsprojecten, die soms rigoureus worden uitgevoerd kunnen zowel gunstig als ongunstig zijn afhankelijk van de mate waarin er rekening met de rozen wordt gehouden. Bosrandprojecten leiden vaak tot verslechtering van rozengroeiplaatsen. Een goede registratie van rozengroeiplaatsen en integratie ervan bij het beheer is hier geboden. Wilde rozen zijn erg gewild, waardoor soms wensen bestaan om zeldzame rozensoorten die typisch zijn voor het krijtmilieu van Zuid-Limburg elders aan te planten. Zeker in oudere landschappen is het geboden om floravervalsing te vermijden en af te zien van aanplant van soorten buiten hun natuurlijke verspreidingsgebied. ===Bittere wilg=== <span class="term">Salix purpurea</span> ====Ernstig bedreigd==== De bittere wilg (<span class="term">Salix purpurea</span> subsp. <span class="term">lambertiana</span>) komt waarschijnlijk zeldzaam voor in de beekdalen van Limburg. Tot nu toe is de wilde herkomst nog niet vastgesteld. ====Aanbevelingen==== Aanvullend veldonderzoek om de groeiplaatsen van de bittere wilg beter in beeld te krijgen. Een goede registratie van groeiplaatsen van deze soort en integratie ervan bij het beheer is aan te bevelen. ===Trosvlier=== <span class="term">Sambucus racemosa</span> Over de geschiedenis van de trosvlier is weinig bekend, de bessen zijn niet geschikt voor menselijke consumptie. De natuurlijke verspreiding is waarschijnlijk beperkt tot Zuid-Limburg en mogelijk nog in het subcentreuroop floradistrict. ====Aanbevelingen==== Aandacht voor karakteristieke groeiplaatsen in Zuid-Limburg en het subcentreuroop floradistrict is van belang. ===Winterlinde=== <span class="term">Tilia cordata</span> ====Ernstig bedreigd==== De winterlinde is vanaf 7000 v. Chr. in onze streken en was in de Steentijd tot de Bronstijd een algemene boomsoort. Ofschoon van de winterlinde weinig archeobotanische vondsten zijn, kunnen we dat op grond van de huidige verspreiding in Nederland en Europa veronderstellen. Lindes groeien op de betere bodems zodat met de komst van de akkerbouw de linde geleidelijk aan is verdwenen. Toch was de linde lang waardevol vanwege het hout dat heel veel soorten gebruik kende, de bast als vezelbron en de twijgen en bladeren als veevoer. De komst van de beuk en de haagbeuk zullen concurrerend zijn geweest. Thans is de winterlinde een zeldzame boom en alleen in kleine populaties in het oosten van het land en in Zuid-Limburg te vinden. In Zuid-Limburg heeft alleen het Savelsbos een unieke grote populatie van wilde winterlindes, overigens samen met de zomerlinde en de spontane hybride. ====Aanbevelingen==== Gezien de zeldzaamheid van de winterlinde en de veelal kleine populaties is extra aandacht van belang. Aanplant van soorten die niet in het habitat van de winterlinde passen is een van de grote bedreigingen. Aanplant van niet-wilde herkomsten van de winterlinde in de nabijheid van wilde populaties is onwenselijk voor het genenbehoud. Omvorming van deze aanplant en vergroting van de wilde populaties is dringend aanbevolen. Gezien de grote belangstelling voor de linde vanwege de gunstige bladvertering wordt de winterlinde thans in allerlei bostypen aangeplant, waar de soort juist niet thuis hoort. Vooral in het geval van oude boskernen is dat onwenselijk. De nog bestaande wilde groeiplaatsen van winterlinde, en met name de Savelsbospopulatie, zijn ook zeer waardevolle kennisbronnen van de ecologie en de plaats in de vegetatiekunde van de soort. Aanbevolen wordt om exoten en inheemse soorten die niet in het habitat thuishoren uit het Savelsbos te verwijderen. ===Zomerlinde=== <span class="term">Tilia platyphyllos</span> ====Ernstig bedreigd==== Waarschijnlijk is de zomerlinde vrijwel gelijk met de winterlinde hier gekomen na de laatste IJstijd. Bij archeobotanisch onderzoek worden meestal vruchten van zomerlindes aangetroffen, mogelijk omdat die meer verhout zijn. De zomerlinde is alleen in Zuid-Limburg als autochtone herkomst aangetroffen, maar is zeldzamer dan de winterlinde. Ook voor de zomerlinde is het Savelsbos in Zuid-Limburg is nagenoeg de enige grotere groeiplaats. De archeobotanische vondsten tonen een veel grotere verspreiding over ons land. ====Aanbevelingen==== Gezien de zeldzaamheid van de zomerlinde en de veelal kleine populaties is extra aandacht van belang. Aanplant van soorten die niet in het habitat van de zomerlinde passen is een van de grote bedreigingen. Aanplant van niet-wilde herkomsten van de zomerlinde in de nabijheid van wilde populaties is onwenselijk voor het genenbehoud. Omvorming van deze aanplant en vergroting van de wilde populaties is dringend aanbevolen. De nog bestaande wilde groeiplaatsen van zomerlinde en met name de Savelsbospopulatie, zijn ook zeer waardevolle kennisbronnen van de ecologie en plaats in de vegetatiekunde van de soort. Aanbevolen wordt om exoten en inheemse soorten die niet in het habitat thuishoren uit het Savelsbos te verwijderen. ===Gaspeldoorn=== <span class="term">Ulex europaeus</span> ====Kwetsbaar==== De gaspeldoorn is een tot twee meter hoge, stekelige bremstruik. Het is een warmteminnende soort, die hier zijn noordgrens bereikt en in warmere periodes in het verleden waarschijnlijk noordelijker groeide. Er zijn tot nu toe geen archeobotanische vondsten bekend. De gaspeldoorn is wel als een bron voor vezels, bezems en veevoer bekend. Op fortificaties werd de struik als haagplant toegepast. In Limburg zijn tot nu geen wilde gaspeldoorns aangetroffen. Die zijn er wel te verwachten. ====Aanbevelingen==== Onderzoek naar mogelijke autochtone groeiplaatsen is aan te bevelen. ===Ruwe iep=== <span class="term">Ulmus glabra</span> ====Ernstig bedreigd==== De ruwe iep is een zeldzame soort met vooral in Zuid-Limburg wilde populaties. Waarschijnlijk is de soort vanaf het Neolithicum (rond 5000 v. Chr.) sterk achteruitgegaan. Ruwe iep is een soort van de rijkere en natte bodems, waaronder die van het zeldzame hardhoutooibos. Het hout van iepen is vanaf de Midden-Steentijd bekend, maar het hout van de diverse iepensoorten is niet van elkaar te onderscheiden. Iepenhout was (met name vóór het verschijnen van taxus) bij uitstek geschikt voor bogen en speren. Het loof was waardevol veevoer. Vanwege het veelvuldig voorkomen van hybride taxa met gladde iep, is determinatie van de ruwe iep niet altijd gemakkelijk. ====Aanbevelingen==== Vanwege de grote zeldzaamheid is extra aandacht voor de ruwe iep noodzakelijk. De ruwe iep is niet resistent, maar wel aanzienlijk minder gevoelig voor de iepziekte. Opname in de Genenbank in Roggebotzand is aanbevolen. Vergroting van de kleine populaties is aan te bevelen. ===Fladderiep=== <span class="term">Ulmus laevis</span> ====Ernstig bedreigd==== De fladderiep is een zeldzame iepensoort met o.a. kleine populaties in Zuid-Limburg en in het Limburgse deel van het noordelijke Maasheggengebied. De fladderiep is in het veld vrijwel ongevoelig voor besmetting met de iepziekte door de iepenspintkever. ====Aanbevelingen==== Fladderiep wordt niet altijd herkend door beheerders, waardoor ze bij dunningen in bosranden en houtwallen nog wel eens sneuvelen. Vanwege de grote zeldzaamheid is extra aandacht voor de fladderiep noodzakelijk. Vergroting van de populaties d.m.v. natuurlijke verjonging is wenselijk en maar van een paar locaties bekend. Dit is mogelijk door het vrijstellen van spontaan opslaande verjonging en door het maken van exclosures op locaties waar de wilddruk hoog is. ===Wollige sneeuwbal=== <span class="term">Viburnum lantana</span> ====Zeer ernstig bedreigd==== Van ons land zijn geen archeobotanische vondsten bekend. De soort werd enkele jaren geleden in Zuid-Limburg op twee plekken opnieuw aangetroffen sinds 1906. Of er op dit moment echter nog authentieke groeiplaatsen bestaan is onzeker. Op één plek op een krijthelling bij Valkenburg is een oude en waarschijnlijk autochtone groeiplaats. Overigens komt wollige sneeuwbal in het nabije Eifelgebied plaatselijk algemeen voor. ====Aanbevelingen==== Een zorgvuldig beheer en het opstellen van een beheerplan voor de nog enige bekende groeiplaats van de wollige sneeuwbal. In de omgeving van Valkenburg zijn wollige sneeuwballen aangeplant van onbekende herkomst. Deze kunnen het beste verwijderd worden. Vanwege het voorkomen van wollige sneeuwbalpopulaties in krijtmilieus vlak over de grens in Duitsland is herintroductie ervan te overwegen. Daarbij dient vooraf zorgvuldig onderzoek plaats te vinden en een plan te worden opgesteld waarin de voor- en tegens van herintroductie van autochtoon plantmateriaal worden afgewogen. ---- <blockquote class="templatetekst"><div class="tekst">Tekst: Lodewijk van Kemenade en Bert Maes. Meer informatie: [https://www.wildebomen.nl wildebomen.nl].</div> </blockquote>  
==Inheemse soorten met wilde populaties in Noord-Brabant== Opmerkelijk is dat soorten die bijvoorbeeld in de eikenbossen van de Gelderse stuwwallen veel voorkomen, in Noord-Brabant ontbreken zoals de wintereik, basterdeik en beuk. Ook de wilde appel is er niet waargenomen. Mogelijk ligt de oorzaak in de van nature al zuurdere zandbodems van Noord-Brabant en het intensievere landgebruik. Waardevolle relictpopulaties zien we in de beekdalen van de Mark in het westen en van de Dommel in het midden en oosten van de provincie. Onverwachte populaties van bijvoorbeeld de viltroos, fladderiep, gewone vogelkers, zwarte bes en wegedoorn kwamen uit de veldinventarisaties tevoorschijn. Het Maasheggengebied blijkt een hotspot van inheemse wilde tweestijlige meidoorn, Spaanse aak, rode kornoelje, wilde kardinaalsmuts, wegedoorn, es, gladde iep en diverse wilde rozentaxa. Van diverse rozen- en meidoornsoorten, haagbeuk, rode kornoelje en de es zijn de populaties klein. De enige groeiplaats van Spaanse aak in midden-Brabant is inmiddels verdwenen. Diverse autochtone populaties worden in de genenbrongebieden bedreigd door menging met niet-autochtone taxa, waaronder cultivars van dezelfde soorten zoals de Gelderse roos, rode kornoelje, eenstijlige meidoorn en Spaanse aak. ==Attentielijst== <table class="klein"> <tr> <th>Wetenschappelijke naam</th> <th>Nederlandse naam</th> </tr> <tr> <td>Acer campestre</td> <td>Spaanse aak</td> </tr> <tr> <td>Carpinus betulus</td> <td>Haagbeuk</td> </tr> <tr> <td>Cornus sanguinea subsp. sanguinea </td> <td>Rode kornoelje</td> </tr> <tr> <td>Corylus avellana</td> <td>Wilde hazelaar</td> </tr> <tr> <td>Crataegus laevigata</td> <td>Tweestijlige meidoorn</td> </tr> <tr> <td>Crataegus x macrocarpa</td> <td>Grootvruchtige meidoorn</td> </tr> <tr> <td>Crataegus x subsphaericea</td> <td>Schijnkoraalmeidoorn</td> </tr> <tr> <td>Euonymus europaeus</td> <td>Wilde kardinaalsmuts</td> </tr> <tr> <td>Fraxinus excelsior</td> <td>Gewone es</td> </tr> <tr> <td>Juniperus communis</td> <td>Jeneverbes</td> </tr> <tr> <td>Populus nigra</td> <td>Zwarte populier</td> </tr> <tr> <td>Prunus padus</td> <td>Gewone vogelkers</td> </tr> <tr> <td>Rhamnus cathartica</td> <td>Wegedoorn</td> </tr> <tr> <td>Ribes rubrum var. rubrum</td> <td>Bosaalbes*</td> </tr> <tr> <td>Ribes spicatum</td> <td>Noordse aalbes</td> </tr> <tr> <td>Rosa corymbifera</td> <td>Heggenroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa tomentella</td> <td>Beklierde heggenroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa tomentosa</td> <td>Viltroos</td> </tr> <tr> <td>Salix purpurea</td> <td>Bittere wilg</td> </tr> <tr> <td>Salix repens subsp repens</td> <td>Kleinbladige kruipwilg</td> </tr> <tr> <td>Ulex europaeus</td> <td>Gaspeldoorn</td> </tr> <tr> <td>Ulmus minor</td> <td>Gladde iep</td> </tr> <tr> <td>Ulmus laevis</td> <td>Fladderiep</td> </tr> <tr> <td>Viburnum opulus</td> <td>Gelderse roos</td> </tr> </table> ==Soortbeschrijvingen== ===Spaanse aak of Veldesdoorn=== <span class="term">Acer campestre</span> ====Kwetsbaar==== Spaanse aak is een zeldzame soort die in Overijssel de grens van zijn natuurlijke areaal bereikt. Uniek is een grote populatie van wilde Spaanse aak in het Brabantse Maasheggengebied. Ook daar is echter door recente inboet niet-wilde Spaanse aak terecht gekomen. Spaanse aak werd vooral als hakhout, hegstruik en zeldzamer als knotboom beheerd. Archeobotanische vondsten dateren van ca. 5000 v. Chr. Door de vele aanplant in de afgelopen decennia van Spaanse aak van niet-wilde herkomsten, blijkt het opsporen van echte autochtone groeiplaatsen niet gemakkelijk. Onderzoek is nog gaande. De soort blijkt kwetsbaar bij kleine populaties, zo is de enige groeiplaats in Midden-Brabant verdwenen. Van belang is kennis van authentieke groeiplaatsen en bij nieuwe aanplant toepassing van autochtoon plantgoed. ===Haagbeuk=== <span class="term">Carpinus betulus</span> ====Bedreigd==== De haagbeuk is uitgezonderd in Noord-Nederland, vrij algemeen in de beekdalen. In Noord-Brabant is de haagbeuk minder algemeen en gaat het vaak om kleine populaties. Haagbeuk komt voor als oud hakhout en in heggen. Haagbeuk is een relatieve ‘laatkomer’ na de IJstijd en is hier in de IJzertijd gearriveerd. ====Aanbevelingen==== Aandacht voor groeiplaatsen in Noord-Brabant. De haagbeuk is een karakteristieke soort in de beekbegeleidende bosvegetaties. Haagbeuken in heggen verdienen extra aandacht door gericht beheer en door rekening te houden met mogelijke vlechtrelicten. ===Rode kornoelje=== <span class="term">Cornus sanguinea</span> subsp. <span class="term">sanguinea</span> ====Kwetsbaar, lokaal bedreigd==== Rode kornoelje heeft een beperkte verspreiding in de beekdalen, langs de rivieren en in Zuid-Limburg. In Noord-Nederland ontbreekt de soort. Rode kornoelje is bekend van voor 7000 v. Chr. In Noord-Brabant zien we de wilde rode kornoelje vooral in de Maasheggen en in mindere mate in het Groene Woud en langs de Reusel. ====Aanbevelingen==== De rode kornoelje wordt vooral bedreigd door het veelvuldig aanplanten van rode kornoelje uit Oost- en Zuidoost-Europa die genetisch en morfologisch afwijkt (<span class="term">Cornus sanguinea</span> subsp. <span class="term">australis</span>). Aan te bevelen is om deze herkomsten niet toe te passen in ons land, zeker niet in de nabijheid van oude bossen en houtwallen. ===Wilde hazelaar=== <span class="term">Corylus avellana</span> ====Kwetsbaar tot bedreigd==== De hazelaar is een zeer veel aangeplante struik met vele cultuurvariëteiten. Al in de prehistorie was de hazelnoot gewild voedsel. Archeobotanici vinden in prehistorische sites niet zelden stapels notendoppen. De hazelaar was vanaf 9000 v. Chr. deel van de vegetatie. Tot voor kort hadden alle boeren wel een perceeltje met hazelaars. De lange cultuurgeschiedenis maakt herkenning van wilde hazelaar niet eenvoudig en is nog onderwerp van studie. In Noord-Brabant is de wilde hazelaar waarschijnlijk uiterst zeldzaam. Mogelijk autochtone exemplaren zijn langs niet genormaliseerde delen van beken te verwachten. ====Aanbevelingen==== Verder onderzoek naar de autochtoniteit van de hazelaar is nog steeds noodzakelijk om autochtone groeiplaatsen te kunnen behouden en te beheren. Hazelaars zijn lichtminnende struiken die lichte schaduw kunnen verdragen. Op schaduwrijke plekken weten ze zich soms te handhaven, maar komen dan niet in bloei of vrucht. Aan te bevelen is om alleen autochtoon materiaal uit de Rassenlijst Bomen toe te passen in natuurgebieden. ===Meidoorns=== <span class="term">Crataegus </span>ssp.: tweestijlige meidoorn, (<span class="term">Crataegus laevigata</span>) grootvruchtige meidoorn (<span class="term">Crataegus x macrocarpa</span>) en schijnkoraalmeidoorn (<span class="term">Crataegus x subsphaericea</span>). ====Kwetsbaar==== tweestijlige meidoorn ====Ernstig bedreigd==== schijnkoraalmeidoorn en grootvruchtige meidoorn Meidoorns hebben de tijd overleefd in oude heggen, houtwallen en struwelen. Ook komen wilde meidoorns voor in de struiklaag van lichte bossen en bosranden. De tweestijlige meidoorn kan schaduw verdragen en is meer een bossoort. De tweestijlige meidoorn is een soort van leemhoudende bodems in rivier- en beekdalen en in Zuid-Limburg op krijt- en lössbodems. Een derde meidoornsoort, de koraalmeidoorn (<span class="term">Cratageus rhipidophylla</span>) is waarschijnlijk uitgestorven in Nederland, maar kruisingen met de tweestijlige meidoorn (grootvruchtige meidoorn) komt als gestabiliseerde hybride populatie nog voor. Om die reden worden deze hybriden als autochtone genenbronnen van belang gevonden. Ook met eenstijlige meidoorn kan de tweestijlige meidoorn hybridiseren (Basterdmeidoorn, <span class="term">Crataegus x media</span>) en is dan vaak indicatief voor oude groeiplaatsen. Ook de hybride koraalmeidoorn - eenstijlige meidoorn, de schijnkoraalmeidoorn (<span class="term">Crataegus x subsphaerica</span>) en de hybride tweestijlige meidoorn (<span class="term">Crataegus x macrocarpa</span>) komen zeldzaam als gestabiliseerde hybride populatie voor, zoals in het Groene Woud en in de Maasheggen. ====Aanbevelingen==== Meidoorns in heggen en houtsingels adequaat snoeien. Intensieve snoei is cultuurhistorisch van belang. Uitgegroeide bloeiende en vruchtdragende meidoorns zijn ecologisch waardevol. Een gevarieerd en cyclisch beheer heeft de voorkeur zodat er verschillende stadia naast elkaar voorkomen. in bossen dienen vrijgesteld te worden zodat de groeiplaats licht genoeg blijft. Vergroting van kleine populaties is vaak noodzakelijk, bij voorkeur door natuurlijke verjonging. Met het juiste beheer is dit zeker haalbaar voor meidoorns. ===Wilde kardinaalsmuts=== <span class="term">Euonymus europaeus</span> ====Kwetsbaar==== De wilde kardinaalsmuts is vrij algemeen in het kustgebied (duinen) en de leem- en kleibodems van de rivier- en beekdalen. Het is een soort van bosranden, struwelen en heggen. Er zijn weinig archeobotanische vondsten, pas vanaf 1000 v. Chr., maar aangenomen wordt dat de soort al heel lang aanwezig was. De soort wordt bedreigd door begrazing (met name paarden en runderen) en vermindering van geschikt milieu. In het kustgebied waar geen begrazing plaats vindt, is de soort algemeen en verjongt zich gemakkelijk. In Noord-Brabant is de wilde kardinaalmuts vrij algemeen in de beekdalen, maar veelal met kleine aantallen. Door talrijke aanplant van niet-autochtoon plantmateriaal wordt wilde kardinaalsmuts in toenemende mate genetisch bedreigd. De spinselmot lijkt kardinaalsmutsen soms te schaden, maar zelfs na intensieve vraat blijkt de struik steeds weer volop bladeren te vormen. ====Aanbevelingen==== Voor de wilde kardinaalsmuts in heggen geldt een adequaat snoeibeheer. Intensieve snoei is cultuurhistorisch van belang. Uitgegroeide bloeiende en vruchtdragende struiken zijn ecologisch waardevol. Een gevarieerd en cyclisch beheer heeft de voorkeur zodat er verschillende stadia naast elkaar voorkomen. Wilde kardinaalsmutsen in bossen dienen vrijgesteld te worden zodat de groeiplaats licht genoeg blijft. Waar de soort voorkomt is natuurlijke verjonging meestal geen probleem. ===Gewone es=== <span class="term">Fraxinus excelsior</span> ====Kwetsbaar==== De gewone es is tenminste vanaf 6000 v. Chr. in ons land. Al in de prehistorie wist men de kwaliteit van het buigzame hout te waarderen. De es was vanouds belangrijk als veevoederboom. Wilde essen komen vooral voor als hakhoutcultuur. De es is een boom van de rijkere en vochthoudende bodems. In Noord-Brabant is de es nog vrij algemeen in de beekdalen en de Maasheggen, maar veelal in kleine aantallen en bedreigd door de essentaksterfte. ====Aanbevelingen==== De es wordt in het afgelopen decennium sterk bedreigd door de essentak-sterfte, een schimmelziekte. Ook de wilde essen in de Genenbank hebben sterk te lijden onder de ziekte. Onderzoek naar mogelijke resistentie door het Centrum Genetische Bronnen Nederland is gaande. Wilde essenlocaties staan sowieso onder druk door de achteruitgang van bosranden en houtwallen. Aan te bevelen is om ondanks de essentak-sterfte niet te snel over te gaan tot kap en te bezien hoe de essen reageren. Ook vanwege de rijkdom aan cultuurhistorie is het van belang om de essen zolang mogelijk te laten staan om studie van historische beheervormen te bestuderen en vast te leggen. De mogelijk minder gevoelige of resistente wilde essen dienen zo goed mogelijk behouden te worden. ===Jeneverbes=== <span class="term">Juniperus communis</span> ====Kwetsbaar==== De jeneverbes verscheen snel na de IJstijd en verdween daarna weer met uitzondering van het duingebied. Tenminste vanaf 3800 v. Chr. werd jeneverbes algemener. Jeneverbes komt nog steeds in diverse regio’s algemeen voor soms met grote populaties, vooral op de stuwwallen. In Noord-Brabant is de soort zeer zeldzaam geworden en bedreigd. De bessen zijn in het verleden als specerij gebruikt. Uit de Steentijd is jeneverbes aangetroffen voor bogenhout en constructiehout van boerderijen. ====Aanbevelingen==== In regio’s waar de jeneverbes bedreigd is bescherming en vergroting van de populatie noodzakelijk. Vrijstelling van de struiken is nodig. ===Zwarte populier=== <span class="term">Populus nigra</span> ====Ernstig bedreigd==== Waarschijnlijk is de zwarte populier al heel lang een inheemse soort in het rivierengebied en langs de grotere beken. Zekere archeobotanische vondsten zijn tot nu toe echter niet bekend. Reden is dat het stuifmeel, hout en zaden niet zijn te onderscheiden van de ratelpopulier. Wilde zwarte populieren zijn in Noord-Brabant tot nu toe alleen in de Biesbosch waargenomen met deels grote exemplaren. ====Aanbevelingen==== De zwarte populier is bijzonder zeldzaam, terwijl de genetische variatie beperkt is. De soort gaat achteruit door wegvallen van oudere bomen en door vraat van bevers. Door natuurontwikkeling neemt de zwarte populier anderzijds ook toe. De genetische kwaliteit van de verjonging is echter niet optimaal, er is sprake van beperkte vermenging met genetisch materiaal van Canadapopulieren. Bescherming van de groeiplaatsen blijft van belang. Vergroting van de populaties is aanbevolen. ===Gewone vogelkers=== <span class="term">Prunus padus</span> ====Kwetsbaar==== In de beekdalen van pleistoceen Nederland en de flanken van de stuwwallen is de gewone vogelkers niet zeldzaam. Gewone vogelkers kan gemakkelijk verward worden met de Virginische vogelkers die vooral in het kustgebied, maar ook elders veel wordt aangeplant. Vondsten van vogelkerspitjes met een karakteristieke lijnenstructuur wijzen op een voorkomen van tenminste 5000 v. Chr. in Zuid-Holland en Overijssel. ====Aanbevelingen==== Ofschoon de gewone vogelkers niet zeldzaam is, is een behoudend beheer ervan aan te bevelen. Goede voorbeelden van het elzen-vogelkersbos zijn door verdroging achteruitgegaan. Ook door aanplant van er op gelijkende siervogelkersen wordt de soort bedreigd. Aanbevolen wordt om in natuurgebieden en waardevolle landschappen alleen autochtone herkomsten aan te planten. ===Wegedoorn=== <span class="term">Rhamnus cathartica</span> ====Ernstig bedreigd==== Wegedoorn is vanaf ca. 6500 v. Chr. vastgesteld door archeobotanici. Het hout werd voor allerlei doeleinden benut. Thans komt de wegedoorn op vrij veel plaatsen voor in het land, maar voornamelijk in kleine tot zeer kleine aantallen. Alleen in de kalkhoudende duinen en het Maasheggengebied is wegedoorn algemeen. ====Aanbevelingen==== Vanwege de kleine populaties is wegedoorn op diverse groeiplaatsen kwetsbaar. Als lichtminnende soort is vrijstelling en vergroting van kleine populaties van belang, bij voorkeur door natuurlijke verjonging. ===Bosaalbes=== <span class="term">Ribes rubrum</span> var. <span class="term">rubrum</span> ====Ernstig bedreigd==== Van deze wilde voorouder van de gekweekte aalbessen is het herkomstgebied onzeker. We veronderstellen dat het heuvelland van Zuid-Limburg het belangrijkste wilde herkomstgebied is in ons land en mogelijk ook enkele beekdalen van oostelijk Nederland en Midden-Brabant. Archeobotanici hebben tot nu toe geen sporen van de bosaalbes gevonden. ====Aanbevelingen==== De bosaalbes is zeldzaam, buiten Zuid-Limburg. Alle groeiplaatsen buiten Zuid-Limburg verdienen extra aandacht voor behoud. Herkenning is vooral op de min of meer ronde bladeren en de stand van de helmhokken mogelijk. ===Noordse aalbes=== <span class="term">Ribes spicatum</span> ====Ernstig bedreigd==== Van de Noordse aalbes zijn geen archeobotanische waarnemingen. Een kleine populatie van de soort is tot nu toe alleen in de Biesbosch op één plek waargenomen. Het milieu komt overeen met waarnemingen uit het buitenland. Rassenlijst Bomen en Genenbank: Er zijn geen herkomsten van de Noordse aalbes in de Rassenlijst Bomen opgenomen, noch in de Genenbank. ====Aanbevelingen==== Gezien de grote zeldzaamheid is extra studie van de bestaande populatie in de Biesbosch noodzakelijk en zo nodig aangepast beheer hiervan. Opname in de Genenbank is aanbevolen. ===Wilde rozen=== <span class="term">Rosa ssp.</span> Veel wilde rozensoorten zijn ernstig bedreigd. Over het soortsbegrip van de wilde rozen is veel discussie. Dat heeft alles te maken met de ingewikkelde genetica van de rozen, het voorkomen van hybridisatie en zelfbevruchting waarbij klonale groepen ontstaan. Een aantal soorten wilde rozen zal al kort na de IJstijd onze streken bereikt hebben, tenminste vanaf 8000 v. Chr. Diverse rozentaxa kunnen waarschijnlijk als gestabiliseerde hybriden worden opgevat. ====Bedreigd==== Viltroos (<span class="term">Rosa tomentosa</span>), beklierde heggenroos (<span class="term">Rosa tomentella</span>) ====Gevoelig==== heggenroos (<span class="term">Rosa corymbifera</span>) De viltroos (<span class="term">Rosa tomentosa</span>) is in het hele land zeldzaam. In Noord-Brabant komt de soort verspreid voor in de beekdalen. De beklierde heggenroos (<span class="term">Rosa tomentella</span>) is vrij zeldzaam en staat eveneens voornamelijk in de beekdalen. ====Aanbevelingen==== Behalve de hondsroos, de beklierde hondsroos en de heggenroos zijn alle wilde rozensoorten zeldzaam tot zeer zeldzaam. Rozen zijn lichtminners die bij donker wordende milieus in bossen en struwelen in de knel komen. Natuurontwikkelingsprojecten kunnen zowel gunstig als ongunstig zijn afhankelijk van de mate waarin er rekening met de rozen wordt gehouden. Bosrandprojecten leiden vaak tot verslechtering van rozengroeiplaatsen. Een goede registratie van rozengroeiplaatsen en integratie ervan bij het beheer is hier geboden. Waarschijnlijk zijn enkele hier niet vermelde inheemse rozensoorten uitgestorven in de provincie. ===Wilgen=== <span class="term">Salix</span> ssp. Wilgen worden al eeuwenlang gekweekt en aangeplant voor velerlei doeleinden. Dat heeft vele hybriden en cultivars opgeleverd met eigen kwaliteiten met name voor de griendteelt. Wilgenhout is waardevol voor manden, visfuiken, wannen, bindmateriaal, zinkstukken, hoepels, klompen, huizenbouw enz. Wilgen zijn ook belangrijke nectarplanten voor bijen en de bladeren en twijgen waren ooit belangrijk veevoer. Wilgenhout is vanaf 5500 v.Chr. aangetoond, maar ongetwijfeld waren er al ver daarvoor wilgensoorten aanwezig. Nu de griendteelt zijn economisch belang nagenoeg heeft verloren groeien de voormalige grienden uit tot bossen en bosjes. In de Biesbosch werden recent bij een inventarisatie maar liefst ruim 50 taxa vastgesteld, die meest als cultuurvariëteiten beschouwd moeten worden. De schietwilg en bittere wilg behoren er tot de wilde taxa. Binnen de groep van kraakwilgen zijn er die als archeofyt opgevat kunnen worden. Mogelijk is de wilde amandelwilg uitgestorven. ====Ernstig bedreigd==== Bittere wilg (<span class="term">Salix purpurea</span>) De wilde bittere wilg (subsp. <span class="term">lambertiana</span>) is een taxon van het rivierenmilieu en uiterst zeldzaam. De soort is in Noord-Brabant alleen van de Biesbosch bekend. ====Aanbevelingen==== Een goede registratie van de groeiplaatsen en integratie ervan bij het beheer is hier geboden. ====Kwetsbaar==== Kleinbladige kruipwilg (<span class="term">Salix repens</span> subsp. <span class="term">repens</span>) Bij de kruipwilg kunnen we in Nederland twee ondersoorten onderscheiden: een grootbladige duinvorm en een kleinbladige vorm die we voornamelijk op de arme zandbodems in het binnenland aantreffen. Er komen ook overgangsvormen voor. De kleinbladige ondersoort is het zeldzaamst en gaat achteruit door de afname van voedselarme milieus. Bij natuurontwikkelingsprojecten zien we soms nieuwe vestigingen. In Noord-Brabant komt de soort verspreid voor met kleine aantallen. ====Aanbevelingen==== Het in standhouden van voedselarme standplaatsen is noodzakelijk om deze ondersoort in stand te houden. ===Gaspeldoorn=== <span class="term">Ulex europaeus</span> ====Ernstig bedreigd==== De gaspeldoorn is een tot twee meter hoge, stekelige bremstruik. Het is een warmteminnende soort, die hier zijn noordgrens bereikt en in warmere periodes in het verleden waarschijnlijk noordelijker groeide. Er zijn tot nu toe geen archeobotanische vondsten bekend. De gaspeldoorn is wel als een bron voor vezels, bezems en veevoer bekend. Op fortificaties werd de struik als haagplant toegepast. De gaspeldoorn is vrij zeldzaam, maar lijkt toe te nemen in de afgelopen decennia, ongetwijfeld vanwege de zachte winters. ====Aanbevelingen==== Ofschoon de gaspeldoorn profiteert van de zachte winters is de soort in Noord-Brabant zeldzaam. Extra aandacht voor de bekende groeiplaatsen, zeer schaars in de Kempen, is noodzakelijk. ===Gladde iep=== <span class="term">Ulmus minor</span> ====Ernstig bedreigd==== Gladde iep is een soort van de rijkere en natte bodems, waaronder die van het zeldzame hardhoutooibos. In Noord-Brabant is de soort bekend van de Maasheggen en een enkele groeiplaats in het westen van de provincie. Het hout van iepen is vanaf de Midden-Steentijd bekend, maar het hout van de diverse iepensoorten is niet van elkaar te onderscheiden. Iepenhout was (met name vóór het verschijnen van taxus) bij uitstek geschikt voor bogen en speren. Het loof was waardevol veevoer. ====Aanbevelingen==== De gladde iep is wel gevoelig voor de iepziekte, maar stoelt gemakkelijk vanuit de stambasis en wortels uit. Er zijn geen speciale maatregelen noodzakelijk voor de gladde iep, behoudens het verwijderen van soorten die niet in het habitat thuishoren. De ruwe iep (<span class="term">Ulmus glabra</span>) is waarschijnlijk in Noord-Brabant uitgestorven. ===Fladderiep=== <span class="term">Ulmus laevis</span> ====Ernstig bedreigd==== De fladderiep is een zeldzame iepensoort met kleine populaties in Zuid- en Oost-Nederland. In Noord-Brabant komt een relatief grote populatie voor in de beekdalen van het midden van de provincie. De fladderiep is in het veld vrijwel ongevoelig voor de iepziekte. Binnen de archeobotanie is de fladderiep niet te onderscheiden van de ruwe – en gladde iep. ====Aanbevelingen==== Fladderiep wordt niet altijd herkend door beheerders, waardoor ze bij dunningen in bosranden en houtwallen nog wel eens sneuvelen. Vanwege de grote zeldzaamheid is extra aandacht voor de fladderiep noodzakelijk. ===Gelderse roos=== <span class="term">Viburnum opulus</span> ====Kwetsbaar==== Gelderse roos is vanaf het 8e millennium v.Chr. bekend. De Gelderse roos is een algemene soort op vochtige plaatsen, met uitzondering van arme zand- en veenbodems. In Noord-Brabant is de Gelderse roos vrij algemeen maar meestal met kleine aantallen. ====Aanbevelingen==== Gelderse roos wordt vooral bedreigd door de vele aanplant van niet- wilde herkomsten. Aanbevolen wordt om in natuurgebieden en waardevolle landschappen alleen autochtone herkomsten aan te planten. ---- <blockquote class="templatetekst"><div class="tekst">Tekst: Lodewijk van Kemenade en Bert Maes. Meer informatie: [https://www.wildebomen.nl wildebomen.nl].</div> </blockquote>  
==Inheemse soorten met wilde populaties in Noord-Holland== Met in de middeleeuwen al grootschalige ontginningen, de huidige dichte bevolking en de vele buitenplaatsen is de provincie Noord-Holland niet rijk aan wilde genenbronnen. Toch zijn er plaatselijk belangrijke groeiplaatsen behouden gebleven en zelfs uitgebreid. Dat laatste betreft de duinen met soortenrijke duinstruwelen en binnenduinbossen. De duinstruwelen, waaronder ook die van het Waddeneiland Texel, kunnen als internationaal van belang worden beschouwd met grote populaties van o.a. duindoorn, eenstijlige meidoorn, wilde liguster, wilde kardinaalsmuts, wegedoorn, schijnviltroos, schijnegelantier en duinroos. Op de hellingen van de binnenduinen zien we vooral bij Bergen en Schoorl oud beukenhakhout, hakhout van zomereiken en zachte berken. Vooral de meerstammige beuken zijn indrukwekkend. Op Texel bevinden zich enkele oude elzen-essenbosjes en een kleine populatie van jeneverbessen in heideterrein. In het Gooi zien we nog aanzienlijke hakhoutbossen van zomereik. ==Attentielijst== <table class="klein"> <tr> <th>Wetenschappelijke naam</th> <th>Nederlandse naam</th> </tr> <tr> <td>Berberis vulgaris</td> <td>Zuurbes</td> </tr> <tr> <td>Fagus sylvatica</td> <td>Beuk</td> </tr> <tr> <td>Juniperus communis</td> <td>Jeneverbes</td> </tr> <tr> <td>Ligustrum vulgare</td> <td>Wilde liguster</td> </tr> <tr> <td>Populus nigra</td> <td>Zwarte populier</td> </tr> <tr> <td>Quercus robur</td> <td>Zomereik</td> </tr> <tr> <td>Rhamnus cathartica</td> <td>Wegedoorn</td> </tr> <tr> <td>Rosa caesia</td> <td>Behaarde struweelroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa x gremlii</td> <td>Schijnegelantier</td> </tr> <tr> <td>Rosa elliptica</td> <td>Wigbladige roos</td> </tr> <tr> <td>Rosa x inodora</td> <td>Schijnkraagroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa micrantha</td> <td>Kleinbloemige roos</td> </tr> <tr> <td>Rosa rubiginosa</td> <td>Egelantier</td> </tr> <tr> <td>Rosa sherardii</td> <td>Berijpte viltroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa spinosissima</td> <td>Duinroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa x subcanina</td> <td>Schijnhondsroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa x subcollina</td> <td>Schijnheggenroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa x suberectiformis</td> <td>Schijnviltroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa tomentella</td> <td>Beklierde heggenroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa tomentosa</td> <td>Viltroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa vosagiaca</td> <td>Kale struweelroos</td> </tr> </table> ==Soortbeschrijvingen== ===Zuurbes=== <span class="term">Berberis vulgaris</span> ====Gevoelig==== Zuurbes is zeldzaam behalve op enkele plaatsen in kalkhoudende kustduinen. Van de zuurbes zijn tot nu toe stuifmeelvondsten bekend uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen en is een stekel herkend in een monster uit het Neolithicum uit Warmond. De soort is vooral achteruitgegaan vanwege bestrijding in verband met de graanroest. Mooie populaties zien we in de oudere duinstruwelen in Noord-Holland. ====Aanbevelingen==== Bescherming van de groeiplaatsen in de duinen en vergroting van de populaties in situ, bij voorkeur door natuurlijke verjonging. ===Beuk=== <span class="term">Fagus sylvatica</span> ====Bedreigd==== De wilde beuk is landelijk een zeldzame boom, die alleen op de Veluwe en op de plateau’s van Zuid-Limburgs wat algemener is. In Noord-Holland komen bijzondere beukenpopulaties voor op de steile binnenduinranden in de vorm van grillige uitgegroeide oude hakhoutstoven. Ook uit oogpunt van natuurbeleving zijn ze waardevol. We zien ze bij Bergen en Schoorl. ====Aanbevelingen==== De zeldzaamheid van de beuk vraagt om een adequaat beheerprogramma voor deze boomsoort. De beuk komt voornamelijk voor als doorgegroeid hakhout en spaartelgen tussen doorgegroeid hakhout van zomereik met soms verspreide struiksoorten van het duinstruweel zoals wilde kardinaalsmuts. Veelal staan er ook esdoorns tussen die zich sterk uitzaaien en hier bestreden moeten worden. Hier ligt een taak om creatieve oplossingen te zoeken voor behoud van de inheemse boomsoorten, waarbij de eiken het meest kwetsbaar zijn. Toch verjongt de beuk zich niet altijd door gebrek aan open plekken in het bos. Soms wordt hakhoutbeheer weer gestart. Doordat de stammen inmiddels te dik zijn, loopt de stoof dan meestal niet meer uit en sterft de boom. Van belang is om bij aanplant van beuken in de nabijheid van oude opstanden autochtoon plantgoed toe te passen. ===Jeneverbes=== <span class="term">Juniperus communis</span> ====Bedreigd==== De jeneverbes verscheen snel na de IJstijd en verdween daarna weer met uitzondering van het duingebied. Tenminste vanaf 3800 v. Chr. werd jeneverbes algemener. Jeneverbes komt nog steeds in diverse regio’s algemeen voor soms met grote populaties, vooral op de stuwwallen. De bessen zijn in het verleden als specerij gebruikt. Uit de Steentijd is jeneverbes aangetroffen voor bogenhout en constructiehout van boerderijen. In Noord-Holland komen enkele schaarse exemplaren voor in de duinen. Op Texel betreft het een groep van kleine, maar oude exemplaren die nauwelijks boven de struikheide uitkomen. ====Aanbevelingen==== Op locaties waar de jeneverbes bedreigd is, is bescherming en vergroting van de populatie noodzakelijk. De jeneverbes is kwetsbaar door verbossing van de groeiplaatsen waardoor de lichtvragende soort in de knel komt. Vrijstelling van de struiken is dan een effectief beheer. Onderzoek naar verjonging op de groeiplaatsen van Noord-Holland is gewenst. ===Wilde liguster=== <span class="term">Ligustrum vulgare</span> ====Kwetsbaar==== De oudste aanwezigheid van de wilde liguster is door de schaarse archeobotanische vondsten moeilijk vast te stellen. Of het hout of de twijgen werden benut is niet bekend. De soort is tenminste vanaf 4000 v. Chr. aanwezig. Wilde liguster is algemeen in de kalkhoudende duinen van het kustgebied. Elders zijn er enkele verspreide groeiplaatsen waarbij de autochtoniteit een vraag is. ====Aanbevelingen==== Vanwege het algemene voorkomen op de natuurlijke groeiplaatsen is specifiek beheer niet noodzakelijk. ===Zwarte populier=== <span class="term">Populus nigra</span> ====Ernstig bedreigd of uitgestorven==== Waarschijnlijk is de zwarte populier al heel lang een inheemse soort in het rivierengebied en langs de grotere beken. Zekere archeobotanische vondsten zijn tot nu toe echter niet bekend. Reden is dat het stuifmeel, hout en zaden niet zijn te onderscheiden van de ratelpopulier. In Noord-Holland is autochtone zwarte populier niet vastgesteld, maar komt mogelijk in de vochtige binnenduinranden en natte milieus nog voor. Zwarte populieren werden meestal vanuit stekken vermeerderde en komen daardoor als klonale groepen in regio’s voor. In duinmilieu is de zwarte populier, van onbekende herkomst, vanwege het vermogen om zand vast te houden veel aangeplant. ====Aanbevelingen==== De wilde zwarte populier is bijzonder zeldzaam, terwijl de genetische variatie beperkt is en veelal klonaal. Onderzoek naar mogelijke groeiplaatsen in Noord-Holland is aanbevolen. ===Zomereik=== <span class="term">Quercus robur</span> ====Kwetsbaar==== De zomereik is via twee migratielijnen na de IJstijd naar de Lage Landen gekomen. Noord-Holland hoort tot de Spaanse lijn. De wintereik heeft Noord-Holland waarschijnlijk niet bereikt en is althans tot nu toe nergens als wilde boom aangetroffen. Door de grote ontginningen in de middeleeuwen is de zomereik vrij zeldzaam in de provincie. Lokaal zijn er enkele waardevolle genenbronpopulaties van de zomereik in de binnenduinranden en de stuwwal van het Gooi. In de duinstreek, met name bij Bergen en Schoorl, komen zowel restanten van uitgegroeid hakhout als combinaties met autochtone beuken voor. Ook de beuk komt hier als uitgegroeid hakhout voor. In het Gooi zien we enkele grote percelen eikenhakhoutbos, deels ook als spaartelgen en in houtwallen. ====Aanbevelingen==== Zeker in het samengaan met de beuk komt de zomereik in de knel. Creativiteit is vereist om beide waardevolle boomsoorten met wilde populaties goed te behouden en te beheren. Behoud van de grote monumentale uitgegroeide beukenstoven is daarbij wenselijk. Op diverse plaatsen is de typische struiklaag van het eikenbos met sporkehout, wilde kamperfoelie en wilde lijsterbes, merendeels verdwenen Daarnaast heeft het verwijderen van invasieve exoten, met name de Virginische vogelkers, de Amerikaanse vogelkers en de esdoorns prioriteit. Bij aanplant van zomereik is het belangrijk dat daarbij autochtoon plantgoed uit de Spaanse migratielijn wordt toegepast. ===Wegedoorn=== <span class="term">Rhamnus cathartica</span> ====Ernstig bedreigd==== De wegedoorn komt op vrij veel plaatsen voor in het land, maar voornamelijk in kleine tot zeer kleine aantallen. Uitzondering zijn de kalkrijke kustduinen waar de wegedoorn plaatselijk talrijker voorkomt. Wegedoorn is vanaf ca. 6500 v. Chr. vastgesteld door archeobotanici. Het hout werd voor allerlei doeleinden benut. ====Aanbevelingen==== Vanwege de kleine populaties is wegedoorn op diverse groeiplaatsen kwetsbaar. Als lichtminnende soort is vrijstelling en vergroting van kleine populaties van belang, bij voorkeur door natuurlijke verjonging. De wegedoorn is in de Noord-Hollandse duinen een belangrijk soort van de rijke duinstruwelen. Vooral bij de rigoureuze duinomvormingen naar stuifzanden is het raadzaam de soortenrijke struwelen met de wegedoorns te behouden en te beheren. ===Wilde rozen=== <span class="term">Rosa</span> ssp. Veel wilde rozensoorten zijn ernstig bedreigd. Over het soortbegrip van de wilde rozen is veel discussie. Dat heeft alles te maken met de ingewikkelde genetica van de rozen. Een aantal soorten wilde rozen zal al kort na de IJstijd onze streken bereikt hebben, tenminste vanaf 8000 v. Chr. Diverse rozentaxa kunnen waarschijnlijk als gestabiliseerde hybriden worden opgevat. Veel inheemse rozen met wilde populaties maken deel uit van de duinstruwelen. Enkele ervan zijn vrij talrijk zoals de hondsroos, de heggenroos en de beklierde hondsroos. ====Ernstig bedreigd==== Kale struweelroos (<span class="term">Rosa vosagiaca</span>), behaarde struweelroos (<span class="term">Rosa caesia</span>), berijpte viltroos (<span class="term">Rosa sherardii</span>), viltroos (<span class="term">Rosa tomentosa</span>), kleinbloemige roos (<span class="term">Rosa micrantha</span>). Daarnaast zijn er gestabiliseerde hybriden: schijnkraagroos (<span class="term">Rosa x inodora</span>), wigbladige roos (<span class="term">Rosa elliptica</span>), schijnheggenroos (<span class="term">Rosa x subcollina</span>), schijnhondsroos (<span class="term">Rosa x subcanina</span>) en schijnviltroos (<span class="term">Rosa x suberectiformis</span>). ====Kwetsbaar==== Beklierde heggenroos (<span class="term">Rosa tomentella</span>) en schijnegelantier (<span class="term">Rosa x gremlii</span>) De positie van de duinroos (<span class="term">Rosa spinosissima</span>) en de egelantier (<span class="term">Rosa rubiginosa</span>), is onduidelijk omdat die in het verleden ook zijn aangeplant. Op Texel komen zeer grote populaties van Duinroos voor. ====Aanbevelingen==== Rozen zijn lichtminners die bij donker wordende milieus in bossen en struwelen in de knel komen. Natuurontwikkelingsprojecten, die soms rigoureus worden uitgevoerd om stuivend duin te bevorderen, kunnen zowel gunstig als ongunstig zijn afhankelijk van de mate waarin er rekening met de rozen wordt gehouden. Bosrandprojecten leiden vaak tot verslechtering van rozengroeiplaatsen. Een goede registratie van rozengroeiplaatsen en integratie ervan bij het beheer is hier geboden. ---- <blockquote class="templatetekst"><div class="tekst">Tekst: Lodewijk van Kemenade en Bert Maes. Meer informatie: [https://www.wildebomen.nl wildebomen.nl].</div> </blockquote>  
==Inheemse soorten met wilde populaties in Overijssel== Overijssel heeft enkel hotspots met waardevolle wilde populaties op de morenen-bodems van de stuwallen, in de beekdalen van Twente, het Reestdal, het Vechtdal, het IJsseldal en het houtwallenlandschap van Steenwijkerwold. Op de Sallandse Heuvelrug staat een prachtige populatie van wilde wintereiken en jeneverbessen. De meerstammige bomen zijn doorgegroeide hakhoutbomen. In de beekdalen van Twente zien we zeldzaamheden als de wilde peer, viltroos, schijnkoraalmeidoorn, winterlinde, haagbeuk, es en fladderiep, weliswaar met kleine aantallen. Het Dinkeldal kan tot de best bewaarde bossen van ons land gerekend worden met grotere populaties van de wegedoorn, sleedoorn, grootvruchtige meidoorn, tweestijlige meidoorn, wilde kardinaalsmuts, Gelderse roos en bittere wilg. Verspreid staan enkele monumentale wilde zwarte populieren. Het Reestdal is niet rijk aan soorten maar uniek door de originele meanders en vele verspreide, kleine oude boskernen en houtwallen met o.a. es, zwarte els, gewone vogelkers, beklierde heggenroos, zwarte bes en de voor Noord-Nederland specifieke laurierwilg. Het Vechtdal is opmerkelijk door de grote meanders die rijk zijn aan allerlei populaties waaronder de wegedoorn, kleinbloemige roos, tweestijlige meidoorn, bittere wilg en bij Junner Koeland een mooie populatie van de jeneverbes. Opmerkelijk zijn de diverse groeiplaatsen van oude zomereiken in de vorm van hakhout en lage knotbomen. Langs de IJssel staan verspreid enkele zwarte populieren, fladderiepen en Spaanse aken. Bijzonder is het Zalkerbos met o.a. ruwe iep, gladde iep, es en zwarte els. Enkele grote gladde iepen zijn hier opmerkelijk. Bij Enschede staan de laatste rode peperboompjes buiten Zuid-Limburg. Het houtwallenlandschap bij Steenwijk is nog nauwelijks onderzocht en kan nog het nodige aan wilde houtige gewassen opleveren. Van diverse soorten in Overijssel zijn de aantallen laag zoals van de wilde peer, wilde appel, fladderiep, kleinbloemige roos, viltroos, schijnkoraalmeidoorn, grootvruchtige meidoorn, ruwe iep en zwarte populier. Ook zijn er soorten uitgestorven als zomerlinde, koraalmeidoorn en enkele wilde rozensoorten. ==Attentielijst== <table class="klein"> <tr> <th>Wetenschappelijke naam</th> <th>Nederlandse naam</th> </tr> <tr> <td>Acer campestre</td> <td>Spaanse aak</td> </tr> <tr> <td>Crataegus laevigata</td> <td>Tweestijlige meidoorn</td> </tr> <tr> <td>Crataegus x macrocarpa</td> <td>Grootvruchtige meidoorn</td> </tr> <tr> <td>Crataegus x subsphaericea</td> <td>Schijnkoraalmeidoorn</td> </tr> <tr> <td>Daphne mezereum</td> <td>Rood peperboompje</td> </tr> <tr> <td>Fagus sylvatica</td> <td>Beuk</td> </tr> <tr> <td>Juniperus communis</td> <td>Jeneverbes</td> </tr> <tr> <td>Malus sylvestris</td> <td>Wilde appel</td> </tr> <tr> <td>Populus nigra</td> <td>Zwarte populier</td> </tr> <tr> <td>Pyrus pyraster</td> <td>Wilde peer</td> </tr> <tr> <td>Quercus petraea</td> <td>Wintereik</td> </tr> <tr> <td>Rhamnus cathartica</td> <td>Wegedoorn</td> </tr> <tr> <td>Rosa x gremlii</td> <td>Schijnegelantier</td> </tr> <tr> <td>Rosa dumalis</td> <td>Kale struweelroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa micrantha</td> <td>Kleinbloemige roos</td> </tr> <tr> <td>Rosa rubiginosa</td> <td>Egelantier</td> </tr> <tr> <td>Rosa x subcanina</td> <td>Schijnhondsroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa x subcollina</td> <td>Schijnheggenroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa x suberectiformis</td> <td>Schijnviltroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa tomentosa</td> <td>Viltroos</td> </tr> <tr> <td>Salix pentandra</td> <td>Laurierwilg</td> </tr> <tr> <td>Salix purpurea</td> <td>Bittere wilg</td> </tr> <tr> <td>Taxus baccata</td> <td>Taxus</td> </tr> <tr> <td>Tilia cordata</td> <td>Winterlinde</td> </tr> <tr> <td>Ulmus glabra</td> <td>Ruwe iep</td> </tr> <tr> <td>Ulmus laevis</td> <td>Fladderiep</td> </tr> <tr> <td>Ulmus minor var. minor</td> <td>Gladde iep</td> </tr> </table> ==Soortbeschrijvingen== ===Spaanse aak of Veldesdoorn=== <span class="term">Acer campestre</span> ====Kwetsbaar==== Spaanse aak is een zeldzame soort die in Overijssel de grens van zijn natuurlijke areaal bereikt. Kleine populaties zien we in de Overijsselse IJsselvallei en Twente. Spaanse aak werd vooral als hakhout, hegstruiken zeldzamer als knotboom beheerd. De oudste archeobotanische vondsten dateren van ca. 5000 v. Chr. De soort blijkt kwetsbaar bij kleine populaties, zo is de enige groeiplaats in Midden-Brabant verdwenen. ===Meidoorns=== <span class="term">Crataegus ssp.</span>: tweestijlige meidoorn, (<span class="term">Crataegus laevigata</span>), grootvruchtige meidoorn (<span class="term">Crataegus x macrocarpa</span>) en schijnkoraalmeidoorn (<span class="term">Crataegus x subsphaerica</span>) ====Kwetsbaar==== <span class="term">tweestijlige meidoorn en grootvruchtige meidoorn</span> ====Ernstig bedreigd==== <span class="term">schijnkoraalmeidoorn</span> Meidoorns hebben de tijd overleefd in oude heggen, houtwallen en struwelen. Ook komen wilde meidoorns voor in de struiklaag van lichte bossen en bosranden. De tweestijlige meidoorn kan schaduw verdragen en is meer een bossoort. De tweestijlige meidoorn is een soort van leemhoudende bodems in rivier- en beekdalen en in Zuid-Limburg op krijt- en lössbodems. Een derde meidoornsoort, de koraalmeidoorn (<span class="term">Cratageus rhipidophylla</span>) is waarschijnlijk uitgestorven in Nederland, maar kruisingen met de tweestijlige meidoorn (grootvruchtige meidoorn) komt als gestabiliseerde hybride populatie nog voor. Om die reden worden deze hybriden als autochtone genenbronnen van belang gevonden. Ook met eenstijlige meidoorn kan de tweestijlige meidoorn hybridiseren (Basterdmeidoorn, <span class="term">Crataegus x media</span>) en is dan vaak indicatief voor oude groeiplaatsen. Ook de hybride koraalmeidoorn x eenstijlige meidoorn, de schijnkoraalmeidoorn (<span class="term">Crataegus x subsphaerica</span>) komt zeldzaam als gestabiliseerde hybride populatie voor, zoals in Twente. De grootvruchtige meidoorn komt in het areaal van de tweestijlige meidoorn voor, zij het aanzienlijk zeldzamer. Voor de schijnkoraalmeidoorn geldt hetzelfde, maar deze is het zeldzaamste. ====Aanbevelingen==== Meidoorns in heggen en houtsingels adequaat snoeien. Intensieve snoei is cultuurhistorisch van belang. Uitgegroeide bloeiende en vruchtdragende meidoorns zijn ecologisch waardevol. Een gevarieerd en cyclisch beheer heeft de voorkeur zodat er verschillende stadia naast elkaar voorkomen. Meidoorns in bossen dienen vrijgesteld te worden zodat de groeiplaats licht genoeg blijft. Vergroting van kleine populaties is vaak noodzakelijk, bij voorkeur door natuurlijke verjonging. Met het juiste beheer is dit zeker haalbaar voor meidoorns. ===Rood Peperboompje=== <span class="term">Daphne mezereum</span> ====Ernstig bedreigd==== Rood peperboompje is uiterst zeldzaam en een Rode Lijstsoort. Rood peperboompje komt voor in Zuid-Limburg en twee kleine populaties in Overijssel. Deze laatste zijn mogelijk op te vatten als een stinzenplant. Rood peperboompje behoort ongetwijfeld al lang tot de wilde flora van Nederland. Archeobotanische waarnemingen ontbreken tot nu toe. ====Aanbevelingen==== Rood peperboompje is in situ ernstig bedreigd. De populatie is de afgelopen decennia sterk achteruit gegaan. Een kleine populatie in de Achterhoek (Graafschap) is in de jaren ’90 van de 20e eeuw definitief verloren gegaan. Als lichtminnende soort is vrijstellen noodzakelijk. Gezien de sterke achteruitgang is vergroten van de nog bestaande populaties aan te bevelen. Daarbij dient vooraf zorgvuldig onderzoek plaats te vinden en een plan te worden opgesteld waarin de voor- en tegens van herintroductie van autochtoon plantmateriaal worden afgewogen. ===Beuk=== <span class="term">Fagus sylvatica</span> ====Kwetsbaar==== De beuk is relatief laat na de laatste IJstijd naar het noorden gemigreerd, vanaf ca. 2000 v. Chr. Ofschoon de beuk door aanplant verre van zeldzaam is, zijn wilde populaties schaars. Alleen op de noordelijke Veluwe is de wilde beuk algemeen in de zogenaamde malenbossen (bossen vanaf de middeleeuwen beheerd door de dorpsgemeenschap). In Overijssel komt de wilde beuk voor in Twente en in het Vechtdal. ====Aanbevelingen==== De beuk komt voornamelijk voor als doorgegroeid hakhout en spaartelgen tussen doorgegroeid hakhout van winter- en zomereik. Hier ligt een taak om creatieve oplossingen te zoeken voor behoud van de drie boomsoorten, waarbij de eiken het meest kwetsbaar zijn. Toch verjongt de beuk zich niet altijd door gebrek aan open plekken in het bos. Soms wordt hakhoutbeheer weer gestart. Doordat de stammen inmiddels te dik zijn, loopt de stoof niet meer uit en sterft de boom (dit is gebeurd in het Holsetterbos in Zuid-Limburg). Van belang is verder om bij aanplant van beuken in de nabijheid van oude opstanden autochtoon plantgoed toe te passen. ===Jeneverbes=== <span class="term">Juniperus communis</span> ====Kwetsbaar==== De jeneverbes verscheen snel na de IJstijd en verdween daarna weer met uitzondering van het duingebied. Tenminste vanaf 3800 v. Chr. werd jeneverbes algemener. Jeneverbes komt nog steeds in diverse regio’s algemeen voor soms met grote populaties, vooral in Oost-Nederland en op de Veluwe. In Overijssel in het Vechtdal, de Sallandse heuvelrug en Twente. De bessen zijn in het verleden als specerij gebruikt. Uit de Steentijd is jeneverbes aangetroffen voor bogenhout en constructiehout van boerderijen. ====Aanbevelingen==== Op sommige plaatsen waar de jeneverbes algemeen is, neemt de soort toch af door weinig of geen verjonging en door verbossing van jeneverbesgroeiplaatsen waardoor de lichtvragende soort in de knel komt. Vrijstelling van de struiken is dan een effectief beheer. ===Wilde appel=== <span class="term">Malus sylvestris</span> ====Ernstig bedreigd==== Gezien het voorkomen van de wilde appel in Gelderland en Drenthe zijn populaties ervan ook in Overijssel te verwachten. Tot nu werd slechts één locatie met wilde appel aangetroffen bij Woldberg bij Steenwijk. Wellicht komen er meerdere locaties bij nader onderzoek nog tevoorschijn. ====Aanbevelingen==== Een actieplan voor het behoud van de wilde appels van de Woldberg is urgent. Inventarisatie van het houtwallenlandschap van Steenwijkerwold is in dit verband aan te bevelen. ===Zwarte populier=== <span class="term">Populus nigra</span> ====Ernstig bedreigd==== Waarschijnlijk is de zwarte populier al heel lang een inheemse soort in het rivierengebied en langs de grotere beken. Zekere archeobotanische vondsten zijn tot nu toe echter niet bekend. Reden is dat het stuifmeel, hout en zaden niet zijn te onderscheiden van de ratelpopulier. Wilde zwarte populieren zijn in Overijssel tot nu toe alleen in het Dinkeldal waargenomen en verder langs de grote rivieren (o.a.de Biesbos) en in Zuid-Limburg. ====Aanbevelingen==== De zwarte populier is bijzonder zeldzaam, terwijl de genetische variatie beperkt is. De soort gaat achteruit door wegvallen van oudere bomen en vraat van bevers. Door natuurontwikkeling neemt de zwarte populier anderzijds ook toe. De genetische kwaliteit van de verjonging is echter niet optimaal, er is sprake van beperkte vermenging met genetisch materiaal van Noord- Amerikaanse populieren. Bescherming van de groeiplaatsen blijft van belang. Vergroting van de populatie in Twente is aanbevolen. ===Wilde peer=== <span class="term">Pyrus pyraster</span> ====Ernstig bedreigd==== Van de zeer weinige vindplaatsen in situ gingen er recent nog twee verloren. Uit een archeobotanische vondst blijkt dat de wilde peer tenminste vanaf ca. 3500 v. Chr. hier aanwezig was. Twee wilde peren in Overijsel stonden in het Steenwijkerwold en zijn door verbranding van snoeihout dood gegaan. In Twente komt nog een enkel exemplaar voor. ====Aanbevelingen==== Een goed beheer en veiligstelling van de schaarse groeiplaatsen is urgent, evenals opname in de Genenbank. ===Wintereik=== <span class="term">Quercus petraea</span> ====Ernstig bedreigd==== De wintereik is in Nederland een soort van de stuwwallen. De wintereik lijkt in Nederland zijn areaalgrens in Overijssel (Sallandse heuvelrug) bereikt te hebben. Enkele exemplaren komen nog in oost Drenthe voor. De beide eiken komen sedert 8000 v. Chr. voor in onze contreien en zijn via de migratieroutes vanuit Spanje en Italië naar Noordwest-Europa gekomen. Beide herkomsten zijn middels DNA technieken traceerbaar. Eiken zijn van ouds bijzonder belangrijk geweest voor velerlei doeleinden zoals bouwhout, botenhout, brandhout, houtskool, looistof en veevoer. Daarnaast dienden de zetmeelrijke eikels waarschijnlijk ook de mens tot (nood)voedsel. ====Aanbevelingen==== Wintereiken zijn als lichtvragende bomen kwetsbaar bij donker wordende bossen. Om die reden zijn de wintereiken tenminste met 50% afgenomen sedert ca. 1950. Vrijstelling van wintereiken in beukenbossen is daarom noodzakelijk voor behoud van de soort. ===Wilde rozen=== <span class="term">Rosa ssp.</span> Veel wilde rozensoorten zijn ernstig bedreigd. Over het soortsbegrip van de wilde rozen is veel discussie. Dat heeft alles te maken met de ingewikkelde genetica van de rozen, het voorkomen van hybridisatie en zelfbevruchting waarbij klonale groepen ontstaan. Een aantal soorten wilde rozen zal al kort na de IJstijd onze streken bereikt hebben, tenminste vanaf 8000 v. Chr. Diverse rozentaxa kunnen waarschijnlijk als gestabilieerde hybriden worden opgevat. ====Ernstig bedreigd==== kale struweelroos (<span class="term">Rosa vosagiaca/dumalis</span>), egelantier (<span class="term">Rosa rubiginosa</span>), kleinbloemige roos (<span class="term">Rosa micrantha</span>). Daarnaast zijn er min of meer gestabiliseerde hybriden: schijnheggenroos (<span class="term">Rosa x subcollina</span>), schijnhondsroos (<span class="term">Rosa x subcanina</span>), schijnviltroos (<span class="term">Rosa x suberectiformis/pseudoscabriuscula</span>). ====Bedreigd==== viltroos en schijnegelantier (<span class="term">Rosa tomentosa en Rosa x gremlii</span>) De viltroos (<span class="term">Rosa tomentosa</span>) komt verspreid voor in de beekdalen en het krijtgebied. In het kustduingebied is de soort zeer zeldzaam. In Overijssel alleen in Twente. De schijnegelantier (<span class="term">Rosa x gremlii syn. Rosa x henkeri-schulzei</span>) is een soort van de kustduinen, de Waddenduinen en Zuid-Limburg. Dit taxon wordt wel verward met de egelantier, maar schijnegelantier komt meer voor dan de egelantier. ====Aanbevelingen==== Behalve de hondsroos, de beklierde hondsroos en de heggenroos zijn alle wilde rozensoorten zeldzaam tot zeer zeldzaam. Rozen zijn lichtminners die bij donker wordende milieus in bossen en struwelen in de knel komen. Natuurontwikkelingsprojecten kunnen zowel gunstig als ongunstig zijn afhankelijk van de mate waarin er rekening met de rozen wordt gehouden. Bosrandprojecten leiden vaak tot verslechtering van rozengroeiplaatsen. Een goede registratie van rozengroeiplaatsen en integratie ervan bij het beheer is hier geboden. ===Wegedoorn=== <span class="term">Rhamnus cathartica</span> ====Ernstig bedreigd==== Wegedoorn is vanaf ca. 6500 v. Chr. vastgesteld door archeobotanici. Het hout werd voor allerlei doeleinden benut. Thans komt de wegedoorn op vrij veel plaatsen voor in het land, maar voornamelijk in kleine tot zeer kleine aantallen. In Overijssel alleen schaars voorkomend in Twente en de IJsselvallei. ====Aanbevelingen==== Vanwege de kleine populaties is wegedoorn op diverse groeiplaatsen kwetsbaar. Als lichtminnende soort is vrijstelling en vergroting van kleine populaties van belang, bij voorkeur door natuurlijke verjonging. ===Wilgen=== <span class="term">Salix ssp.</span> Laurierwilg (<span class="term">Salix pentandra</span>) en bittere wilg (<span class="term">Salix purpurea</span>) Wilgen worden al eeuwenlang gekweekt en aangeplant voor velerlei doeleinden. Dat heeft vele hybriden en cultivars opgeleverd met eigen kwaliteiten met name voor de griendteelt. Wilgenhout is waardevol voor manden, visfuiken, wannen, bindmateriaal, zinkstukken, hoepels, klompen, huizenbouw enz. Wilgen zijn ook belangrijke nectarplanten voor bijen en de bladeren en twijgen waren ooit belangrijk veevoer. Wilgenhout is vanaf 5500 v.Chr. aangetoond, maar ongetwijfeld waren er al ver daarvoor wilgensoorten aanwezig. Nu de griendteelt zijn economisch belang nagenoeg heeft verloren groeien de voormalige grienden uit tot bossen en bosjes. ====Ernstig bedreigd==== Laurierwilg en bittere wilg De laurierwilg is in ons land een noordelijke soort van de Waddeneilanden, Drenthe en Overijssel. De bittere wilg (Salix purpurea subsp. lambertiana) komt zeldzaam voor in het Dinkeldal en langs de Vecht. ====Aanbevelingen==== Een goede registratie van groeiplaatsen van deze soorten en integratie ervan bij het beheer is aan te bevelen. laurierwilg (<span class="term">Salix pentandra</span>) en bittere wilg (<span class="term">Salix purpurea</span>) ===Taxus=== <span class="term">Taxus baccata</span> ====Ernstig bedreigd==== De taxus behoort tot de zeldzame boomsoorten in ons land en is nagenoeg beperkt tot de Achterhoek bij Winterswijk. Mogelijk komt er een zeer kleine populatie voor in Zuid-Twente. Tenminste vanaf het Neolithicum, ca. 4000 v.Chr., is taxus onder andere bekend vanwege het vervaardigen van bogen en gereedschappen. ====Aanbevelingen==== Vanwege de grote zeldzaamheid is extra aandacht geboden bij het beheer van de locaties waar wilde taxus voorkomt. Ook voor mogelijk inheemse locaties in Overijssel is vooralsnog behoud van taxus van belang. ===Winterlinde=== <span class="term">Tilia cordata</span> ====Ernstig bedreigd==== De winterlinde is vanaf 7000 v. Chr. in onze streken en was in de Steentijd tot de Bronstijd een algemene boomsoort. Ofschoon van de winterlinde weinig archeobotanische vondsten zijn, kunnen we dat op grond van de huidige verspreiding in Europa veronderstellen. Lindes groeien op de betere bodems zodat met de komst van de akkerbouw de linde geleidelijk aan is verdwenen. Toch was de linde lang waardevol vanwege het hout dat heel veel soorten gebruik kende, de bast als vezelbron en de twijgen en bladeren als veevoer. Ook de komst van de beuk en de haagbeuk zullen concurrerend zijn geweest. Thans is de winterlinde een zeldzame boom en alleen in kleine populaties in het oosten van het land en in Zuid-Limburg te vinden. In Overijssel komt de winterlinde verspreid in kleine aantallen in Twente voor. Voor inzicht in de natuurlijke milieuomstandigheden zijn de groeiplaatsen van de winterlinde in Twente van grote waarde. De zomerlinde is waarschijnlijk uitgestorven in Overijssel. ====Aanbevelingen==== Gezien de zeldzaamheid van de winterlinde en de veelal kleine populaties is extra aandacht van belang. Aanplant van niet-wilde herkomsten in de nabijheid van wilde populaties is onwenselijk voor het genenbehoud. Omvorming van deze opstanden en vergroting van de wilde populaties is dringend aanbevolen. ===Ruwe iep=== <span class="term">Ulmus glabra</span> ====Ernstig bedreigd==== De ruwe iep is een zeldzame soort met alleen in Twente, de Achterhoek en Zuid-Limburg wilde populaties. Waarschijnlijk is de soort vanaf het Neolithicum (rond 5000 v. Chr.) sterk achteruit gegaan. Ruwe iep en gladde iep zijn soorten van de rijkere bodems. Het hout van iepen is vanaf de Midden-Steentijd bekend, maar het hout van de diverse iepensoorten is niet van elkaar te onderscheiden. Iepenhout was (met name vóór het verschijnen van taxus) bij uitstek geschikt voor bogen en speren. Het loof was waardevol veevoer. ====Aanbevelingen==== Vanwege de grote zeldzaamheid is extra aandacht voor de ruwe iep noodzakelijk. De ruwe iep is niet resistent, maar wel aanzienlijk minder gevoelig voor de iepziekte. Opname in de Genenbank is aanbevolen. Vergroting van de kleine populaties is aan te bevelen. ===Fladderiep=== <span class="term">Ulmus laevis</span> ====Ernstig bedreigd==== De fladderiep is een zeldzame iepensoort met kleine populaties in Oost-Nederland, In Overijssel komt een enkel exemplaar voor in het Zalkerbos en in Twente. De fladderiep is in het veld vrijwel ongevoelig voor de iepziekte. Voor de archeobotanie zie onder de ruwe iep. ====Aanbevelingen==== Fladderiep wordt niet altijd herkend door beheerders, waardoor ze bij dunningen in bosranden en houtwallen nog wel eens sneuvelen. Vanwege de grote zeldzaamheid is extra aandacht voor de fladderiep noodzakelijk. ---- <blockquote class="templatetekst"><div class="tekst">Tekst: Lodewijk van Kemenade en Bert Maes. Meer informatie: [https://www.wildebomen.nl wildebomen.nl].</div> </blockquote>  
==Inheemse soorten met wilde populaties in Utrecht== De dichtbevolkte en bebouwde provincie Utrecht is vrij arm aan wilde bomen en struiken. Met name soorten die gebonden zijn aan watermilieus zijn kwetsbaar en een aantal is in het verleden verdwenen. Vooral buiten de het centrale verstedelijkt gebied van de provincie heeft Utrecht waardevolle gebieden met autochtone genenbronnen. Opmerkelijk zijn de grote oude boskernen op de stuwwal met wintereiken, basterdeiken en in mindere mate beukenpopulaties. In de Gelderse Vallei is het kleinschalige landschap met de vele houtwallen behouden gebleven. Restanten van hardhoutooibos zien we langs de grote rivieren. In het Hollands-Utrechtse veenweidegebied zijn mooie voorbeelden van de oude boeren geriefhout- en pestbosjes en eendenkooibossen naast de oude Middeleeuwse kaden met houtwallen. ==Attentielijst== <table class="klein"> <tr> <th>Wetenschappelijke naam</th> <th>Nederlandse naam</th> </tr> <tr> <td>Corylus avellana</td> <td>Wilde hazelaar</td> </tr> <tr> <td>Crataegus laevigata</td> <td>Tweestijlige meidoorn</td> </tr> <tr> <td>Crataegus x subsphaericea</td> <td>Schijnkoraalmeidoorn</td> </tr> <tr> <td>Crataegus x macrocarpa</td> <td>Grootvruchtige meidoorn</td> </tr> <tr> <td>Euonymus europaeus</td> <td>Wilde kardinaalsmuts</td> </tr> <tr> <td>Fagus sylvatica</td> <td>Beuk</td> </tr> <tr> <td>Juniperus communis</td> <td>Jeneverbes</td> </tr> <tr> <td>Prunus padus</td> <td>Gewone vogelkers</td> </tr> <tr> <td>Quercus petraea</td> <td>Wintereik</td> </tr> <tr> <td>Quercus x rosacea</td> <td>Basterdeik</td> </tr> <tr> <td>Rhamnus cathartica</td> <td>Wegedoorn</td> </tr> <tr> <td>Rosa x subcanina</td> <td>Schijnhondsroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa tomentella</td> <td>Beklierde heggenroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa tomentosa</td> <td>Viltroos</td> </tr> <tr> <td>Salix purpurea</td> <td>Bittere wilg</td> </tr> </table> ==Soortbeschrijvingen== ===Wilde hazelaar=== <span class="term">Corylus avellana</span> ====Kwetsbaar==== De hazelaar is een veel aangeplant struik met vele cultuurvariëteiten. Al in de prehistorie was de hazelnoot gewild voedsel. Archeobotanici vinden in prehistorische sites niet zelden stapels notendoppen. De hazelaar was vanaf 9000 v. Chr. deel van de vegetatie. Tot voor kort hadden alle boeren wel een perceeltje met hazelaars. De lange cultuurgeschiedenis maakt herkenning van wilde hazelaar niet eenvoudig en is nog onderwerp van studie. Kansrijke plekken voor de wilde hazelaar liggen in de Gelderse Vallei. ====Aanbevelingen==== Verder onderzoek naar de autochtoniteit van de hazelaar is nog steeds noodzakelijk. Hazelaars zijn lichtminnende struiken die lichte schaduw kunnen verdragen. Op schaduwrijke plekken weten ze zich soms te handhaven, maar komen dan niet in bloei of vrucht. ===Meidoorns=== (<span class="term">Crataegus ssp.</span>): schijnkoraalmeidoorn (<span class="term">Crataegus x subsphaerica</span>), grootvruchtige meidoorn (<span class="term">Crataegus x macrocarpa</span>) en tweestijlige meidoorn (<span class="term">Crataegus laevigata</span>). ====Ernstig bedreigd==== Meidoorns hebben de tijd overleefd in oude heggen, houtwallen en struwelen. Van de tweestijlige meidoorn en de grootvruchtige meidoorn zijn zeer weinig waarnemingen in de provincie Utrecht, en zijn er mogelijk zelfs uitgestorven. Naast één- en tweestijlige meidoorn kwam een derde meidoornsoort, de koraalmeidoorn (<span class="term">Cratageus rhipidophylla</span>) voor in Nederland. Deze soort is waarschijnlijk uitgestorven, maar de hybride koraalmeidoorn x eenstijlige meidoorn, de schijnkoraalmeidoorn (<span class="term">Crataegus x subsphaerica</span>) komt zeldzaam als gestabiliseerde hybride populatie voor, zoals in het Rijngebied bij Amerongen. Om die reden worden deze hybriden als autochtone genenbronnen van belang gevonden. De schijnkoraalmeidoorn komt in het areaal van de éénstijlige meidoorn voor, en is zeer zeldzaam. ====Aanbevelingen==== Meidoorns in heggen en houtsingels adequaat snoeien. Intensieve snoei is cultuurhistorisch van belang. Uitgegroeide bloeiende en vruchtdragende meidoorns zijn ecologisch waardevol. Een gevarieerd en cyclisch beheer heeft de voorkeur zodat er verschillende stadia naast elkaar voorkomen. In bossen dienen meidoorns vrijgesteld te worden zodat de groeiplaats licht genoeg blijft. Vergroting van kleine populaties is vaak noodzakelijk, bij voorkeur door natuurlijke verjonging. Met het juiste beheer is dit zeker haalbaar voor meidoorns. De meidoornpopulatie van de Amerongse polder verdient extra aandacht. ===Wilde kardinaalsmuts=== <span class="term">Euonymus europaeus</span> ====Kwetsbaar==== De wilde kardinaalmuts is landelijk niet zeldzaam op natte en vochtige plaatsen en in de kustduinen. In de provincie Utrecht is de soort zeldzaam en komt voornamelijk langs de grote rivieren voor. Aanbevelingen: Een goede registratie van de groeiplaatsen van de wilde kardinaalsmutsen is van belang. Bij aanplant van de soort is alertheid op levering van autochtoon plantgoed geboden. ===Beuk=== <span class="term">Fagus sylvatica</span> ====Zeer kwetsbaar==== De beuk is relatief laat na de laatste IJstijd naar het noorden gemigreerd, vanaf ca. 2000 v. Chr. Ofschoon de beuk door aanplant verre van zeldzaam is, zijn wilde populaties schaars. Alleen op de noordelijke Veluwe is de wilde beuk algemeen in de zogenaamde malenbossen (bossen vanaf de middeleeuwen beheerd door de dorpsgemeenschap). ====Aanbevelingen==== In de provincie Utrecht is de soort beperkt tot de Utrechtse heuvelrug. Dat vraagt om een adequaat beheerprogramma voor deze boomsoort. De beuk komt voornamelijk voor als doorgegroeid hakhout en spaartelgen tussen doorgegroeid hakhout van winter- en zomereik. Hier ligt een taak voor de beheerder om creatieve oplossingen te zoeken voor behoud van de drie boomsoorten, waarbij de eiken het meest kwetsbaar zijn. Toch verjongt de beuk zich niet altijd door gebrek aan open plekken in het bos. Soms wordt hakhoutbeheer weer gestart. Dit is af te raden als de laatste hakbeurt meer dan 20 jaar geleden is. Doordat de stammen inmiddels te dik zijn, loopt de stoof dan meestal niet meer uit en sterft de boom. Van belang is om bij aanplant van beuken in de nabijheid van oude opstanden autochtoon plantgoed toe te passen. ===Jeneverbes=== <span class="term">Juniperus communis</span> ====Kwetsbaar==== De jeneverbes verscheen snel na de IJstijd en verdween daarna weer met uitzondering van het duingebied. Tenminste vanaf 3800 v. Chr. werd jeneverbes algemener. Jeneverbes komt nog steeds in diverse regio’s algemeen voor soms met grote populaties, vooral in Oost-Nederland en op de Veluwe. In Utrecht zien we jeneverbes op enkele plaatsen op de Utrechtse Heuvelrug. Interessant zijn enkele plaatsen waar de soort zich verjongt middels zaad. De bessen zijn in het verleden als specerij gebruikt. Uit de Steentijd is jeneverbes aangetroffen voor bogenhout en constructiehout van boerderijen. ====Aanbevelingen==== Op locaties waar de jeneverbes bedreigd is, is bescherming en vergroting van de populatie noodzakelijk. Op sommige plaatsen waar de jeneverbes algemeen is, neemt de soort toch af door weinig of geen verjonging. De jeneverbes is kwetsbaar door verbossing van de groeiplaatsen waardoor de lichtvragende soort in de knel komt. Vrijstelling van de struiken is dan een effectief beheer. ===Gewone vogelkers=== <span class="term">Prunus padus</span> ====Kwetsbaar==== De gewone vogelkers is landelijk vooral aanwezig in de beekdalen en niet zeldzaam. In de provincie Utrecht is de soort zeldzaam, maar plaatselijk algemeen zoals in de Gelderse Vallei en Eemvallei. De soort wordt bedreigd, ook in natuurgebieden, door de aanplant van siervogelkersen met een andere genetische achtergrond. ====Aanbevelingen==== Een goede registratie van de groeiplaatsen van de echte wilde vogelkersen is van belang. Bij aanplant van de soortkiezen voor autochtoon plantgoed en vooral alert zijn dat er geen cultivars worden geleverd. ===Wintereik en basterdeik=== <span class="term">Quercus petraea</span> en <span class="term">Quercus x rosacea</span> ====Ernstig bedreigd==== De wintereik is een soort van de stuwwallen, de Achterhoek en Zuid-Limburg. De wintereik heeft de tijd voornamelijk overleefd als hakhoutboom en zeldzamer als opgaande bosboom. De wintereik lijkt in Nederland zijn areaalgrens in Overijssel (Sallandse heuvelrug) bereikt te hebben. Op de Utrechtse Heuvelrug komt de soort voor in kleine aantallen. De basterdeik is iets algemener. Zomereik en wintereik komen beide sedert 8000 v. Chr. voor in onze contreien en zijn via de migratieroutes vanuit Spanje in Utrecht gekomen. De migratieherkomst is middels DNA-technieken traceerbaar. Eiken zijn van ouds bijzonder belangrijk geweest voor velerlei doeleinden zoals bouwhout, botenhout, brandhout, houtskool, looistof en veevoer. Daarnaast dienden de zetmeelrijke eikels waarschijnlijk ook de mens tot (nood)voedsel. ====Aanbevelingen==== Wintereiken en basterdeiken zijn als lichtvragende bomen kwetsbaar bij donker wordende bossen. Om die reden zijn de wintereiken in de stuwwalbossen met 50% afgenomen sedert ca. 1950. Vrijstelling van wintereiken in beukenbossen is daarom noodzakelijk voor behoud van de soort. Dit is eenvoudig te realiseren door het ringen van concurrerende beuken en andere schaduwboomsoorten. ===Wegedoorn=== <span class="term">Rhamnus cathartica</span> ====Ernstig bedreigd==== Wegedoorn is vanaf ca. 6500 v. Chr. vastgesteld door archeobotanici. Het hout werd voor allerlei doeleinden benut. Thans komt de wegedoorn op vrij veel plaatsen voor in het land, maar voornamelijk in kleine tot zeer kleine aantallen. In Utrechts is de soort zeer zeldzaam. ====Aanbevelingen==== Vanwege de kleine populaties is wegedoorn op diverse groeiplaatsen kwetsbaar. Als lichtminnende soort is vrijstelling en vergroting van kleine populaties van belang, bij voorkeur door natuurlijke verjonging. ===Wilde rozen=== <span class="term">Rosa</span> ssp. ====Ernstig bedreigd==== Veel wilde rozensoorten zijn ernstig bedreigd. Over het soortbegrip van de wilde rozen is veel discussie. Dat heeft alles te maken met de ingewikkelde genetica van de rozen, het voorkomen van hybridisatie en zelfbevruchting waarbij klonale groepen ontstaan en variatie binnen de soort zelf. Een aantal soorten wilde rozen zal al kort na de IJstijd onze streken bereikt hebben, tenminste vanaf 8000 v. Chr. Diverse rozentaxa kunnen waarschijnlijk als gestabiliseerde hybriden worden opgevat. Schijnhondsroos (<span class="term">Rosa x subcanina</span>), Beklierde heggenroos (<span class="term">Rosa tomentella</span>) en de viltroos (<span class="term">Rosa tomentosa</span>) komen zeer zeldzaam in de provincie voor. Waarschijnlijk zijn meerdere soorten langs de grote rivieren en beken al eerder uitgestorven. ====Aanbevelingen==== Rozen zijn lichtminners die bij donker wordende milieus in bossen en struwelen in de knel komen. Natuurontwikkelingsprojecten kunnen zowel gunstig als ongunstig zijn afhankelijk van de mate waarin er rekening met de rozen wordt gehouden. Bosrandprojecten leiden vaak tot verslechtering van rozengroeiplaatsen. Een goede registratie van rozengroeiplaatsen en integratie ervan bij het beheer is hier geboden. ===Wilgen=== <span class="term">Salix</span> sp. Wilgen worden al eeuwenlang gekweekt en aangeplant voor velerlei doeleinden. Dat heeft vele hybriden en cultivars opgeleverd met eigen kwaliteiten met name voor de griendteelt. Wilgenhout is waardevol voor manden, visfuiken, wannen, bindmateriaal, zinkstukken, hoepels, klompen, huizenbouw enz. Wilgen zijn ook belangrijke nectarplanten voor bijen en de bladeren en twijgen waren ooit belangrijk veevoer. Wilgenhout is vanaf 5500 v.Chr. aangetoond, maar ongetwijfeld waren er al ver daarvoor wilgensoorten aanwezig. Nu de griendteelt zijn economisch belang nagenoeg heeft verloren groeien de voormalige grienden uit tot bossen en bosjes. In de Biesbosch werden recent bij een inventarisatie maar liefst ruim 50 taxa vastgesteld. ===Bittere wilg=== <span class="term">Salix purpurea</span> ====Ernstig bedreigd==== De bittere wilg is een soort van het rivierenmilieu. In Utrecht is de soort in het dal van de Meije in het westelijke veenweidegebied en de vechtplassen schaars aangetroffen. Mogelijk zijn er nog groeiplaatsen in oude griendgebieden die nog niet gevonden zijn. ====Aanbevelingen==== Een goede registratie van de groeiplaatsen en integratie ervan bij het beheer is hier geboden. ---- <blockquote class="templatetekst"><div class="tekst">Tekst: Lodewijk van Kemenade en Bert Maes. Meer informatie: [https://www.wildebomen.nl wildebomen.nl].</div> </blockquote>  
==Inheemse soorten met wilde populaties in Zeeland== Wilde bomen en struiken zijn in Zeeland niet algemeen. Door de diverse overstromingen in de loop van de tijd zijn talloze kleine landschapselementen, met name heggenlandschappen verdwenen. Slechts op een enkele plek zijn soortenrijke heggenlandschappen behouden zoals de Goesse Poel op Zuid-Beveland. Bijzonder zijn de duinstruwelen met soms grote oppervlakten zoals op Schouwen. Een aantal oude landgoederen in het hoger gelegen kustgebied zijn van overstromingen gespaard gebleven. In de oude parkbossen met hakhoutverleden zijn wilde bomen en struiken behouden. In Zeeuws Vlaanderen met name zien we nog enkele oude boskernen. ==Attentielijst== <table class="klein"> <tr> <th>Wetenschappelijke naam</th> <th>Nederlandse naam</th> </tr> <tr> <td>Crataegus monogyna</td> <td>Eenstijlige meidoorn</td> </tr> <tr> <td>Euonymus europaeus</td> <td>Wilde kardinaalsmuts</td> </tr> <tr> <td>Fagus sylvatica</td> <td>Beuk</td> </tr> <tr> <td>Fraxinus excelsior</td> <td>Es</td> </tr> <tr> <td>Populus nigra</td> <td>Zwarte populier</td> </tr> <tr> <td>Ribes nigrum</td> <td>Zwarte bes</td> </tr> <tr> <td>Rosa caesia</td> <td>Behaarde struweelroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa x gremlii</td> <td>Schijnegelantier</td> </tr> <tr> <td>Rosa dumalis</td> <td>Kale struweelroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa x inodora</td> <td>Schijnkraagroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa micrantha</td> <td>Kleinbloemige roos</td> </tr> <tr> <td>Rosa rubiginosa</td> <td>Egelantier</td> </tr> <tr> <td>Rosa sherardii</td> <td>Berijpte viltroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa x subcanina</td> <td>Schijnhondsroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa x subcollina</td> <td>Schijnheggenroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa tomentella</td> <td>Beklierde heggenroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa tomentosa</td> <td>Viltroos</td> </tr> </table> ==Soortbeschrijvingen== ===Eenstijlige meidoorn=== <span class="term">Crataegus monogyna</span> ====Kwetsbaar==== In Zeeland is van de meidoorns alleen de eenstijlige meidoorn als wilde meidoornsoort vastgesteld. De meidoorns zijn door de overstromingen op grote schaal in aantal verminderd. Nabij Goes (Nisse, de Goesse poel) is een laatste restant van een groot heggenlandschap met meidoorns en diverse andere houtige gewassen. Opmerkelijk zijn een paar fraaie gevlochten heggen in Zeeuws-Vlaanderen. De meidoorn is al van ca. 9000 jaar geleden in ons land bekend. ====Aanbevelingen==== Ofschoon de eenstijlige meidoorn niet direct bedreigd is, is de wilde meidoorn kwetsbaar. Meidoorns zijn lichtminners die bij donker wordende milieus in bossen en struwelen in de knel komen. Aanplant van inheemse, maar niet-autochtone meidoorns zijn bedreigend voor de Zeeuwse meidoorns. Extra aandacht voor de zeldzame vlechtheggen in Zeeuws-Vlaanderen is extra aan te bevelen. Meidoorns in heggen en houtsingels adequaat snoeien. Intensieve snoei is cultuurhistorisch van belang. Uitgegroeide bloeiende en vruchtdragende meidoorns zijn ecologisch waardevol. Een gevarieerd en cyclisch beheer heeft de voorkeur zodat er verschillende stadia naast elkaar voorkomen. Vergroting van kleine populaties is vaak noodzakelijk, bij voorkeur door natuurlijke verjonging. ===Wilde kardinaalsmuts=== <span class="term">Euonymus europaeus</span> ====Kwetsbaar==== De wilde kardinaalsmuts is vrij algemeen in het kustgebied (duinen) en de leem- en kleibodems van de rivier- en beekdalen. Het is een soort van bosranden, struwelen en heggen. Er zijn weinig archeobotanische vondsten, pas vanaf 1000 v. Chr., maar aangenomen wordt dat de soort al heel lang aanwezig was. De soort komt vrij zeldzaam in de duinstrook van Zeeland voor en op een enkele plek in heggen zoals die van de Goesse Poel. Door talrijke aanplant van niet-autochtoon plantmateriaal wordt wilde kardinaalsmuts in toenemende mate genetisch bedreigd. De spinselmot lijkt kardinaalsmutsen soms te schaden, maar zelfs na intensieve vraat blijkt de struik steeds weer volop bladeren te vormen. ====Aanbevelingen==== Voor de wilde kardinaalsmuts in heggen geldt een adequaat snoeibeheer. Intensieve snoei is cultuurhistorisch van belang. Uitgegroeide bloeiende en vruchtdragende struiken zijn ecologisch waardevol. Een gevarieerd en cyclisch beheer heeft de voorkeur zodat er verschillende stadia naast elkaar voorkomen. Wilde kardinaalsmutsen in bossen dienen vrijgesteld te worden zodat de groeiplaats licht genoeg blijft. Waar de soort voorkomt is natuurlijke verjonging meestal geen probleem. ===Beuk=== <span class="term">Fagus sylvatica</span> ====Ernstig bedreigd==== Of de wilde beuk nog voorkomt in Zeeland is niet zeker. Vermoedelijk heeft de soort de tijd overleefd in oude heggen zoals die van Berkenbosch op Walcheren. Die dateert waarschijnlijk uit de 18e of late 17e eeuw. De beuk komt vanaf ca. 1000 v. Chr. voor in de Lage Landen. ====Aanbevelingen==== De mogelijk laatste groeiplaats van de wilde beuk op Walcheren is een uitgegroeide vlechtheg, die grote waardering oogst bij het wandelend publiek. Belangrijk is om de oude snoeivorm zoveel mogelijk in stand te houden, zonder de heg op de oorspronkelijke snoeihoogte terug te brengen. Inboet zou met hetzelfde genetische materiaal vanuit de bestaande oude heg opgekweekt moeten worden. ===Gewone es=== <span class="term">Fraxinus excelsior</span> ====Bedreigd==== De gewone es is tenminste vanaf 6000 v. Chr. in ons land. Al in de prehistorie wist men de kwaliteit van het buigzame hout te waarderen. De es was vanouds belangrijk als veevoederboom. Wilde essen komen vooral voor als hakhoutcultuur. De es is een boom van de rijkere en vochthoudende bodems. De es komt verspreid voor in het heggenlandschap van de Goesse Poel en in een enkel bosje in Zeeuw-Vlaanderen en wordt bedreigd door de essentaksterfte. ====Aanbevelingen==== De es wordt in het afgelopen decennium sterk bedreigd door de essentak-sterfte, een schimmelziekte. Ook de wilde essen in de Genenbank hebben sterk te lijden onder de ziekte. Onderzoek naar mogelijke resistentie door het Centrum Genetische Bronnen Nederland is gaande. Wilde essenlocaties staan sowieso onder druk door de achteruitgang van bosranden en houtwallen. Aan te bevelen is om ondanks de essentak-sterfte niet te snel over te gaan tot kap en te bezien hoe de essen reageren. Ook vanwege de rijkdom aan cultuurhistorie is het van belang om de essen zolang mogelijk te laten staan om studie van historische beheervormen te bestuderen en vast te leggen. De mogelijk minder gevoelige of resistente wilde essen dienen zo goed mogelijk behouden te worden. ===Zwarte populier=== <span class="term">Populus nigra</span> ====Bedreigd==== Of de wilde zwarte populier nog voorkomt in Zeeland is een onderwerp van discussie. Bij Vrouwenpolder staan enkele groepen van enorme, meerstammige, uitgegroeide zwarte populieren. Omdat zwarte populieren in het verleden middels stekken lokaal werden vermeerderd en aangeplant is de kans op genetisch wilde populieren hier niet uit te sluiten. In ieder geval maken de grillige en grote stammengroepen een grote indruk. ====Aanbevelingen==== Belangrijk is om de bestaande zwarte populieren goed in beeld te houden en te sparen bij beheermaatregelen in de duinen. ===Zwarte bes=== <span class="term">Ribes nigrum</span> ====Kwetsbaar tot bedreigd==== Wilde zwarte bes is landelijk zeldzaam, maar kan plaatselijk in broekbossen in grote populaties optreden. In Zeeland komt de zwarte bes alleen in de duinen van Schouwen-Duiveland voor. ====Aanbevelingen==== Vanwege de kleine populatie is de zwarte bes in Zeeland kwetsbaar. Vooral verdroging is een factor. Plaatselijk is vrijstelling en vergroting van kleine populaties van belang, bij voorkeur door natuurlijke verjonging. ===Wilde rozen=== <span class="term">Rosa ssp.</span> Veel wilde rozensoorten zijn ernstig bedreigd. Over het soortbegrip van de wilde rozen is veel discussie. Dat heeft alles te maken met de ingewikkelde genetica van de rozen. Een aantal soorten wilde rozen zal al kort na de IJstijd onze streken bereikt hebben, tenminste vanaf 8000 v. Chr. Diverse rozentaxa kunnen waarschijnlijk als gestabiliseerde hybriden worden opgevat. Veel inheemse rozen met wilde populaties maken deel uit van de duinstruwelen. Enkele ervan zijn talrijk zoals de hondsroos, de heggenroos en de beklierde hondsroos. Ernstig bedreigd zijn: behaarde struweelroos (<span class="term">Rosa caesia</span>), kleinbloemige roos (<span class="term">Rosa micrantha</span>), kale struweelroos (<span class="term">Rosa dumalis</span>) en berijpte viltroos (<span class="term">Rosa sherardii</span>). Daarnaast zijn er gestabiliseerde hybriden: schijnkraagroos (<span class="term">Rosa x inodora</span>), schijnheggenroos (<span class="term">Rosa x subcollina</span>) en schijnhondsroos (<span class="term">Rosa x subcanina</span>). ====Bedreigd==== Viltroos (<span class="term">Rosa tomentosa</span>) ====Kwetsbaar==== Beklierde heggenroos (<span class="term">Rosa tomentella</span>) en schijnegelantier (<span class="term">Rosa x gremlii</span>) De positie van de egelantier (<span class="term">Rosa rubiginosa</span>), is onduidelijk omdat die in het verleden ook zijn aangeplant. De hybride van de stijlroos en de hondsroos (<span class="term">Rosa x andegavensis</span>) is op één plek aangetroffen. Omdat dit taxon ook in de Vlaamse kustgebieden is aangetroffen is de autochtoniteit niet uit te sluiten. ====Aanbevelingen==== Rozen zijn lichtminners die bij donker wordende milieus in bossen en struwelen in de knel komen. Natuurontwikkelingsprojecten, die soms rigoureus worden uitgevoerd om stuivend duin te bevorderen, kunnen zowel gunstig als ongunstig zijn afhankelijk van de mate waarin er rekening met de rozen wordt gehouden. Het advies is om bij uitvoering van projecten alle aanwezige rozen te sparen zodat er geen groeiplaatsen van zeldzame rozensoorten verloren gaan. Bosrandprojecten leiden vaak tot verslechtering van rozengroeiplaatsen. Een goede registratie van rozengroeiplaatsen en integratie en behoud ervan bij het beheer is hier geboden. ---- <blockquote class="templatetekst"><div class="tekst">Tekst: Lodewijk van Kemenade en Bert Maes. Meer informatie: [https://www.wildebomen.nl wildebomen.nl].</div> </blockquote>  
==Inheemse soorten met wilde populaties in Zuid-Holland== Zuid-Holland behoort tot de bosarme provincies. Maar de duinbossen en soortenrijke duinstruwelen behoren tot de internationaal waardevolle vegetaties met houtige gewassen. Smalle unieke duinbosstroken zien we op de binnenduinrand met soms steile hellingen met het grillige hakhout van zomereiken en zeldzamer het beukenhakhout van Oostvoorne (Mildenburg) en Voorlinden bij Wassenaar. De duinstruwelen kunnen als internationaal van belang worden beschouwd met grote populaties van o.a. duindoorn, eenstijlige meidoorn, wilde liguster, wilde kardinaalsmuts, wegedoorn, zuurbes, schijnkraagroos, schijnegelantier en duinroos. Van de ooit uitgestrekte moerasbossen van het huidige veenweidegebied is met de middeleeuwse ontginningen niets meer overgebleven. Wel bleef autochtoon genenmateriaal bewaard in de oude gerief- en pestbosjes, de kooibossen en de houtwallen op de dijktaluds. We noemen de Ruige Kade van Leiderdorp, de Weipoortscheweg van Zoeterwoude, het Kooibos van de eendenkooi van Delfgauw (Pijnacker) en enkele jongere geriefbosjes in de 17e-eeuwse droogleggingen zoals de Zoetermeerse polder bij Zoetermeer. Vermeldenswaard zijn de moerasbosstroken van de Lageveense Polder en bij Leeuwenhorst bij Noordwijk en Lisse. Belangrijke wilgenpopulaties komen in de Biesbosch bij Dordrecht voor. ==Attentielijst== <table class="klein"> <tr> <th>Wetenschappelijke naam</th> <th>Nederlandse naam</th> </tr> <tr> <td>Berberis vulgaris</td> <td>Zuurbes</td> </tr> <tr> <td>Crataegus laevigata</td> <td>Tweestijlige meidoorn</td> </tr> <tr> <td>Fagus sylvatica</td> <td>Beuk</td> </tr> <tr> <td>Populus nigra</td> <td>Zwarte populier</td> </tr> <tr> <td>Prunus padus</td> <td>Gewone vogelkers</td> </tr> <tr> <td>Rhamnus cathartica</td> <td>Wegedoorn</td> </tr> <tr> <td>Ribes nigrum</td> <td>Zwarte bes</td> </tr> <tr> <td>Rosa caesia</td> <td>Behaarde struweelroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa x gremlii</td> <td>Schijnegelantier</td> </tr> <tr> <td>Rosa elliptica</td> <td>Wigbladige roos</td> </tr> <tr> <td>Rosa x inodora</td> <td>Schijnkraagroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa micrantha</td> <td>Kleinbloemige roos</td> </tr> <tr> <td>Rosa rubiginosa</td> <td>Egelantier</td> </tr> <tr> <td>Rosa spinosissima</td> <td>Duinroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa x subcanina</td> <td>Schijnhondsroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa x subcollina</td> <td>Schijnheggenroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa x suberectiformis</td> <td>Schijnviltroos</td> </tr> <tr> <td>Rosa vosagiaca</td> <td>Kale struweelroos</td> </tr> <tr> <td>Salix purpurea</td> <td>Bittere wilg</td> </tr> <tr> <td>Viburnum opulus</td> <td>Gelderse roos</td> </tr> </table> ==Soortbeschrijvingen== ===Zuurbes=== <span class="term">Berberis vulgaris</span> ====Gevoelig==== Zuurbes is zeldzaam behalve op enkele plaatsen in kalkhoudende kustduinen. Van de zuurbes zijn tot nu toe stuifmeelvondsten bekend uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen, en is een stekel herkend in een monster uit het Neolithicum uit Warmond. De soort is vooral achteruitgegaan vanwege bestrijding in verband met de graanroest. Mooie populaties zien we in de oudere duinstruwelen, zoals bij Meijendel. ====Aanbevelingen==== Bescherming van de groeiplaatsen in de duinen en vergroting van de populaties in situ, bij voorkeur door natuurlijke verjonging. ===Tweestijlige meidoorn=== <span class="term">Crataegus laevigata</span> ====Kwetsbaar==== Meidoorns hebben de tijd overleefd in oude heggen, houtwallen en struwelen. Ook komen wilde meidoorns voor in de struiklaag van lichte bossen en bosranden. De tweestijlige meidoorn kan lichte schaduw verdragen en is meer een bossoort. De tweestijlige meidoorn is een soort van leemhoudende bodems in rivier- en beekdalen. In Zuid-Holland groeit een kleine populatie langs de Nieuwe Merwede. ====Aanbevelingen==== Meidoorns in heggen en houtsingels adequaat snoeien. Intensieve snoei is cultuurhistorisch van belang. Uitgegroeide bloeiende en vruchtdragende meidoorns zijn ecologisch waardevol. Een gevarieerd en cyclisch beheer heeft de voorkeur zodat er verschillende stadia naast elkaar voorkomen. In bossen dienen meidoorns vrijgesteld te worden zodat de groeiplaats licht genoeg blijft. Vergroting van kleine populaties is vaak noodzakelijk, bij voorkeur door natuurlijke verjonging. Met het juiste beheer is dit zeker haalbaar voor meidoorns. Meidoornstruwelen hebben weinig beheer nodig, maar daar waar er bomen doorheen gaan groeien, dienen de meidoorns vrijgesteld te worden zodat de groeiplaats licht genoeg blijft. ===Beuk=== <span class="term">Fagus sylvatica</span> ====Kwetsbaar==== De wilde beuk is landelijk een zeldzame boom, die alleen op de Veluwe en op de plateau’s van Zuid-Limburgs wat algemener is. In Zuid-Holland komen bijzonder beukenpopulaties voor op de steile binnenduinranden in de vorm van grillige oude hakhoutstoven. We zien ze op Oostvoorne en bij Wassenaar. ====Aanbevelingen==== De zeldzaamheid van de wilde beuk vraagt om een adequaat beheerprogramma voor deze boomsoort. De beuk komt voornamelijk voor als doorgegroeid hakhout en spaartelgen tussen doorgegroeid hakhout van zomereik met soms verspreide struiksoorten van het duinstruweel zoals wilde kardinaalsmuts. Veelal staan er ook esdoorns tussen die zich sterk uitzaaien en bestreden moeten worden. Hier ligt een taak om creatieve oplossingen te zoeken voor behoud van de inheemse boomsoorten, waarbij de eiken het meest kwetsbaar zijn. Toch verjongt de beuk zich niet altijd door gebrek aan open plekken in het bos. Soms wordt hakhoutbeheer weer gestart. Doordat de stammen inmiddels te dik zijn, loopt de stoof dan meestal niet meer uit en sterft de boom. Van belang is om bij aanplant van beuken in de nabijheid van oude opstanden autochtoon plantgoed toe te passen. ===Zwarte populier=== <span class="term">Populus nigra</span> ====Ernstig bedreigd==== Waarschijnlijk is de zwarte populier al heel lang een inheemse soort in het rivierengebied en langs de grotere beken. Zekere archeobotanische vondsten zijn tot nu toe echter niet bekend. Reden is dat het stuifmeel, hout en zaden niet zijn te onderscheiden van de ratelpopulier. In Zuid-Holland komt de autochtone zwarte populier in de Dordtse Biesbosch voor, veelal met forse exemplaren. In de duinen en de aansluitende polders zijn in het verleden plaatselijk veel zwarte populieren aangeplant. Genetisch onderzoek moet uitwijzen of daarbij wilde herkomsten zijn benut. Zwarte populieren werden meestal vanuit stekken vermeerderde en komen daardoor als klonale groepen in regio’s voor. ====Aanbevelingen==== De zwarte populier is bijzonder zeldzaam, terwijl de genetische variatie beperkt is en deelpopulaties veelal klonaal zijn. De soort gaat achteruit door wegvallen van oudere bomen en vraat van bevers, zoals in de Biesbosch. Vraat van bevers kan eenvoudig worden voorkomen door de boomstammen met gaas te omgeven. Door natuurontwikkeling neemt de zwarte populier anderzijds ook toe. De genetische kwaliteit van de verjonging is echter niet optimaal, er is sprake van beperkte vermenging met genetisch materiaal van Noord- Amerikaanse populieren. Bescherming van de groeiplaatsen blijft van belang. ===Gewone vogelkers=== <span class="term">Prunus padus</span> ====Bedreigd==== In de beekdalen van pleistoceen Nederland en de flanken van de stuwwallen is de gewone vogelkers niet zeldzaam. Gewone vogelkers kan gemakkelijk verward worden met de Virginische vogelkers die vooral in het kustgebied, ook in Zuid-Holland, veel wordt aangeplant. Wilde gewone vogelkersen zien we vooral in de polderbossen bij Lisse en Noordwijk zoals in de Lageveense Polder. Vondsten van vogelkerspitjes met de karakteristieke lijnenstructuur wijzen erop dat de soort tenminste sinds 5000 v. Chr. in Zuid-Holland voorkomt. ====Aanbevelingen==== Ofschoon de gewone vogelkers landelijk niet zeldzaam is, is behoud van de groeiplaatsen in Zuid-Holland aanbevolen. Goede voorbeelden van het elzen-vogelkersbos zijn door verdroging achteruitgegaan. Ook door aanplant van er op gelijkende siervogelkersen wordt de soort bedreigd. Aanbevolen wordt om in natuurgebieden en waardevolle landschappen alleen autochtone herkomsten aan te planten. ===Wegedoorn=== <span class="term">Rhamnus cathartica</span> ====Ernstig bedreigd==== De wegedoorn komt op vrij veel plaatsen voor in het land, maar voornamelijk in kleine tot zeer kleine aantallen. Uitzondering zijn de kalkrijke kustduinen, zoals bij Wassenaar, waar de wegedoorn grotere populaties vormt. Wegedoorn is vanaf ca. 6500 v. Chr. vastgesteld door archeobotanici. Het hout werd voor allerlei doeleinden benut. ====Aanbevelingen==== Vanwege de kleine populaties is wegedoorn op diverse groeiplaatsen kwetsbaar. Als lichtminnende soort is vrijstelling en vergroting van kleine populaties van belang, bij voorkeur door natuurlijke verjonging. De wegedoorn is in de Zuid-Hollandse duinen een belangrijk soort van de rijke duinstruwelen. Vooral bij de rigoureuze duinomvormingen naar stuifzanden is het raadzaam de soortenrijke struwelen met de wegedoorns te behouden en te beheren. ===Zwarte bes=== <span class="term">Ribes nigrum</span> ====Kwetsbaar tot bedreigd==== Wilde zwarte bes is landelijk zeldzaam, maar kan plaatselijk in broekbossen in grote populaties optreden. In Zuid-Holland zien we de soort vooral in de polderbossen bij Lisse en Noordwijk zoals in de Lageveense Polder en schaars in kleine polderbosjes en polderkades. De soort is archeobotanisch in Zuid-Holland vastgesteld vanaf tenminste 7000 jaar geleden. ====Aanbevelingen==== Vanwege de kleine populaties is de zwarte bes op diverse groeiplaatsen kwetsbaar. Vooral verdroging is een factor. Plaatselijk is vrijstelling en vergroting van kleine populaties van belang, bij voorkeur door natuurlijke verjonging. ===Wilde rozen=== <span class="term">Rosa</span> ssp. Veel wilde rozensoorten zijn ernstig bedreigd. Over het soortsbegrip van de wilde rozen is veel discussie. Dat heeft alles te maken met de ingewikkelde genetica van de rozen, het voorkomen van hybridisatie en zelfbevruchting waarbij klonale groepen ontstaan en variatie binnen de soort zelf. Een aantal soorten wilde rozen zal al kort na de IJstijd onze streken bereikt hebben, tenminste vanaf 8000 v. Chr. Diverse rozentaxa kunnen waarschijnlijk als gestabiliseerde hybriden worden opgevat. Veel inheemse rozen met wilde populaties maken deel uit van de duinstruwelen. Enkele ervan zijn talrijk zoals de hondsroos, de heggenroos, de beklierde hondsroos en de beklierde heggenroos. Minder talrijk is de schijnegelantier. ====Ernstig bedreigd==== Kale struweelroos (<span class="term">Rosa vosagiaca</span>), behaarde struweelroos (<span class="term">Rosa caesia</span>), kleinbloemige roos (<span class="term">Rosa micrantha</span>). Daarnaast zijn er gestabiliseerde hybriden: schijnkraagroos (<span class="term">Rosa x inodora</span>), wigbladige roos (<span class="term">Rosa elliptica</span>), schijnheggenroos (<span class="term">Rosa x subcollina</span>), schijnhondsroos (<span class="term">Rosa x subcanina</span>) en schijnviltroos (<span class="term">Rosa x suberectiformis</span>). ====Kwetsbaar==== Schijnegelantier (<span class="term">Rosa x gremlii) De positie van de Duinroos (<span class="term">Rosa spinosissima</span>) en de egelantier (<span class="term">Rosa rubiginosa</span>), is onduidelijk omdat die in het verleden ook zijn aangeplant. ====Aanbevelingen==== Rozen zijn lichtminners die bij donker wordende milieus in bossen en struwelen in de knel komen. Natuurontwikkelingsprojecten, die soms rigoureus worden uitgevoerd om stuivend duin te bevorderen, kunnen zowel gunstig als ongunstig zijn afhankelijk van de mate waarin er rekening met de rozen wordt gehouden. Bosrandprojecten leiden vaak tot verslechtering van rozengroeiplaatsen. Een goede registratie van rozengroeiplaatsen en integratie ervan bij het beheer is hier geboden. ===Wilgen=== <span class="term">Salix</span> ssp. Wilgen worden al eeuwenlang gekweekt en aangeplant voor velerlei doeleinden. Dat heeft vele hybriden en cultivars opgeleverd met eigen kwaliteiten met name voor de griendteelt. Wilgenhout is waardevol voor manden, visfuiken, wannen, bindmateriaal, zinkstukken, hoepels, klompen, huizenbouw enz. Wilgen zijn ook belangrijke nectarplanten voor bijen en de bladeren en twijgen waren ooit belangrijk veevoer. Wilgenhout is vanaf 5500 v.Chr. aangetoond, maar ongetwijfeld waren er al ver daarvoor wilgensoorten aanwezig. Nu de griendteelt zijn economisch belang nagenoeg heeft verloren groeien de voormalige grienden uit tot bossen en bosjes. In de Biesbosch werden recent bij een inventarisatie maar liefst ruim 50 taxa vastgesteld. ===Bittere wilg=== <span class="term">Salix purpurea</span> subsp. <span class="term">lambertiana</span> ====Ernstig bedreigd==== De bittere wilg is een soort van het rivierenmilieu, maar is als wild taxon zeer zeldzaam. In Zuid-Holland is de wilde bittere wilg (subsp. <span class="term">lambertiana</span>) in de Biesbosch aangetroffen. ====Aanbevelingen==== Een goede registratie van de groeiplaatsen en integratie ervan bij het beheer is hier geboden. ===Gelderse roos=== <span class="term">Viburnum opulus</span> ====Bedreigd==== De Gelderse roos is een algemene soort op vochtige plaatsen, met uitzondering van arme zand- en veenbodems. In Zuid-Holland is de wilde Gelderse roos zeldzaam en komt in kleine populaties voor op o.a. Oost-Voorne en in de Biesbosch. Gelderse roos is vanaf het 8e millennium v.Chr. bekend. ====Aanbevelingen==== Gelderse roos wordt vooral bedreigd door de vele aanplant van niet wilde herkomsten. Aanbevolen wordt om in natuurgebieden en waardevolle landschappen alleen autochtone herkomsten aan te planten. ---- <blockquote class="templatetekst"><div class="tekst">Tekst: Lodewijk van Kemenade en Bert Maes. Meer informatie: [https://www.wildebomen.nl wildebomen.nl].</div> </blockquote>  
==Wat is authenticiteit?== Volgens [https://public.ccsds.org/pubs/650x0m2.pdf OAIS is authenticiteit]: “The degree to which a person (or system) regards an object as what it is purported to be. Authenticity is judged on the basis of evidence”. Organisaties kunnen het concept authenticiteit vanuit verschillende invalshoeken benaderen. Archieven kunnen bijvoorbeeld een andere aanpak hebben dan bibliotheken, omdat hun mandaat verschillend is. ==Met welke maatregelen kun je vaststellen of een digitaal object authentiek is?== Volgens [https://www.alliancepermanentaccess.org/wp-content/uploads/sites/7/downloads/2014/06/APARSEN-REP-D24_1-01-2_5_incURN.pdf D24.1 Report on Authenticity and Plan for Interoperable Authenticity Evaluation System], geschreven door het APARSEN project, kan het vaststellen van authenticiteit op technische en niet-technische wijze worden aangepakt. Een combinatie van beide aanpakken is gebruikelijk. Niet-technische maatregelen bestaan bijvoorbeeld uit het checken van de identiteit van de producent van het digitale object dat moet worden bewaard. Technische maatregelen zijn bijvoorbeeld checks van de bit integriteit en het vastleggen van herkomstinformatie. ==Welke kennis is er binnen de organisatie nodig?== * Kennis van manieren om de authenticiteit van een object te bepalen; * Kennis van het documenteren van de eigenschappen van het originele object. ==Wie spelen er binnen en buiten de organisatie welke rol?== ===Management=== Stelt de definitie van authenticiteit vast en stelt vast hoe het oorspronkelijke binnengehaalde object authentiek wordt gehouden. ===Consument/Doelgroep=== Kan vertrouwen op de authenticiteit van het materiaal en kan zo nodig beschikken over informatie die de authenticiteit verder onderbouwd. ===Collectiebeheerder=== * Adviseert het management over de collectieonderdelen die bewaard moeten worden; * Moet zeker weten dat het juiste materiaal wordt binnengehaald. ===Producent/Depotgever=== * Moet erop kunnen vertrouwen dat het digitale materiaal behoorlijk wordt gepreserveerd en op lange termijn toegankelijk zal zijn. Hij of zij wordt bewust gemaakt dat een ordelijke overdracht – voorzien van de nodige metadata – van belang is om de authenticiteit van het digitale materiaal te waarborgen. ===Informatiemanager=== * Moet beslissen over beleid voor functionele preservering; * Moet beslissen over functionele preserveringsstrategieën. ===Overige rollen=== ''Operationeel Manager, Functioneel Beheerder, System Architect, Technology Operator, Solution Provider, Technisch manager'' * Is verantwoordelijk voor het bieden van technische oplossingen voor functionele preservering. ==Wat is het risico als we niet vastleggen wat onze definitie van authenticiteit is?== Authenticiteit wordt vastgesteld op basis van bewijs. Zonder een scherpe definitie, wordt het lastig om de benodigde authenticiteitschecks in te bouwen. Dat kan vervolgens weer leiden tot verlies aan vertrouwen, o.a. bij de doelgroepen. De potentiële gebruiker van de collectie in het digitaal archief moet namelijk de authenticiteit van digitale objecten kunnen bepalen en de eigenaar van het digitaal archief voorziet in de bewijslast. Als een organisatie niet weet of haar objecten authentiek zijn, dan kunnen haar doelgroepen dat ook niet vaststellen. Daarmee loopt niet alleen de digitale collectie maar ook de reputatie van de organisatie gevaar. ==Welke vragen kunnen wij onszelf stellen?== * Hoe overtuig je je gebruikers dat de gepreserveerde objecten authentiek, integer en betrouwbaar zijn? * Welke informatie met betrekking tot het digitale object hebben de doelgroepen nodig om de authenticiteit van digitale objecten vast te kunnen stellen? * Heeft onze organisatie de cruciale elementen geïdentificeerd en beschreven waarmee authenticiteit voor de doelgroepen kunnen worden vastgesteld? ===Hoe verwoorden andere instellingen authenticiteit van een digitaal object?=== <div class="kader klein"> ====Beeld en Geluid==== To guarantee authenticity in the context of preservation policy, three conditions must be complied with: # The object is what it purports to be. A quality analysis is carried out on the object to demonstrate this fact. # The object has not been altered unintentionally or without authorization. For this purpose the lifecycle of the object is recorded. # The object is usable, can be played out and has significance to the user. For this purpose the essential properties of the object are preserved. [https://publications.beeldengeluid.nl/pub/679/ Digital Preservation Sound and Vision: Policy, Standards and Procedures] </div> <div class="kader klein"> ====Nationaal Archief==== Het Nationaal Archief garandeert de authenticiteit van de digitale informatie vanaf het moment van opname. Authenticiteit bestaat uit 3 essentiële karakteristieken: * betrouwbaarheid * integriteit * bruikbaarheid waarbij bruikbaarheid wordt gedefinieerd als “logische preservation en een voorziening van noodzakelijke metadata voor locatie, retrieve en interpretatie.” [https://www.nationaalarchief.nl/archiveren/kennisbank/preservation-policy Preservation Policy Nationaal Archief] </div> <div class="klein"> [[Bestand:NDE logo.png|link=https://netwerkdigitaalerfgoed.nl|140px|rechts|thumb||alt=logo van Netwerk Digigaal Erfgoed]]Deze wegwijzer is ontwikkeld binnen het Netwerk Digitaal Erfgoed (NDE) en wordt beheerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De illustraties zijn gemaakt door Jørgen Stamp voor [https://digitalbevaring.dk/ digitalbevaring.dk], tenzij anders vermeld. </div>  
==Wat verstaan we onder betrouwbaarheid?== Betrouwbaarheid (eng: Trustworthiness) kan als volgt ontleed worden: # Aan de bron op basis van de competenties van de maker en de controle tijdens creatie (vertrouwen/eng: reliability); # Tijdens vastlegging en transmissie op basis van procescontrole (precisie/eng: accuracy); # Na verloop van tijd op basis van identiteit (eng: identity) en integriteit (eng: integrity): het object is wat het zegt te zijn, zonder onbedoelde verandering. ==Wat is het risico als we verzuimen om vast te leggen hoe we de betrouwbaarheid willen vaststellen?== Een gebrek aan procedures voor het vaststellen van de betrouwbaarheid van een digitaal object, kan leiden tot het verlies van vertrouwen in de gepreserveerde objecten. ==Welke vragen kunnen wij onszelf stellen?== * Welke informatie over het digitale object heeft de doelgroep nodig om de betrouwbaarheid van het object vast te stellen? * Hoe overtuig je je gebruikers dat de gepreserveerde objecten betrouwbaar zijn? ===Hoe verwoorden andere instellingen betrouwbaarheid vaststellen?=== <div class="kader klein"> ====Koninklijke bibliotheek==== "''De definitie van het begrip ‘betrouwbaar’ is dus ook direct verbonden met de invulling van de begrippen integriteit en authenticiteit zoals hierboven beschreven. Integriteit en authenticiteit zijn daarmee randvoorwaardelijk voor duurzame toegankelijkheid.''" [https://www.kb.nl/sites/default/files/docs/preserveringsplan_2019-2022.pdf Preserveringsplan Koninklijke Bibliotheek] </div> <div class="kader klein"> ====Nationaal Archief==== Betrouwbaarheid: transparante en volledig gedocumenteerde preservationstrategieën en een voorziening van benodigde metadata om inhoud, context en herkomst van informatie te beschrijven. [https://www.nationaalarchief.nl/archiveren/kennisbank/preservation-policy Preservation Policy Nationaal Archief] </div> <div class="kader klein"> ====Parlimentary Archives, UK==== In this Policy, reliability is ensured through the operation of transparent and fully documented preservation strategies, and the provision of the metadata required to describe the content, context and provenance of the record. All preservation strategies will be fully documented via metadata and documentation that will be saved in the repository. The record must be a full and accurate representation of the business activity to which it attests. This requires the establishment of trust in the record keeping and archival processes used to manage the record throughout its lifecycle, and the continued ability to place the record within its operational context. [https://www.parliament.uk/documents/upload/digitalpreservationpolicy1.0.pdf A digital preservation policy for parliament (2009)] </div> <div class="klein"> [[Bestand:NDE logo.png|link=https://netwerkdigitaalerfgoed.nl|140px|rechts|thumb||alt=logo van Netwerk Digigaal Erfgoed]]Deze wegwijzer is ontwikkeld binnen het Netwerk Digitaal Erfgoed (NDE) en wordt beheerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De illustraties zijn gemaakt door Jørgen Stamp voor [https://digitalbevaring.dk/ digitalbevaring.dk], tenzij anders vermeld. </div>  
==Wat verstaan we onder herkomst?== Door het zorgvuldig documenten van de levenscyclus van een digitaal object (provenance trail) wordt inzichtelijk welke veranderingen het digitaal object heeft ondergaan en wie deze wijzigingen heeft uitgevoerd. Volgens [https://www.loc.gov/standards/premis/v2/premis-2-2.pdf Premis 2.2] is herkomst (provenance) “Documentation of processes in a Digital Object’s life cycle. Digital Provenance typically describes Agents responsible for the custody and stewardship of Digital Objects, key Events that occur over the course of the Digital Object’s life cycle, and other information associated with the Digital Object’s creation, management, and preservation”. Volgens het [https://public.ccsds.org/pubs/650x0m2.pdf OAIS model] is “Provenance information: The information that documents the history of the Content Information. This information tells the origin or source of the Content Information, any changes that may have taken place since it was originated, and who has had custody of it since it was originated. The Archive is responsible for creating and preserving Provenance. Information from the point of Ingest; however, earlier Provenance Information should be provided by the Producer. Provenance Information adds to the evidence to support Authenticity”. De manier waarop de herkomst wordt vastgesteld, wijkt af voor verschillende typen digitale objecten en verschillende doelgroepen, bijvoorbeeld: * Onderzoeksdata zonder informatie over de gebruikte software, het analyseproces, relevante publicaties en een link naar de ruwe data kan voor een onderzoeker de authenticiteit ondermijnen. * Gebrek aan informatie over de originele uitgever van een e-book kan het digitale object voor een literatuuronderzoeker waardeloos maken. * Voor bibliotheken met een wettelijke depottaak is het essentieel om het moment van aanlevering van digitale objecten door de uitgever vast te leggen. Herkomstinformatie wordt vaak omschreven in preserveringsmetadata. Zie het aandachtsgebied [[Metadata van digitale objecten]] en in het bijzonder de bouwstenen [[Metadata van digitale objecten - originele metadata|Originele metadata]] en [[Metadata van digitale objecten - preserverings metadata|Preserveringsmetadata]] voor een nadere uitwerking. Wat is het risico als verzuimen om vast te leggen hoe we de herkomst willen vaststellen? Een gebrek aan procedures voor het vaststellen van de herkomst van een digitaal object, kan leiden tot ontbrekende herkomstinformatie. Dit leidt vervolgens tot verlies van vertrouwen in de gepreserveerde objecten bij de doelgroepen. ==Welke vragen kunnen wij onszelf stellen?== * Hebben wij de doelgroep voor elke set digitale objecten geïdentificeerd? * Hebben wij de cruciale elementen geïdentificeerd en beschreven waarmee authenticiteit voor de doelgroepen kan worden vastgesteld? * Is het duidelijk hoe wij herkomst kunnen vastleggen? Waar moet de “provenance trail” bijvoorbeeld beginnen en hoe kan de herkomstinformatie gedurende de gehele levenscyclus worden onderhouden? ===Hoe verwoorden andere instellingen herkomst vaststellen?=== <div class="kader klein"> ====Beeld en geluid==== Recording all events in the lifecycle preserves the ‘chain of custody’ of each object, i.e. the details in the context within which the object is created, ingested, stored and used. These data form part of the category of provenance metadata within the ‘preservation metadata’. Together, these data form the evidence for the ‘credibility’ of an object as it has been maintained over time. These data describe where the object came from and who has processed and used it. Creating a record of this lifecycle is achieved by means of automatically generated metadata, triggered by events such as movements of the object. This information is subsequently added to the object. In this way, provenance metadata demonstrates that the object has not been unintentionally altered. Monitoring and recording all predefined steps in the lifecycle of each individual incoming object in preservation metadata both guarantees and demonstrates the authenticity of the object. As a consequence, the Digital Archive is able, at all times, to account for its actions to both its depositors and its users. In this way, the basic condition is met for being ‘trustworthy’. [https://publications.beeldengeluid.nl/pub/679/ Digital Preservation Sound and Vision: Policy, Standards and Procedures] </div> <div class="kader klein"> ====Dans==== De gepreserveerde en verspreide versies worden als authentiek beschouwd. Ze bevatten herkomstinformatie over alle wijzigingen die terugverwijst naar de originele gedeponeerde versie. [https://dans.knaw.nl/nl/over/organisatie-beleid/beleid-en-strategie/preservatie-plan-data-archiving-and-networked-services-dans Preserveringsplan van Data Archiving and Networked Services (DANS)] </div> <div class="kader klein"> ====Parlimentary Archives, UK==== Parliament will therefore ensure the authenticity of its electronic records through the following measures: .. '''Audit''': Maintaining a full audit trail of all preservation actions performed on a representation of a record. This ensures that the actions applied to that representation are documented in sufficient detail for present and future users to understand their nature and consequences. [https://www.parliament.uk/documents/upload/digitalpreservationpolicy1.0.pdf A digital preservation policy for parliament (2009)] </div> <div class="klein"> [[Bestand:NDE logo.png|link=https://netwerkdigitaalerfgoed.nl|140px|rechts|thumb||alt=logo van Netwerk Digigaal Erfgoed]]Deze wegwijzer is ontwikkeld binnen het Netwerk Digitaal Erfgoed (NDE) en wordt beheerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De illustraties zijn gemaakt door Jørgen Stamp voor [https://digitalbevaring.dk/ digitalbevaring.dk], tenzij anders vermeld. </div>  
==Met welke maatregelen kan een organisatie voorkomen dat een digitaal object (on)opzettelijk gewijzigd wordt?== Een digitaal archief moet een set aan maatregelen beschrijven die worden geïmplementeerd om het risico op informatieverlies te minimaliseren. De voorgestelde maatregelen liggen dicht tegen de operationele IT taken aan en zijn vaak al onderdeel van het werk in een digitaal archief, maar het duurzaamheidsbeleid maakt expliciet maken dat deze maatregelen zullen bijdragen aan de authenticiteit van de digitale objecten. Denk aan maatregelen zoals: ===Authenticatie=== Door middel van authenticatie kan worden gewaarborgd dat medewerkers opgeslagen data niet (onopzettelijk) kunnen wijzigen of (gedeeltelijk) verwijderen. ===Digitale handtekeningen=== Digitale handtekeningen kunnen dienst doen als integriteitsbewijs voor digitale bestanden. De digitale handtekening is echter enkel een controlemiddel en biedt geen bescherming tegen manipulaties. ===Encryptie=== Encryptie heeft als doel om de inhoud van een digitaal object te beschermen tijdens de transmissie van depotgever naar het digitale archief. ===Integriteitscheck=== Een integriteitscheck of fixity check is een manier om te verifiëren dat een digitaal object niet op ongedocumenteerde wijze is gewijzigd. Een dergelijke check levert een checksum op: een unieke numerieke handtekening die is afgeleid van een digitaal bestand. In het aandachtsgebied [[Bitpreservering]] staan diverse maatregelen om de bit integriteit te monitoren. ==Wat is het risico als we verzuimen om vast te leggen hoe we de integriteit willen vaststellen?== Een gebrek aan procedures voor het uitvoeren van integriteitschecks kan ongemerkt verlies van data veroorzaken. Een van de belangrijkste doelstellingen van organisaties die streven naar duurzame toegang, is dat de digitale objecten in het digitaal archief niet (on)opzettelijk kunnen worden gewijzigd. Met het uitvoeren van een integriteitscheck kun je aantonen of een digitaal object de originele sequentie van bits heeft behouden. Dergelijk bewijs voor de integriteit en authenticiteit van het digitale object is essentieel voor vertrouwen in het digitaal archief. Het duurzaamheidsbeleid moet expliciet maken dat deze maatregelen zullen bijdragen aan de authenticiteit van de digitale objecten. ==Welke vragen kunnen wij onszelf stellen?== * Gaan wij in gesprek met de producent of de leverancier van het digitale materiaal over gelijktijdig aan te leveren checksums, zodat deze na aanlevering van het digitale materiaal kunnen worden vergeleken? * Accepteert onze organisatie de aanlevering van digitaal materiaal zonder checksum? * Creëert ons digitaal archief zelf een checksum bij de ontvangst van digitale objecten? * Zijn er procedures geïmplementeerd om regelmatig de checksums te controleren? * Heeft ons digitaal archief procedures om met checksums om te gaan gedurende preserveringsacties? ===Hoe verwoorden andere instellingen integriteit vaststellen?=== <div class="kader klein"> ====Dans==== "''Is een dataset eenmaal gepubliceerd, dan kan uitsluitend DANS nog wijzigingen aanbrengen. Zo bewaakt zij de authenticiteit. Ook de stabiliteit van bestanden wordt gecontroleerd om te verifiëren dat er geen data zijn veranderd of beschadigd zijn geraakt.''" [https://dans.knaw.nl/nl/over/organisatie-beleid/beleid-en-strategie/preservatie-plan-data-archiving-and-networked-services-dans Preserveringsplan van Data Archiving and Networked Services (DANS)] </div> <div class="kader klein"> ====IISG==== Below the measures the IISG takes to guarantee the data integrity and authenticity are elaborated upon: Data integrity checks by the IISG: Fixity: When the archival donor delivers the digital collection in an Archival Bag (in which checksums are included) fixity is checked as soon as the bag reaches the institute. If not, the institute will create an archival bag with MD5 checksums after arrival which is then ingested. In that case any data corruption that took place before the bag reached the institute falls outside the responsibility of the institute. During the pre-ingest (resulting in a SIP) and ingest (resulting in an AIP and DIP) the checksums are validated by Archivematica. During the pre-ingest, Archivematica produces SHA-256 checksums for each of the files. After the creation of the AIP, Archivematica performs a bag check which includes a final fixity check. After the storage of the AIP the fixity is regularly checked by the IISG. The integrity of the bitstreams is guaranteed by the institute's data provider. An independent comparison by the system between metadata and hashed content is considered. [https://confluence.socialhistoryservices.org/display/CTS/Digital+Preservation+Policy+2019-2022 Digital Preservation Policy IISG] </div> <div class="kader klein"> ====Koningklijke bibliotheek==== "''Onder het begrip integriteit verstaan we de garantie dat objecten en collecties volledig zijn en dat wijzigingen gecontroleerd en gedocumenteerd verlopen. Er zijn meerdere niveau’s van integriteit die we controleren op basis van verschillende maatregelen.''" * Bit-integriteit * Versie-integriteit * IP-integriteit * Informatie-integriteit * Collectie-integriteit [https://www.kb.nl/sites/default/files/docs/preserveringsplan_2019-2022.pdf Preserveringsplan Koninklijke Bibliotheek] </div> <div class="kader klein"> ====Nationaal Archief==== Gedurende de opname is sprake van een aantal kwaliteitscontroles met betrekking tot de integriteit zoals hier genoemd: * Metadata Integrity check: er wordt nagegaan of alle content files zijn gespecificeerd in de metadata middels de correcte (relatieve) locatie * Content Integrity check: er wordt nagegaan of de content files zijn gespecificeerd in de metadata xml en dat dit consistent gebeurt. Door bovenstaande controles uit te voeren zorg je ervoor dat er geen content wordt opgenomen zonder metadata en er geen metadata wordt opgenomen zonder content. Een ander integriteitscontrole is de Fixity Check. De checksum voor elke content file wordt vergeleken met de originele checksum gespecificeerd in de metadata. Deze controle vindt na ingest periodiek plaats. Voor de ingest kan hij na elk transport (ftp, kopiëren, etc) ook worden gecontroleerd. [https://www.nationaalarchief.nl/archiveren/kennisbank/preservation-policy Preservation Policy Nationaal Archief] </div> <div class="kader klein"> ====Parlimentary Archives, UK==== "''The record must be maintained to ensure that it is complete, and protected against unauthorised or accidental alteration. In this Policy, integrity is ensured through the bitstream preservation function […], and through the provision of metadata to describe all authorised actions undertaken in the course of content and bitstream preservation.''" [https://www.parliament.uk/documents/upload/digitalpreservationpolicy1.0.pdf A digital preservation policy for parliament (2009)] </div> <div class="klein"> [[Bestand:NDE logo.png|link=https://netwerkdigitaalerfgoed.nl|140px|rechts|thumb||alt=logo van Netwerk Digigaal Erfgoed]]Deze wegwijzer is ontwikkeld binnen het Netwerk Digitaal Erfgoed (NDE) en wordt beheerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De illustraties zijn gemaakt door Jørgen Stamp voor [https://digitalbevaring.dk/ digitalbevaring.dk], tenzij anders vermeld. </div>  
<div class="attentie klein"> Voor de exacte locatie en begrenzing van dit archeologisch rijksmonument: volg de link naar het Monumentenregister rechts bovenaan deze kennisbankpagina, en klik vervolgens daar op het bijbehorende kaartje. </div> Een kasteel is een goed verdedigbaar wooncomplex met verschillende gebouwen, zoals torens, woonvleugels, een poortgebouw en kapel. De gebouwen zijn uitgevoerd in hout, natuur- of baksteen en hebben vaak weergangen, kantelen en schietgaten. Een kasteel is meestal omgeven door een of meer grachten en wallen met een ophaalbrug. Kastelen komen voor vanaf de middeleeuwen (ca. 1050 na Chr.). ==Vrijstellingsdiepte== 50 cm onder maaiveld. Bij dit rijksmonument liggen de archeologische resten dieper in de ondergrond waardoor er een vrijstellingsdiepte van 50 cm onder maaiveld van toepassing is. Wel is altijd een vergunning vereist voor: * bouwwerkzaamheden; * het aanbrengen van verhardingen; * ophogen, verlagen of egaliseren; * het wijzigen van het grondwaterpeil; * het dempen/uitdiepen van watergangen of depressies. ---- =='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Archeologisch rijksmonumentenpaspoort== <div class="attentie klein"> Nederland kent circa 1500 archeologische rijksmonumenten. Om eigenaren beter te informeren over 'hun' monument heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2023 per monument een [https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/archeologische-rijksmonumenten/archeologisch-rijksmonumentenpaspoort archeologisch rijksmonumentenpaspoort] uitgegeven. Het bevat informatie over locatie, ouderdom en het [[Archeologie - types complexen|type monument]], aangevuld met gegevens over [[Archeologische monumentenzorg|bescherming en zorgvuldig gebruik]]. Deze pagina is (deels) opgesteld en/of aangevuld op basis van dit paspoort. Het is een aanvulling op de [[Monumenten#rijksmonumentenregister|monumentgegevens in het Rijksmonumentenregister]]. </div> ----  +
B
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/519728|rijksmonumentencomplex 519728]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/519728|rijksmonumentencomplex 519728]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/519728|rijksmonumentencomplex 519728]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/519728|rijksmonumentencomplex 519728]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/519728|rijksmonumentencomplex 519728]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/519728|rijksmonumentencomplex 519728]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/519728|rijksmonumentencomplex 519728]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/519728|rijksmonumentencomplex 519728]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/519728|rijksmonumentencomplex 519728]]. </div>  +
==Geschiedenis en omschrijving== Het Kastelenlexicon, een database van het Kenniscentrum voor Kasteel en Buitenplaats (Nederlandse Kastelenstichting), bevat uitgebreide informatie over dit object. Zie de link naar het Kastelenlexicon onder het kopje Bronnen en verwijzingen.  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/519728|rijksmonumentencomplex 519728]]. </div>  +
==Besluit== Omschrijving van het besluit, toelichting en overige gegevens.  +
=='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Geschiedenis en omschrijving== Het Kastelenlexicon, een database van het Kenniscentrum voor Kasteel en Buitenplaats (Nederlandse Kastelenstichting), bevat uitgebreide informatie over dit object. Zie de link naar het Kastelenlexicon onder het kopje Bronnen en verwijzingen. ==Omgeving== Ten noorden van de hoofdburcht lag de omgrachte voorburcht. Deze is ten dele opgegraven, maar de fundamenten daarvan zijn niet gereconstrueerd.  +
=='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Geschiedenis en omschrijving== Het Kastelenlexicon, een database van het Kenniscentrum voor Kasteel en Buitenplaats (Nederlandse Kastelenstichting), bevat uitgebreide informatie over dit object. Zie de link naar het Kastelenlexicon onder het kopje Bronnen en verwijzingen.  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/526639|rijksmonumentencomplex 526639]]. </div>  +
==Geschiedenis en omschrijving== Het Kastelenlexicon, een database van het Kenniscentrum voor Kasteel en Buitenplaats (Nederlandse Kastelenstichting), bevat uitgebreide informatie over dit object. Zie de link naar het Kastelenlexicon onder het kopje Bronnen en verwijzingen.  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/526639|rijksmonumentencomplex 526639]]. </div>  +
==='"`UNIQ--h-0--QINU`"'Onderdeel van complex=== <div class="attentie klein"> Dit monument is onderdeel van [[Complexen/526639|rijksmonumentencomplex 526639]]. </div>  +

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 11 feb 2020 om 17:53.